De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 27 juni pagina 2

27 juni 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

.!....!... J.. J .JLJ LJL,t J J.. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Juni '15. _ No. 1983 ding, waarin het hoogste Staatscollege thans verkeert. Rem, heette het, tegen overijling van het rechtstreeks gekozen Parlement, bedachtzaam waker tegen den waan van den dag, noodzakelijke controle op de gestes van de Tweede Kamer. En wat is er van geworden ? Hoort den heer Kuyper op bladzijde 432 van Ons Program": Behoudens allen eerbied voor onze landsvaderen, mag daarom niet ver zwegen worden, dat onze Eerste Kamer haar reden van bestaan verloren heeft, aan niemands verwachting beantwoordt, tot al lager peil van onbeduidendheid zinkt, en een dier raderen van ons Staatsorganisme wordt, die veilig van hun spil konden gelicht worden, zonder dat iemand dit in den gang van het raderwerk zou bespeuren. Elke wezen lijke levenskracht daar besteed, is schier verspild..." Hoort hem op bladz. 431, hoe hij treffend juist de positie schildert, waarin onder zijn leiding de Senaat thans is gekomen: Zij dreigt alweer aan haar bestem ming te ontaarden en slechts een schaduw te worden van de Tweede Kamer, een al minder gewenscht oponthoud in de afdoening der wetgevende zaak, zonder dat de vrucht van dit stelselmatig opont houd waarneembaar wordt." Als men den antirevolutionairen leider deze en andere uitspraken voorhoudt, wijst hij ze terug met een beroep op de gerenom meerde oude plunje." Wat hem intusschen niet weerhoudt, om minister Ort die oude plunje" te presen teeren als kostelijk bewijs, dat hij, dr. Kuyper, reeds voor 40 jaar voor de oplossing der Eedskwestie ijverde. De politieke machtsoefening van den Senaat bij de vermogensbelasting en nu weer bij de Eedswet zullen duizenden de oogen openen, dat de Eerste Kamer in haar tegenwoordigen vorm niet anders is dan een minder gewenscht oponthoud in de afdoening der wetgevende zaak." Dat is n der gevolgen van het votum. Een ander is, dat duidelijk is gebleken, hoe Lohman's invlotd in het Hoogste Staats college nihil, die van Kuyper overwegend is. De Nederlander nam van stonde af aan tegen Kuyper oppositie en na het votum in de Eerste Kamer schreef het blad: Maar wat helpen argumenten in eene vergadering, waarin partij-politiek do mineert." Die partijpolitiek domineerde, omdat het rechtsche amalgama van Roomschen, anti revolutionairen en christelijk historischen Kuyper's advies volgde en Lohman liet staan als de roepende in de woestijn. Rutgers en Bavinck waren afwezig. Was het, omdat het tusschen hen en Kuyper niet botert aan de Vrije Universiteit ? Aanwezig echter waren vier christelijk-historischen. Hadden zij Loh man's advies gevolgd, dan hadden zij voor de wet gestemd en was deze aangenomen geworden. Zij prefereerden Kuyper's leiding en veroorzaakten de verwerping van het ontwerp. Kuyper ging voor deze christelijkhistorische senatoren boven Lohman. Dat is een tweede ver-strekkend gevolg van het votum. Wat zal thans gebeuren? Het be vreemdt ons, zegt Het Vaderland, dat Ort de kabinets-kwestie niet stelde. Gelukkig, dat hij het niet deed, luidt ons bescheid. Want dat juist zou Kuyper's triomf zijn geweest. Dat zou beteekend hebben het KuyperiaanschVan Biesensche bewind, het régime van sabel-gekletter en opgave der neutraliteit. Ort heeft het land een grooten dienst be wezen door dit politieke spel te verijdelen. Wat er ook tegen dit kabinet moge aan gevoerd worden, niemand zal het de onver gankelijke verdienste ontzeggen, dat het onder leiding van Cort van der Linden, Treub en Loudon ons land buiten den wereldkrijg heeft weten te houden. Het ware roekeloos