De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 4 juli pagina 6

4 juli 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4 Juli '15. No. 1984 Emmahaven bij Padang DE OORLOG IN HET OOSTEN XII Rasgrenzen De beroemde Leipziger psycholoog Wundt heeft onlangs getracht een karakterbeeld te ontwerpen van de Franschen, de Engelschen en de Duitschers op grond van hetgeen door hen van de Renaissance af op geestelijk en vooral op philospphisch gebied is tot stand gebracht. In zijn in menig opzicht lezenswaardig geschrift Die Nationen und ihre Philosophie komt hij tot de volgende, hier zeer verkort weergegeven typeering van de verschillende volkskarakters. De Franschen: een helder verstand, een snel van hoop tot ontmoediging overslaand temperament; een karakter waarbij koele beschouwing spoedig voor plotselinge gevoelsneigingen plaats maakt. Begeerig naar eer en roem: Le jour de gloire estarrivé." De Engelschen: een op de behoeften van het practische leven gericht karakter, puriteinsch bewust het uitverkoren volk te zijn; er zich voor wachtend gevpelsaandoeningen te toonen; weinig phantasie; een op ego sIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Stikstofindustrie in Duitschland Een flotille van vliegtuigen zweefde onlangs over Ludwigshafen am Rhein en ontlastte zich daar van een groot aantal bommen. Dit stadje is eigenlijk niets anders dan een verzameling van groote werkplaatsen der Badische Anilin en Soda Fabriek. Indien irien er niets maakte dan anilin en soda, en al de vreedzame kleurstoffen en geneesmid delen, die er langzamerhand tot heil der wereld ontdekt zijn, zou zulk een luchtraid beschouwd moeten worden als een niet zeer vruchtbare poging tot terroriseeren. Maar de scheikundig-technische weten schap heeft in Ludwigshafen een harer hoofdkwartieren, en nu deze wetenschap zich in Duitschland bij het uitbreken van den oorlog, zonder voorbehoud, ter be schikking van de regeering heeft gesteld, is het wel verklaarbaar, dat de vijand in Ludwigshafen een der belangrijke organen van den militairen dienst wil treffen. Want men maakt er salpeterzuur, de voornaamste grondstof voor alle ontplotbare stoffen. De normale weg om salpeterzuur te krij gen, is de bereiding uit Chilisalpeter. Toen Engeland in Augustus 1914 den invoer van Chilisalpeter naar Duitschland belette, legde Duitschlands regeering na tuurlijk direct beslag op alle voorraden sal peter, doch waarschijnlijk had men uit die hoeveelheid slechts kort zich kunnen helpen, want het munitieverbruik werd ongelooflijk veel grooter dan men verwacht had. In vredestijd wordt deze salpeter in hoofd zaak als meststof toegepast, en misschien maar een twintigste komt terecht in de ont plofbare middelen in dien tijd in hoofd zaak in de mijnen gebruikt. Maar nu had men alles noodig wat er was, en meer, vooral omdat de oorlog hoe langer hoe uit gebreider werd. Dit meerdere moest kunstmatig gemaakt worden. Tot het einde der negentiende eeuw meende men, dat salpeter een der vormen van ge bonden stikstof was, die alleen de natuur had kunnen voortbrengen door haar onme telijk verschot aan tijd en haar ondoorgron delijk celmechanisme. Met vrees zag de landbouw den tijd tegemoet dat de groote Chileensche salpeter-beddingen zouden zijn uitgeput. Dan hield men wel nog als gebon den stikstof de ammoniak over, een bijpro duct van de steenkolenvergassing, maar die kon de salpeter niet overal vervangen als meststof, en nergens als basis voor plofstoffen. En ook de steenkool kon wel eens opraken. Voor meststof zou men dan weer moeten terugkeeren tot dierlijke overblijfselen als guano, plantaardige afval als aardnotenschillen (boengkil) doch Peru en Ecuador hebben daarvoor lang niet genoeg guano en boengkil, blijft er ook naar verhouding zeer weinig over; ten slotte zou als vroeger de afval van menschen en dieren de grootste hoe veelheid gebonden stikstof voor mest moeten leveren. Want het menschdom eet per jaar zoowat