Historisch Archief 1877-1940
4 Juli '15. No. 1984
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD' VOOR NEDERLAND
der armen alleen dan een
physiologischRUnstige werking wordt verkregen, indien
de schouders daarbij omlaag worden
gehonden, dat een rompbuiging achterwaarts
uitsluitend in het borst-gedeelte van de wer
velkolom moet plaats hebben enz. enz.)
daarom is ook bij gymnastiek fle vorm der
bewegingen niet afhankelijk van het individu,
en is die vorm tot in bijzonderheden vast
gesteld.
Het is te meer van belang, om bij gym
nastiek te streven naar maximum
physiologisch effect van elke beweging, omdat de
tijd, welke daaraan besteed kan worden,
toch al zoo karig is toegemeten.
^Het streven naar maximum inspanning
leidt voorts tot localisatie der bewegingen,
hetgeen intusschen geenszins hetzelfde is
als localisatie der spieractiviteit of localisatie
van effect, zooals door onbevoegden steeds
wordt verkondigd. Integendeel, localisatie
der bewegingen noodzaakt tot het vastzetten"
d.w.z. tot het onbewegelijk houden van
lichaamsdeelen, die bij een meer gemakke
lijke, doch waardelooze uitvoeringswijze
mede zouden bewegen; localisatie van be
wegingen leidt dus tot meerdere spier-acti
viteit en wel tot zoogenaamde statische
contractie van andere spieren dan die welke
de beweging zelf bewerkstelligen.
Terwijl goede gymnastiek onder deskundige
leiding ons de absolute waarborg geeft voor
eaie harmonische lichaamsontwikkeling, juist
omdat mtn zich nauwkeurig rekenschap kan
geven van den physiologischen invloed van
elke beweging en men dus er voor kan
zorgen, juist die bewegingen te doen, welke
van het meeste nut zijn, bestaat bij sport
beoefening het gevaar voor eenzijdigheid
en specialiseeren (zie ook mijn artikel in
De Amsterdammer van 14" Febr. j.l.) ; hier
doet men liefst die bewegingen, welke men
het best kent, dus het minst noodig heeft.
Wij zien dus, dat gymnastiek en sport
principeel verschillend zijn. Zij kunnen
elkander dan ook niet vervangen, maar vul
len elkander wederzijds aan.
*.*
Thans terugkomende op de in den aanhef
van dit artikel gestelde vraag, welke mid
delen tot een harmoaische lichaamsontwik
keling leiden, moet het antwoord luiden:
1. Gymnastiek en 2. Alzljdige beoefening
van spelen, sport en athletiek. Met opzet
liet ik het woord afzijdig vet drukken.
Immeis het is juist de alzijdigheid van sport
beoefening, welke de onmisbare voorwaarde
vormt voor eene harmonische, zij het dan
ook niet altijd systematische lichaamsont
wikkeling. En juist voor die alzijdigheid
bestaat bij sportbeoefentng-zonder-meer niet
de minste waarborg. Integendeel zij leidt
meestal tot eenzijdigheid en, zooals reeds
gezegd, tot specialiseeren.
Teneinde dus de alzijdige beoefening van
spelen, sport en athletiek, d. w. z. de beoefe
ning van 'verschillende takken van sport,
wier physiologische invloeden elkander aan
vullen, te .bevorderen was een bijzondere
prikkel noodig en gewenscht. Het Neder
landsen Olympisch Comitéheeft dien prik
kel in het leven geroepen, door het instellen
van het zoogenaamde vaardigheids-diploma.
Over dit diploma en zijne beteekenis hoop
ik in een volgend artikel het een en ander
te schrijven.
W. P. HUBERT VAN BL1JENBURGH
llllllllltllllHlllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMlIIIIIIIIIIIIIIII
BOEKBESPREKING
Een coquette vrouw *)
De titel is prachtig gevonden voor een
uitgever, en het publiek denkt zich allicht
iets pikants, iets prikkelend?. Mama's
hou*) Een coquette vrouw, door CARRY VAN
BRUGGEN. (Amsterdam, P. N. van Kam
pen & Zn. 2 dln.)
IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
G IJSJE
DOOR
R. VAN GENDEREN STORT
Gijsje was het eenig zoontje van Mevrouw
Wharte. Zij was een nog jonge vrouw van
even dertig jaar, schoon heur haar reeds
rijkelijk grijsde en zij altijd in het donker
gekleed ging. Zij had, heel jong, een dertig
jaar ouderen man getrouwd, dien een heftig
temperament en een sterke intellectualiteit
beide kenmerkten, maar die, weinige jaren
na zijn huwelijk, door dementia paralytica
overvallen, gestorven was na een lijden
waarbij slechts stilte voegt.
Mevrouw Wharte was broos en nerveus,
en zelfs leek zij, bij eerste kennismaking of
bij oppervlakkigen omgang, zwakzinnig
schier. Zij sprak weinig en schaarsch wa
ren degenen, die haar hadden zien lachen.
Hetgeen zij zeide was vaag en vaag was de
uitdrukking harer groote en donkere,
droomende oogen. Zelfs zij, die haar het best
waanden te kennen, vermochten niet te
zeggen, of de verschrikking, die zij door
staan had haar innerlijk verlamd of verstard
had, dan wel, integendeel, over haar heen
gegleden was zonder haar eigenlijk te
deeren.
Zij hield veel van Gijsje, meende men.
Maar het scheen een liefde zonder warmte,
zonder teederheid of innigheid. Zij vervulde
nauwkeuriglijk haar moederlijke verplich
tingen en het zoude bezwaarlijk zijn geweest
haar eenigerlei aanmerking te making.
Egbert Rivalen, een neef en een bijzonder
vriend van Gijsje, een jonge man, die,
schoon magister^ zich meer bepaaldelijk met
literatuur onledig hield, had eens haar ge
voelsleven vergeleken met een herfstelijk
landschap, waarvan de boomen ontbladerd
stonden en waarvan de verre duinen zich
verloren in een ijlen nevel, terwijl een fletse
zon , in een grijzen hemel glom. Maar
Olivier Morgan, zijn groote vriend en zoo
Gijsjes vriend almede, had integendeel, ge
waagd van een veeleel vulcanische natuur,
waarvan echter door den verren afstand, de
voorbijzeilenden het geheimvol karakter niet
vermochten te bepalen. Waarop beiden
elkaar heftiglijk hadden aangegrepen en ge
wikkeld in een dialectisch dispuut, om zich
den een boek met zoo'n titel weg voor hun
dochters. Men bereidt zich voor op een
troublant, luchtig, gracieus spel van geraf
fineerde coquetteriën, in een zwoele sfeer,
zwaar beladen met de amour," waar ik
het de vorige week over had, toen ik Adrienne
de Lautrec s verzen besprak. (Eén van die
verzen bezingt Le Désir de Plaire", en
dit Is de coquetterie, die schoonheid is...)
Weest gerust, mama's en deftige Hollan
ders, Carry van Bruggen heeft een zér
fatsoenlijk boek geschreven, en de coquetle
vrouw" is eerder een fatsoenlijke juffrouw,
die steeds met hollandsche bespiegelingen
over burgerlijke moraal en huwelijkstrouw
haar niet zeer gevaarlijke flirtation binnen
de perken weet te houden. Er valt hier en
daar, zeer sporadisch, een enkel buiten
echtelijk zoentje, maar bepaald ernstige on
gelukken komen niet voor. Ina, de
onbegrepene, miskende, blijft een zér fatsoenlijke
vrouw haast schreef ik weer juffrouw
en is aan 't slot van het boek juist met haar
kind allén over, zonder zelfs maar 't ge
ringste spoor van een amant," en door haar
snooden man wreedelijk verlaten.
Neen, van Een coquette Vrouw" heeft
dit boek niets. Een Onbegrepene" of De
Verlatene" of zoo iets dergelijks ware beter
geweest. Zou Carry van Bruggen zou
n hollandsche vrouw? eigenlijk wel
weten wat een coquette vrouw en wat co
quetterie is?
Ik heb het onlangs gehad over de lourdeur"
en de zwaarwichtigheid van hollandsche
schrijvers. Na in geen lange maanden een
hollandsch boek te hebben gelezen heusch,
men blijft er bij in leven t viel het mij
weer op, toen ik deze twee dikke deelen
van Carry van Bruggen doorworsteld had.