geweest, als het zich door de trucs van Kuyper en van Wijnbergen had laten verleiden tot een beschikbaarstelling der portefeuilles. Kuyper heeft misschien zegevierend ge glimlacht, toen de Senaatsmeerderheid ge willig boog voor zijn wil als dictator. Hahn zal hem moeten teekenen als den man met het lange gezicht, nu Ort's kalme overweging hem de kans op een plaats achter de groene tafel beneemt. Er is nog een consequentie uit het votum, die eerst veel later wellicht zal worden ge trokken. Kuyper schrijft in De Standaard de his torie der coalitiekabinetten. Hij onthult, hoe Heemskerk weigerde een portefeuille te aanvaarden in 't kabinet, dat de Kuypersignatuur droeg. Nu bij de Eedskwestie, verwijst de heer Kuyper staatsraad Heems kerk zonder vorm van proces naar den anticlericalen hoek. Beroept Drucker zich op de uitspraken van hoogstaande antirevolutionairen, dan klinkt het hem uit Kuyper's mond tegemoet: ??Maar die vormen toch niet de antirevolutionaire partij." fe In die tegenwerping ligt deze consequentie ,_x*i^»- «^"^-iv, ?>?? w mmmmm\\mmwm\mmmmM\mmfMmmmmmnmmmtm\umi\mmmm GROOTE MANNEN Herinnering aan een verblijf in Amerika DOOR BERNARD CANTER Na velerlei wederwaardigheden had ik het dan eindelijk te Chicago tot het eigenlijk doel mijner onbewuste wenschen en neigingen gebracht. Ik was broodeloos, haveloos en des ondanks nog altoos er van doordrongen, dat het materialisme een verdoemenswaardige levensovertuiging is. Dit heerlijk besef voelde ik als een onme telijke schat, zelfs toen ik den grooten weg insloeg, welken velen voor mij, velen na mij zullen inslaan, dien naar een shelter van het Leger des Heils om een homp brood, een bak koffie en een krib voor den nacht te verwerven. Hoevelen die naar Amerika gaan, mtenen met hun verstand, dat zij er heen reizen om rijkdom te verwerven, terwijl diep binnen in, de stem hunner onbewust heid hun waarschuwt, dat zij de diepste armoede te gemoet gaan. Langen tijd worvan het votum verscholen: zooals eenmaal de zonnekoning decreteerde: l'Etat, c'est moi", eischt de dictator'uit de Kanaalstraat: De antirevolutionaire partij, ben ik, dr. Kuyper." Bij het eedsontwerp heeft hij dit wel heel duidelijk in het licht gesteld. Voor ons lijdt het geen twijfel, of ook in dit opzicht zal het votum verder strekkende gevolgen hebben. KAMER-RAAD iiiiniiiiiiiiiiiin Kunstwerken en Menschenlevens Wie het waagt, eenig oordeel uit te spre ken over den tegenwoordigen gruwelijken oorlog en zijn ondergrondsche voorspel, wordt bij ons, neutraalsten der neutralen, al spoedig terecht gewezen met den deftigen raad: wacht tot later, dan zal de geschie denis de waarheid wel aan 't licht brengen." Zouden die raadgevers hua eigen woorden gelooven ? Misschien wel: de neutraliteit brengt even goed hare idees fixes mee als het deelnemen aan den oorlog zelf. AI is er hier te lande niet zoo'n ziekte der ge leerden" te constateerer. als prof. Kernkamp bij onze Oostelijke buren aan de kaak heeft gesteld, een soort neutraliteits-koorts open baart zich wél hier en daar, het meest bij hen, die in gewone tijden zich nooit met politiek of historie bezighouden, mier nu op eens zich geroepen gevoelen, om erover mee te spreken. Zoo b.v. bij theologen en philosophen. De geschiedenis zal de waarheid aan 't licht brengen." Wij zijn benieuwd, of we 't nog beleven zullen, dat de geniale man opstaat, die van den tegenwoordigen oorlog een beeld zal geven gelijk Zpla deed van den oorlog 1870?71. Waarschijnlijk is dit niet, hoe gaarne wij 't zouden willen. Maar als hij opstaat, dan zal hij weinig hebben aan degenen, die nu roepen: oor deelt niet." Dan zal hij liever te gast moe ten gaan bij tijdgenooten, die, gewend aan de studie van staatkundige-, economischeen