zeshonderd millioen ton stikstofhoudend voedsel en het vee nog eens een dergelijke portie. Dat alles wordt wel aan de aarde teruggegeven in vasten of vloeibaren vorm, maar naarmate het menschdom zich meer in steden ophoopt, wordt het moeilijker dit weder behoorlijk over den akkerbouw te verspreiden. Het zag er dus vrij hopeloos uit, en de grond zou ten slotte zeker uitgeput raken. Weliswaar ebouwde moraal. leerschappij: Rule tische utiliteitsgronden Begeerig naar macht en Britannia". De Duitschers: een p plichtbesef geves tigde moraal, die zich uit in plichtsbetrachting jegens den naaste en de overheid; het zich wijden aan de gemeenschap als hoogste ideaal. Als hoogste goed kracht en trouw: Fest steht und treu die Wacht am Rhein." Wanneer men zich nu afvraagt of in eene kenschetsing van den volksgeest der drie naties ook grond gevonden kan worden voor den in Duitschland zeer sterk onder streepten afschuw voor het gebruik van donkerhuidkleurige hulptroepen, dan schijnt het antwoord te moeten verband houden met de bij de Franschen voorkomende koele berekening, de Engelsche utiliteitsmoraal aan den eenen en het Duitsche idealisme aan den anderen kant. In de Deutsche Kolonial-Zeitung kon men lezen over das rassenverraterische England, das alle Beziehungen der Rassen und des Blutes schmalich verraten hat. Ad majorem culturae gloriam." Van Engelsche zijde is men het antwoord op dergelijke verwijten niet schuldig geble ven. Het weekblad India bijv. bracht de redeneering in herinnering, dat men van zulke verwijten niets zou hebben vernomen wanneer de Indische barbaren" in opstand waren gekomen tegen het Britsche bestuur en wanneer die barbaren, evenals de in menig opzicht niet hooger dan de Indiërs staande bouwt de natuur nog zelf wat stikstofver bindingen op door bacteriewerking in som mige plantenknollen, maar dat gaat veel te langzaam om het geheel op-peil te houden. Men illustreerde in 1895 dan ook den droeven toestand door te zeggen, dat elk schot los kruit meer toekomstig leven doodt, dan de best gemikte kogel. Want in het kruit verbrandt de salpeter tot vrije stikstof en helpt zoo mede tot den toekomstigen hongersnood, terwijl de kogel slechts een lichaam neervelt, welks gebonden stikstof weder langzamerhand de vruchtbaarheid der aarde zal verhoogen. Naast groote hongersnooden voorspelde men vanzelf het totaal ontbreken van kruit. De legers zouden elkaar weer met bijl en zwaard moeten bevechten. Dit is niet erg, maar mijnbouw zou uiterst moeilijk worden. Tegenwoordig behoeft men zich van zulk dreigend gebrek niets meer aan te trekken en ethische motieven voor toekomstig leven beletten ons niet meer er thans vrijelijk op los te moorden. Want niet alleen kan men de vrije stikstof uit de lucht nu vastleggen in elke gewenschte hoeveelheid als salpeter of als ammoniak, men kan ook gemakkelijk alle voorhanden ammoniak uit de steenkolen omzetten in salpeter. Duitschland alleen gebruikte in vredestijd reeds zeshonderd duizend ton salpeter en evenveel ammoniakzout. En dat verbruik stijgt geregeld; het verdubbelde in vijftien jaren. Ook voor an dere doeleinden, films, kleurstoffen, ijsmachines worden stikstofverbindingen toene mend gevraagd. Een tekort aan te vullen in de toekomst zou de taak worden van de stikstoffabricage", waarover men nu druk praat. Die naam klinkt een scheikundige vreemd in de ooren, men moest spreken van stikstofvastlegging." Want vrije stikstof is er heusch genoeg. Op ieder volwassen menschenhoofd drukt reeds de atmosfeer met 150 kilogram stikstof. Op Amsterdam alleen drukken 180 millioen ton. Jammer, dat het elders evenzoo gesteld is, anders was het een aardig monopolie geweest maar op de heele aarde zweven, zoo maar voor het grijpen zeker vier duizend billioen ton vrije stikstof. Die hoeft men dus zeker niet meer te fabriceeren. Maar tot 1898 beschouwde de chemie deze stikstof als iets bijna pnaantastbaars, Het was een dood, inactief, impassief gas, dat noch met zuurstof, noch met waterstof eenige verbinding wilde aangaan op een labora torium ; tenminste op een wijze waaruit de techniek kon profiteeren om de natuur te troeven, die al die verbindingen bij elkaar had getpoverd. Nu zijn er sedert verschillende manieren gevonden om de stikstof vast te leggen. Niet, dat de menschen in die achttien jaren zooveel technische vruchten hebben geplukt uit de theoretische scheikunde, die juist toen veel is bestudeerd en uitgebreid. Het is ech ter wel mogelijk, dat de verstandigste be oefenaars zoo dikwijls ondervonden, dat hun voorspellingen bij abnormale toestanden faliekant uitkwamen, dat men minder aan onmogelijkheid op dit gebied ging gelooven. En die idee geeft jongen onderzoekers moed. Want de hulpmiddelen der techniek en der laboratoria en ruimere geldmiddelen maakten het werken met abnormale toestanden mo gelijk; werken met duizenden graden hitte, waarbij alle metalen verdampen, of met drukking van honderden atmosfeeren, was vroeger onmogelijk: de toestellen zouden bezweken zijn, (inclusief de onderzoeker). Turksche onderdanen, de Duitsche partij hadden gekozen. Dan zou men gehoord hebben aldus een inzender in de Daily News dat de Sakuntala van Kalidasa reeds Goethe had geïnspireerd; dat. Wilhelm von Humboldt er dankbaar voor was, dat hij lang genoeg had geleefd om de Bhagavad Gita te lezen; dat Indië groot el ij ks op de verbeelding van Rückert en Heine heeft gewerkt; dat Schopenhaüer en Nietsche de Indische philisophie bewonderden en dat Duitschland aan deze, thans donkere Bar baren" gescholden menschen veel te dan ken had. Men ziet, dat de wederzijdsche verwijten met talent worden gesteld. De vraag is, wat de buiten het konflikt staanden nopens het gebruik van donkerhuidkleurige troepen tegen een Europeeschen vijand hebben op te merken. En dan schijnt het wel, dat deze oorlog met betrekking tot dit onder werp eenige algemeene gezichtspunten heett verschaft, die waarlijk geen verband houden met de volkseigenschappen van verschillende Europeesche naties en hun min of meer idea listisch aangeiegden aard. Wij zien toch twee men kan zeggen betreurenswaar dige, doch niettemin bij al de strijdende partijen op te merken omstandigheden. Vooreerst: dat bij den strijd op leven en dood alle beschikbare middelen, de in vredes tijd ongeoorloofd geheeten middelen daar onder begrepen, worden aangewend om den tegenstander te benadeelen en ten tweede, dat bij het zoeken van medestanders door geen der partijen en in geen enkel opzicht wordt gelet op verscheidenheid in raseigen schappen of de mate van ontwikkeling der helpers. Deze algemeenheden volstaan eigenlijk om verdere discussie over het al of niet geoorloofde van den bijstand van min of meer donkerhuidkleurige of min of meer beschaafde militairen tegen blanke vijanden naar buiten de oorlogspractijk gelegen ter rein over te brengen. Wat niet weglaat, dat de vraag gewettigd is of er uit een oogpunt van boven den verdelgingskrijg staande moraal bedenkingen tegen die algemeene handelwijze zijn in te brengen. Het antwoord zal ten nauwste verband houden met het gedrag van de donkere troepen in dezen oorlog. Treden zij wer kelijk barbaarscher op dan hunne blanke wapenbroeders? Is hun verdelgingslust van een in den Europeeschen oorlog niet te dulden gehalte? Brengt hun andere geestesaanleg en hunne andere beschaving krijgs gebruiken mede, die de Europeesche oorlogs voering niet in haar midden kan gedoogen? Zulke vragen laten zich uit een moreel oogpunt stellen en het zal voor de ethnologen van belang zijn te vernemen, welke antwoorden in komende vredestijden bij rustig nadenken daarop zullen worden gegeven. Tegenover dergelijke onderwerpen staan koloniale volken niet geheel vreemd in ver band met de krijgsverrichtingen in overTwee Noren maakten een geweldigen electrischen lichtboog met de kracht hunner watervallen; zij trokken dien boog met een magneet uit tot een laaie schijf van enkele meters breedte, en bliezen er toen een orkaan lucht doorheen. In die hitte, wellicht gelijk aan de hitte van den bliksem, bleef de stik stof niet langer onverschillig of lui, maar bond zich aan de zuurstof der lucht, en een stroom .van salpeterigzure dampen verlaat het apparaat. In dit procédéheeft eerst de Badische ASF. zich geïnteresseerd, doch later heeft zij hare belangen overgedaan aan Fransche financiers. Andere onderzoekers smolten in electrische ovens bij duizenden graden kool en kalk tot carbid, het carbid onzer lantaarns. Hier over werd stikstof gevoerd en men kreeg de kalkstikstof, een meststof, die nu in een reeks van fabrieken in Duitschland gemaakt wordt al is men het over zijn effect niet eens. Weer anderen smolten bauxiet, een soort klei in een stikstof stroom bij 1700 graden en legden aldus de stikstof vast. Maar nog directer en eenvoudiger maakte men ammoniak. Ammoniak is een verbin ding van stikstof en waterstof, twee gassen die elkaar in gewone omstandigheden met koele antipathie beschouwen. Maar toen Haber het onverliefde paar opsloot bij 200 atmosfeeren druk en 500 graden hitte, kwam het huwelijk tot stand. Dit kon eerst nadat de techniek metalen had geallieerd en toestellen had geconstrueerd, bestand tegen die omstandigheden. Ten slotte kwam er nog een vinding om ammoniak met lucht te verbranden tot sal peterzuur, met behulp van de raadselachtigen invloed van vreemde tusschenstoffen, kata lysatoren. Men kon dus'alle meststoffen namaken, en ook salpeterzuur voor krijgsen mijndoeleinden. De Badische bouwde te Oppau vór den oorlog reeds een fabriek van 30.000 ton ammoniak of een evenredige hoeveelheid sal peterzuur per jaar; doch deze fabriek moet thans veelvoudig vergroot zijn; bovendien zijn de andere groote chemische fabriekssteden te Höchst en Elberfeld met hetzelfde bezig en ook spreekt men van een groote installatie ergens in Zuid-Duitschland dicht bij bruinkoolvelden, waar de kracht een minimum zal kosten. Aldus helpt de industrie de regeering tegen een eventueel gebrek aan salpeterzuur, en die hulp is van het hoogste belang. Men zegt wel eens, dat elke buiten gevecht ge stelde soldaat zijn gewicht aan munitie kost en men zou dat haast gelooven als men leest hoe in enkele uren honderdduizenden groote projectielen en millioenen geweer kogels verschoten worden, hoe een aanval wordt gesteund door een scherm van gra naten, enz. Het is nu wel de vraag of het product van deze industrie ook na den oorlog zal kunnen concurreeren met de ingevoerde salpeter, en het is te begrijpen, dat de groote fabrieken hunne uitgaven niet gedaan heb ben zonder eenige garantie van de regeering op dit punt. Men geniet wel nu en dan van redevoeringen in Chemischen Kreisen" waarin gezegd wordt, dat de Duitsche Chemie reeds door haar kunstmatige pro ducten de meekrapindustrie in den grond heeft geboord, dat de indigokultuur in Azië door haar ten doode werd gedoemd, en dat nu ook weldra de Chileensche ontginning hare overmacht zal moeten erkennen. Zulken redenaars is vermoedelijk de oorlog wat in het hoofd geslagen, en er is nog geen be wijs, dat de kosten van de kunstmatige salpeter in Duitschland laag genoeg zullen Huis in de Padangsche Bovenlanden zeesche bezittingen, waarbij in het algemeen in ruime mate van inlandsche strijders wordt gebruik gemaakt. Nu heeft met name de Nederlandsche koloniale practijk in dit opzicht eene aanwijzing te geven. In de eerste plaats heeft de krijgvoering in Indië geleid tot het verbod van het gebruiken van inlandsche hulptroepen ter ondersteuning van de militaire macht bij de beteugeling van plaatselijk verzet. Nog in 1904 was die bijstand gebezigd bij de onderdrukking van de onlusten in de Zuider- en Oosrerafdeeling van Borneo, doch die Dajaksche hulp was toen niet wenschelijk bevonden in verband met de zucht tot koppensnellen, rooven en vernie len van eigendommen, hetgeen niet altijd voldoende kon worden tegengegaan. Bij de Celebes-expeditie is 1905 werd dan ook het gebruik van inlandsche hulptroepen en het van vuurwapenen en munitie voorzien van zoogenaamde bondgenooten uitdrukkelijk ver boden, en in 1912 heeft een regeeringsaanschrij ving een einde gemaakt aan het gebruik van inlandsche hulptroepen. In de tweede plaats valt te wijzen op de volgende cijfers. Gedurende de jaren 1904 tot en met 1907, toen de troepensterkte aan infanterie in het gewest Atjeh- en Onderhoorigheden gemiddeld per jaar bedroeg 128 officieren en 5564 mindere militairen, kwamen aldaar in 4 jaren voor 24 gevallen van veroordeelingen en ten laste leggingen als gevolg van den bijzonderen toestand waarin de troepen in dat gewest verkeeren." zijn, om zonder beschermende rechten, den invoer uit Chili waar de salpeter nog in vele millioenen tonnen opgehoopt ligt onmogelijk te maken. Men heeft ook zoo gepraat over de industrie van kunstkamfer doch Japan maakt nog steeds een aardig winstje met zijn monopolie van natuurkamfer. Trouwens de normale Duitscher verlangt natuurlijk alleen voortaan i en allen tijde zeker te zijn van genoeg munitie en van genoeg meststof, maar zal op den duur zeker niet zijn landbouw extra belasten alleen om de wetenschap te laten bluffen. De.Duitsche Bank schijnt zich nogal ver dienstelijk te hebben gemaakt bij de regeling der stikstofproductie en nu haar directeur Helferich minister van finantiën is geworden overweegt de regeering een stikstofmonopolie, waarbij alle productie, invoer en dis tributie, tot 1921 door haar zal worden ge regeld. Men moet afwachten wat er gebeurt, doch het is vrij zeker, dat de rente voor de oorlogsleeningen den belastingbetaler later wel zoo diep in de beurs zal gaan grijpen, dat enkele staatsmonopolies een gewenschte variatie in de wijze van betalen zullen kunnen vormen. Of een salpetermonopolie daarvoor ook gebruikt zal worden, of dat het alleen zal dienen om zekerheid van voldoende munitie en geregelde distributie van meststof te waarborgen zal zeer afhan gen van de machtsverdeeling der partijen in Duitschland na den oorlog. De agrariër vreest belasting van zijn meststof, de in dustrieel wil bescherming van zijn bedrijf en de socialisten willen wel den agrariër belasten, doch niet de industrie beschermen met het gewonnen geld. Het zal niet ge makkelijk zijn een goede oplossing te vin den, die geld inbrengt, zonder veel onte vredenheid te wekken. A. HELDRING Tentoonstelling van Schilderijen enz. HOTEL HAMDORFF, LAREN Om het hotel Hamdorff heen; onder een door luchtige dorische zuilen gedragen galerij door: voorbij een dansvloer onder den bloten hemel; langs de zetels en de instrumenten van Zunky's kapelletje hij zelf en die met hem ontbreken nog op dit uur , zoo be reikt ge de luchtige schilderijenzaal, in zaaltjes verdeeld. Daar houden de schilderessen en schilders van het Gooi hun Zomertentoonstelling. Zij zijn gekomen in grooten getale en me heelemaal geen slechte doeken. Zij hebben het raodern-moderne het hemelbestormende, het alles-omverwerpende thuis gelaten. Het wel bekende, het door velen begrepene, het al-eer der geziene hebben zij geëxposeerd. Achter hen niet minder om. Het geldt een zomertentoonstelling en het kentert in de schilder kunst.Er zijn er die het nieuwe beproeven om het nieuwe; die met n slag een nieuw gebied en ongekende uitzichten zouden willen Deze gevallen betroffen 13 Europeanen en 10 inlanders (in n geval is de landaard onbekend), cijfers, die in verband met het verhoudingscijfer tusschen de geheele sterkte aan Europeanen en inlanders stellig niet wijzen op een voor de inlanders nadeelige uitkomst. (Gedr. St. Tweede Kamer Begr. Ned. I. 1908 No. 57 blz. 34 e.v.) Waaruit volgen kan, dat van het gebruik maken van inlandsche militairen, welke in Europeesch verband en onder Europeesche commandan ten te velde zijn, niet uiteraard behoeft te worden geducht, dat zij zich aan meer barbaarsche handelingen zullen schuldig maken dan Europeanen. Van de aanvoerders hangt in dit opzicht veel af; wat een vroeger leger commandant omtrent patrouille-commandan ten schreef, geldt zeker wel algemeen: bij een commandant die de discipline goed handhaaft, zijne ondergeschikten niet naar de oogen behoeft te zien en zelf een hoog geplaatst moreel gevoel heeft, zullen los bandigheden, baldadigheden en wreedheden niet voorvallen." Zoodat de Nederlandsche koloniale practijk schijnt te wijzen op het ongewenschte van het optreden der inland sche strijders, welke niet door Europeesche aanvoering zijn geëncadreerd, doch op het toelaatbare van het optreden der inlandsche militairen onder Europeesche comman danten. J. C. v. E. IHIIIMHlmlMIHItl l openen, liefst zonder op iets van het oude te steunen. Die ontbreken hier. Maar moeten wij het niet veel eer hebben van de stille werkers die de tijden begrijpen, wroeters en zwoegers in eigen begrensd en vertrouwd terrein; van de groote, kleine en kleinere talenten, die zich een stukje kozen van het gebied, dat grooteren wisten te omvatten, om dat uit te buiten met hun gaven en meer nog met hun volharding, aandacht, liefde vooral? Er is geen twijfel aan, of al deze smerende, wasschende, snijdende en krabbende vrouwen en mannen vervullen eene roeping. Zij houden de lompen bran dende; het vuur smeulende. Uit hun midden moeten voorkomen wie opnieuw een haltepunt zullen beteekenen in de geschiedenis onzer beeldende kunst. Geen beter voorbeeld van zoo'n taaie, geduldige, onverstoorbare werker dan Hart Nibbrig. Hij schijnt welhaast te vasthou dend, maar hij is door en door serieus. Wat hij bereiken wil laat hij niet los. Hij kijkt niet naar anderen; hij maakt het zich niet gemakkelijk; hij is eerlijk tot in 't kleine, getrouw tot in 't overdrevene, maar hij komt er. Men kan allerlei kwaliteiten opnoemen die hij niet heeft, met name de gave om met weinig middelen veel uit te drukken, maar men moet erkennen, dat hij op zijne wijze weet te zeggen, wat hij te zeggen heeft. Zijn van elders bekend schilderij, Walcheren, schijnt mij daarom een der meest be langwekkende van deze tentoonstelling. Het is wat droog maar klaar en zuiver van kleur; in de zorgzame uitvoering schijnt elke stip verantwoord ; er is een innig verband tus schen de figuur en het landschap. Walter is ongetwijfeld losser in zijn voordracht en smeuïger in zijn techniek, maar zijn kleur is troebeler en hij mist het degelijke en doordachte van Hart Nibbrig. En Breman, de derde die werkt in denzelfden trant, schijnt ons hier weinig gelukkig. Naast Hart Nibbrig vraagt Kever het meest de aandacht. Men weet hoe een goed inte rieur van hem er uitziet. Het heeft soms heel veel van een Neuhuys en men kent de kwaliteiten ervan sinds jaren. Het doet aan als een oude bekende en wij zijn geneigd er iets minder belang in te stellen dan het verdient. Van de schilderessen en schilders, die zich om deze niet te zeer uitstekenden groepeeren, komt A, M. Broeckman met studies van een negerjongen en meisje bij zonder frisch voor den dag; is Deutman in een interieur en een landschapje wel fijn maar wat sentimenteel; slaagt Dooijewaard beter in een paar zeer kleine binnenhuisjes dan in de grootere wedergave eener guitaarspeelster in oud-Venetiaanschen trant; ver toont Pol Dom opmerkelijke hoedanigheden in het niet sterke konterfeitsel van een Huizervrouw; zonden de dames Egter en de Graag en zond J. G. Veldheer verdien stelijk zwart en wit, Kiesewetter een aardig stilleven, Laguna een zeer toonbaar portret, Melis bloemen, die tot het aantrekkelijkste behooren wat geëxposeerd is (iets wat we niet zouden durven beweeren van Mauve's Zee bij avond" hoezeer wij bedoeling en uitvoering waardeeren) en laat mej. Van der Waarden zorgzame stillevens zien. Overigens is de afstand tusschen de geëxposeerde werken niet groot en vele namen zouden verdienen genoemd te wor den naast de genoemde. H. * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl