Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Juli '15. No. 1984
Emmahaven bij Padang
DE OORLOG IN HET OOSTEN
XII Rasgrenzen
De beroemde Leipziger psycholoog Wundt
heeft onlangs getracht een karakterbeeld te
ontwerpen van de Franschen, de Engelschen
en de Duitschers op grond van hetgeen
door hen van de Renaissance af op geestelijk
en vooral op philospphisch gebied is tot
stand gebracht. In zijn in menig opzicht
lezenswaardig geschrift Die Nationen und
ihre Philosophie komt hij tot de volgende,
hier zeer verkort weergegeven typeering
van de verschillende volkskarakters.
De Franschen: een helder verstand, een
snel van hoop tot ontmoediging overslaand
temperament; een karakter waarbij koele
beschouwing spoedig voor plotselinge
gevoelsneigingen plaats maakt. Begeerig naar
eer en roem: Le jour de gloire estarrivé."
De Engelschen: een op de behoeften van
het practische leven gericht karakter,
puriteinsch bewust het uitverkoren volk te zijn;
er zich voor wachtend gevpelsaandoeningen
te toonen; weinig phantasie; een op ego
sIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Stikstofindustrie in
Duitschland
Een flotille van vliegtuigen zweefde onlangs
over Ludwigshafen am Rhein en ontlastte
zich daar van een groot aantal bommen.
Dit stadje is eigenlijk niets anders dan een
verzameling van groote werkplaatsen der
Badische Anilin en Soda Fabriek. Indien
irien er niets maakte dan anilin en soda, en
al de vreedzame kleurstoffen en geneesmid
delen, die er langzamerhand tot heil der
wereld ontdekt zijn, zou zulk een luchtraid
beschouwd moeten worden als een niet zeer
vruchtbare poging tot terroriseeren.
Maar de scheikundig-technische weten
schap heeft in Ludwigshafen een harer
hoofdkwartieren, en nu deze wetenschap
zich in Duitschland bij het uitbreken van
den oorlog, zonder voorbehoud, ter be
schikking van de regeering heeft gesteld,
is het wel verklaarbaar, dat de vijand in
Ludwigshafen een der belangrijke organen
van den militairen dienst wil treffen. Want
men maakt er salpeterzuur, de voornaamste
grondstof voor alle ontplotbare stoffen.
De normale weg om salpeterzuur te krij
gen, is de bereiding uit Chilisalpeter.
Toen Engeland in Augustus 1914 den
invoer van Chilisalpeter naar Duitschland
belette, legde Duitschlands regeering na
tuurlijk direct beslag op alle voorraden sal
peter, doch waarschijnlijk had men uit die
hoeveelheid slechts kort zich kunnen helpen,
want het munitieverbruik werd ongelooflijk
veel grooter dan men verwacht had.
In vredestijd wordt deze salpeter in hoofd
zaak als meststof toegepast, en misschien
maar een twintigste komt terecht in de ont
plofbare middelen in dien tijd in hoofd
zaak in de mijnen gebruikt. Maar nu had
men alles noodig wat er was, en meer,
vooral omdat de oorlog hoe langer hoe uit
gebreider werd.
Dit meerdere moest kunstmatig gemaakt
worden.
