Historisch Archief 1877-1940
27 Juni '15. No. 1983
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Bloemen schikken
KLEUR EN GEUR
Een lievelingsvaas nam ik, en daarin
schikte ik iris en kamperfoelie. Ik f'zette
haar op het tafeltje bij het raam en een
hoekje vol schoonheid, lijn en kleur was
gereed.
Ik geloof dat deze Japansche vaas voor
mij de grootste bekoring heeft, omdat zij
zoo eenvoudig, zonder eenige versiering is,
omdat de slanke lijn van haar vorm, steun
geeft aan de bloemen, die daarboven sierlijk
opstaan en omlaag hangen.
Men zou haast voor elke bloemensoort
een andere daarvoor passende vaas moeten
hebben, groote zware bloemen voldoen
het best in grof aardewerk, andere harmo
nieeren met geel koper, de teere fijne
kleuren van de roos eischen geslepen
kristal en de Japanner, die zoo fijn voelt
op het punt van bloemen, heeft zeker deze
gedachte gekoesterd, toen hij deze vaas van
wit porselein even roomachtig getint
met zijn kunstenaarshand vormde.
De iris, voor wie Japan het moederland
is, schikt zich in deze vaas, alsof het haar
kleed was, dat zij daar gewoon was te
dragen.
Van teekening zijn deze beide bloemen,
de iris en kamperfoelie, zoo mooi, haast
ondoorgrondelijk mooi!
Nieuwsgierig speuren we naar de bedoe
ling van die breede fluweelige bladen van
de iris, naar den zin van de fijne teere
kleuren van de kamperfoelie; we zoeken
naar den stamper van de iris en peinzen
over de lange spoor van de. kamperfoelie.
We kunnen ons met al die geheimen niet
bemoeien en alleen maar leiten op de
schoonheid van vormen, van lijn en kleur
en dan toch genieten van wat ons oog
boeit, maar soms treft ons opeens het
groote besef, dat bloemen geen levenlooze
dingen zijn, die we neerzetten ; soms is het
of de raadselen zich aan ons opdringen van
de mysterie van het leven.
Dat die bloemen geen doode voorwerpen
zijn, is juist haar groote bekoring.
Zij schitteren, staan in volle pracht, in
vollen rijkdom van levenskracht dan
verwelken ze weer en vergaan!
En een klein drama is afgespeeld, de
bloemen hebben haar rol vervuld in het
leven, en de insecten kregen de hoofdrol
op het tooneel.
Pediculus vestimenti
In vroeger tijd, ik weet niet of 't nog zoo
lieoen Amsterdammers, die langs de
- o n Helden en zich op de steenen
-<»priüv neerzetten om
... ^ gevaar om zich later dat
_...^i half uurtje te herinneren met
ge..engde gevoelens. Je kwam dan goed en
wel thuis, maar spoedig daarna, of nog wel
eerder, deed je de onaangename ontdekking
op, dat zich daar tusschen de steenen be
halve de aardige zee-springstaarten nog wel
heel andere insecten kunnen ophouden.
Landloopers mochten zich indertijd gaarne
op dien dijk reinigen in 't warme zonnetje
en 't lauwe water, ook lieten ze er wel eens
een onbruikbaar kleedingstuk achter en dat
alles maakt dat men, laat ik zeggen ns op
de honderd maal, gevaar liep daar een insect
op te doen dat tegenwoordig een treurige
vermaardheid heeft gekregen: de kleederluis
(Pediculus vestimentie).
Ik zou in dezen mooien zomertijd de
nachtegaal zingt in de verte over dit grie
zelig onderwerp niet schrijven, als de zaak
niet van zooveel belang was en als ik niet
een boekje voor mij had liggen, waarin van
deze en dergelijke dingen zoo alleraardigst
en leerzaam wordt verteld, dat de griezelig
heid er voor een groot deel af gaat.
't Is een van de producten van den oorlog,
een goedkoop Engelsch boekje, getiteld :
The minor horrors of the war", by A. E.
