Historisch Archief 1877-1940
.!....!... J.. J .JLJ LJL,t J J..
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 Juni '15. _ No. 1983
ding, waarin het hoogste Staatscollege thans
verkeert. Rem, heette het, tegen overijling
van het rechtstreeks gekozen Parlement,
bedachtzaam waker tegen den waan van
den dag, noodzakelijke controle op de gestes
van de Tweede Kamer. En wat is er van
geworden ?
Hoort den heer Kuyper op bladzijde 432
van Ons Program":
Behoudens allen eerbied voor onze
landsvaderen, mag daarom niet ver
zwegen worden, dat onze Eerste Kamer
haar reden van bestaan verloren heeft,
aan niemands verwachting beantwoordt,
tot al lager peil van onbeduidendheid
zinkt, en een dier raderen van ons
Staatsorganisme wordt, die veilig van
hun spil konden gelicht worden, zonder
dat iemand dit in den gang van het
raderwerk zou bespeuren. Elke wezen
lijke levenskracht daar besteed, is schier
verspild..."
Hoort hem op bladz. 431, hoe hij treffend
juist de positie schildert, waarin onder zijn
leiding de Senaat thans is gekomen:
Zij dreigt alweer aan haar bestem
ming te ontaarden en slechts een schaduw
te worden van de Tweede Kamer, een
al minder gewenscht oponthoud in de
afdoening der wetgevende zaak, zonder
dat de vrucht van dit stelselmatig opont
houd waarneembaar wordt."
Als men den antirevolutionairen leider
deze en andere uitspraken voorhoudt, wijst
hij ze terug met een beroep op de gerenom
meerde oude plunje."
Wat hem intusschen niet weerhoudt, om
minister Ort die oude plunje" te presen
teeren als kostelijk bewijs, dat hij, dr. Kuyper,
reeds voor 40 jaar voor de oplossing der
Eedskwestie ijverde.
De politieke machtsoefening van den
Senaat bij de vermogensbelasting en nu
weer bij de Eedswet zullen duizenden de
oogen openen, dat de Eerste Kamer in haar
tegenwoordigen vorm niet anders is dan
een minder gewenscht oponthoud in de
afdoening der wetgevende zaak."
Dat is n der gevolgen van het votum.
Een ander is, dat duidelijk is gebleken, hoe
Lohman's invlotd in het Hoogste Staats
college nihil, die van Kuyper overwegend is.
De Nederlander nam van stonde af aan
tegen Kuyper oppositie en na het votum
in de Eerste Kamer schreef het blad:
Maar wat helpen argumenten in eene
vergadering, waarin partij-politiek do
mineert."
Die partijpolitiek domineerde, omdat het
rechtsche amalgama van Roomschen, anti
revolutionairen en christelijk historischen
Kuyper's advies volgde en Lohman liet staan
als de roepende in de woestijn. Rutgers en
Bavinck waren afwezig. Was het, omdat het
tusschen hen en Kuyper niet botert aan de
Vrije Universiteit ? Aanwezig echter waren
vier christelijk-historischen. Hadden zij Loh
man's advies gevolgd, dan hadden zij voor
de wet gestemd en was deze aangenomen
geworden. Zij prefereerden Kuyper's leiding
en veroorzaakten de verwerping van het
ontwerp. Kuyper ging voor deze
christelijkhistorische senatoren boven Lohman. Dat
is een tweede ver-strekkend gevolg van het
votum. Wat zal thans gebeuren? Het be
vreemdt ons, zegt Het Vaderland, dat Ort
de kabinets-kwestie niet stelde. Gelukkig, dat
hij het niet deed, luidt ons bescheid. Want
dat juist zou Kuyper's triomf zijn geweest.
Dat zou beteekend hebben het
KuyperiaanschVan Biesensche bewind, het régime van
sabel-gekletter en opgave der neutraliteit.
Ort heeft het land een grooten dienst be
wezen door dit politieke spel te verijdelen.
Wat er ook tegen dit kabinet moge aan
gevoerd worden, niemand zal het de onver
gankelijke verdienste ontzeggen, dat het
onder leiding van Cort van der Linden,
Treub en Loudon ons land buiten den
wereldkrijg heeft weten te houden. Het ware
roekeloos geweest, als het zich door de trucs
van Kuyper en van Wijnbergen had laten
verleiden tot een beschikbaarstelling der
portefeuilles.