Er wordt zoo eindeloos in bespiegeld en
geanalyseerd en overwogen (welke werkelijk
coquette vrouw doet dit nu?) en zoo telkens
en telkens maar weer op nieuw wordt een
sncode man in al zijn snoodheid tegenover
een onbegrepen, edelaardige vrouw gesteld,
dat het boek zwaar op de hand wordt van
herhaling op herhaling derzelfde situaties
en gemoeds-uitrafilingen. Deze Coquette
Vrouw" in stede van werkelijk coquet te
zijn en die coquetterie als een fonkelend
schittervuur, zwaar beladen met liefde-aroom,
van zich uit te doen stralen en spatten, houdt
ellenlange burgerlijke bespiegelingen en
jeremiades, en doet geen enkelen daad maar
snoept hoogstens even met de punt van
een vinger even wat van de randjes der
liefde-taart, om dan weer direct fatsoenlijk
aan de huwelijkstafel te gaan zitten naast
haar snooden man.
De pièce de résistance" van het boek is
niet de coquetterie van de vrouw, Ina, maar
is de geschiedenis, twee dikke deelen vol
uitgesponnen, van een zoogenaamd onge
lukkig huwelijk," waarin natuurlijk!
zoo goed als al het ongelijk aan den kant
van den wreeden, cynischen man is. Ja, z
slecht, en zóbruut, en zózwart wordt
die man er in afgeschilderd, dat wij sym
pathie met hém krijgen in plaats van met
de vrouw. Vooral ook daarom, omdat die
vrouw zoo veel over haar zelf praat en be
spiegelt en nu en dan jeremieert, maar zoo
weinig charme en gratie toont, en zoo wei
nig werkelijk groote innigheid als vrouw,
als moeder, of desnoods als amante. Zelfs
al had ze alleen maar geraffineerde coquet
terie gehad deze zoogenaamde ondeugd
kan door eene fransche vrouw tot de hoogte
van een kunst verheven worden dan zou
zij de sympathie tot zich getrokken hebben.
Men vergeeft een vrouw, die charme en
gratie heeft, en die in 't fijne coquet is vél,
bijna alles. Maar men vergeeft een vrouw
niet, die zwaar op de hand is, en dat is Ina,
die niet eens den durf heeft van hartstocht
of liefde, maar steeds fatsoenlijk" blijft,
al vergaat ze van begeerte om de verboden
vrucht te plukken. Ik kan het niet helpen,
maar ik vind eenige situaties in dit boek,
HMIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIII
dan al spoedig, vermoeid, te verbroederen,
gelijk sceptici betaamt.
Maar beiden waren het eens, dat het ge
heim van dit leven zooal van geheim
dan sprake mocht zijn met den tragischen
dood van den oogenschijnlijk krachtigen
man verloren was gegaan, die, na een te
brandenden levensdag, bij het eerste koelen
van den avond deze droomgestalte met
welken diepen speurzin ? tot blijvende
gezellin verkozen had.
Gijsje was klein voor zijn dertien jaren.
Hij was zelfs ietwat mismaakt, want de bijna
logge schouders van zijn overigens veeleer
schrale lichaam drongen te hoog in zijn nek,
zoodat zijn hoofd een weinig achterover
scheen te staan. Hij had een stil, wit ge
zichtje, dat bij eersten aanblik onbeduidend
scheen, was het niet, dat twee diepe en
klare, denkende oogen, de werkelijkheid
openbaarden van gevoelens en gedachten,
die kinderen toch gemeenlijk vreemd plegen
te zijn.
Op school was Gijsje een middelmatig
leerling en in een klasse van vijf en twintig
of dertig knapen dobberde zijn rangnummer
doorgaans in het midden. Hij hield zich
afgezonderd en mengde zich niet in de luid
ruchtige spelen zijner makkers. Zoo vond
hij weinig genegenheid, die hij overigens
niet zocht. Maar evenmin ondervond hij
vijandschap, want steeds bleef hij onzijdig,
en wanneer bij geval de knapen hem
zweetend en blazend omringden en zijn uitspraak
wenschten in een of anderen twist, dan ge
schiedde dit altijd met een wonderlijken,
zij het vagen eerbied. De heusche vrienden
van Gijsje waren, gelijk gezegd, Egbert
Rivalen en Olivier Morgan, beide jongelie
den, die zoo zoetjes aan het eind van het
derde decennium huns levens naderden.