Shipley Sc. D. (London, Smith, Elder & Co.
l sh. 6). Shipley is een van de knapste
Juist de iris en de kamperfoelie spelen
hun rol geheel verschillend van opvatting.
Wat de iris bereiken wil, zoekt zij in
schitterende kleur, in een zich opdringen
aan de oogen der insecten, n bloem
op n steel is haar niet voldoende; vier,
vijf, zes bloemen achtereen ontplooit zij en
als de een verflenst, treedt de ander in haar
plaats. Op de fluweelige lip wijzen de
honigmerken den weg aan om naar die
zoete bron tekomen.
Groot, zwaar, opvallend, is de irisbloetn
vol warmen gloed!
En de kamperfoelie haast in het verbor
gen bloeit zij, zich slingerend door het
eikenhout boven de hoofden dermenschen;
weinig opvallend door klev.pn, kon zij ge
makkelijk vergeten worden, onopgemerkt
Wijven voor den voorbijgaanden wandelaar,
maar toch dringt zij zich op uit haar schuil
plaats. De eigenaardige geur maakt, dat wij
zoeken naar de plant, vór we haar zien.
Dan vinden we de bevallig rankende
takken, die zwevend een rustplaats zoeken,
een veiligen steun om verder te slingeren en
boven de hoofden der menschen het eiken
hakhout door te gaan van boomtop tot
boomtop.
Zoo zeker als wij den geur waarnemen
zonder dat wij de bloem gaan zoeken, zoo
zeker zullen ook de insecten de kamperfoelie
vinden, ook al zien zij de bloem niet, die
zich in heldere nachten toch kernachtig
af teekent tegen het groen.
Niet in kleur en lijn zoekt de kamperfoelie
haar grootste kracht, maar in haar
opvallenden geur, die al sterker wordt naar mate
de avond daalt. Verwacht zij dan alles van
de nachtvlinders met hun lange tongen en
bergt zij daarom de honig in de diepe spoor,
omdat zij hen aan wil zetten tot zoeken en
speuren om ze beter met stuifmeel te kun
nen beladen?
Een mooie bouquet staat daar ginder bij
het raam de donker paarse iris komt
wonder mooi uit tegen de licht gele kam
perfoelie.
De zwaarmoedige bloemen van de iris,
die aan rouw doen denken, worden verzacht
door de luchtige ranken van de klimplant.
De fijne doorschijnende bloembladen van
de kamperfoelie, herinnerend aan de vleugels
der insecten hangen omlaag langs de vaas,
terwijl de stempels verwachtend zich rekken
naar het stuifmeel. De stamper van de iris
verbergt een veel grooter geheim. De kern
achtige stempels, die we duidelijk vinden
in haast elke bloem zijn hier vervormd
als bloembladen en de dikke hommel, die
met stuifmeel beladen zich neerzet op de
onderste, de donkerste lip, brengt het stuif
meel op die gekleurde vlag, die aan geen
stempel doet denken.
Lang kunnen we staan voor de donkere
iris, bewonderend stil; maar al de kleine
verschillen van bloemen en takken en
bladen begrijpen doen we ze niet.
Een mooie bouquet staat daar ginder vol
lijn, kleur en geur, vol afwisseling van
veranderend leven!
De schoonheid der natuur te bewonderen
is een nooit volprezen genot!
A. BlENFAIT
* 8t *
Een Modepraatje
Van den geleidelijken overgang, waardoor
het Madame la Mode" meestal gelukt hare
ingrijpende veranderingen aannemelijk te
maken, is bij de jongste modeuitingen minder
dan gewoonlijk te bespeuren. Er zijn als 't
ware eenige wordingsstadia overgesprongen,
zoodat we, wanneer al niet geheel onver
wacht, dan toch vrij plotseling voor 't vol
dongen feit der totale silhouetverandering
staan.
Zonder slag of stoot, zonder dat er ook
maar n kreet tegen opging, is de wijde
rok-mode" met de mooie godets- en
plooivallingen, niet alleen geaccrediteerd,
maar zelfs met open armen ontvangen.
