Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 Juni '15. - No. 1983
terwijl daarentegen de uitgaven ad 560.47
millioen nog ruim 9'/3 millioen beneden de
raming bleven, zoodat het door buitenge
wone middelen, in casu door leening, te dek
ken tekort 333.78 millioen was in plaats van
de voorloopig vastgestelde 360.63 millioen.
Van de totale 560/47 millioen pd. st. uit
gaven waren 207.62 millioen gewone, de
resteerende 352.85 millioen echter door den
oorlog veroorzaakte kosten.
Aanvankelijk bleven deze binnen naar
verhouding matige grenzen, om daarna
echter gestadig en in steeds grootere mate
te stijgen.
In Augustus en September 1914, de beide
eerste oorlogsmaanden, bedroegen de uitga
ven voor leger en vloot ongeveer 40 millioen
pd. st., d.i. circa 5 millioen per week; in
het laatste kwartaal van dat jaar waren
Engelands oorlogskosten reeds tot 130 mil
lioen pd. st., d.i. ongeveer 10 millioen per
week gestegen en in het eerste kwartaal
van 1915 blijken ze een verdere rijzing en
wél tot 180 millioen, of ongeveer 14 millioen
per week, d.i. 2 millioen pd. st. per dag, te
hebben ondergaan.
Sedert zijn de oorlogskosten in nog meer
dere mate toegenomen als gevolg van de
operatie tot het forceeren van de Dardanellen
en het grooter aantal Britsche troepen op
het oorlogsterrein. En hoewel de
oorlogsbelastingen voor het met l April 11. begonnen
dienstjaar vermoedelijk een grootere op
brengst zullen geven dan in het voorafge
gane jaar^ zal de schuldenlast niettemin
aanmerkelijk toenemen.
Onder de uitgaven van 1914/15 werd voor
rente der staatsschuld 20H millioen pd. st.
uitgetrokken, waarbij te voegen de rente
van de oorlogsleening met 2.17 millioen,
welke post in het dienstjaar 1915/16 een be
langrijke verhooging zal ondergaan.
Uit welke bronnen de gewone ontvangsten
werden verkregen, die in 't geheel in 1913/14
198.24 millioen en in 1914/15 226.59 milioen
pd. st. hebben bedragen, blijkt, wat de voor
naamste takken van dienst betreft, uit de
navolgende opgave (in millioenen pd.st.):
1913/14 1914/15
invoerrechten 35.45 38.66
accijns 39.59 42.31
successie-rechten .... 27.36 28.38
inkomsten-belasting . . . 47.25 69.40
posterijen 30.80 29.65
ontvangsten uit
Suez-kanaalaand. en leeningen. . . 1.58 1.28
Daaruit blijkt, dat de invoerrechten niet
tegenstaande daaraan betrekkelijk weinig
artikelen zijn onderworpen, een voorname
bron van inkomsten zijn. Dit is eveneens
het geval met den accijns.
Op 31 Maart 1.1., het eind van het fiscale
jaar, bedroeg de muntvoorraad 83.45 millioen
pd. st., waarbij te voegen 36.50 millioen,
nog te ontvangen uit stortingen op de groote
oorlogsleening van 1914 en 15 millioen van
schatkistbiljetten, uitgegeven vór ultimo
Maart 11. In het geheel kon de regeering
toen dus over bijna 135 millioen pd. st.
. beschikken. Dit zou naar den maatstaf
van de oorlogsuitgaven gedurende het eerste
kwartaal van 1915 tot begin Juni vol
doende zijn geweest, om in deze uitgaven
te voorzien.
Behalve de oorlogsleening, groot 350 mil
lioen pd. st. van November 1914 en later
(na Maart 1915) 250 millioen pd. st. waren
verschillende bedragen in schatkistbiljetten
uitgegeven, die in den loop van dit jaar
vervallen, met uitzondering van 10 millioen
pd. st. met n jaar looptijd, die eerst
26 Februari 1916 aflosbaar zijn.
De overige bedragen, nl. 70 millioen pd. st.,
die van 24 April tot 9 October 1915 en
7.50 millioen, die op 18 September a.s. ver
vallen, zullen waarschijnlijk bij verval her
nieuwd worden.