militaire gebeurtenissen met koel hoofd en scherpen blik de geweldige worsteling om zich heen gevolgd hebben en moed ge noeg bezaten, om ten minste over een aantal hoofdzaken een oordeel uit te spreken. Dezulken hebben wij gelukkig in ons neutrale land 6k nog, hoewel minder dan in sommige andere onzijdige landen. Moeilijk zal de taak van zoo'n nieuwen Zola wezen, maar ze zou toch nog een klei nigheid mogen heeten tegenover het werk van dengene, die een psychologisch beeld zou willen geven van de volken tijdens den grooten oorlog. Al ware 't alleen maar van het Nederlandsche volk. Wat al wonderlijke denkbeelden zou hij daar onder den mist der neutraliteit moeten opzoeken en verkla ren. Wat zou hij verbaasd zijn over den vorm, dien de feiten en vooral de theorieën, overgewaaid van het oorlogsterrein, daar in den nevel hadden aangenomen ! Slechts n voorbeeld willen we hier aan halen. Toen de Duitsche kanonnen de heer lijke kunstwerken van Leuven, Mechelen, leperen en Rheims vernield hadden, werd van Duitsche zijde alles verdedigd met de vermaarde Kriegsnotwendigkeit", een onwelluidende vertaling van het oude lucht hartige Fransche gezegde: a la guerre com me a la guerre..." Men had te zorgen voor de veiligheid van den Duitschen soldaat, zoo luidde het militaire beginsel en dat werd in zijn scherpsten vorm uitgesproken in de formule: het leven van n Duitschen sol daat is meer waard dan all* kunstwerken van België en Frankrijk". Bismarck zou ge zegd hebben: het gebeente van nen Pommerschen grenadier", maar de tijd van Bïsmarck is voorbij; men spreekt niet meer zoo drastisch en heeft daardoor het voor deel, dat er nu keus gelaten wordt: bij dien Duitschen soldaat" kan de welwillende lezer zich desnoods een beroemd philantroop of een geniaal componist voorstellen, terwijl men den onwelwillende, die aan een Berlijnschen Zuhalter" of een Beierschen Raufer" zou willen denken, den mond kan snoeren. Zoo blijft dat, leven van dien kostelijken Duitschen soldaat" een mooie vondst, vooral wanneer achterna nog de Duitsche Schulmeister" tezamen en in vereeniging komen verklaren in een hunner organen, dat alle Duitsche soldaten, wegens het uitstekend onderwijs op hunne Volkscholen", niet an ders dan nette menschen kunnen zijn. Maar ziet nu, wat er van de schoone for mule wordt, wanneer ze bij ons verzeild geraakt in den nevel der neutraliteit. Dan moet de Duitsche soldaat verdwijnen, want die is niet neutraal. Hij wordt vervangen door den mensen in 't algemeen; de nevel vergunt alleen nog de omtrekken van een menschelijk lichaam te onderscheiden; van uniform, wapening of zelfs stramme" hou ding is niets meer te zien. En er wordt dus als een nieuwe regel verkondigd: n menschenleven is meer waard dan alle Bel gische en Fransche kunstwerken, ja, meer dan alle kunstwerken der wereld." Dezen gruwelijken onzin hebben we zelfs zien stelen dan de twee sentimenten in den land verhuizer tot hij, als hij eindelijk bereikt heeft, waarvoor hij altoos vreesde, de homp brood, de bak koffie en de krib in den shelter, opeens 's avonds op zijn leger tot het besef komt, dat hij thans het gevreesde recht onder de oogen ziet. Verlost van die vrees, legt hij dan 't hoofd neder en slaapt voor 't eerst, na jaren, den slaap des bevrijden. Des morgens staat hij frisch als een hoentje op, ervaart dat de wereld nieuw voor hem ge boren is, voelt zich bevrijd van de maat schappelijke banden en ketens, die hem tot heden hebben gekluisterd en begint zich te schikken in het leven van den tramp", den vagebond, den schooier. Deze lieden zijn de ware groote mannen van Amerika in tegen stelling met de millionnairs. Want de tramp heeft den moed der armoede en ontbering te midden