Tot het einde der negentiende eeuw meende
men, dat salpeter een der vormen van ge
bonden stikstof was, die alleen de natuur
had kunnen voortbrengen door haar onme
telijk verschot aan tijd en haar ondoorgron
delijk celmechanisme. Met vrees zag de
landbouw den tijd tegemoet dat de groote
Chileensche salpeter-beddingen zouden zijn
uitgeput. Dan hield men wel nog als gebon
den stikstof de ammoniak over, een bijpro
duct van de steenkolenvergassing, maar die
kon de salpeter niet overal vervangen als
meststof, en nergens als basis voor
plofstoffen. En ook de steenkool kon wel eens
opraken. Voor meststof zou men dan weer
moeten terugkeeren tot dierlijke overblijfselen
als guano, plantaardige afval als
aardnotenschillen (boengkil) doch Peru en Ecuador
hebben daarvoor lang niet genoeg guano en
boengkil, blijft er ook naar verhouding zeer
weinig over; ten slotte zou als vroeger de
afval van menschen en dieren de grootste hoe
veelheid gebonden stikstof voor mest moeten
leveren. Want het menschdom eet per jaar
zoowat zeshonderd millioen ton
stikstofhoudend voedsel en het vee nog eens
een dergelijke portie. Dat alles wordt
wel aan de aarde teruggegeven in vasten
of vloeibaren vorm, maar naarmate het
menschdom zich meer in steden ophoopt,
wordt het moeilijker dit weder behoorlijk
over den akkerbouw te verspreiden. Het zag
er dus vrij hopeloos uit, en de grond zou
ten slotte zeker uitgeput raken. Weliswaar
ebouwde moraal.
leerschappij: Rule
tische utiliteitsgronden
Begeerig naar macht en
Britannia".
De Duitschers: een p plichtbesef geves
tigde moraal, die zich uit in plichtsbetrachting
jegens den naaste en de overheid; het zich
wijden aan de gemeenschap als hoogste
ideaal. Als hoogste goed kracht en trouw:
Fest steht und treu die Wacht am Rhein."
Wanneer men zich nu afvraagt of in eene
kenschetsing van den volksgeest der drie
naties ook grond gevonden kan worden
voor den in Duitschland zeer sterk onder
streepten afschuw voor het gebruik van
donkerhuidkleurige hulptroepen, dan schijnt
het antwoord te moeten verband houden
met de bij de Franschen voorkomende
koele berekening, de Engelsche
utiliteitsmoraal aan den eenen en het Duitsche
idealisme aan den anderen kant.
In de Deutsche Kolonial-Zeitung kon men
lezen over das rassenverraterische England,
das alle Beziehungen der Rassen und des
Blutes schmalich verraten hat. Ad majorem
culturae gloriam."
Van Engelsche zijde is men het antwoord
op dergelijke verwijten niet schuldig geble
ven. Het weekblad India bijv. bracht de
redeneering in herinnering, dat men van
zulke verwijten niets zou hebben vernomen
wanneer de Indische barbaren" in opstand
waren gekomen tegen het Britsche bestuur
en wanneer die barbaren, evenals de in menig
opzicht niet hooger dan de Indiërs staande
bouwt de natuur nog zelf wat stikstofver
bindingen op door bacteriewerking in som
mige plantenknollen, maar dat gaat veel te
langzaam om het geheel op-peil te houden.
Men illustreerde in 1895 dan ook den
droeven toestand door te zeggen, dat elk
schot los kruit meer toekomstig leven doodt,
dan de best gemikte kogel. Want in het
kruit verbrandt de salpeter tot vrije stikstof
en helpt zoo mede tot den toekomstigen
hongersnood, terwijl de kogel slechts een
lichaam neervelt, welks gebonden stikstof
weder langzamerhand de vruchtbaarheid der
aarde zal verhoogen.
Naast groote hongersnooden voorspelde
men vanzelf het totaal ontbreken van kruit.
De legers zouden elkaar weer met bijl en
zwaard moeten bevechten. Dit is niet erg,
maar mijnbouw zou uiterst moeilijk worden.
Tegenwoordig behoeft men zich van zulk
dreigend gebrek niets meer aan te trekken
en ethische motieven voor toekomstig leven
beletten ons niet meer er thans vrijelijk op
los te moorden. Want niet alleen kan men
de vrije stikstof uit de lucht nu vastleggen
in elke gewenschte hoeveelheid als salpeter
of als ammoniak, men kan ook gemakkelijk
alle voorhanden ammoniak uit de steenkolen
omzetten in salpeter. Duitschland alleen
gebruikte in vredestijd reeds zeshonderd
duizend ton salpeter en evenveel
ammoniakzout. En dat verbruik stijgt geregeld; het
verdubbelde in vijftien jaren. Ook voor an
dere doeleinden, films, kleurstoffen,
ijsmachines worden stikstofverbindingen toene
mend gevraagd. Een tekort aan te vullen in
de toekomst zou de taak worden van de
stikstoffabricage", waarover men nu druk praat.