Voor het Engelsche staatsfonds bij uit
nemendheid, nl. de 2Vs pCr. consols, is de
minimum-koers op 66Vs pCt. bepaald, het
geen op een rente-genot van 3^4 pCt. uit
komt. In 1870 daalden de toenmaals 3 pCt.
consols tot circa 88 pCt, d. i. omgerekend
op een 2Vs pCt. rente-voet, ongeveer 73 pCt.
Daar nu de 3% pCt. oorlogsleening, die
a 95 pCt. werd uitgegeven, in den laatsten
tijd beneden den emissie-koers is gebleven
en de uitgifte van verdere leeningen met
langen looptijd van nadeeligen invloed dreigt
te zijn op den koers der consols, even als
op dien van de 3Vs pCt. oorlogsleening,
wanneer men voor de uitgifte van een nieuwe
leening meer gustige voorwaarden zou vast
stellen dan voor de vorige, zou men ver
wachten, dat de regeering de voorkeur geeft
aan een emissie van schatkistbiljetten of
andere schuldbrieven met korten looptijd.
Hieromtrent zijn echter nog geen nadere
Haegsche Brieven
v
De Besognekamer, 18 Juni 1915
Hooggeschatte Heer,
Zoo geleidelijkjesweg verhuist de politieke
macht in ons land naar de overzijde van het
Binnenhof. Terecht, trouwens, volkomen
terecht! Waar zijn de eêlste belangen van
den Nederlandschen staat veiliger: in de
oude danszaal of in de xmde staten zaal ?
Wie nog maar iets voelt voor de
vaderlandsche deugden: bedachtzaamheid, deftig
heid, braafheid uiterlijke schijn, verknocht
heid aan het stamhuis der Oranje's, liefde
voor het vaderland, gehechtheid aan den
geboortegrond, eerbied voor God, gebod en
Nederlandsche Werkelijke Schuld; kortom,
wie hecht aan decorum, hem moet de loop
der politieke gebeurtenissen welgevallig zijn.
Het drokke gedoe van de honderd heeren,
die zoo wanordelijk dooreen kunnen loopen,
heeft mij nimmer kunnen bekoren. Mij is
de statige rust van de vijftig werkelijke
gentlemen vriendelijker aanblik. Gelijk de
vergaderzaal onzer senatoren het in ieder
opzicht wint van de vergaderzaal der kamer
leden; gelijk het uitzicht uit de hooge ramen
den senatoren wijder en weidscher verge
zichten moet openen, evenals de kamerleden
in de oude danszaal ieder uitzicht missen;
gelijk bespiegelende rust den senatoren
eigen is, evenals bij de kamerleden alles
in krakeel en gehassebas verloopt; zoo stel
ook ik al wat de Eerste Kamer doet hooger,
oh, oneindig veel hooger, dan wat de tweede
kamer in het verleden heeft gedaan, in het
heden doet, of in de toekomst ooit doen
zal.
Toch moet ge mij niet van vooringenomen
heid verdenken, Hooggeschatte Heer! Niets
is mij onwelkomer dan deze onderstelling.
bijzonderheden bekend. Alleen is door een
verdere goedgekeurde aanvrage van 250
millioen pd. st. voor het dienstjaar 1915/16
het totaal der Britsche oorlogsleeningen
thans reeds tot 862 millioen pd. st. gestegen.
30/5 '15. V. D. S.
Klaarheid
Voor ons volk, voor onze openbare
meening en voor onze staatkunde is
dienaangaande (Nederlands toekom
stige positie) niets beter dan zooveel
mogelijk klaarheid in elk opzicht."
Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL
De Amsterdammer, 13 Juni 1915
Multatuli heeft eenmaal getracht klaarheid
te brengen in de, verwarring-stichtende,
onklaarheid bevorderende, bemoedigingen
van Prof. Bosscha. In de Bismarck-jaren
toch was de vrees voor inlijving in Nederland
groot. Voor een deel is dat aan Multatuli
gelukt in zooverre als hij heeft doen zien
dat alleen het belang in de staatkunde geldt
en gelden kan. En dat ideëele motieven niet
kunnen zijn dan voorgewend en dus...
onbetrouwbaar.
In 1915 staat Nederland er gansch anders
voor dan in 1870. Toen en vroeger verklaarde
von Bismarck dat hij er niet aan dacht ook
Nederland te annexeeren. Thans verklaart de
Koning van Beieren: dat het Duitsche Rijk
door dezen oorlog uitbreiding van gebied
moet verkrijgen, en dat aan Zuid- en
WestDuitschland een gunstiger verbinding met de
zee moet worden gegeven.
Meer klaarheid is zoo zal het den lezer
voorkomen niet mogelijk. Klaarheid eer
stens in dit opzicht, dat Duitschland deze
gelegenheid zal aangrijpen, de lang
gewenschte verbinding met de zee te verkrijgen.
Helder zal het daarbij ieder wezen dat
het aandeel in die verkrijging door Nederland
te brengen grooter moet zijn dan door België.
België is veroverd en zal zonder twijfel
veroverd blijven, want Colijn heeft het in
Stemmen des Tijds gezegd ook de aan
wending van een millioen soldaten zal op
het westelijk front geen verandering in den
toestand kunnen brengen. Wat beteekent
dat bij vredes-voorwaarden het uti possidetis
zal worden geëerbiedigd. De beurt is der
halve aan Nederland.
Voor zoover bekend, staat Nederland
alleen. Het onlangs gesloten verdrag met
Amerika ter bescherming van de Koloniën
en de onderteekening va'n het waardelooze
verdrag van 23 April 1908 tusschen de
Noordzee-mogendheden hebben dat isolement
wel verbroken. Maar voor het Rijkin Europa
blijft het gevaar bestaan is dat isolement
feitelijk nog aanwezig.
Klaar is het dus, als de dag, dat Nederland,
alles alzoo blijvende, alleen Duitsche eisenen
en Duitsche aanvallen zou moeten weerstaan.
En dan zou Nederland wie kan dat
tegenspreken in veel gevaarlijker positie
komen dan in 1672. Toen de Regeering
radeloos het volk redeloos, het land red
deloos was.
Vast staat niet dat die verklaring van
tijdgenooten nu ook op Nederland van toepassing
zou zijn. Maar vast staat wel dat men
zeer ver terug moet gaan in de historie om
een toestand van gevaar te vinden, gelijk
aan die, waarin wij ons, in de misschien
naaste, toekomst kunnen bevinden.
Op velen is van toepassing: Comment
voudriez-vous qu'ils connussent l'Histoire:"
Daarom is het noodig ook hier eenige
klaarheid aan te brengen. Of zou niet mogen
herinnerd worden aan een historie, die eenig
is in vergelijking met alle andere geschiede
nissen. Was het juist niet de eerbiediging
van de groote beginselen, die Nederland
gemaakt hebben, tot wat het eenmaal was,
die Roosevelt den steun van Amerika heeft
doen beloven indien ooit... Een woord
dat nu reeds te Washington is gehonoreerd.
De opstand tegen Spanje want daar
mede kan een toekomstig verzet van Neder
land analoog worden was een verzet uit
zelfbehoud tegen de wereldpolitiek der
Spaansche Habsburgers. Ook in het Zuiden
werd dat gevoeld al moest het trouw
blijven aan Rome, de kracht van dat verzet
daar fnuiken.