van overvloed, iets wat heel wat meer van den innerlijken mensch eischt dan het bezit van de zwakheid en de lafheid van den over-rijkdom en verspilling te mid den van dervenden, welke den millionnair kenmerken. Reeds stond ik gereed om 's morgens met mijn bundeltje in de hand de shelter te ver laten en den grooten weg op te gaan, toen hetnoodlot mij opnieuw deed mislukken.Zelfs een volkomen tramp kon ik niet worden, zoomin als een volkomen humorist. Want de opzichter had mijn naam en beroep in het register gelezen en vroeg mij, wat voor soort schrijver ik was. neerschrijven door een kunstenaar, geen bouwmeester of beeldhouwer natuurlijk, dat moest er nog bijkomen, maar toch door een kunstenaar, een woordkunstenaar, een man, die door zich zelf en anderen gerekend wordt tot de schrijvers van eenige beteekenis. Letterkundigen" hadden wij bijna ge schreven, maar deze term is te weinig van pas, om hier te gebruiken. Hij zou zich anders goed leenen tot de woordspeling, die een bezoeker van het (helaas voorloopig laatste) algemeen Nederlandsch congres te Antwer pen, zich op een der gezellige avond zittingen veroorloofde toen hij zeide, dat de letterkunde daar diende vervangen door de literkunde. Waarlijk, de uitspraak over het menschenleven en de kunstwerken is haast niet anders denkbaar dan in den mond van iemand, die zoodanig in het literglas gekeken heeft, dat hij geen verhoudingen meer ziet. Een kunstenaar, neen elk redelijk wezen moest er zich voor schamen! Men dient toch aan te nemen, dat iedereen en vooral een bewoner van Nederland, dat immers weer liefde toont voor stedenschoon, al houdt die liefde nog niet over, eenige schrijning van hartzeer zou gevoelen over de vernieling der heerlijke Vlaamsche en Fransche bouwwer ken. Maar hoe groot, neen, hoe klein moet dat verdriet zijn, indien het de smart over het teloorgaan van n menschenleven niet overtreft? Immers, iederen dag, ieder uur zelfs, worden er duizenden menschenlevens vernietigd, ook al is het vrede over de gansche wereld. Ja, als men zich in den rustigsten tijd plaatst, die ooit bestaan heeft en de natuurlijke sterfgevallen wil uitzonderen, omdat ze in de vergelijking" niet passen, dan nog brengt elke dag dozijnen van on gelukken met doodelijken afloop. Alleen op de Amerikaansche spoorwegen vallen jaar lijks tien tot twaalfduizend slachtoffers! Wie heeft nu den bovenbedoelden kun stenaar en zijne medestanders ooit zien huilen bij de gedachte aan al die menschen levens? En indien ze daar geen traan bij laten, dan kan er zeker geen zucht over schieten voor de gevallen of beschadigde kunstwerken. 't Is droevig! Ter vergelijking is zelfs geschreven, dat indien het Rijksmuseum te Amsterdam in brand geraakte, geen brandweerman er zijn leven voor zou moeten wagen. Een fraaie les voor de Amsterdamsche brandweer! We hebben te veel eerbied voor haar, om te meenen, dat ze ook maar n oogenblik zou trachten, die les op te volgen. En we meenen, dat degene, die zijn leven zou wagen voor de Nachtwacht", den dank zou ver dienen en ontvangen van het gansche Nederlandsche volk, ja, we vragen ons met verbazing af, hoe zelfs in dezen mistigen tijd een menschelijk brein zoo beneveld kon zijn, dat zulk een onzinnige raad kon ge geven worden. Wij ook hebben eerbied voor een men schenleven, ofschoon we veel gradueel verschil maken. Er zit in elke menschenziel een goddelijke vonk, al is ze vaak moeilijk te ontdekken achter de sombere schaduwen van zonde en verdorvenheid. Maar in een kunstwerk van waarde is meer van dat goddelijke licht, dan in hon derden of duizenden gewone menschen. Neem alleen maar de heerlijke Hal van leperen, het schitterende Middeleeuwsche bouwwerk, waarvan vele Nederlanders het te