Kuyper heeft misschien zegevierend ge
glimlacht, toen de Senaatsmeerderheid ge
willig boog voor zijn wil als dictator.
Hahn zal hem moeten teekenen als den
man met het lange gezicht, nu Ort's kalme
overweging hem de kans op een plaats achter
de groene tafel beneemt.
Er is nog een consequentie uit het votum,
die eerst veel later wellicht zal worden ge
trokken.
Kuyper schrijft in De Standaard de his
torie der coalitiekabinetten. Hij onthult,
hoe Heemskerk weigerde een portefeuille te
aanvaarden in 't kabinet, dat de
Kuypersignatuur droeg. Nu bij de Eedskwestie,
verwijst de heer Kuyper staatsraad Heems
kerk zonder vorm van proces naar den
anticlericalen hoek.
Beroept Drucker zich op de uitspraken
van hoogstaande antirevolutionairen, dan
klinkt het hem uit Kuyper's mond tegemoet:
??Maar die vormen toch niet de
antirevolutionaire partij."
fe In die tegenwerping ligt deze consequentie
,_x*i^»- «^"^-iv, ?>?? w
mmmmm\\mmwm\mmmmM\mmfMmmmmmnmmmtm\umi\mmmm
GROOTE MANNEN
Herinnering aan een verblijf in Amerika
DOOR
BERNARD CANTER
Na velerlei wederwaardigheden had ik het
dan eindelijk te Chicago tot het eigenlijk
doel mijner onbewuste wenschen en neigingen
gebracht. Ik was broodeloos, haveloos en
des ondanks nog altoos er van doordrongen,
dat het materialisme een verdoemenswaardige
levensovertuiging is.
Dit heerlijk besef voelde ik als een onme
telijke schat, zelfs toen ik den grooten weg
insloeg, welken velen voor mij, velen na mij
zullen inslaan, dien naar een shelter van het
Leger des Heils om een homp brood, een
bak koffie en een krib voor den nacht te
verwerven. Hoevelen die naar Amerika gaan,
mtenen met hun verstand, dat zij er heen
reizen om rijkdom te verwerven, terwijl
diep binnen in, de stem hunner onbewust
heid hun waarschuwt, dat zij de diepste
armoede te gemoet gaan. Langen tijd
worvan het votum verscholen: zooals eenmaal de
zonnekoning decreteerde: l'Etat, c'est moi",
eischt de dictator'uit de Kanaalstraat: De
antirevolutionaire partij, ben ik, dr. Kuyper."
Bij het eedsontwerp heeft hij dit wel heel
duidelijk in het licht gesteld.
Voor ons lijdt het geen twijfel, of ook in
dit opzicht zal het votum verder strekkende
gevolgen hebben.
KAMER-RAAD
iiiiniiiiiiiiiiiin
Kunstwerken en
Menschenlevens
Wie het waagt, eenig oordeel uit te spre
ken over den tegenwoordigen gruwelijken
oorlog en zijn ondergrondsche voorspel,
wordt bij ons, neutraalsten der neutralen,
al spoedig terecht gewezen met den deftigen
raad: wacht tot later, dan zal de geschie
denis de waarheid wel aan 't licht brengen."
Zouden die raadgevers hua eigen woorden
gelooven ? Misschien wel: de neutraliteit
brengt even goed hare idees fixes mee als
het deelnemen aan den oorlog zelf. AI is
er hier te lande niet zoo'n ziekte der ge
leerden" te constateerer. als prof. Kernkamp
bij onze Oostelijke buren aan de kaak heeft
gesteld, een soort neutraliteits-koorts open
baart zich wél hier en daar, het meest bij
hen, die in gewone tijden zich nooit met
politiek of historie bezighouden, mier nu
op eens zich geroepen gevoelen, om erover
mee te spreken. Zoo b.v. bij theologen en
philosophen.
De geschiedenis zal de waarheid aan
't licht brengen." Wij zijn benieuwd, of
we 't nog beleven zullen, dat de geniale
man opstaat, die van den tegenwoordigen
oorlog een beeld zal geven gelijk Zpla deed
van den oorlog 1870?71. Waarschijnlijk is
dit niet, hoe gaarne wij 't zouden willen.