Die naam klinkt een scheikundige vreemd
in de ooren, men moest spreken van
stikstofvastlegging." Want vrije stikstof is er
heusch genoeg. Op ieder volwassen
menschenhoofd drukt reeds de atmosfeer met
150 kilogram stikstof. Op Amsterdam alleen
drukken 180 millioen ton. Jammer, dat het
elders evenzoo gesteld is, anders was het
een aardig monopolie geweest maar op
de heele aarde zweven, zoo maar voor het
grijpen zeker vier duizend billioen ton
vrije stikstof. Die hoeft men dus zeker niet
meer te fabriceeren.
Maar tot 1898 beschouwde de chemie deze
stikstof als iets bijna pnaantastbaars, Het was
een dood, inactief, impassief gas, dat noch
met zuurstof, noch met waterstof eenige
verbinding wilde aangaan op een labora
torium ; tenminste op een wijze waaruit de
techniek kon profiteeren om de natuur te
troeven, die al die verbindingen bij elkaar
had getpoverd.
Nu zijn er sedert verschillende manieren
gevonden om de stikstof vast te leggen.
Niet, dat de menschen in die achttien jaren
zooveel technische vruchten hebben geplukt
uit de theoretische scheikunde, die juist toen
veel is bestudeerd en uitgebreid. Het is ech
ter wel mogelijk, dat de verstandigste be
oefenaars zoo dikwijls ondervonden, dat hun
voorspellingen bij abnormale toestanden
faliekant uitkwamen, dat men minder aan
onmogelijkheid op dit gebied ging gelooven.
En die idee geeft jongen onderzoekers moed.
Want de hulpmiddelen der techniek en der
laboratoria en ruimere geldmiddelen maakten
het werken met abnormale toestanden mo
gelijk; werken met duizenden graden hitte,
waarbij alle metalen verdampen, of met
drukking van honderden atmosfeeren, was
vroeger onmogelijk: de toestellen zouden
bezweken zijn, (inclusief de onderzoeker).
Turksche onderdanen, de Duitsche partij
hadden gekozen. Dan zou men gehoord
hebben aldus een inzender in de Daily
News dat de Sakuntala van Kalidasa reeds
Goethe had geïnspireerd; dat. Wilhelm von
Humboldt er dankbaar voor was, dat hij
lang genoeg had geleefd om de Bhagavad
Gita te lezen; dat Indië groot el ij ks op de
verbeelding van Rückert en Heine heeft
gewerkt; dat Schopenhaüer en Nietsche de
Indische philisophie bewonderden en dat
Duitschland aan deze, thans donkere Bar
baren" gescholden menschen veel te dan
ken had.
Men ziet, dat de wederzijdsche verwijten
met talent worden gesteld. De vraag is,
wat de buiten het konflikt staanden nopens
het gebruik van donkerhuidkleurige troepen
tegen een Europeeschen vijand hebben op
te merken. En dan schijnt het wel, dat
deze oorlog met betrekking tot dit onder
werp eenige algemeene gezichtspunten heett
verschaft, die waarlijk geen verband houden
met de volkseigenschappen van verschillende
Europeesche naties en hun min of meer idea
listisch aangeiegden aard. Wij zien toch
twee men kan zeggen betreurenswaar
dige, doch niettemin bij al de strijdende
partijen op te merken omstandigheden.