Egbert Rivalen kende Gijsje van zijn geboorte
schier en naarmate de zeldzame natuur van
het kind zich weliswaar niet sprekender,
integendeel zwijgender openbaarde, had hij
hem met stijgende belangstelling gevolgd.
Gijsje was nog eenvoudig weg een broe
kenmannetje, toen Egbert Rivalen al heel
wijsgeerige gesprekken met hem voerde,
gesprekken overigens, waarin zich alleen de
welhaast onnatuurlijke intelligentie van het
kind verried, maar die zijn zooveel ouderen
vriend onkundig lieten van zijn eigenlijke
persoonlijkheidje.
Want Gijsje sprak nooit over zichzelf, en
Egbert Rivalen ried, dat Gijsje nooit over
zich zelf sprak, niet omdat hij omtrent zich
zelf niets zou hebben mede te deelen, maar
omdat hij niet wilde. En waarom hij niet
wilde, dat ried Egbert Rivalen nooit en
Olivier Morgan evenmin om van de anderen
niet te spreken.
BOUWT TE NURSPEET.
Mooie boschrrjke terreinen. Spoor.Tram,
Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen
Mfl. .DE VELUWE", Nunspeet.
(iKANDS VINS E CHAMPAGNL
Rerrier-Jouet
?/. "»?*
^irnayCon.ceftion'najres.v,
Satiter & Polfs; Maastricht.
- American
-Eau déCologne
wordt het MEEST gevraagde Merk.
Imp.; JEAN MULDER, Sloterdijk.
TAMINIAU'S
? JAM
VRAA$T
TANDMIDDCUEN
TRAOE
MARK.
Le Cognac Martell
est garant! comme tant Ie
prodnit naturel des vins
récoltés et distillés dans la
région de COGNAC.
Agents:
KOOPMiNS ei BRUINIER,
AMSTBttDAJI.
[nitiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiniMiiiiiiiiiAiiliiiiHii^jOf^itiiiMfiiHiiiiniiiiiiHMlii
dat de geheele 446 bladzijden lang fatsoen
lijk" blijft, onzedelijker dan menjgen zooge- ?.
naamden onzedelijken roman.
Vier honderd zes en veertig bladzijden vol
onbegrepenheid en ongelukkig huwelijk en
snooden echtgenoot en belagers der onbe
grepen echtelijke onschuld, en dan toch nog
dór en door fatsoenlijk en geen idee van
(heet het zoo niet?) overspel"! Heb ik te
vél gezegd onlangs, toen ik sprak van de
hollandsche degelijkheid der juffrouwen en
meneeren, en dat ze hier niet weten wat
amour" laat staan coquetterie is?
Men begrijpe mij alstublieft goed, Ik wil
lllllllimiMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIMtlllllllllllMMIIIIMIIIIIIIimillllliillllM
Later ontmoette Gijsje ook Olivier Morgan
en op dezelfde wijze als Egbert Rivalen
voelde zich Olivier Morgan tot Gijsje aan
getrokken. Langzamerhand werd Gijsje een
vertrouwde, een intieme van deze jongelie
den. Des Woensdag- en Zaterdagmiddags
wanneer hij geen school had, vergezelde hij
hen vaak op hun wandelingen en ook des
avonds, wanneer hij met zijn huiswerk ge
reed was, kwam hij dikwijls bij Egbert
Rivalen praten, of liever luisteren, waar hij
dan gemeenlijk ook Olivier Morgan vond.
Hij zette zich dan op den grooten divan,
waarop hij wel erg klein leek. en hij legde
zijn petje naast zich. En soms glimlachten
de jongelieden achter hun thee of hun siga
ren, wanneer zij de wonderlijkheid van dit
tri-clinium bedachten. Op straat of elders,
wanneer zij kennissen ontmoetten, verzuim
den zij nooit Gijsje voor te stellen en niet
met neerbuigende, beschermende vriendelijk
heid van den ouderen tegenover den zooveel
jongere, maar op een gewone, natuurlijke
wijze. Want Gijsje was hun gelijke.
Zoo werd Gijsje de aandachtige toehoor
der van tallooze gesprekken, waarin deze
wereldsche en intellectueele jonge lieden
hun mistroostigheid analyseerden en. telken
male, tot de ijdelheid aller
gebeurtelijkheden en bestrevingen besloten. Want zij
waren, beiden, in de gevaarlijke jaren
tusschen vijf en twintig en dertig, waarin zij,
na hun eerste illuziën omtrent
sentimenteele heerlijkheden en intellectueele zeker
heden te hebben prijs gegeven, nog niet tot
het besef waren ontwaakt, dat in den daad,
veeleer dan in de bespiegeling, de zin des
levens zich in waarheid openbaart.
Het was met voorliefde tegen de. geslach
telijke grillen, die de tot zelfbedrog geneigde
menschen verbloemden en verkunstelen tot
verheven liefden, dat zij hun critische
ironieën richtten.
De gevoelswereld, zoo betoogden zij, werd
alsmede beheerscht door dezelfde wetten,
die de gedachtenwereld beheerschten. Ook
daar bleek het absolute onvindbaar en het
bleef altegader benadering en schommeling
tussehen oud geloof en nieuwen twijfel en
ouden twijfel en nieuw geloof. Zoo was hun
elk sentimenteel avontuur, gelijk elke intel
lectueele evolutie een microcosmische spie
geling van de diverse aera's, waarin zich
de wereldgeschiedenis verdeelen laat.
Tantalos werd hun de symbolische vertegen
woordiger van het menschelijk geslacht,
Tantalos, de verdoemde, waarin elk denkend
mensch zichzelf herkende en weenend
wedervond.
Zoo sijpelde het pessimisme al heel vroeg
in Gijsje's ontvankelijke ziel en het scheen,
dat hij in de uitspraken der jongelieden zrjn
LIBER
GEÏLLUSTREERDE OPRUIMINCSCATALOCÜS FRAMCO
BELANCRVKE
PRYSVERLAGIMC
OPRUIMING
BELAMCRYKE
PRYSVCRLACIMC
VOORTZETTING
MAANDAG 5 JULI
MP"TT 9 (ë? LEIDSCHESTRAAT'AMSTERDAM
D B EB l AiCtVi»A HOOGSTRAAT IO 'S GRAVENHACE
lllllllllllllllllllllllUlllllllllllllliniHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIItlMIIMIIMItlllllllllllllllllllllllllllllltlllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIUII
hiermede niet onze schrijfsters den slechten
raad geven, onfatsoenlijk te gaan schrijven
hetgeen haar bovendien toch niet staan"
zou en haar niet af zou gaan en ik wil
ook allerminst de fransche overspel" succade
in de huiselijke zoetekoek der hollandsche
romanliteratuur doen bakken, maar ik word
kriebelig als Een coquette vrouw" die niets
van de eerste beginselen der coquetterie
afweet, als zoodanig poseert in een titel,
en als van een exquise, vreemde taart, die
op de huiselijke hollandsche literatuurtafel
niet inheemsch is, even de schuimpuntjes
met een bange vinger worden afgesnoept
zonder haar royaal heelemaal op te eten.
Dan maar liever gén taart. Dat is wat
ik bedoel, niets anders, en k wilde ik nog.
even opmerken, dat huiselijk ongenoegen en
huwelijkskrakeelen, zonder twijfel, zeer be
langrijk zijn voor de betrokkenen, maar,
opgedischt in een roman, alleen dan voor den
literair ontwikkelden lezer belangrijk kunnen
zijn, als ze tot de sfeer van de schoonheid
worden opgeheven. Hetgeen in dit boek, met
zijn indirferenten, meestal traditioneelen
romanstijl niet het geval is.
Hier zijn een paar voorbeelden, niet uit
gezift, maar terloops onder 't lezen aan
gestreept:
Ina had haar lessen niet hervat, na
het gesprek met Egbert was ze gaan
twijfelen en gaan vreezen dat de uit
komst niet aan hare verwachtingen be
antwoorden zou. Haar geestdrift slonk
ineen voor de overweging dat hij gelijk
zou kunnen hebben"...
Of dit:
En toen het nu vaststond dat ze
trouwen zou, en nadat ze hem door haar
samenwonen met Egbert in weken niet
had ontmoet, nam ze een diep en vast
besluit, ze wilde dien jongen niet meer
zien en de herinnering aan de bekoring
van zijn vereering uit zich wegsnijden."
Of dit, goed begonnen, maar weer direct
bedorven:
iliilimiiilllliiillllimiillliiiiliiimiMHiiilllllUHiiiimiimillllllilMiiillll
eigen nog onbestemde en onbepaalde aan
voelingen versterkt en verduidelijkt weer
vond. Zij hadden meermalen onder elkaar
de mogelijkheid besproken in hoever derge
lijke gesprekken voor Gijsje een gevaar
vertegenwoordigden, maar het zoude hun
allermoeilijkst zijn geweest, bijvoorbeeld,
omtrent Gijsje's gemoedstoestand een ook
maar eenigszins zekere diagnose te stellen.
Hij klaagde nooit en wanneer zij hem al
eens vroegen, hem stiller vindend dan ge
woonlijk, of hem verdrietig te moede was,
dan ontkende hij altijd en toonde of veinsde
opgewektheid. En zij zochten dan ook niet
verder, want zij wisten, dat het eigensteen
geheimste van een mensen zich toch niet
raden laat en dat een menschelijke ziel on
kenbaar blijft in allen tijd en eeuwigheid.
Spraken niet uit elk woord, dat hij zeide,
de verstomde monden der talloozen, die
sedert den aanvang aller tijden hem in leed
en kommer waren voorgegaan en waarvan
zijn miserabele geboorte het noodzakelijk
gevolg was geweest. In elk geval, in elke
gedachte herleefden gedachten en gevoelens
van ongekende en onkenbare voorouders;
zoo ontging aan het eigen individu de ge
heimenis zijner ziel; hoe zoude zij niet ont
gaan aan degenen, die hem voorbij gingen
en, hetzij, eenige oogenblikken bij hem
verwijlden?
Op een avond dat Gijsje met Egbert
Rivalen alleen was, zij verwachtten Oli
vier Morgan elk oogenblik, had hij zijn
ouderen vriend gevraagd in' welk geval hem
de zelfmoord geoorloofd dacht. .
Hij zat weer als gewoonlijk, heel klein,
op den grooten divan, zijn petje naast zich.
Egbert Rivalen zat aan tafel, onder de lamp,
rookend en theedrinkend. Buiten schemerde
het nog en de overgordijnen van het
deurraam waren nog niet dichtgeschoven. Het
woei, een sterke wind, die zware regen
wolken aandreef van over de zee en af en
toe luid ruischte in de nog niet ganschelijk
ontbladerende populieren der naburige tuinen.
Nooit vergat Egbert Rivalen deze oogen
schijnlijk onbelangrijke bijzonderheden.
Hij had geantwoord, eenigszins verwonderd
over de categorische vraag van Gijsje, dat
hij in drie gevallen den zelfmoord gewettigd
achtte, ten eerste wanneer de zelfmoordenaar
was aangetast door een ongeneeslijke kwaal,
die den zetel zijner menschelijkheid, zijn
brein, bedreigde, ten tweede, wanneer hij,
beseffend, dat hij beheerst werd door een
hartstocht of ondeugd, waartegen hij zich
machteloos voelde, ei gen smadelijken onder
gang tot eiken prijs voorkomen wilde, ten
derde wanneer de zelfmoord als logisch en
tevens practisch uitwerksel eener gerijpte
negatieve levensbeschouwing, een
intellecWant onbewogenheid trok voorbij als
bloemen en getijden, en liet alleen de
nagedachten der vergankelijkheid, maar
het starre, onbewogene, zichzelf van dag
op dag gelijk, het bleef, en het scheen
onvergankelijk en daardoor als iets ,
en daardoor als hooger in aard en
waarde."
Het is niet bepaald Islecht, maar het is
taai en geesteloos, en deze soort stijl 446
bladzijden dór te moeten verdragenjwordt
vermoeiend op den duur.