Maar als hij opstaat, dan zal hij weinig
hebben aan degenen, die nu roepen: oor
deelt niet." Dan zal hij liever te gast moe
ten gaan bij tijdgenooten, die, gewend aan
de studie van staatkundige-,
economischeen militaire gebeurtenissen met koel hoofd
en scherpen blik de geweldige worsteling
om zich heen gevolgd hebben en moed ge
noeg bezaten, om ten minste over een
aantal hoofdzaken een oordeel uit te
spreken. Dezulken hebben wij gelukkig in
ons neutrale land 6k nog, hoewel minder
dan in sommige andere onzijdige landen.
Moeilijk zal de taak van zoo'n nieuwen Zola
wezen, maar ze zou toch nog een klei
nigheid mogen heeten tegenover het werk
van dengene, die een psychologisch beeld
zou willen geven van de volken tijdens den
grooten oorlog. Al ware 't alleen maar van
het Nederlandsche volk. Wat al wonderlijke
denkbeelden zou hij daar onder den mist
der neutraliteit moeten opzoeken en verkla
ren. Wat zou hij verbaasd zijn over den
vorm, dien de feiten en vooral de theorieën,
overgewaaid van het oorlogsterrein, daar in
den nevel hadden aangenomen !
Slechts n voorbeeld willen we hier aan
halen. Toen de Duitsche kanonnen de heer
lijke kunstwerken van Leuven, Mechelen,
leperen en Rheims vernield hadden, werd
van Duitsche zijde alles verdedigd met de
vermaarde Kriegsnotwendigkeit", een
onwelluidende vertaling van het oude lucht
hartige Fransche gezegde: a la guerre com
me a la guerre..." Men had te zorgen voor
de veiligheid van den Duitschen soldaat,
zoo luidde het militaire beginsel en dat werd
in zijn scherpsten vorm uitgesproken in de
formule: het leven van n Duitschen sol
daat is meer waard dan all* kunstwerken
van België en Frankrijk". Bismarck zou ge
zegd hebben: het gebeente van nen
Pommerschen grenadier", maar de tijd van
Bïsmarck is voorbij; men spreekt niet meer
zoo drastisch en heeft daardoor het voor
deel, dat er nu keus gelaten wordt: bij dien
Duitschen soldaat" kan de welwillende lezer
zich desnoods een beroemd philantroop of
een geniaal componist voorstellen, terwijl
men den onwelwillende, die aan een
Berlijnschen Zuhalter" of een Beierschen Raufer"
zou willen denken, den mond kan snoeren.
Zoo blijft dat, leven van dien kostelijken
Duitschen soldaat" een mooie vondst, vooral
wanneer achterna nog de Duitsche
Schulmeister" tezamen en in vereeniging komen
verklaren in een hunner organen, dat alle
Duitsche soldaten, wegens het uitstekend
onderwijs op hunne Volkscholen", niet an
ders dan nette menschen kunnen zijn.
Maar ziet nu, wat er van de schoone for
mule wordt, wanneer ze bij ons verzeild
geraakt in den nevel der neutraliteit. Dan
moet de Duitsche soldaat verdwijnen, want
die is niet neutraal. Hij wordt vervangen
door den mensen in 't algemeen; de nevel
vergunt alleen nog de omtrekken van een
menschelijk lichaam te onderscheiden; van
uniform, wapening of zelfs stramme" hou
ding is niets meer te zien. En er wordt
dus als een nieuwe regel verkondigd: n
menschenleven is meer waard dan alle Bel
gische en Fransche kunstwerken, ja, meer
dan alle kunstwerken der wereld." Dezen
gruwelijken onzin hebben we zelfs zien
stelen dan de twee sentimenten in den land
verhuizer tot hij, als hij eindelijk bereikt
heeft, waarvoor hij altoos vreesde, de homp
brood, de bak koffie en de krib in den shelter,
opeens 's avonds op zijn leger tot het besef
komt, dat hij thans het gevreesde recht onder
de oogen ziet. Verlost van die vrees, legt
hij dan 't hoofd neder en slaapt voor 't
eerst, na jaren, den slaap des bevrijden. Des
morgens staat hij frisch als een hoentje op,
ervaart dat de wereld nieuw voor hem ge
boren is, voelt zich bevrijd van de maat
schappelijke banden en ketens, die hem tot
heden hebben gekluisterd en begint zich te
schikken in het leven van den tramp", den
vagebond, den schooier. Deze lieden zijn de
ware groote mannen van Amerika in tegen
stelling met de millionnairs. Want de tramp
heeft den moed der armoede en ontbering
te midden van overvloed, iets wat heel wat
meer van den innerlijken mensch eischt dan
het bezit van de zwakheid en de lafheid
van den over-rijkdom en verspilling te mid
den van dervenden, welke den millionnair
kenmerken.