Vooreerst: dat bij den strijd op leven en
dood alle beschikbare middelen, de in vredes
tijd ongeoorloofd geheeten middelen daar
onder begrepen, worden aangewend om den
tegenstander te benadeelen en ten tweede,
dat bij het zoeken van medestanders door
geen der partijen en in geen enkel opzicht
wordt gelet op verscheidenheid in raseigen
schappen of de mate van ontwikkeling der
helpers.
Deze algemeenheden volstaan eigenlijk
om verdere discussie over het al of niet
geoorloofde van den bijstand van min of
meer donkerhuidkleurige of min of meer
beschaafde militairen tegen blanke vijanden
naar buiten de oorlogspractijk gelegen ter
rein over te brengen. Wat niet weglaat,
dat de vraag gewettigd is of er uit een
oogpunt van boven den verdelgingskrijg
staande moraal bedenkingen tegen die
algemeene handelwijze zijn in te brengen.
Het antwoord zal ten nauwste verband
houden met het gedrag van de donkere
troepen in dezen oorlog. Treden zij wer
kelijk barbaarscher op dan hunne blanke
wapenbroeders? Is hun verdelgingslust van
een in den Europeeschen oorlog niet te
dulden gehalte? Brengt hun andere
geestesaanleg en hunne andere beschaving krijgs
gebruiken mede, die de Europeesche oorlogs
voering niet in haar midden kan gedoogen?
Zulke vragen laten zich uit een moreel
oogpunt stellen en het zal voor de
ethnologen van belang zijn te vernemen, welke
antwoorden in komende vredestijden bij
rustig nadenken daarop zullen worden
gegeven.
Tegenover dergelijke onderwerpen staan
koloniale volken niet geheel vreemd in ver
band met de krijgsverrichtingen in
overTwee Noren maakten een geweldigen
electrischen lichtboog met de kracht hunner
watervallen; zij trokken dien boog met een
magneet uit tot een laaie schijf van enkele
meters breedte, en bliezen er toen een orkaan
lucht doorheen. In die hitte, wellicht gelijk
aan de hitte van den bliksem, bleef de stik
stof niet langer onverschillig of lui, maar
bond zich aan de zuurstof der lucht, en een
stroom .van salpeterigzure dampen verlaat
het apparaat. In dit procédéheeft eerst de
Badische ASF. zich geïnteresseerd, doch
later heeft zij hare belangen overgedaan aan
Fransche financiers.
Andere onderzoekers smolten in electrische
ovens bij duizenden graden kool en kalk
tot carbid, het carbid onzer lantaarns. Hier
over werd stikstof gevoerd en men kreeg
de kalkstikstof, een meststof, die nu in een
reeks van fabrieken in Duitschland gemaakt
wordt al is men het over zijn effect niet
eens. Weer anderen smolten bauxiet, een
soort klei in een stikstof stroom bij 1700 graden
en legden aldus de stikstof vast.
Maar nog directer en eenvoudiger maakte
men ammoniak. Ammoniak is een verbin
ding van stikstof en waterstof, twee gassen
die elkaar in gewone omstandigheden met
koele antipathie beschouwen. Maar toen
Haber het onverliefde paar opsloot bij 200
atmosfeeren druk en 500 graden hitte,
kwam het huwelijk tot stand. Dit kon eerst
nadat de techniek metalen had geallieerd en
toestellen had geconstrueerd, bestand tegen
die omstandigheden.
Ten slotte kwam er nog een vinding om
ammoniak met lucht te verbranden tot sal
peterzuur, met behulp van de raadselachtigen
invloed van vreemde tusschenstoffen, kata
lysatoren. Men kon dus'alle meststoffen
namaken, en ook salpeterzuur voor
krijgsen mijndoeleinden.
De Badische bouwde te Oppau vór den
oorlog reeds een fabriek van 30.000 ton
ammoniak of een evenredige hoeveelheid sal
peterzuur per jaar; doch deze fabriek moet
thans veelvoudig vergroot zijn; bovendien
zijn de andere groote chemische
fabriekssteden te Höchst en Elberfeld met hetzelfde
bezig en ook spreekt men van een groote
installatie ergens in Zuid-Duitschland dicht
bij bruinkoolvelden, waar de kracht een
minimum zal kosten.
Aldus helpt de industrie de regeering
tegen een eventueel gebrek aan salpeterzuur,
en die hulp is van het hoogste belang. Men
zegt wel eens, dat elke buiten gevecht ge
stelde soldaat zijn gewicht aan munitie kost
en men zou dat haast gelooven als men
leest hoe in enkele uren honderdduizenden
groote projectielen en millioenen geweer
kogels verschoten worden, hoe een aanval
wordt gesteund door een scherm van gra
naten, enz.
Het is nu wel de vraag of het product
van deze industrie ook na den oorlog zal
kunnen concurreeren met de ingevoerde
salpeter, en het is te begrijpen, dat de groote
fabrieken hunne uitgaven niet gedaan heb
ben zonder eenige garantie van de regeering
op dit punt. Men geniet wel nu en dan
van redevoeringen in Chemischen Kreisen"
waarin gezegd wordt, dat de Duitsche
Chemie reeds door haar kunstmatige pro
ducten de meekrapindustrie in den grond
heeft geboord, dat de indigokultuur in Azië
door haar ten doode werd gedoemd, en dat
nu ook weldra de Chileensche ontginning hare
overmacht zal moeten erkennen. Zulken
redenaars is vermoedelijk de oorlog wat in
het hoofd geslagen, en er is nog geen be
wijs, dat de kosten van de kunstmatige
salpeter in Duitschland laag genoeg zullen
Huis in de Padangsche Bovenlanden
zeesche bezittingen, waarbij in het algemeen
in ruime mate van inlandsche strijders
wordt gebruik gemaakt. Nu heeft met name
de Nederlandsche koloniale practijk in dit
opzicht eene aanwijzing te geven. In de
eerste plaats heeft de krijgvoering in Indië
geleid tot het verbod van het gebruiken van
inlandsche hulptroepen ter ondersteuning
van de militaire macht bij de beteugeling
van plaatselijk verzet. Nog in 1904 was die
bijstand gebezigd bij de onderdrukking van
de onlusten in de Zuider- en Oosrerafdeeling
van Borneo, doch die Dajaksche hulp was toen
niet wenschelijk bevonden in verband met de
zucht tot koppensnellen, rooven en vernie
len van eigendommen, hetgeen niet altijd
voldoende kon worden tegengegaan. Bij de
Celebes-expeditie is 1905 werd dan ook het
gebruik van inlandsche hulptroepen en het
van vuurwapenen en munitie voorzien van
zoogenaamde bondgenooten uitdrukkelijk ver
boden, en in 1912 heeft een
regeeringsaanschrij ving een einde gemaakt aan het gebruik
van inlandsche hulptroepen.
In de tweede plaats valt te wijzen op de
volgende cijfers. Gedurende de jaren 1904
tot en met 1907, toen de troepensterkte aan
infanterie in het gewest Atjeh- en
Onderhoorigheden gemiddeld per jaar bedroeg
128 officieren en 5564 mindere militairen,
kwamen aldaar in 4 jaren voor 24 gevallen
van veroordeelingen en ten laste leggingen
als gevolg van den bijzonderen toestand
waarin de troepen in dat gewest verkeeren."
zijn, om zonder beschermende rechten, den
invoer uit Chili waar de salpeter nog
in vele millioenen tonnen opgehoopt ligt
onmogelijk te maken. Men heeft ook zoo
gepraat over de industrie van kunstkamfer
doch Japan maakt nog steeds een aardig
winstje met zijn monopolie van
natuurkamfer. Trouwens de normale Duitscher
verlangt natuurlijk alleen voortaan i en allen
tijde zeker te zijn van genoeg munitie en
van genoeg meststof, maar zal op den duur
zeker niet zijn landbouw extra belasten alleen
om de wetenschap te laten bluffen.
De.Duitsche Bank schijnt zich nogal ver
dienstelijk te hebben gemaakt bij de regeling
der stikstofproductie en nu haar directeur
Helferich minister van finantiën is geworden
overweegt de regeering een
stikstofmonopolie, waarbij alle productie, invoer en dis
tributie, tot 1921 door haar zal worden ge
regeld.
Men moet afwachten wat er gebeurt, doch
het is vrij zeker, dat de rente voor de
oorlogsleeningen den belastingbetaler later
wel zoo diep in de beurs zal gaan grijpen,
dat enkele staatsmonopolies een gewenschte
variatie in de wijze van betalen zullen
kunnen vormen. Of een salpetermonopolie
daarvoor ook gebruikt zal worden, of dat
het alleen zal dienen om zekerheid van
voldoende munitie en geregelde distributie
van meststof te waarborgen zal zeer afhan
gen van de machtsverdeeling der partijen
in Duitschland na den oorlog. De agrariër
vreest belasting van zijn meststof, de in
dustrieel wil bescherming van zijn bedrijf
en de socialisten willen wel den agrariër
belasten, doch niet de industrie beschermen
met het gewonnen geld. Het zal niet ge
makkelijk zijn een goede oplossing te vin
den, die geld inbrengt, zonder veel onte
vredenheid te wekken.
A. HELDRING
Tentoonstelling van Schilderijen enz.
HOTEL HAMDORFF, LAREN
Om het hotel Hamdorff heen; onder een
door luchtige dorische zuilen gedragen galerij
door: voorbij een dansvloer onder den bloten
hemel; langs de zetels en de instrumenten
van Zunky's kapelletje hij zelf en die met
hem ontbreken nog op dit uur , zoo be
reikt ge de luchtige schilderijenzaal, in zaaltjes
verdeeld.
Daar houden de schilderessen en schilders
van het Gooi hun Zomertentoonstelling. Zij
zijn gekomen in grooten getale en me
heelemaal geen slechte doeken. Zij hebben het
raodern-moderne het hemelbestormende, het
alles-omverwerpende thuis gelaten. Het wel
bekende, het door velen begrepene, het al-eer
der geziene hebben zij geëxposeerd. Achter
hen niet minder om. Het geldt een
zomertentoonstelling en het kentert in de schilder
kunst.Er zijn er die het nieuwe beproeven om
het nieuwe; die met n slag een nieuw
gebied en ongekende uitzichten zouden willen
Deze gevallen betroffen 13 Europeanen en
10 inlanders (in n geval is de landaard
onbekend), cijfers, die in verband met het
verhoudingscijfer tusschen de geheele sterkte
aan Europeanen en inlanders stellig niet
wijzen op een voor de inlanders nadeelige
uitkomst. (Gedr. St. Tweede Kamer Begr.
Ned. I. 1908 No. 57 blz. 34 e.v.) Waaruit
volgen kan, dat van het gebruik maken van
inlandsche militairen, welke in Europeesch
verband en onder Europeesche commandan
ten te velde zijn, niet uiteraard behoeft te
worden geducht, dat zij zich aan meer
barbaarsche handelingen zullen schuldig maken
dan Europeanen. Van de aanvoerders hangt
in dit opzicht veel af; wat een vroeger leger
commandant omtrent patrouille-commandan
ten schreef, geldt zeker wel algemeen: bij
een commandant die de discipline goed
handhaaft, zijne ondergeschikten niet naar
de oogen behoeft te zien en zelf een hoog
geplaatst moreel gevoel heeft, zullen los
bandigheden, baldadigheden en wreedheden
niet voorvallen." Zoodat de Nederlandsche
koloniale practijk schijnt te wijzen op het
ongewenschte van het optreden der inland
sche strijders, welke niet door Europeesche
aanvoering zijn geëncadreerd, doch op het
toelaatbare van het optreden der inlandsche
militairen onder Europeesche comman
danten.
J. C. v. E.
IHIIIMHlmlMIHItl l
openen, liefst zonder op iets van het oude
te steunen. Die ontbreken hier. Maar moeten
wij het niet veel eer hebben van de stille
werkers die de tijden begrijpen, wroeters
en zwoegers in eigen begrensd en vertrouwd
terrein; van de groote, kleine en kleinere
talenten, die zich een stukje kozen van het
gebied, dat grooteren wisten te omvatten,
om dat uit te buiten met hun gaven en
meer nog met hun volharding, aandacht,
liefde vooral? Er is geen twijfel aan, of al
deze smerende, wasschende, snijdende en
krabbende vrouwen en mannen vervullen
eene roeping. Zij houden de lompen bran
dende; het vuur smeulende. Uit hun midden
moeten voorkomen wie opnieuw een
haltepunt zullen beteekenen in de geschiedenis
onzer beeldende kunst.
Geen beter voorbeeld van zoo'n taaie,
geduldige, onverstoorbare werker dan Hart
Nibbrig. Hij schijnt welhaast te vasthou
dend, maar hij is door en door serieus. Wat
hij bereiken wil laat hij niet los. Hij kijkt
niet naar anderen; hij maakt het zich niet
gemakkelijk; hij is eerlijk tot in 't kleine,
getrouw tot in 't overdrevene, maar hij komt
er. Men kan allerlei kwaliteiten opnoemen
die hij niet heeft, met name de gave om met
weinig middelen veel uit te drukken, maar
men moet erkennen, dat hij op zijne wijze
weet te zeggen, wat hij te zeggen heeft.
Zijn van elders bekend schilderij,
Walcheren, schijnt mij daarom een der meest be
langwekkende van deze tentoonstelling. Het
is wat droog maar klaar en zuiver van kleur;
in de zorgzame uitvoering schijnt elke stip
verantwoord ; er is een innig verband tus
schen de figuur en het landschap. Walter is
ongetwijfeld losser in zijn voordracht en
smeuïger in zijn techniek, maar zijn kleur
is troebeler en hij mist het degelijke en
doordachte van Hart Nibbrig. En Breman,
de derde die werkt in denzelfden trant,
schijnt ons hier weinig gelukkig.
Naast Hart Nibbrig vraagt Kever het meest
de aandacht. Men weet hoe een goed inte
rieur van hem er uitziet. Het heeft soms
heel veel van een Neuhuys en men kent de
kwaliteiten ervan sinds jaren. Het doet aan
als een oude bekende en wij zijn geneigd
er iets minder belang in te stellen dan het
verdient. Van de schilderessen en schilders,
die zich om deze niet te zeer uitstekenden
groepeeren, komt A, M. Broeckman met
studies van een negerjongen en meisje bij
zonder frisch voor den dag; is Deutman in
een interieur en een landschapje wel fijn
maar wat sentimenteel; slaagt Dooijewaard
beter in een paar zeer kleine binnenhuisjes
dan in de grootere wedergave eener
guitaarspeelster in oud-Venetiaanschen trant; ver
toont Pol Dom opmerkelijke hoedanigheden
in het niet sterke konterfeitsel van een
Huizervrouw; zonden de dames Egter en
de Graag en zond J. G. Veldheer verdien
stelijk zwart en wit, Kiesewetter een aardig
stilleven, Laguna een zeer toonbaar portret,
Melis bloemen, die tot het aantrekkelijkste
behooren wat geëxposeerd is (iets wat we
niet zouden durven beweeren van Mauve's
Zee bij avond" hoezeer wij bedoeling en
uitvoering waardeeren) en laat mej. Van
der Waarden zorgzame stillevens zien.
Overigens is de afstand tusschen de
geëxposeerde werken niet groot en vele
namen zouden verdienen genoemd te wor
den naast de genoemde.
H.
* * *