Eigenlijk kunnen we over 't gracelijk
uitwaaiende rokkengeplooi,de wiegelende heup
beweging die 't figuur daardoor verkrijgt,
en 't los-zwierige van bolero en afstaand
jakje, alleen maar oordeelen, wanneer wij
't nieuwste costuum op de persoon zelve
aanschouwen.
Ziet, hoe 't geheel door de wijze der
tresversiering, door de verdere bijzonder
heden die er juist de finesses van uitmaken,
door schoeisel en haardos, het aspect ver
krijgt, dat onmiskenbaar de inspiratie op
Spaansche kleedij verraadt!
't Zijn zoowel de fraai bewerkte lage
luxeEngelsche entomologen, lector in Cambridge
en hij heeft het in dit boekje over luizen,
wantluizen, vlooien, de
scheepsbeschuitvlinder, vliegen, myten, teeken en bloed
zuigers. Heel wat anders dus dan van vlin
ders en bijen.
Voor de zoo- en zooveelste maal vertelt
hij, dat men, om een schadelijk dier met
succes te bestrijden, volkomen op de hoogte
moet wezen van zijn levenswijze en tot voor
korten tijd wist men van die kleederluis
eigenlijk zoo goed als niets. Dat wil zeggen,
het doode beest kende men tot in de fijnste
bijzonderheden, daar heeft -..ammerdam al
aan gewerkt, maar die doode dieren zijn
niet lastig meer. Men is toen begonnen aan
het Quick Laboratory te C/2"1 bridge, om met
Pediculus vestimenti kweekproeven te gaan
nemen. Dat bleek zeer moeilijk te zijn, want,
zegt Shipley, die luizen zijn zeer balsturige
wezens, wil je ze in leven houden, dan gaan
ze dood en waar je ze dood zou willen
hebben blijven ze leven en vermenigvul
digen ze zich tot in het oneindige.
De kleederluis leeft namelijk aan de bin
nenzijde van de menschelijke onderkleeding.
Zelfs als hij zich voedt en zijn zuigsnuit
in de huid van zijn hospes heeft geboord
houdt hij zich nog met een of meer van zijn
zes kromme klauwen aan het goed vast.
Dat is tenminste in den regel zoo bij
ons, West-Europeanen, maar in Servië
schijnen die dieren ook op de huid zelf
in groepjes bijeen te zitten. In elk geval
zijn die parasieten dus gewend en ook aan
gepast aan zeer bepaalde graden van voch
tigheid en temperatuur.
Een van de onderzoekers te Cambridge,
Warburton, liet dan ook die dieren op zijn
eigen lichaam leven maar hij richtte dat
natuurlijk netjes in. Hij liet ze zich vast
grijpen aan stukjes weefsel en stopte ze dan
in glazen huisjes, die met een propje watten
werden gesloten. Om 't glazen buisje kwam
voor meerdere stevigheid een metalen kokertje
en daarvan droeg Warburton .er dan een
schoentjes, de a jour gewerkte kousen tot
boven den enkel zichtbaar, als het hooge
golfkapsel met den schuin daarop geplanten
grooten hoed au Matador" die 't hem doen.
Onwillekeurig stelt men zich bij dit toilet
de zwartgelokte draagster au teint
morbidezza" voor, wier voorkomen aldus opmer
kelijk veel van la belle Andalouse" verkrijgt
en die tegelijkertijd een weinig aan de on
deugende Carmencita" doet denken.
Is dit reeds het geval bij 't straatcostuum,
dat hoofdzakelijk in donkerblauw serge of
gabardine met zwarte tresgarneering ge
dragen wordt, hoeveel te meer mag het dan
gelden voor het kleurige en fleurige gekleede
toilet. Ook hieraan geeft de bolerovorm eene
pittige variatie, 't zij als los jakje aan
gebracht of enkel door de lijn der garneering
even aangegeven.
Als vanzelf wordt zoo de ingezette mouw
ingevoerd. Terwijl deze met de kimonomouw
het terrein beheerscht, komt de raglansnit
zoetjesaan in zijn nadagen.
Voor het verdwijnen der blouse is alle
gevaar voorkomen, want waar' zij onder
't korte jakje ten deele komt uitgluren, zal
er mér werk dan ooit van gemaakt worden.
In wat we bij voorkeur het maaksel"
noemen is bij 't gekleede costuum al zeer
veel verscheidenheid op te merken. Geheel
en halfaansluitend snit, carrément gepooide
tailles, corsages uit twee soorten materiaal!
Deze laatsten zijn zeer sober wat 't
aanbren§en van garneering betreft. Terwijl het
ovendeel met de mouwen uit een prachtig
bedrukt zijdepatroon bestaat, sluiten rok
en corsage met eene vlinderachtige drapee
ring op borsthoogte hierop aan, naar den
schijn enkel door een juweelen gesp vast
gehouden.
Kruisvesten.en mouwen met kanten inzetsels
behooren tot de veel gebruikte garneeringen,
terwijl ook borduurwerk, machinaal of met
de hand vervaardigd, meestal kleur op kleur
als versiering wordt toegepast.
Bij 't kanten- of neteldoeksche vestje be
hoort weer het aardige vadermoorderskraagje.
Nog altijd gaan de Mary Stuart, en de recht
staande zoowel als omliggende plooikraag.
De Haute Nouveauté" is wel de
taffetaszijden robe met strak ingehaald lijfje en ge
schulpte sluiting. Eenvoudiger kan het al niet!
Het V-vormig encoeurtje en 't spits
uitloopende middel zijn zóvan 'n achtiende
eeuwsche prent overgenomen! En de wijd
uitstaande rok met z'n acht a tien lagen
geschulpte strooken, voert ons terug naar
lang vervlogen tijden toen de crinoline in
zwang was.
't Zal toch niet die richting uitwillen in
de naaste toekomst?
In de laatste jaren zijn er zooveel nieuwe
kleuren, zooveel luchtige soepele stoffen
bijgekomen dat men hierin nu werkelijk
eens wat op het oude kan teeren.
Alles een ietsje gedekter, een weinigje
stemmiger dan in vorige zomers.
Tinten die op den voorgrond treden
zijn niet bepaald aan te wijzen. Als speciaal
nieuw gelden 't boezeroenblauw, Ie bleu
horizon" (naar de nieuwste Fransche uni
form) en het tête de nègre".
Als gevolg der tijdsomstandigheden schij
nen sommige kleuren minder goed ver
krijgbaar te zijn. Het" zal tenminste wel
geen toeval wezen dat de groote
modehuizen dezer dagen buitengewoon veel witte
stoffen taleeren! Zooiets als gebrek aan
kleurstoffen voor de kleedingindustrie be
staat er blijkbaar wel.
De voorraad van nieuwe zomerhoeden is
overstelpend door veelheid van vorm en
kleurschakeering. Zelden zag men zooveel
verschil in grootte en model, zelden was
er zooveel coquets en zooveel grilligs
vereenigd.
Het meest gedragen model is de matelot,
zwart zoowel als gekleurd. Geheel van kant,
dus doorzichtig zoodat hij spelende
schaduwplekken op 't gelaat toovert, is hij wel
een van de meest kleedzame zomerhoeden.
Bij het grand-toilet staat nog mooier
de groote Italiaansch-strooien bergèrehoed.
Opgemaakt met de kleuren van 't korenveld,
biedt hij oogenweelde bij uitnemendheid.
Ik ken niets mooiers dan 't papaverrood,
korenblauw en hoog-goudgeel, waarbij het
diepe zwart fluweel der afhangende linten
zoo heerlijk afsteekt.
Zoowel om matelots als om opgeslagen
vormen worden los afhangende voiles in
groote grillige kantfiguren gedragen.
L. K.
Pediculus vestimenti
(Werkelijke lengte 3 a 5 m.M.)
groot aantal in een gordel om zijn lijf. Op
gezette tijden werden de dieren te voor
schijn gehaald en dan mochten ze eten van
de rug van zijn hand, wat ze heel gretig en
geregeld deden en er is er nooit een ont
snapt. Ik weet niet, of dit nu als vivisectie
beschouwd moet worden.
Nu, Warburton is er op deze manier in
geslaagd om de heele levensgeschiedenis
van Pediculus vestimenti na te gaan. Hij
kreeg ze tot paren en eieren leggen, en had
met die eieren en de jongen die er uit
kwamen nog meer last en zorgen dan met
de oude, want die kleintjes hebben meer
vagabondeerende neigingen en houden zich
niet trouw vast aan hun lapje... Het kon
Haagsen Stationswerk
Het jaarverslag 1914?1915 van het Haagsch
Stationswerk, dat in onze residentie uitgaat
van de Ned. Vrouwenbond tot Verhooging
van het Zedelijk Bewustzijn (Haagsche AfdJ)
kwam dezer dagen uit.
Het vangt aan met enkele woorden van
weemoedige hulde ter nagedachtenis van
de ontslapen presidente, jonkvrouwe A. van
Hogendorp.
Verder wordt er in gewag gemaakt, van
de meer dan drukke Octoberdagen, die door
den stroom van Belgische vluchtelingen, die
over onze grenzen kwamen, aan het Comit
voor Haagsch Stationswerk de handen vol
werk gaven. Wat er gewerkt is in die dagen
is haast ongelooflijk.
Verder wordt in het verslag met droefenis
melding gemaakt, van de ontzettende gevol
gen der mobilisatie op zedelijk gebied.
, De ziekenhuizen zijn meer dan vol met
venerische zieken en nog telkens wordt onze
hulp ingeroepen voor door de zedeloosheid
voor goed bedorven levens!
Is het niet teekenend, dat op onze tocht
naar de grenzen van Noord-Brabant, een
der militairen tot ons zeide:
Dank de dames voor alles wat zij hebben
gedaan; maar, als 't kan: helpt ons dan de
ontucht bestrijden, want de toestand is ont
zettend !"
En niet alleen in Noord-Brabant ook in
den Haag en wellicht in alle overige steden
waar de toestanden tengevolge van den
gruwelijken oorlog, geheel veranderd zijn,
is het op zedelijk gebied, bedroevend gesteld.
Niemand meer dan wij, bestuursleden van
vrouwenvereenigingen komen met al dez
vreeselijke dingen in aanraking.
Het verslag vermeldt verder het een en
ander over de meisjes die verblijf hebben
gehouden in ons Tehuis, en ook het aantal
dat aan goede betrekkingen is geholpen en
voor slechte gewaarschuwd is. Totaal zijn
657 meisjes en vrouwen met raad en daad
bijgestaan.
Aan het einde wordt gezegd: Het is een
moeilijke tijd voor ons. Telkens staan we
voor geheel nieuwe gevallen, voortkomende
uit de abnormale toestanden.
Door den invloed van het woord van
onzen tijd Macht is Recht" wordt helaas
heel wat geleden!
Wetenschap en menschelijk vernuft heb
ben te zamen uitgedacht al wat gruwelijk
is om de menschen te verderven, met zich
brengend: wanhoop.
Het verslag eindigt met eenige door de
vroegere presidente gedichte regelen:
Ga, werk in mijn wijngaard, zoo zeide ons de Heer
En 't is ons, Zijn jong'ren, een zegen een eer,
Dien wijngaard te helpen bebouwen.
Geen onrust in 't harte, geen moedlooze zucht,
De gaard is de Zijne, hij kweekt er de vrucht,
Ons oog zal die eenmaal aanschouwen."
Sluit u aan en word lid van ons Stationswerk.
Aanmelding: Van Galenstraat 12, Den Haag.
H. VAN DE MOER
Bestuurslid
iiiniilliliiiiiiiiiiiiilii minimum iiiiiliiiiiiiniiiii immuun i liiiiitiiiini
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden:
Koninginneweg 93, Haarlem.
iiiiMiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiinin
van acht dagen tot vijf weken duren eer
de eieren uitkwamen, in elf dagen bereikt
het jonge dier na drie vervellingen den vol
wassen vorm, maar dan duurt het nog een
dag of vier, eer ze paren en eieren leggen.
De belangrijkste ontdekking, die Warburton
deed is wel dat Pedicules vestimenti niet
lang zonder eten kan, na zesendertig uren
vastens sterft hij den hongerdood en daar
mee is meteen verklaard, waarom die dieren
alleen voorkomen, bij personen, die in langen
tijd niet van kleederen verwisselen. Dat
komt in oorlogstijd natuurlijk vaak voor
en daardoor heeft P. vestimenti sinds over
oude tijden altijd de legers vergezeld.
Op zichzelf is dat al erg genoeg, want
iemand, die aan dergelijke parasieten niet
gewoon is komt er door in een toestand
van rusteloosheid, overspanning en moede
loosheid, walging van zichzelf. Menig soldaat
vreest de luizen meer dan de kansen van
het gevecht. Gedurende de Boerenoorlog
hadden de Engelsche soldaten er veel last
van en Shipley vertelt, dat de troep als hij
rustte altijd 't eerst er toe overging om de
kleeding te reinigen, juist zopals die
landloopers aan den Zuiderzeedijk dertig jaar
geleden We pakken ze en zetten ze in de zon
en daar kunnen de kleine schavuiten niet
tegen,vdat breekt hun hart" zei een soldaat
tegen Shipley. De man had gelijk, de droogte,
het licht en de frissche lucht zijn doodelijk
voor die parasieten.
Van veel meer belang nog is de bestrij
ding van dit ongedierte nu men weet, dat
de typhus er door wordt overgebracht, zooals
herhaaldelijk in Balkan-oorlogen is gebleken,
en nu wel op de allervreeselijkste manier
in Servië wordt ondervonden. Wie een ge
wone zindelijke leefwijze leidt, krijgt vanzelf
nooit last van deze parasieten, maar 't kan
zijn, dat men ze onder abnormale omstan
digheden opdoet of behoudt. Men overwint
ze dan 't vlugst door directe bestrijding met
paraffine, xylol, petroleum of benzine en
terpentijn en door de kleeding, binnenst
uimiiiiiiiiiiimmii
buiten gekeerd gedurende eenigen tijd bloot
te stellen aan een zoo hoog mogelijke tem
peratuur, desnoods ook droog met die vloei
stoffen te behandelen.
Shipley vertelt nog van heel andere hulp
middelen : kwikpreparaten en ook bloem van
zwavel, wel bekend uit Nicolaas Nickleby
en de behandeling van huidziekten bij huis
dieren. Het schijnt, dat bloem van zwavel
en de vochtige warmte van de huidafschei
ding langzaam zwavelwaterstof ontwikkelt,
een welbekend buitengewoon onwelriekend
en vergiftig gas. De soldaten in Zuid-Afrika
dragen vlak op hun huid kleine katoenen
zakjes gevuld met bloem van zwavel, vijf
centimeter in 't vierkant, n tegen den romp
en een tegen elk der beenen. Het blijkt, dat
dit remedie al zeer oud is, want een lersch
dokter schrijft dat het al sedert lang wordt
toegepast door zigeuners en kermisreizigers.
Ook de Italiaansche soldaten maakten er
reeds gebruik van in den Tripolitaanschen
veldtocht en bij het Fransche leger is het
nu ook ingevoerd. Zooals bekend is, vorm
den de luizen ook een der' plagen van
Egypte en nu blijkt het vaak voor te komen
dat men op Egyptische mummies kleine zij
den zakjes vindt, die nog stukjes zwavel
bevatten. Die zakjes schijnen dus, en met
redenen gewoonlijk een deel uitgemaakt te
hebben van de kleeding der oude
Egyptenaren, die in dezen ook weer een voorbeeld
zijn geweest voor alle landen en tijden. In
verband hiermee is het ook interessant, dat
misschien de behandeling van het hoofd
haar met oliën, zalven, of vette klei, zooals
dat in de oudheid en bij wilde volken ge
beurde, opgevat moet worden als een be
strijding van parasieten en dat wellicht de
statigheid der pruiken van de zestiende en
zeventiende eeuw en de gepoederde kapsels
der dames van Versailles dezelfde verdachte
herkomst hebben.
JAC. P. THIJSSE