Een toekomstig verzet van Nederland tegen
Vooringenomen zijn slechts de sociaal-demo
craten, de vrijzinnig-democraten, de Unie
liberalen en zelfs af en toe de vrij-liberalen,
hoewel daaronder heel, hél nette menschen
te vinden zijn. Niet vooringenomen zijn na
tuurlijk de christelijk-historischen mijne
partij! evenmin, althans schier nimmer,
de anti-revolutionairen, bijna nooit, behalve
dan in verband met hun specifiek Roomsch
geloof, de roomsch-katholieken.
Kon het ook wel anders? Waarop steunen
al die zich noemende vrijzinnige partijen,
die zoo waarlijk onvrijzinnig zijn in doen
en laten? Op niets, Hooggeschatte Heer. Ze
zweven in het ijle; ze gaan er prat op voort
te komen uit de Fransche revolutie; ze
schermen met de klanken vrijheid, gelijkheid
en broederschap en het blijft bij
gescherm !
Doch waarop steunen wij rechtzinnigen?
Op den rots der eeuwen, op den
gemeenschappelijken wortel des geloofs, op God's
woord! En het was juist God's woord, dat
men ons wilde ontnemen. Doch ik zeg het
gecrn den dichter na: Ze zullen ons niet
hebben; de goden dezer eeuw!"
Ze hebben ons dan ook niet gekregen,
dank zij vooral Van der Biesen en dr. Kuyper.
Hebt 'ge ooit zoo iets wèl-gestyleerds, zoo
iets doorwrochts, zoo iets glashelders ge
hoord, of gelezen, als de redevoering van
den Noord-Brabantschen senator? Het is bij
zijn conclusie, dat ik mij het allerliefst aan
sluit : wat hebben wij, in Nederland, met
atheïsten van noode! Verban ze uit de recht
zalen, weer ze uit alle ambten, uit alle
posten en postjes. Zouden we dan niet
rustiger en veiliger in Holland leven? Trou
wens, het is mij opgevallen, al die
eedsbezwaren nemen voor den rechter schier on
metelijke afmetingen aan. Doch, wanneer
er een ambteed moet afgelegd, dan hoort
men nimmer iets van die gemoedsbezwaren
de Duitsche wereldpolitiek, zal ook een ver
zet uit zelfbehoud zijn.
Ook hier is dus klaarheid en over
eenkomst.
Hoe Nederland uit dat dreigende gevaar
gered zal worden is een zaak, waarin wel
de meeste klaarheid zal gevraagd en geeischt
worden.
Ongelukkig kan die niet gegeven worden.
Er kan alleen gesproken worden van waar
schijnlijkheid. Die waarschijnlijkheid kan
alleen gebouwd worden op het klare inzicht
in de belangen van hen, die aangewezen
zouden zijn te voorkomen dat Nederland
of zou worden gemutileerd of geheel en al
van zijne zelfstandigheid beroofd.
Namen te noemen, zou overbodig zijn.
Het is voldoende zich voor te stellen wat
een met Nederland en België vereenigd
Duitschland zou beteekenen in Europa en
in de Wereld.
Maar bovenal moet klaarheid gebracht
worden omtrent den wil van het Nederland
sche volk dat in de ideologie van de
pangermanisten wordt beschouwd als nihil
het Nederlandsche volk dat de plaats bewoont,
zoo vurig begeerd. Het Nederlandsche volk,
wiens vlag bovendien waait over Insulinde".
Ook een veel en zeer begeerd bezit.
Zou het geen zaak wezen, dat daaromtrent
in Duitschland ook eenige klaarheid bestond,
wanneer eenmaal, zij het dan ook gedeelte
lijk, zou worden overgegaan tot de uitvoering
van de plannen, die reeds zoolang sluimeren?
Zou er, bovendien, met de kennis van wat
in Duitschland dan over Holland geschreven
is, gesteund door uitingen van Hollandsche
schrijvers, die voor het minst landverraad
kunnen worden genoemd niet kunnen ge
roepen worden: Auvergne, d moi, ce sontles
ennemis ?