laat zullen betreuren, dat ze een bede vaart erheen verzuimd hebben. Nog staat het me klaar voor den geest, hoe ik op een zomeravond van het jaar 1909 het ontzaglijke marktplein der oude stille stad voor 't eerst mocht betreden. Veel had ik over de Hal hooren spreken en talrijk waren de beschrij vingen vol bewondering, die ik erover ge lezen had, maar de werkelijkheid overtrof toch zeer ver mijne voorstelling. Zögrootsch en toch zöharmonisch, met zijn forschen klokketoren rustig zich verheffend boven de eindelooze vluchten van spitsboogramen en spitsboogdeuren, en geflankeerd links en rechts door het majestueuze dak. Zelfs het veel nieuwere stadhuis, het Nieuwerk, dat van over het marktplein het gezicht op den zijkant der eigenlijke Hal benam, bedierf niets aan den overweldigenden indruk; integendeel, zooals het door den subliemen bouwmeester der 16e eeuw tegen de zware flank der Hal gezet was, maakte het den aanblik van verre nog mooier en intiemer, brak het eenigszins de strengheid der Gothische lijnen. En de lijd had gezorgd gelijk bij zoovele oude combinaties dat het poëtisch waas der eeuwen over beide gebouwen gekomen was en ze had saam verbonden, zoodat men ze niet meer ge scheiden kon denken. Rechts achter die monumenten van bur gerlijke grootheid verhief zich, bescheiden maar toch altijd edel van lijn, de stompe 14e-eeuwsche toren der hoofdkerk. Zooals die groep daar voor mij stond, scherp afgeteekend tegen den helderen avond hemel, maakte ze een overweldigenden indruk, sterker dan ik ooit gevoeld had in andere steden, in Brugge, in Mechelen, ja Laat mij gaan. Ik behoor tot de weinig gewilden. Ik schrijf treurspelen en blijspelen in verzen, die iets schoons en iets goeds willen brengen. Gij begrijpt, dat zoo iemand in den shelter terechtkomt, nu zij die bederven en verderven, algemeen gewild zijn." Ik ben geen man van kunst," antwoordde de opzichter trouwhartig. Maar er is een uitgever hier geweest, die voor een grootsche onderneming pennen te huur zoekt. Hier is het adres. Misschien is het iets voor u." Toen ben ik gevallen. In stede van een eerlijken en onafhankelijken tramp te worden, levend bij den dag van diefstal en bedelarij in 't klein, ben ik gaan solliciteeren en iets wat mij te voren nooit was overkomen, mijn sollicitatie heeft succes gehad. In een der groote flats in de veertigste straat woonde, betrekkelijk nog gelijkvloers, nauwelijks op de twintigste verdieping, de heer Tim Arwlright, hoofd van een combi natie, welke een fabriek had opgezet van confectie-standbeelden. Op 't eerste gezicht lijkt dat vreemd. Maar waarom zou men, nadat zooveel confectie voor den uiterlijken mensch met succes vervaardigd wordt, ook geen confectie voor den innerlijken mensch gaan maken ? In de standbeelden-fabriek werden naar een vijftiental beroemde model len standbeelden vervaardigd. Men kon ze er krijgen van zandsteen, van marmer, van brons en van terra-cotta in diverse afme tingen en prijzen. Er waren standbeelden voor allerlei groote mannen en zoowel in Parijs of Londen. Nooit is de huivering, die sublieme schoonheid kan wekken, z over mij gekomen. En later toen ik, na lang aan mijne plaats op het groote marktplein gekluisterd geweest te zijn, mij eindelijk dichterbij gewaagd had, werd die aandoening zoo mogelijk nog heviger. Op het pleintje, dat eens de haven was, waarin door de Yser en de leperlee de sche pen met wol uit Engeland moesten binnen gekomen zijn, 1) voelde ik mij, tusschen de Sint-Maartenskerk en de Hal geheel omge ven door het beste en het schoonste, dat de Middeleeuwsche menschenziel in dit mooie land had voortgebracht. Men had mij gezegd, dat de Hal een juweel was, maar ze geleek mij een wonder. Indien," zoo kwam het mij voor, in een der oorlogen, die Vlaanderen geteisterd hebben, dit bouwwerk verwoest ware en dus alleen meer zou voortleven in beschrij vingen, dan zou niemand gelooven, dat het zózou kunnen geweest zijn. Men zou de beschrijvingen voor opgesmukte legenden, voor sprookjes houden. Den volgenden morgen washetgroenmarkt in de Hal. Een der groote ruimten beneden aan de binnenplaats was ten deele gevuld met de voortbrengselen der vruchtbare vel den uit den omtrek. Schooner kleurenspel kon men zich niet voorstellen! Datfrissche groen en geel onder die grijze ruime gewel ven en tegen die sterke, slanke zuilen! Z aantrekkelijk kan het er daar nauwelijks uitgezien hebben in de dagen, toen er de honderden balen Engelsche wol en de bergen van lepersche lakens te koop gesteld waren in den grooten tijd der 14e eeuw. Dat eenvoudige bescheiden marktgewoel was meer eigenaardig en meer treffend dan wat de bovenzalen vertoonden, waarvan een klein deel was ingericht voor archief en voor gerechtszaal, ter wijl de overige ledige ruimte versierd was met wandschilderingen uit de historie der stad, waarvan de beste helaas niet voltooid waren. Veel meer en veel duidelijker dan deze schilderstukken sprak de Reuzenhal zelf van de voormalige grootheid der oude, stille stad. Zij voerde de gedachte terug tot de roemrijke dagen van den Sporenslag, toen juist de laatste hand aan dit bouwwerk ge legd werd. Zij sprak van de macht en den vrijheidszucht der Vlaamsche keerlen, voor vaderen van hen, die nu aan de Yser strijden. Zij stond daar in al hare majesteit als een der burchten en wel de meest imposante van dit nijvere en sympathieke volk. Zoo was in dit wonderwerk, monument van de vlijt, de vrijheidsliefde en den kunst zin der oude Vlamingen, een heerlijke schat bewaard gebleven; zoo straalde uit deze oude muren het goddelijk licht van vele menschengeslachten. En nu zou dit alles, met nog veel andere kunstwerken, die door het kanon vernield zijn, beter te missen wezen dan het eerste het beste menschenleven! 't Is te hopen, dat de bovenbedoelde kun stenaar en zijne vrienden, zoodra deze wreede oorlog afgeloopen is, zullen besluiten, een bedevaart te doen naar het zwaar geteisterde Vlaanderen. Wanneer ze dan de treurige ruïnes der Hal van leperen zullen aanschouwen en tevens de vele graven, die er om heen liggen, dan durven wij voorspellen, dat ze meer zullen worden aangegrepen door de eerste dan door de laatste. Dan zullen ze beschaamd staan over hun benevelde uitspraak uit de dagen der neu traliteit. Dan zullen ze begrijpen, dat het verlies der oude sublieme kunstwerken on herstelbaar is, 2) terwijl het verlies der menschenlevens, hoe treurig ook, kan worden aangevuld. Immers op de graven der geval lenen zal een geheel neutraal gesproken nieuw geslacht ontluiken, dat toch licht iets wijzer en beter zal zijn dan het tegenwoordige. C. TE LlNTUM 1) Het ontstaan en groeien van leperen als middelpunt der oude Vlaamsche wolindustrie is moeilijk anders te verklaren dan door zijne ligging op het eindpunt der scheep vaart over deze kleine rivieren. Vanaf Londen, dat in 't groot een dergelijke ligging had op de Theems, konden de Engelsche schepen recht oversteken naar den mond der Yser. En ze konden de beroemde Engelsche wol brengen tot midden in 't Vlaamsche land, waar de weefkunst zoo vroeg ontwikkeld was. Het water van Yser en leperlee is nooit diep geweest; verzanding heeft geleid tot afsluiting, zoodat Nieuwpoort als voorhaven ontstond. Hetzelfde proces, dat zich later herhaalde aan het Zwin, waar Brugge het oudere Yperen ging overtreffen en op zijn beurt Damme en Sluis als voorhavens zag ontstaan. 