Reeds stond ik gereed om 's morgens met
mijn bundeltje in de hand de shelter te ver
laten en den grooten weg op te gaan, toen
hetnoodlot mij opnieuw deed mislukken.Zelfs
een volkomen tramp kon ik niet worden,
zoomin als een volkomen humorist. Want
de opzichter had mijn naam en beroep in
het register gelezen en vroeg mij, wat voor
soort schrijver ik was.
neerschrijven door een kunstenaar, geen
bouwmeester of beeldhouwer natuurlijk, dat
moest er nog bijkomen, maar toch door
een kunstenaar, een woordkunstenaar, een
man, die door zich zelf en anderen gerekend
wordt tot de schrijvers van eenige beteekenis.
Letterkundigen" hadden wij bijna ge
schreven, maar deze term is te weinig van
pas, om hier te gebruiken. Hij zou zich anders
goed leenen tot de woordspeling, die een
bezoeker van het (helaas voorloopig laatste)
algemeen Nederlandsch congres te Antwer
pen, zich op een der gezellige avond
zittingen veroorloofde toen hij zeide, dat
de letterkunde daar diende vervangen door
de literkunde. Waarlijk, de uitspraak over
het menschenleven en de kunstwerken is
haast niet anders denkbaar dan in den mond
van iemand, die zoodanig in het literglas
gekeken heeft, dat hij geen verhoudingen
meer ziet.
Een kunstenaar, neen elk redelijk wezen
moest er zich voor schamen! Men dient toch
aan te nemen, dat iedereen en vooral een
bewoner van Nederland, dat immers weer
liefde toont voor stedenschoon, al houdt die
liefde nog niet over, eenige schrijning van
hartzeer zou gevoelen over de vernieling der
heerlijke Vlaamsche en Fransche bouwwer
ken. Maar hoe groot, neen, hoe klein moet
dat verdriet zijn, indien het de smart over
het teloorgaan van n menschenleven niet
overtreft? Immers, iederen dag, ieder uur
zelfs, worden er duizenden menschenlevens
vernietigd, ook al is het vrede over de
gansche wereld. Ja, als men zich in den
rustigsten tijd plaatst, die ooit bestaan heeft en
de natuurlijke sterfgevallen wil uitzonderen,
omdat ze in de vergelijking" niet passen,
dan nog brengt elke dag dozijnen van on
gelukken met doodelijken afloop. Alleen op
de Amerikaansche spoorwegen vallen jaar
lijks tien tot twaalfduizend slachtoffers!
Wie heeft nu den bovenbedoelden kun
stenaar en zijne medestanders ooit zien
huilen bij de gedachte aan al die menschen
levens? En indien ze daar geen traan bij
laten, dan kan er zeker geen zucht over
schieten voor de gevallen of beschadigde
kunstwerken.
't Is droevig!
Ter vergelijking is zelfs geschreven, dat
indien het Rijksmuseum te Amsterdam in
brand geraakte, geen brandweerman er zijn
leven voor zou moeten wagen. Een fraaie
les voor de Amsterdamsche brandweer!
We hebben te veel eerbied voor haar, om
te meenen, dat ze ook maar n oogenblik
zou trachten, die les op te volgen. En we
meenen, dat degene, die zijn leven zou wagen
voor de Nachtwacht", den dank zou ver
dienen en ontvangen van het gansche
Nederlandsche volk, ja, we vragen ons met
verbazing af, hoe zelfs in dezen mistigen
tijd een menschelijk brein zoo beneveld kon
zijn, dat zulk een onzinnige raad kon ge
geven worden.
Wij ook hebben eerbied voor een men
schenleven, ofschoon we veel gradueel
verschil maken. Er zit in elke menschenziel
een goddelijke vonk, al is ze vaak moeilijk
te ontdekken achter de sombere schaduwen
van zonde en verdorvenheid.
Maar in een kunstwerk van waarde is
meer van dat goddelijke licht, dan in hon
derden of duizenden gewone menschen.
Neem alleen maar de heerlijke Hal van
leperen, het schitterende Middeleeuwsche
bouwwerk, waarvan vele Nederlanders het
te laat zullen betreuren, dat ze een bede
vaart erheen verzuimd hebben. Nog staat
het me klaar voor den geest, hoe ik op een
zomeravond van het jaar 1909 het ontzaglijke
marktplein der oude stille stad voor 't eerst
mocht betreden. Veel had ik over de Hal
hooren spreken en talrijk waren de beschrij
vingen vol bewondering, die ik erover ge
lezen had, maar de werkelijkheid overtrof
toch zeer ver mijne voorstelling. Zögrootsch
en toch zöharmonisch, met zijn forschen
klokketoren rustig zich verheffend boven de
eindelooze vluchten van spitsboogramen en
spitsboogdeuren, en geflankeerd links en
rechts door het majestueuze dak. Zelfs het
veel nieuwere stadhuis, het Nieuwerk, dat
van over het marktplein het gezicht op den
zijkant der eigenlijke Hal benam, bedierf
niets aan den overweldigenden indruk;
integendeel, zooals het door den subliemen
bouwmeester der 16e eeuw tegen de zware
flank der Hal gezet was, maakte het den
aanblik van verre nog mooier en intiemer,
brak het eenigszins de strengheid der
Gothische lijnen. En de lijd had gezorgd
gelijk bij zoovele oude combinaties dat
het poëtisch waas der eeuwen over beide
gebouwen gekomen was en ze had saam
verbonden, zoodat men ze niet meer ge
scheiden kon denken.
Rechts achter die monumenten van bur
gerlijke grootheid verhief zich, bescheiden
maar toch altijd edel van lijn, de stompe
14e-eeuwsche toren der hoofdkerk.
Zooals die groep daar voor mij stond,
scherp afgeteekend tegen den helderen avond
hemel, maakte ze een overweldigenden
indruk, sterker dan ik ooit gevoeld had in
andere steden, in Brugge, in Mechelen, ja
Laat mij gaan. Ik behoor tot de weinig
gewilden. Ik schrijf treurspelen en blijspelen
in verzen, die iets schoons en iets goeds
willen brengen. Gij begrijpt, dat zoo iemand
in den shelter terechtkomt, nu zij die bederven
en verderven, algemeen gewild zijn."
Ik ben geen man van kunst," antwoordde
de opzichter trouwhartig. Maar er is een
uitgever hier geweest, die voor een
grootsche onderneming pennen te huur zoekt.
Hier is het adres. Misschien is het iets voor u."
Toen ben ik gevallen. In stede van een
eerlijken en onafhankelijken tramp te worden,
levend bij den dag van diefstal en bedelarij
in 't klein, ben ik gaan solliciteeren en iets
wat mij te voren nooit was overkomen, mijn
sollicitatie heeft succes gehad.
In een der groote flats in de veertigste
straat woonde, betrekkelijk nog gelijkvloers,
nauwelijks op de twintigste verdieping, de
heer Tim Arwlright, hoofd van een combi
natie, welke een fabriek had opgezet van
confectie-standbeelden. Op 't eerste gezicht
lijkt dat vreemd. Maar waarom zou men,
nadat zooveel confectie voor den uiterlijken
mensch met succes vervaardigd wordt, ook
geen confectie voor den innerlijken mensch
gaan maken ? In de standbeelden-fabriek
werden naar een vijftiental beroemde model
len standbeelden vervaardigd. Men kon ze
er krijgen van zandsteen, van marmer, van
brons en van terra-cotta in diverse afme
tingen en prijzen. Er waren standbeelden
voor allerlei groote mannen en zoowel
in Parijs of Londen. Nooit is de huivering,
die sublieme schoonheid kan wekken, z
over mij gekomen.
En later toen ik, na lang aan mijne
plaats op het groote marktplein gekluisterd
geweest te zijn, mij eindelijk dichterbij
gewaagd had, werd die aandoening zoo
mogelijk nog heviger.
Op het pleintje, dat eens de haven was,
waarin door de Yser en de leperlee de sche
pen met wol uit Engeland moesten binnen
gekomen zijn, 1) voelde ik mij, tusschen de
Sint-Maartenskerk en de Hal geheel omge
ven door het beste en het schoonste, dat
de Middeleeuwsche menschenziel in dit
mooie land had voortgebracht.
Men had mij gezegd, dat de Hal een
juweel was, maar ze geleek mij een wonder.
Indien," zoo kwam het mij voor, in een
der oorlogen, die Vlaanderen geteisterd
hebben, dit bouwwerk verwoest ware en
dus alleen meer zou voortleven in beschrij
vingen, dan zou niemand gelooven, dat het
zózou kunnen geweest zijn. Men zou de
beschrijvingen voor opgesmukte legenden,
voor sprookjes houden.
Den volgenden morgen washetgroenmarkt
in de Hal. Een der groote ruimten beneden
aan de binnenplaats was ten deele gevuld
met de voortbrengselen der vruchtbare vel
den uit den omtrek. Schooner kleurenspel
kon men zich niet voorstellen! Datfrissche
groen en geel onder die grijze ruime gewel
ven en tegen die sterke, slanke zuilen! Z
aantrekkelijk kan het er daar nauwelijks
uitgezien hebben in de dagen, toen er de
honderden balen Engelsche wol en de bergen
van lepersche lakens te koop gesteld waren
in den grooten tijd der 14e eeuw.
Dat eenvoudige bescheiden marktgewoel
was meer eigenaardig en meer treffend dan
wat de bovenzalen vertoonden, waarvan
een klein deel was ingericht voor archief
en voor gerechtszaal, ter wijl de overige ledige
ruimte versierd was met wandschilderingen
uit de historie der stad, waarvan de beste
helaas niet voltooid waren.
Veel meer en veel duidelijker dan deze
schilderstukken sprak de Reuzenhal zelf van
de voormalige grootheid der oude, stille
stad. Zij voerde de gedachte terug tot de
roemrijke dagen van den Sporenslag, toen
juist de laatste hand aan dit bouwwerk ge
legd werd. Zij sprak van de macht en den
vrijheidszucht der Vlaamsche keerlen, voor
vaderen van hen, die nu aan de Yser strijden.
Zij stond daar in al hare majesteit als een
der burchten en wel de meest imposante
van dit nijvere en sympathieke volk.
Zoo was in dit wonderwerk, monument
van de vlijt, de vrijheidsliefde en den kunst
zin der oude Vlamingen, een heerlijke schat
bewaard gebleven; zoo straalde uit deze
oude muren het goddelijk licht van vele
menschengeslachten.
En nu zou dit alles, met nog veel andere
kunstwerken, die door het kanon vernield
zijn, beter te missen wezen dan het eerste
het beste menschenleven!
't Is te hopen, dat de bovenbedoelde kun
stenaar en zijne vrienden, zoodra deze wreede
oorlog afgeloopen is, zullen besluiten, een
bedevaart te doen naar het zwaar geteisterde
Vlaanderen.
Wanneer ze dan de treurige ruïnes der
Hal van leperen zullen aanschouwen en
tevens de vele graven, die er om heen
liggen, dan durven wij voorspellen, dat ze
meer zullen worden aangegrepen door de
eerste dan door de laatste.
Dan zullen ze beschaamd staan over hun
benevelde uitspraak uit de dagen der neu
traliteit. Dan zullen ze begrijpen, dat het
verlies der oude sublieme kunstwerken on
herstelbaar is, 2) terwijl het verlies der
menschenlevens, hoe treurig ook, kan worden
aangevuld. Immers op de graven der geval
lenen zal een geheel neutraal gesproken
nieuw geslacht ontluiken, dat toch licht iets
wijzer en beter zal zijn dan het tegenwoordige.
C. TE LlNTUM
1) Het ontstaan en groeien van leperen als
middelpunt der oude Vlaamsche wolindustrie
is moeilijk anders te verklaren dan door
zijne ligging op het eindpunt der scheep
vaart over deze kleine rivieren. Vanaf Londen,
dat in 't groot een dergelijke ligging had op
de Theems, konden de Engelsche schepen
recht oversteken naar den mond der Yser.
En ze konden de beroemde Engelsche wol
brengen tot midden in 't Vlaamsche land,
waar de weefkunst zoo vroeg ontwikkeld was.
Het water van Yser en leperlee is nooit
diep geweest; verzanding heeft geleid tot
afsluiting, zoodat Nieuwpoort als voorhaven
ontstond. Hetzelfde proces, dat zich later
herhaalde aan het Zwin, waar Brugge het
oudere Yperen ging overtreffen en op zijn
beurt Damme en Sluis als voorhavens zag
ontstaan.
2) De herstellingen, aan de Hal van lepe
ren gedaan, hadden reeds bewezen, dat, bij
allen rijkdom aan kunstenaars, die het Vlaam
sche volk bezat, het toch onmogelijk was
gebleken, den geest der Middeleeuwsche
bouwmeesters te vatten.
dubbel levensgroote ruiterstatuen in brons
met aan den sokkel geketende kwade geesten
en bekranste geniussen des goeds, als be
scheiden monumenten in den vorm van
fonteinen, zitbanken en gedenksteenen. Tot
heden bezit ons achterlijk Europa slechts
confectie-beeldhouwwerk voor afgestorvenen,
voor de dooden op de kerkhoven. Practisch
en vooruitstrevend Amerika, Chicago als
altoos weder vooraan, heeft het bestaan,
confectie-beeldhouwwerk voor levenden te
fabriceeren en, ik moet zeggen, met succes,
met groot succes zelfs.
De heer Tim Arwlright had opgemerkt,
dat zoovele menschen eerst sterven moeten
om erkend te worden. Hun lichamelijkheid
staat hun geestelijkheid in den weg. Welnu,
dat zij sterven, d.w.z. dat zij het gebaar
van het lichamelijk sterven aannemen, opdat
het gebaar van de geestelijke verrijzenis
ontsta. Dit is een heerlijke oplossing van
het vraagstuk der miskenning, een schoone
proef op de som des levens en het brengt
zijn profijt in dollars rijkelijk op.
Tim Arwlright plaatste door het geheele
land in de couranten advertenties, waarin
hij miskende menschen opriep, die tot
erkenning wenschten te komen.
Hij kreeg vele brieven, ontving de men
schen, nam kennis van hun levensarbeid en
dan gebeurde het volgende. De miskende
man ging voor de wereld dood. Er ver
scheen in de bladen een uitvoerige
biographie. Aan al zijn tegenstanders werd het
Wederom uit voorraad leverbaar
de verschillende typen
ADLE K-Automobielen.
Prima materialen.zuivere afwerking en zeer
nauwkeurig monteeren maakt de
Adlerauto tot een der meest gewilde merken.
GABAGE NEFKENS,
Jacob Obrechtstr. 26, Amsterd.
imiimimiMMii
Engeland's Suprematie ter Zee
(Van onzen maritlcmen medewerker)
Our weapon by which we hope to bring
this war to a close is seapower and
np government would be justified in
K'ivins; up a sin.sjle onc of the risjhts
which tliat seapower Kives.
BONAR LAW
Ofschoon onwillekeurig de groote meer
derheid nog altoos gedurendeden tegenwoor
digen reuzenoorlog met de grootste aandacht
de gebeurtenissen te land volgt en daarin
de beslissing zoekt, begint toch meer en
meer, ook voor de niet deskundigen, duide
lijk te worden, dat er een groote, wel is
waar niet zoo opvallende, doch wellicht
meer beslissende invloed uitgaat van de
heerschappij, die Engeland ter zee uitoefent.
Dagelijks teekent zich duidelijk af, dat te
land de oorlogvoerende partijen vrijwel tegen
elkaar opwegen, maar dat ter zee door de
Engelsche vloot eene zoo goed als absolute
controle wordt uitgeoefend over het inter
nationaal handelsverkeer; dat die vloot, na
den enormen overzeeschen handel van
Duitschland volkomen te hebben vernietigd,
direct en indirect het weerstandsvermogen
van de tegenstanders gevoelig heeft aan
gepakt.
Het is de geschiedenis, die zich herhaalt.
De Engelsche politiek, die reeds in 1635
aanspraak maakte op de absolute
souvereiniteit op de zeeën rond Qroot-Brittanje,
richtte zich in de latere jaren tegen elke
poging tot verstoring van het politiek even
wicht, zoomede tegen elke poging, die door
andere mogendheden werd aangewend om
buiten het eigen land goede vlootstations
te verkrijgen. Slechts schoorvoetend was
men er toe te brengen om vrijwillig op
vreemde markten aan nieuwe mededingers
de vrije hand te laten, omdat men vreesde
daarvan niet alleen economische, doch ook
andere nadeelen te ondervinden.
De vloot was en is daarbij nog het bol
werk van Engeland's macht; zij is het in
strument geweest waarmede die macht in
den loop der eeuwen is uitgebreid en is,
zooals kort geleden door een lid der tegen
woordige Regeering nog eens werd gezegd,
ook thans het wapen, waarmede men ten
ten slotte in dezen oorlog hoopt te
zegenvieren. Evenals nu de Engelsche vloot het
recht opeischt om den neutralen handel
onder controle te nemen, heeft zij het in
vroeger jaren gedaan, ten einde den vijand
zooveel mogelijk schade te berokkenen. En
het spreekt van zelf, dat elk traktaat, dat
den neutralen handel met den vijand of met
anderen beschermt, bij zulk een optreden
als een lastige hinderpaal moet worden be
schouwd.
Het is dan ook geen wonder, dat reeds
van af de verklaring van Parijs in 1856,
waarvan artikel II luidde:
De onzijdige vlag dekt de vijandelijke
lading met uitzondering van contrabande"
in Engeland krachtig verzet is gevoerd
tegen de erkenning van elk recht op dit
gebied en dat in de engelsche pers bij her
haling is gewezen op deze voor Engeland
in oorlogstijd zoo hinderlijke bepaling.
Dit verzet teekende zich opnieuw duidelijk
af na de publicatie van de zeerechtdeclaratie
van Londen, waarin men zelfs verder is
gegaan en artikel II der verklaring van Parijs
niet alleen heeft overgenomen, doch ook,
voor alles wat niet als absolute contrabande
wordt beschouwd, de z.g. leer der voort
gezette reis heeft afgeschaft. Was die decla
ratie door Engeland geratificeerd, dan zou
dit land zich hebben verbonden om
conditioneele contrabande, geladen in een
neutraal schip en bestemd voor een transito
haven als bijv. Rotterdam, ongemoeid te
laten, zelfs al kon met zekerheid worden
aangenomen, dat die goederen bestemd
waren om hun weg naar vijandelijk gebied
te vinden.
Onder aanvoering van een groot aantal
hooggeplaatste zeeofficieren is, voornamelijk
tegen deze bepaling der zeerechtdeclarajie,
een heftige oppositie gevoerd, omdat men
er voor Engeland geen dadelijk voordeel in
zag, daarentegen wél voor een mogelijken
vijand. En de Engelsche Regeering is er
dan ook nooit in geslaagd om de wets
wijzigingen aangenomen te krijgen, die aan
de ratificeering van de zeerechtdeclaratie
moesten voorafgaan.
Of die ratificeering wijziging zou hebben
gebracht in hetgeen wij in den tegenwoor
digen oorlog hebben zien gebeuren, is
natuurlijk niet te zeggen en is zelfs zeer
de vraag. Want het bezit van het meester
schap ter zee is, dit weet men in Engeland
al sinds eeuwen, zoo'n geducht wapen, het
bericht van zijn dood gezonden en de om
standigheden van zijn afsterven. Van den
doode wordt niets dan goeds gezegd.
Gewapend met al dat goeds, vereenigd in
een brochure, begon Torn Arwlrighi nu
reclame voor den doode" te maken. En al
naar de zaak financieel beloofde te zullen
slagen, werd de doode" vereeuwigd. Een
commissie van aandeelhouders in de fabriek
van standbeelden van beroemde Amerikanen,
riep het publiek op om gaven te zenden
voor een gedenksteen of een zitbank, een
fontein, een buste op sokkel, een standbeeld
ten voeten uit, een ruiterstandbeeld enz. Er
werd aan de stad een park of een plein of
een plaats op nog onbebouwd terrein ge
vraagd of speculanten in bouwgrond boden
een plaats voor 't standbeeld aan. Dan werd
het beeld opgericht, plechtig onthuld met
zeer lange toespraken door uiterst notabele
personen en alsdan begon men de werken
van den nieuwen grooten staatsburger te
annonceeren. In de tijdschriften verscheen
een Levensbericht" of een met groote
waardeering gesteld artikel over den ge
storven beroemden man. En het zaakje
marcheerde.
Mij nu werd door den heer Tim
Arwlright opgedragen deze biographiën en
necrologiën te schrijven. Mijn voorganger was
ontslagen, omdat hij ten laatste naar vaste
formules was gaan werken. Hij had een
veertigtal verschillende levensberichten ver
vaardigd, deze laten drukken met slechts