Zou dat niet de taak van de pers de
roeping van de pers mogen genoemd worden?
Het volk zoo wordt gezegd begrijpt
den ernst van de omstandigheden niet. Zou
het niet de taak van de pers zijn, den stand
van zaken openlijk bloot te leggen?
Zou het ten slotte niet de taak van den
publicist wezen, voorbeelden aan te halen
uit het verleden, waaruit het volk kracht
zou kunnen putten voor het verzet, indien
zijn nationaal bestaan met doodelijken aan
slag zou worden bedreigd?
Zou zulk een bewijs van leven toe
komstige aanslagplegers op dat nationaal
bestaan, niet een weinig tot nadenken bren
gen ? In herinnering brengende dat er ook
nog een volk is, dat die veelbegeerde plaats
bewoont. Een volk dat getoond heeft wat
het heeft getoond.
Duitschland heeft gesproken van Des
Deutschen Reiches Schicksalstundc. Wordt
het niet reeds langzamerhand tijd, gezien
de uitingen van heden, aan te toonen dat
ook voor Nederland onverwacht een
Schicksalstunde kan aanbreken ?
En laatste, rechtstreeksche vraag zou
den de kolommen van De Amsterdammer"
voor hen, die trachten dien geest te
ontvonken, die ten allen tijde de bewondering
van alle volken heeft opgewekt, gesloten
blijven ?
H. A. RITTER
RIJM-KRONYCK
De Arti-steuntentoonstelling
waarvan de baten in de kas van liet
Algemeen S eiincomitévloeien, tot
groote en luid geuite verontwaardiging
van fiet Nederlandscl] Steuncomitévan
Beeldende Kunstenaren. Dit comit
beweert nl. dat het A. S. C. geen hulp
verstrekt aan beeldende kunstenaren.
Toen de oorlog ons malaise
alom in den lande bracht,
waren het maar weer de Wijzen,
die eens zouden gaan bewijzen
hun organisatieve-kracht.
Neêrlands beste kunstenaren
van palet en anderszins
riepen om zich heen de scharen
hunner broers, die lijdend waren
door gebrek aan zoet-gewins ...
Kent ge mede-Amsterdammers
op dat hoekje van 't Rokin
't Parthenon van schakers, dammers,
domineerders ('k weet niets lammers)... ?
'k wed, ge keekt er dikwerf in.
Maar de gevel van dien tempel
draagt in gulden taal de excuse:
Kunst en Vriendschap", want de drempel
draagt den onvervalschten stempel
van den tred van vele muzen.
verluiden. Zou soms het salaris aan het
ambt verbonden pleister wezen op de wonde?
Bovendien, het behoeft eigenlijk geen be
toog, de gemeenlijk zeer breed opgezette
gemoedsbezwaren tegen het afleggen van
den eed komen, wanneer het een ambts
eed geldt, niet in de dagbladen. Bij
ambtseeden derft men niet slechts salaris, doch
ook dagbladroem. Daartegen schijnen ge
moedsbezwaren te smelten als sneeuw voor
de zon! Maar tegen het gemis van de paar
kwartjes getuigengeld weegt de openlijke
vermelding van den geweigerden eed in een
reeks dagbladen blijkbaar ruimschoots op.
Dan zwetst men, met het verkreukelde
courantje in de handen, nog lang en breed
na over de flinke houding, die men voor
den rechter heeft ten beste gegeven!
In trouwe, Hooggeschatte Heer, behande
ling van al die eedsweigeringen met ont
ruimde tribunes en leege journalistenbankjes
zou ons een heel eind in de goede richting
brengen!
Het is een voorstel als een ander, zult ge
wellicht opmerken. Toegestemd! Maar is
het daarom slechter voorstel dan de dozijn
andere voorstellen, die nevens het
regeeringsvoorstel zijn te berde gebracht?
Met ontzetting is het mij uit de debatten
meer duidelijk geworden hoe goddeloos een
volk wij bezig zijn te worden. Driehonderd
duizend Nederlandsche mannen, vrouwen en
kinderen behooren tot geen kerkgenootschap.
En moeten we daar de Doopsgezinden niet
bijtellen?
Immers, Dr. Kuyper heeft zoo duidelijk
bewezen, dat de Doopsgezinden niets anders
vormen dan een sociëteit. Nu, een sociëteit
is geen kerkgenootschap ! Want zoo ge mij
vraagt: tot welk kerkgenootschap behoort
ge?, dan is mijn antwoord: tot de
Nederlandsch Hervormde Kerk! en ik denk er
geen oogenblik Laan te antwoorden: tot de
Steun voor onze kunstenaren?
Ziet slechts door de ramen in,
waar je glaasjes oude klare
naast weer anderen kunt ontwaren,
... niet-te-dempen, als 't Rokin.
Doch daar boven gaat de vriendschap
met het penningbakske rond,
en voor 't eene lieve landschap,
of de andere droeve schandlap
stroomt 't liefdadig goud terstond.
chter... (alles heeft een chter),
stroomt die zoete-centen-zee
naar het... (menschen, kan het slechter,
droeviger en ngerechter?)
... anti-arti-comité...!
Arme, arme kunstenaren,
't is wel akelig gesteld!
met het geld van uwe makkers
voedt men Amsterdamsche stakkers ...
... met dat pictorale geld!
Krijt ze in de krant te schande!
uwe Arti vrienden, die
rder dan aan u te denken,
elders hun percenten schenken!
L'art pour l'art... en 't geld, voor wie?
MELIS STOKE
V[R ASG!EJNJR;U|B R|I E K
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te
zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag
het motto Leekenspiegel", en onder opgave van
naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden
beschouwd.)
C A. V. te G. Gaarne vernam ik of er
verhandelingen, rapporten of andere werken
bestaan over expres wetenschappelijk gefor
ceerde teeltproeven tusschen hoogstaande
apen en laagstaande menschen-r assen.
In 1908 verscheen een brochure van H. M.
Bernelot Moens, wonende te Haarlem,
Leeghwaterstraat 6, onder den titel Waarheid.
Proefondervindelijke onderzoekingen omtrent:
De afstamming van den mensch, waarin de
schrijver zijn plan uiteenzet om, te zamen
met dr. H. M. J. Bosbouwers, arts te Haarlem,
naar den Kongo te gaan, ten einde op proef
ondervindelijke wijze de afstamming van den
mensch vast te stellen door kunstmatige
bevruchting van de geslachtsrijpe wijfjes der
anthropomorphe apen met het sperma van
menschen.
Door bestudeering van de te verkrijgen
bastaarden van anthropomorphe apen en
menschen, als een overgangsvorm tusschen
beiden, en vergelijking met de skeletdeelen
van den Pithecanthropus erectus" door prof.
Dubois op Java gevonden, wilden de beide
natuuronderzoekers het feit vaststellen dat
er vroeger wezens op aarde leefden, die
tusschen menschen en anthropomorphe apen
in stonden. .
Van de Fransche Regeertng en het Insti
tuut Pasteur te Parijs had de schrijver der
brochure de meest uitgebreide aanbevelingen
voor den Gouverneur-Oeneraal van den
Franschen Kongo ontvangen; terwijl H. M.
Koningin Wilhelmina, Z. K. H. Prins Hendrik
en H. M. Koningin Emma hem een bijdrage
schonken voor zijn onderneming. Of die nog
doorgegaan is weten wij niet; wél dat er
van sommige kanten nogal tegen gewaar
schuwd is.