2) De herstellingen, aan de Hal van lepe ren gedaan, hadden reeds bewezen, dat, bij allen rijkdom aan kunstenaars, die het Vlaam sche volk bezat, het toch onmogelijk was gebleken, den geest der Middeleeuwsche bouwmeesters te vatten. dubbel levensgroote ruiterstatuen in brons met aan den sokkel geketende kwade geesten en bekranste geniussen des goeds, als be scheiden monumenten in den vorm van fonteinen, zitbanken en gedenksteenen. Tot heden bezit ons achterlijk Europa slechts confectie-beeldhouwwerk voor afgestorvenen, voor de dooden op de kerkhoven. Practisch en vooruitstrevend Amerika, Chicago als altoos weder vooraan, heeft het bestaan, confectie-beeldhouwwerk voor levenden te fabriceeren en, ik moet zeggen, met succes, met groot succes zelfs. De heer Tim Arwlright had opgemerkt, dat zoovele menschen eerst sterven moeten om erkend te worden. Hun lichamelijkheid staat hun geestelijkheid in den weg. Welnu, dat zij sterven, d.w.z. dat zij het gebaar van het lichamelijk sterven aannemen, opdat het gebaar van de geestelijke verrijzenis ontsta. Dit is een heerlijke oplossing van het vraagstuk der miskenning, een schoone proef op de som des levens en het brengt zijn profijt in dollars rijkelijk op. Tim Arwlright plaatste door het geheele land in de couranten advertenties, waarin hij miskende menschen opriep, die tot erkenning wenschten te komen. Hij kreeg vele brieven, ontving de men schen, nam kennis van hun levensarbeid en dan gebeurde het volgende. De miskende man ging voor de wereld dood. Er ver scheen in de bladen een uitvoerige biographie. Aan al zijn tegenstanders werd het Wederom uit voorraad leverbaar de verschillende typen ADLE K-Automobielen. Prima materialen.zuivere afwerking en zeer nauwkeurig monteeren maakt de Adlerauto tot een der meest gewilde merken. GABAGE NEFKENS, Jacob Obrechtstr. 26, Amsterd. imiimimiMMii Engeland's Suprematie ter Zee (Van onzen maritlcmen medewerker) Our weapon by which we hope to bring this war to a close is seapower and np government would be justified in K'ivins; up a sin.sjle onc of the risjhts which tliat seapower Kives. BONAR LAW Ofschoon onwillekeurig de groote meer derheid nog altoos gedurendeden tegenwoor digen reuzenoorlog met de grootste aandacht de gebeurtenissen te land volgt en daarin de beslissing zoekt, begint toch meer en meer, ook voor de niet deskundigen, duide lijk te worden, dat er een groote, wel is waar niet zoo opvallende, doch wellicht meer beslissende invloed uitgaat van de heerschappij, die Engeland ter zee uitoefent. Dagelijks teekent zich duidelijk af, dat te land de oorlogvoerende partijen vrijwel tegen elkaar opwegen, maar dat ter zee door de Engelsche vloot eene zoo goed als absolute controle wordt uitgeoefend over het inter nationaal handelsverkeer; dat die vloot, na den enormen overzeeschen handel van Duitschland volkomen te hebben vernietigd, direct en indirect het weerstandsvermogen van de tegenstanders gevoelig heeft aan gepakt. Het is de geschiedenis, die zich herhaalt. De Engelsche politiek, die reeds in 1635 aanspraak maakte op de absolute souvereiniteit op de zeeën rond Qroot-Brittanje, richtte zich in de latere jaren tegen elke poging tot verstoring van het politiek even wicht, zoomede tegen elke poging, die door andere mogendheden werd aangewend om buiten het eigen land goede vlootstations te verkrijgen. Slechts schoorvoetend was men er toe te brengen om vrijwillig op vreemde markten aan nieuwe mededingers de vrije hand te laten, omdat men vreesde daarvan niet alleen economische, doch ook andere nadeelen te ondervinden. De vloot was en is daarbij nog het bol werk van Engeland's macht; zij is het in strument geweest waarmede die macht in den loop der eeuwen is uitgebreid en is, zooals kort geleden door een lid der tegen woordige