Ja, het wordt hoog! tijd dat die Revue
komt, waar ik het laatst over had, en
dat wij, Hollanders, eens geregeld vél
fransch gaan lezen. We hebben het bar en
bar noodig. Charme, esprit, en nog wat
meer van die goede gaven, onze hollandsche
auteurs missen ze maar al te zeer. Ze maken
allemaal een redelijk opstel. Zoo iets waar
je op school een zes" voor kreeg, en met
den stijl daarvan worden romans gevuld,
die door de vriendjes, de zelf k precies zoo
romanschrijvende recensenten-schoolmee
sters, die al de opstellen nazien, met een
gunstige" recensie gelijkstaande met
een zes op 't schoolrapport geschat wor
den. Maar charme, esprit, finesse, dat alles
moet.hoognoodig eens uit ons aller tweede
litteraire vaderland, la belle France, hier
geïmporteerd worden.
Ik heb hier en daar, sporadisch, gedeelten
gevonden, vooral in 't begin van 't eerste
deel, die mij op een hoogere stijging deden
hopen. Zó, die passages, waar Ina's
zaligzijn beschreven wordt met de vereering van
den onbekenden bleeken jongen man (overi
gens gén coquetterie, maar iets veel
hoogers), en die, waarin Ina's onrust in de
lente verteld wordt, en Egberts cynische
verklaring er van, maar deze enkele ge
deelten kunnen geen kracht genoeg geven,
den indirferenten stijl van dit boek twee
dikke deelen dór te blijven verdragen.
HENRI BOREL
IIIIIIIIIHIIIIIIII
III ........ Illlllllllllll ........... luim
tueele daad, een daadvanvrijheidbeduid.de.
Dan had hij Gijsje gevraagd, met vrien
delijk verwijt in zijn stem, hoe hij er toe
kwam hem deze vraag te stellen. Maar
Gijsje had niet geantwoord, zijn gezicht had
zich vertrokken en opeens was hij gaan
weenen, bitterlijk en jammerlijk, zooals een
kind kan weenen, in volslagen wanhoop,
als een lang verkropt verdriet eindelijk uit
breekt. Egbert Rivalen, ongerust, was bij
hem komen zitten, had hem gevraagd, ge
drongen, toch te zeggen, welke kommer
hem zoo deed vertwijfelen. Maar Gijsje had
maar het hoofd geschud en zuchtend en
snikkend herhaald, dat er heusch niets was
en dat hij het zelf niet wist. Egbert Rivalen
echter had hij niet overtuigd.
Eenige dagen later hing Gijsje zich op,
geheel naakt, in zijn kous. Zijn moeder vond
hem, bij het binnenkomen den volgenden
morgen, aldus. Zij werd dienzelfden dag
naar een zenuwinrichting vervoerd.
Waarom Gijsje zich ophing, heeft niemand
met nauwkeurigheid geweten. Hij liet geen
erlei verklaring na en zelfs Egbert Rivalen
en Olivier Morgan, die hem toch het best
gekend hadden, moesten zich tot gissingen
bepalen.
Egbert Rivalen en Olivier Morgan volgden,
hooggehoed en zwartgejasd, temidden der
schaar verwanten en kennissen de kleine
kist, die langzaam naar den versch gedolven
kuil gedragen werd.
Zij toefden, toen de plechtigheid voorbij
was en allen waren heengegaan, nog eenigan
tijd op dezen doodenakker, waar zij reeds
meermalen te vroeg gestorvenen ter laatste
rust hadden begeleid.' Zij wandelden zwijgend
onder de hooge boomen, waarin de
herfstwind zijn palinodieën zong en zij voelden
een doodelijke droefenis hun hart beklemmen.
Na eenigen tijd stond Egbert Rivalen stil
en zag Olivier Morgan aan, als wilde hij
wat zeggen. Veel wilde hij zeggen, veel
had hij zich zelf gezegd, deze laatste dagen,
maar nu hij een ander zeggen zou, wat hij
zich zelf gezegd had, voelde hij opeens een
vreemde machteloosheid, begreep hij opeens,
dat het toch nutteloos zijn moest, wat hij
zeggen kon.
Zoo zagen zij elkaar een oogenblik zwij
gend aan, en elk zag het gezicht van den
ander ernstig, bleek en strak. Dan sloeg
Egbert Rivalen "met zijn stok in de herfst
bladeren, die terzijde van het pad waren.
geveegd, zoodat enkele warrelend opvlogen.
Hij ging, Olivier Morgan volgde. Eerst toen
zij in de buurt der stad kwamen, begonnen
zij weer te spreken.
31 8 S