Onze Puzzles
Bacchus vond Silenus slapende naast een
vol wijnvat; hij maakte van deze schoone
gelegenheid gebruik en dronk gedurende
2 3 van den tijd, dien S. noodig zou gehad
hebben om het vat te ledigen. Nadat S. ont
waakt was, dronk hij de door B. overgelaten
rest. Waren beide tegelijk begonnen, dan
waren zij twee uren vroeger met het vat
klaar gekomen; maar dan had B. slechts
half zooveel gedronken, als hij nu voor S.
had overgelaten. In hoeveel tijd had ieder
het vat alleen kuunen ledigen ?
Besognekamer! Ziet hier, in een duidelijke
vergelijking het verschil tusschen kerkge
nootschap en sociëteit toegelicht, afdoende
toegelicht zelfs !
Daargelaten evenwel of de Doopsgezin
den tot een kerkgenootschap behooren of
niet, ze kunnen kwalijk atheïsten genoemd.
Daarom ligt het ook niet in mijne bedoe
ling ze met de driehonderdduizend
ongeloovigen weg te blazen uit deze lage lan
den, gelijk kaf van het koren wordt ge
scheiden. Daartegen komt mijn gemoed
ii opstand, voornamelijk wijl onze grenzen
in dezen tijd zoo hermetisch gesloten zijn
en men dies over een volksverhuizing van
driehonderdduizend menschen niet gering
moet denken.
Toch weet ik ook in dit opzicht een
oplossing. Mag ik ze U, Hooggeschatte
Heer, ter nadere behandeling in uw week
blad aanbevelen ?
Eerst heb ik aan Oost-lndie gedacht, doch
plotseling wendde mijn blik zich naar het
Westen als dit geen vingerwijzing God's
is! Ge weet, het gaat niet al te best met
onze kolonie Suriname. Er is gebrek aan
velerlei werkkrachten. Welnu, als we de
driehonderdduizend verdoolde schapen eens
naar West-Indië stuurden? Op kosten van
het Rijk natuurlijk. Hoeveel gaan er in n
boot van de West-Indische Maildienst? Ge
wilt dit wel even te Amsterdam bij de directie
van de maatschappij voor mij informeeren,
nietwaar? Bij voorbaat mijn dank voor de
moeite. Laten we aannemen, dat er duizend
zielen per boot kunnen vervoerd, dan zijn
we met driehonderd ladingen van alle
atheïsten in Nederland bevrijd. Gaat er niet
iedere week een boot naar Suriname? Zoo
ja, dan duurt de operatie precies driehon
derd weken, zeg dus rond zes jaar. Zoolang
houdt het arrest van den Hoogen Raad van
27 |uni 1914 het best uit.
Sanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
Correspondentie
P. B. te Hoorn. Dank voor de toezending
uwer opgaven. Daar meerdere opgaven in
hetzelfde genre natuurlijk niet onmiddellijk
achtereen kunnen worden gepubliceerd, zul
len we het toegezondene in petto houden.
A. B.
Nieuwe boeken van deze week
W. E. VAN DAM VAN ISSELT, Het aandeel
der Nederlandsche troepen in den veldtocht
van 1815. (Kleine geschriften uitgegeven
door de Mij. tot Nut van 't Algemeen)
69 pag. Amsterdam, S. L. van Looy.
C. JINARAJADASA, Bloemen en Tuinen,
beschrijving van een droom, 79 pag., f L
fgeb.) Amsterdam, Theosophische
UitgeversMaatschappij.
Engelsche Wereldpolitiek, naar Engelsche
geschiedschrijvers, 138 pag., f 0.90. Amster
dam, W. Versluys.
Dr. S. W. A. DROSSAERS, Diplomatieke
betrekkingen tusschen Spanje en de Repu
bliek der Vereenigde Nederlanden, 172 pag.
's Gravenhage, Martinus Nijhoff.
Prof. dr. Jos. SCHRIJNEN, Nederlandsche
Volkskunde, 316 pag., f 3.75, geb. f 4.25.
Zutphen, W. J. Thieme & Cie.
ARTHUR M. KIND M. A., Catalogue of
Drawings by Dutch and Flemish Artists
preserved in the Department of Prints and
Drawings in the British Museum, 168 pag.
/12. Vol I. London.
FRANZ MoLNaR, De Duivel, bewerkt door
ADOLPHE ENOERS, 141 pag. Den Haag, M.
M Couvée.
Serie Volksbibliotheek: Dr. M. W.
PIJNAPPEL, De Tuberculose en haar bestrijding.
W. FERDINANT-DE JONG, Gymnastiek voor
de vrouw en het meisje. L. SIMONS,
Voordragen. L. SIMONS, Voordragen en
Tooneelspelcn. W. H. DE BUISONJË, Hoe
moet ik een verzoekschrift opstellen ? Per
deeltje f 0.10. Amsterdam, Mij. voor Goede
en Goedkoope Lectuur.
Dr. J. D. BIERENS DE HAAN, Goethé's
Faust, studie door 72 pag. Amsterdam,
Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur.
K. SIDERIUS, Herbarium. Bussum, J. A.
Sleeswijk.
KRAAL'S Nieuwe Gids van Zeist, f 0.35.
Zeist, Jan W. Kraal Wzn.
J. J. PEN, Over het onderscheid tusschen
de Wetenschap van Hegel en de Wijsheid
van Bolland, 146 pag. Leiden, Boekhandel
en drukkerij v/h E. J. Brill.
Dr. H. W. PH. E. v. D. BERGH v. EIJSINGA,
De Wetenschap en hare Waereldbeschouwing,
130 pag. Baarn, Hollandia-drukkerij.
Abonneert U op
Groot- Nederland
Letterkundig Maandschrift voor
den Nederlandschen stam onder
Redactie van CYRIEL BUYSSE,
FRANS COENEN en LOUIS
COUPERUS.
Prijs per jaargang ? 12.50
l Proefnummers zenden gratis de
Uitgevers VAN HOLKEMA &?
WARENDORF, Amsterdam
Reeds is n jaar verstreken sedert bedoeld
arrest is gewezen. Die andere zes jaar zullen
ook wel volgen. En als we beginnen met het
bestuur van De Dageraad en met de grootste
eedweigeraars uit Amsterdam maak ik me
zelfs sterk, dat er geen zes jaar noodig zijn.
Gelooft ge dat zelf ook niet?
Naar ik bij de debatten gehoord heb, zijn
er lieden in ons land, die bij
deurwaardersexploit hun lidmaatschap jvan een kerkge
nootschap opzeggen. Hoe is 't mogelijk!
Wat God vereend heeft, zal de mensch
niet scheiden."
Maar ik maak me sterk, dat er, na de
eerste transporten naar Suriname, in Neder
land deurwaarders te kort zullen zijn L..
vroegere exploiten ongedaan te maken. Wan
neer de predikanten dan maar zoo verstandig
zijn om genade voor recht te laten gelden
wat immers hun roeping is? keert meer
dan de helft van de verloren zielen wel tot
een kerkgenootschap terug. Dacht ge, dat
dit systeem zes jaar zou duren, eer het
uitgewerkt had? Och, kom, binnen twee
jaar tijd is er geen atheïst meer in Neder
land : de onverzoenlijken zitten in Suriname,
de overigen zijn atheïst af!
Dan is er ook geen eedswetteke meer van
noode, het vaderland is gered, de Hooge
Raad is tevreden, Ort behouden, de tweede
kamer gesust en de Senaat kraait victorie.
Alles dank zij de Godsvrede ik bedoel :
Freuga Dei'! Welk een woord, hè! Echt
Dr. Kuyper waardig: Joan vond het: een
trouvaille!
Met gevoelens van vriendschap en hoog
achting, Uw,
Jhr. mr. dr. ERNESÏE VAN L. 'T H.
((htd-Lid van de Stalen van Zitid-llolland)