Regeering nog eens werd gezegd, ook thans het wapen, waarmede men ten ten slotte in dezen oorlog hoopt te zegenvieren. Evenals nu de Engelsche vloot het recht opeischt om den neutralen handel onder controle te nemen, heeft zij het in vroeger jaren gedaan, ten einde den vijand zooveel mogelijk schade te berokkenen. En het spreekt van zelf, dat elk traktaat, dat den neutralen handel met den vijand of met anderen beschermt, bij zulk een optreden als een lastige hinderpaal moet worden be schouwd. Het is dan ook geen wonder, dat reeds van af de verklaring van Parijs in 1856, waarvan artikel II luidde: De onzijdige vlag dekt de vijandelijke lading met uitzondering van contrabande" in Engeland krachtig verzet is gevoerd tegen de erkenning van elk recht op dit gebied en dat in de engelsche pers bij her haling is gewezen op deze voor Engeland in oorlogstijd zoo hinderlijke bepaling. Dit verzet teekende zich opnieuw duidelijk af na de publicatie van de zeerechtdeclaratie van Londen, waarin men zelfs verder is gegaan en artikel II der verklaring van Parijs niet alleen heeft overgenomen, doch ook, voor alles wat niet als absolute contrabande wordt beschouwd, de z.g. leer der voort gezette reis heeft afgeschaft. Was die decla ratie door Engeland geratificeerd, dan zou dit land zich hebben verbonden om conditioneele contrabande, geladen in een neutraal schip en bestemd voor een transito haven als bijv. Rotterdam, ongemoeid te laten, zelfs al kon met zekerheid worden aangenomen, dat die goederen bestemd waren om hun weg naar vijandelijk gebied te vinden. Onder aanvoering van een groot aantal hooggeplaatste zeeofficieren is, voornamelijk tegen deze bepaling der zeerechtdeclarajie, een heftige oppositie gevoerd, omdat men er voor Engeland geen dadelijk voordeel in zag, daarentegen wél voor een mogelijken vijand. En de Engelsche Regeering is er dan ook nooit in geslaagd om de wets wijzigingen aangenomen te krijgen, die aan de ratificeering van de zeerechtdeclaratie moesten voorafgaan. Of die ratificeering wijziging zou hebben gebracht in hetgeen wij in den tegenwoor digen oorlog hebben zien gebeuren, is natuurlijk niet te zeggen en is zelfs zeer de vraag. Want het bezit van het meester schap ter zee is, dit weet men in Engeland al sinds eeuwen, zoo'n geducht wapen, het bericht van zijn dood gezonden en de om standigheden van zijn afsterven. Van den doode wordt niets dan goeds gezegd. Gewapend met al dat goeds, vereenigd in een brochure, begon Torn Arwlrighi nu reclame voor den doode" te maken. En al naar de zaak financieel beloofde te zullen slagen, werd de doode" vereeuwigd. Een commissie van aandeelhouders in de fabriek van standbeelden van beroemde Amerikanen, riep het publiek op om gaven te zenden voor een gedenksteen of een zitbank, een fontein, een buste op sokkel, een standbeeld ten voeten uit, een ruiterstandbeeld enz. Er werd aan de stad een park of een plein of een plaats op nog onbebouwd terrein ge vraagd of speculanten in bouwgrond boden een plaats voor 't standbeeld aan. Dan werd het beeld opgericht, plechtig onthuld met zeer lange toespraken door uiterst notabele personen en alsdan begon men de werken van den nieuwen grooten staatsburger te annonceeren. In de tijdschriften verscheen een Levensbericht" of een met groote waardeering gesteld artikel over den ge storven beroemden man. En het zaakje marcheerde. Mij nu werd door den heer Tim Arwlright opgedragen deze biographiën en necrologiën te schrijven. Mijn voorganger was ontslagen, omdat hij ten laatste naar vaste formules was gaan werken. Hij had een veertigtal verschillende levensberichten ver vaardigd, deze laten drukken met slechts

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl