Historisch Archief 1877-1940
i.?i..
I.1AJJ.X TtTT.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 Juli '15. No. 1985
fy:
t'
r
2;
r
volk, waarom he$n zich zoowel in tijd van
vrede als van oorlog, alle materieele en
moreele krachten van het volk zouden
moeten groepeeren.
Geen leger bestemd tot verordening,
allén een tot verdediging. Vervolgens, om
door middel van een zoo goed als vol
komen doorgevoerde democratiseering van
de legerorganisatie, van begin-uit en ook
van-uit haren kern, den militairistischen
geest voor goed te verbannen.
Een sterk demokratisch militieleger; de
kazerne niets dan een school en het geheele
volk een kolossaal krachtig leger in dienst
van de volksautonomie en van den vrede,
dit heeft in militair opzicht de bevrijding
van Frankrijk te beteekenen. Zoo alleen ware
zij makelijk." Aldus Jaurès' bedoeling.
Het sprak natuurlijk van zelf, dat,
bij het ontwerpen van zijn volksleger
organisatie, Jaurès het Zwitsersche
legerstelsel, als het ware tot den grondslag voor
zijn plan heeft moeten dienen.
Dat is toch, zegt hij datgene hetwelk
het ideaal van een demokratisch en populair
leger, het meest nabij komt. Het is dat leger
dat door beperking van het verblijf van de
jonge mannen in de kazerne tot een mini
mum, door de niet alleen slechts regionale
maar ook locale recruteering, door de
organisatie van de gansche massa van voor
de wapens geschikte burgers in territoriale
ëénheden,het militaire aan het burgerlijke
leven bet nauwst weet te verbinden."
Toch wenschte Jaurès niet een slaafsche
navolging van het Zwitsersche stelsel, maar
een aanpassing van de hoofdbeginselen
daarvan, aan de levensvoorwaarden van het
Fransche volk.
.*,
Artikel I van zijn concept-Volksleger ver
langt, dat alle mannen die geschikt zijn om
de wapens te dragen, van hun twintigste
tot hun veertigste jaar verplicht zullen zijn
deel te nemen aan de Nationale verdediging.
Van hun twintigste tot hun vier-en-dertigste
jaar behooren zij verder dan tot het werke
lijke leger; van hun vier-en-dertigste tot hun
veertigste tot de reserve en vanaf hun veer
tigste jaar ten slotte tot het territoriale leger
(Landstorm).
Artikel IV geeft dan aan, hoe de vorming
van het aktieve leger dient te geschieden.
Zij heeft n.l. plaats in drie phazen.' Ie de
voorbereidende scholing van de knapen en
jongelingen; 2e de vorming van de recruten
en 3e de regelmatig terugkeerende oefenin
gen in den wapenhandel enz.
De voorbereidende scholing onder I vangt,
voor gezonde knapen, reeds met hun tiende
jaar aan en duurt tot hun twintigste. Zij
behelst vór alles een zuiver gymnastische
opleiding op breede schaal. Opvoeding tot
gezondheid en lichamelijke geschiktheid,door
middel van turnen, marcheeren, rhytmische
bewegingen, geschiktheids- en
behendigheidsspelen en van schietoefeningen. Kortom,
tot alles wat leiden kan tot een taktvolle
en rationeele harding van het gezonde
lichaam. De leiding daarvan moet aan
? officieren en onder-officieren, verder aan
onderwijzers en leeraren van de openbare en
particuliere scholen worden toevertrouwd,
en aan de artsen van de plaats zelf en onder
het toezicht staan van een Militaire
Opvoedingsraad, bestaande uit dertig leden, die
in het recruteeringsgebied van ieder regi
ment, door middel van het algemeen stem
recht wordt gekozen en uit vertegenwoor
digers van alle wapens zal zijn samen
gesteld.
Artikel VI bepaalt dan de werkelijke
oefentijd voor de jonge mannen, die hun
een-en-twintigste levensjaar ingetreden zijn,
op zes maanden. Deze recruteeringstijd
?moet worden doorgebracht in de meest
nabij zijnde garniezoensplaats; in een
recruteeringsschool, waar deze mannen hunne
individueele en hunne compagniesopleiding
zullen ontvangen.
Die dienst van zes maanden kan zonder
onderbreking, maar ook in twee gedeelten
worden vervuld. In ieder geval echter bin
nen den tijd van n jaar.
De tijd van oproeping moet dan steeds
zóworden gekozen, dat oefeningen in het
vrije veld en op het maneuvre-terrein mo
gelijk zijn.
De groepen waarin de recruten worden
gevormd' en afgericht, zullen geen organische
en duurzame eenheden zijn.
Een volgend artikel geeft dan aan, hoe
de aktieve dienst verder geregeld wordt.
In de dertien jaren die zij zullen verder
dienen, worden de soldaten achtmaal opge
roepen, tot het houden van oefeningen en
maneuvres. Deze oefeningen zijn afwisselend
maneuvres van kleine eenheden voor den
duur van tien dagen, die in de woonplaat
sen der aktief dienstplichtigen zelven plaats
moeten vinden, of in het meest nabijzijnde
oord; en maneuvres van grootere eenheden,
voor den duur van vier-en-twintig dagen,
die in verder gelegen oorden of op oefe
ningsterreinen plaats hebben.
* . *
Dit is de kern van het aktieve dienstleger,
zooals Jaurès zich dat voor Frankrijk heeft
gedacht.
OverhetWaarachtigeSchoenpoetsen
DOOR
BERNARD CANTER
Aan Lodewijk Schelfhout, ter eere van
de opening zijner tentoonstelling in
Pulchri Studio".
Zoo dikwijls ik van Rotterdam te Amster
dam aankom, bezielt mij, tegelijk als ik de
Sint Nicolaaskerk en het ingebouwde scheer
derswinkeltje van het Victoria-hötel aan
schouw, slechts n gedachte, de Amster
dammers te toonen, dat ik mij als Rotter
dammer niets minder dan hen waan. Met
dezen, zeer persoonlijken waan hebt gij lezer
eigenlijk niets van noode, zoo min als met
veel van 't geen hierop volgen moet. Maar
deze Rotterdamsche fierheid heeft mij tot
een ontdekking geleid en deze ontdekking,
daar zij zuiver Amsterdamsch is, behoort in
dit weekblad vermeld te worden.
Dus ik stap fier het stationsplein over en
op de brug begeef ik mij tot den schoen
poetser, zet eerst mijn linker, daarna mijn
Natuurlijk is voor een Volksleger op
werkelijk democratischen leest geschoeid 'en
uitgebouwd als een zuiver burger-leger, in
tegenstelling tot het nog half-feodale staande
leger, het kaderprobleem van buitengewoon
groot gewicht. En voor een land als Frank
rijk, met zijn verminderend, althans niet
groeiend bevolkingsaantal, waardoor dus
zoovele geschikte en leidende krachten
niet of niet heel lang aan het maatschappe
lijk leven onttrokken kunnen worden, is het
dit niet het minst.
Hier wilde Jaurès dan ook de andere band
leggen, die het militaire met het burgerlijke
leven blijvend moest verbinden.
Het kader dat Jaurès zich dacht, zou een
nagenoeg volkomen burger-kader moeten
zijn. In hoofdzaak zal de vorming van
burger-soldaten, die van hun vroegste jeugd
tot hun rijpsten ouderdom dient plaats te
vinden, onder voorwaarden die het burger
lijk leven niet te zeer hinderen, door burger
officieren dienen te geschieden, die zelven
ook in het burgerlijk leven gebleven zijn.
Dit pfficierskader zal voor een derde uit
werkelijke beroepsofficieren bestaan. Het
andere, twee-derden, van dit officierscorps,
zal gevormd moeten zijn uit tweekategoriëen.
Eerstens uit die officieren, welke, dank zij
hunne hoogere algemeene ontwikkeling, het
spoedig tot militaire bekwaamheid hebben
gebracht; en tweedens uit diegenen, die op
grond van militaire geschiktheden, uit den
onder-officiersstand tot officieren bevorderd
konden worden en respektievelijk, dan ook
met de medewerking van de hiervoren ge
noemde Legeroefeningscommissies kunnen
worden aangesteld.
Dan wil het plan van Jaurès verder nog
een categorie van akademisch gevormde
officieren in het leven roepen, door middel
van een bepaalde Universitaire opleiding
van vier jaren, aan de acht groote Univer
siteiten van Frankrijk te genieten.
Jaurès dacht zich hier een wetenschappe
lijke opleiding niet enkel in militair, maar
ook in sociaal en algemeen-wetenschappe
lijk opzicht, van die beroepsofficieren, bij
voorkeur gerecruteerd uit de burgerklasse en
voor zoover mogelijk k uit de arbeiders
klasse.
. Hiertoe bepaalt o.m. artikel IX, dat deze
studeerende officieren, gedurende de vier
jaren geldelijke toelagen zullen ontvangen
van den staat en zoo zij uit arme families
komen, dat ook die door den staat geldelijk
schadeloos gesteld zullen kunnen worden.
Dit laatste dient dan voornamelijk om het
proletarische element in het officierscorps
zooveel mogelijk te versterken, waartoe
Jaurès zich ook de medewerking heeft ge
dacht van de arbeiders organisaties, de
vaken coöperatieve vereenigingen, die uit hun
eigen kring de daarvoor geschikte elementen
zullen moeten aanwijzen en met hen in
engere weling zullen moeten blijven. Zulke
proletarische officieren zullen meent hij,
steeds indachtig blijven aan hun proletari
sche af komst en zoowel hun steeds levendig
gehouden betrekkingen tot het proletariaat
zelf als nu bizondere sociale opleiding, zou
den dan een waarborg wezen dat zij er niet toe
zouden kunnen komen om bij ernstige sociale
botsingen zich en hierdoor het leger te la
ten gebruiken tegen de klasse ook waaruit
zij zijn voortgekomen.
Jaurès meende dat het Volksleger ook
een officierscorps zou krijgen, dat de hoo
gste militaire scholing en in zekeren zin,
ook de hoogste speciale vorming zou heb
ben genoten, zonder dat deze selectie tot
een oligarche zou leiden. Een kader dat aan
alle kaste- en klassegeest vreemd, zich ook
werkelijk zal voelen een kracht geheel in
dienst van de Natie en de Democratie."
Er is in dit gansche nieuwe systeem, dat
Jaurès ontwikkeld en uitgewerkt heeft, ook
wel veel, waarvoor men het heerlijk opti
misme dat dezen grooten strijder zoo sterk
gekenmerkt heeft, met hem zal moeten deelen,
om aan de volle verwerlijkingdaarvan,althans
binnen de bestaande machts- en economische
verhoudingen ook te kunnen gelooven.
Maar dit kan geen oogenblik wegnemen,
dat het systeem en zijn uitwerking van zoo
groote beteekenis zijn, dat wij meenen, dat
de belangstefling die in de naaste toekomst
de groote kwestie van de democratiseering
van het legerstelsel, die in alle moderne
landen met dwingende noodzakelijkheid aan
de orde komt, in geen enkel opzicht buiten
de kennisneming en de bestudeering van
Jaurès' laatsten arbeid meer zal kunnen
omgaan.
Diagnose van den Hollander
John Gallsworthy heeft ons in de Amster
dammer een diagnose van den Engelschman
gegeeven die zeeker meenigeen tot helderder
inzicht heeft gebracht van het eigenaardig
karakter der Britsche menschengroep.
Zijn conclusie was dat geen volk beeter
rechterschoen op de bak en na m ij schoenen
te hebben doen poetsen, loop ik Amsterdam
binnen met het gevoel van een veroveraar.
Ik ben niet zeer bijgeloovig, maar er zijn
toch zulke onmiskenbare mystische, mystieke,
occulte, trascendentale verschijnselen en ge
beurtenissen in ons leven, dat zelfs iemand
die jaren lang geregeld zijn contributie aan
De Dageraad" heeft betaald, Shakespeare
gaat citeeren met zijn daar is meer tusschen
hemel en aarde, dan uwe schoolwijsheid
droomt Horatio," zelfs al ware dit citaat
het eenige dat hij van den grooten Brit kent,
ja zelfs indien hij oprecht meent, dat Schil
ler het gezegd heeft of Verkade. Inderdaad
ook Verkade heeft deze diepzinnige woorden
gezegd en zelfs met een Zaanschen tongval.
Goed dan, ik ben niet bijgeloovig, maar ik
ben er van overtuigd, dat van een paar
goed gepoetste schoenen zekere psychische
werkingen uitgaan, welke de aandacht ver
dienen der vaklieden. Zoodra mijn schoenen
gepoetst zijn voel ik mij caesaristisch gestemd.
Ik richt mij op, loop veerkrachtig, voel mij
jong, sterk, frisch, levenslustig ik zou
Amsterdam willen omarmen al ware de ge
heele stad ook gesymboliseerd en
geincarneerd in n enkel, frisch, mooi, levendig
stedemaagdje. Ik ben
weerbaar,ondernemingsgezind met goedgepoetste schoenen, voel
mij zeker van mijzelf en stap met mijn
bundel treurspelen en blijspelen in verzen
bij uitgevers en theaterdirecteuren binnen,
kwaliteiten kon hebben dan het Engelsche,
om in een zoo geweldigen oorlog als deeze,
op den duur, de overhand te behouden.
Ik vrees dat de diagnose van den Hol
lander tot de conclusie moet voeren dat geen
volk zoo veel kwaliteiten heeft als het
Hollandsche, om ingeval van een oorlog, tot de
gruwelijkste jammeren, tot bloedbad, oproer
en schrikbewind te geraken.
Tot nog toe heeft het waereldbestuur ons
gespaard. Ik ben geen pessimist en geen
onheilsbode. Best moogelijk dat wij ook tot
het sluiten van de vreede gespaard blijven.
Maar als de ramp oover Holland mocht
koomen, dan zou het hier verschrikkelijker
toegaan dan ergens op de waereld.
En wel omdat de Hollander, bijna zonder
uitzondering, een heftig anti-militarist, een
warm vaderlander, een onverbeeterlijke
stijfkop, een vrijheids-dweeper en een vijand
van dwang en discipline is.
Wat moet daarvan terecht koomen! Het
zijn juist eigenschappen als zwavel, kool en
salpeeter elk voor zich onschadelijk of
nuttig, maar te samen een gevaarlijk ont
ploffingsmiddel ! De heemel behoede ons als
er vuur bij komt.
De Hollander beroemt zich op zijn
vrijheidsliefde. Maar hij heeft nog in de verste
verte geen begrip van wat vrijheid is, en
wat er vereischt wordt om een vrij mensch
te zijn.
De hoofdvoorwaarde om vrij te worden
is tucht", zelftucht, zelfverloochening. Daar
van snapt de Hollander niets. Hij begrijpt
vrijheid als: doen waar je lust in hebt"
en niemand gehoorzamen".
Dat zou goed zijn, als ieder steeds lust
had in hetgeen voor hem noodig is, en als
ieder zoo wijs was om uit eigen beweeging
te doen wat anderen doen uit gehoorzaamheid.
De Hollander verfoeit het Duitsche mili
tarisme maar wat heeft hij er voor in
de plaats? Niets hoegenaamd.
De Engelschman heeft zijn vormelijkheid,
zijn correctheid, zijn kostschool-opvoeding,
die werkelijk zooals Gallsworthy ons
duidelijk heeft gemaakt zoo goed is als
de strengste discipline. De jonge Engelsch
man leert zelfverloochening van zijn vroegste
jeugd af. Hij leert de ongeschreeven wet
gehoorzamen, die zegt wat good form" is.
Hij blijft zijn individualiteit handhaven,
maar laat zich eer pijnigen of doodschieten
dan af te wijken van hetgeen onder zijn
kamaraden geldt als correct, fatsoenlijk.
Daardoor is de Britsche groep zoo sterk
en zoo rijk aan individueele krachten, on
danks een zeer gebrekkig onderwijs-systeem.
Holland geeft zijn kinderen uitsteekend
onderwijs maar geen opvoeding.
In geen beschaafd land worden de kin
deren zoo slecht opgevoed als bij ons. Ze
zijn nagenoeg geheel zonder tucht. Er heerscht
in Holland iets wat men vrij heidskoorts
zou kunnen noemen. Een mooi ding, als er
een machtig zelfbedwang teegenoover stond.
Maar daarvan is niets merkbaar.
Na een bijna tachtigjarige periode van
vreede en stijgende voorspoed zijn we wel
niet verwijfd, maar toch zeeker verwend
geworden. Ons rechts-bewustzijn is bizonder
gevoelig, onze afkeer van dwang en onrecht
gaat tot in het sentimenteele. Wij vergeeten
hoe ver de ons omringende volken nog van
den idealen rechts-staat af staan, wij wil
len, alleen, idealen handhaven waar de
menschheid nog niet aan toe is, en wat
het ergste is: wij verbeelden ons reeds een
mate van voortreffelijkheid te bezitten die
recht geeft op waarachtige vrije en recht
vaardige organisatie.
Nu komt, onverwacht, een dreigend onheil,
vreemde ooverheersching. Het militarisme
van Pruissen bedreigt ons. De Hollander
zegt: hen navolgen? dat nooit!"
Goed! maar weet de Hollander wat
dat beduidt?
Dat beteekent martelaarschap.
De vrijheid die wij begeeren kan alleen
door zelfverloochening worden gekocht. Een
volk dat vrijheid wil, moet iets in zich
hebben van den Spartaan.
Wil hij, uit een verheeven beginsel, niet
vechten, dan moet hij kunnen lijden en zich
verloochenen.
Daartoe zie ik den Hollander allerminst
in staat.
Wij hebben, met veel moeite, een reedelijk
leeger bij elkaar. Herhaaldelijk koomen uit
dat leeger berichten van insubordinatie. Er
zijn officieren beleedigd, er worden orders
gewoon geweigerd, en zoo voort. Naar ik
hoor is het gehalte der manschappen goed,
ze zijn gewillig, geduldig, vlijtig, ze doen
hun best. Maar men moet niet met straffe
tucht aankomen, dan heet het: Zeg nou!
geen Jan Klaassen!"
En bovendien koomen nu de
vrijheidsdweepers, de anti-militaristen, en trachten
verzet te brengen teegen de poogingen tot
weerbaarheid.
Dat zou mooi zijn, als het bij het
gansche volk diepe, heilige ernst was. Ik
ken enkele mannen bij wie het ernst is.
Zij zouden zeggen, als de Pruissische
tucht hier werd ingevoerd, fusilleer mij
maar, de moordenaar is er erger aan toe
dan de vermoorde."
met een vast vertrouwen, dat het mij dit
maal zeker lukken zal. Ik mag zeggen, dat
ik al mijn vele successen zooal niet geheel,
dan toch in hoofdzaak dank aan mijn
welgepoetste schoenen. Lang heb ik er over
gepeinsd.welke de levensmoed-ge vende werking
is, die van goed gepoetste schoenen uitgaat en
op welke wijze, die vreemde macht wordt op
gewekt. Is het door de electrische werking van
de borstel schurend langs het leder? Is
het door de natuurkundige werking? Im
mers ik heb eens gelezen, dat schoenpoetsen
eigenlijk is een fabriceeren van diamant uit
koolstof in het klein en voelt onze onbe
wustheid zich millionnair, door het bezit
van zooveel diamanten? Of is het misschien,
dat het heerschers-instinct in ons wordt
opgewekt, doordat een ander mensch zich
voor ons bukt en met ijver en dienstwillig
heid onze straathanden-bekleedsels in 't
zweet zijns aanschijns aanmerkelijk ver
fraait en tot glans brengt en dat slechts
voor n duppie?
Ik heb opgemerkt, dat negers altoos
gaarne hun schoenen door blanke
schoenpoetsers doen poetsen. Ook heb ik opge
merkt dat kellners, barbiersknechts,
loopknechts, kortom menschen die doorgaans
zwaar van onderdanigheid hebben te lijden,
klanten zijn van publieke schoenpoesters,
waaruit ik opmaak, dat zij weder tot het
besef van hun eigenwaarde trachten te
komen, door in stede van dienstbaarheid te
Maar geldt dat voor den gemiddelden
Hollander ?
Goeie hemel! men denke eens aan de
houding van onze soldaten, in 't geval dat
de Pruissische Feldwebels hen de paradepas
wilden leeren of iets van die kracht.
Ben je nou heelemaal bedonderd!" zou
het heeten.
Ik heb eenige ondervinding van ons volk.
Het zijn goedhartige, vlijtige, maar geducht
koppige, en in hun idealisme tamelijk fana
tieke en ruuwe menschen. Meent iemand
dat die zich goedmoedig en weerloos zou
den laten drillen?
Geen sprake van. Als Pruissen ons
oovermeestert, als Potsdam bij ons den baas kan
speelen dan komt er een gestadig,
vreesselijk, akelig machteloos verzet.
Dan krijgen wij fusillades en oproer na
oproer, dan wordt er gehangen en gekerkerd
dan zal er bloed vloeijen in ons land
zooals niet gezien is sints de tijden van Alva.
De Hollander van thans begrijpt niet dat
hij, oogenschijnlijk gespaard, niettemin voor
een ontzettend dilemma is geplaatst.
Hij moet f zijn anti-militaristische idealen
verloochenen en zich zoo geducht wapenen
dat de dreigende nabuur zich tweemaal be
denkt eer hij toegrijpt en dat alles met
een vrij onzeekere kans buiten het conflict
te blijven of hij moet alle kanonnen en
geweeren in zee gooijen en zich voorbe
reiden op een lange, bittere martelaarsstrijd,
die een mate van zelftucht, zelfbedwang,
zelfverloochening vereischt waartoe het
Hollandsche volk, als geheel, nooit gesteegen
is,en vermoedelijk ook zoo snel niet stijgen zal.
Jan Dwars, de Hollander, bedenke maar
eens wat het zal beduiden als hij wordt
gemassregelt" met een nicht-gestattet"
vór, en nicht-gestattet" na. En een Pruis
sische dienstplicht op den koop toe.
In Pruissen is niets veroorloofd, alleen
zijn er enkele dingen niet bepaald
verbooden." Zoo zeide mij een Duitscher nog kort
voor den oorlog.
Hoe zou dit regime passen voor Jan Dwars,
die nu al moppert als een agent wat hard
doorloopen" durft zeggen ?
En als onze kwartiermutsjes al te zwaar
zijn, hoe zou de pinhelm hem bevallen ?
FREDERIK VAN EEDEN
Waarom moet de Veld-artil
lerie zich dekken?
(Van een militairen medewerker)
Bovenstaande vraag zou eenvoudig als
volgt beantwoord kunnen worden: omdat
ze anders zeker vernietigd wordt" en daar
mee basta. Maar ze verschaft ons tevens
gelegenheid het licht te laten vallen op een
belangwekkende phase in den ontwikkelings
gang der bereden artillerie.
De tegenwoordige zucht naar dekking voor
de veldartillerie en trouwens voor alle wapens
houdt ten nauwste verband met de invoering
van het snelvuurgeschut. Het is die over
gang van het oude naar het nieuwe geschut
met zijn nasleep van gevolgen als daar zijn
schilden, fijne kijkeropzetten,
brisantgranaten, dekking, indirecte richting, geheel
veranderde tactiek en schietwijze, welke van
zoo grooten invloed op de moderne oorlog
voering geworden is en de lezers in dezen
krijg aan de loopgraven kluistert.
Wat waren zoowat een vijftien jaar ge
leden het veldkanon en vooral de vuurleiding
eener veldbatterij verbazend eenvoudig bij
tegenwoordig vergeleken ! Alleen het manoeu
vreeren met de aangespannen batterij was
ingewikkelder. Legio was het aantal for
maties. Aan het instudeeren hiervan werd
de meeste tijd besteed. Wanneer men maar
handig kon manoeuvreeren en vlot in stel
ling wist te komen, werd men als een uit
stekend officier der veldartillerie beschouwd,
ook al had men van schieten geen benul.
Trouwens het schieten was toen veel een
voudiger en de vuurleiding meer bijzaak.
De richters der stukken zagen als regel het
doel of meenden het te |zien, de
batterijcommandant commandeerde afstand en
projectielsoort en aangezien ook het doel
zich niet veel om dekking bekommerde,
ging alles van zelf. Men raakte wel niet
veel, maar dit vond men toen zoo erg niet.
Als men maar vlot en netjes in stelling
kwam. Dit was de hoofdzaak!
Hoe is dit alles sinds dien veranderd! Thans
zullen wij de reden daarvan naspeuren.
Bij het oude geschut liep het geheele
samenstel van kanon en affuit na het afgaan
van het schot terug en moest dus voor elk
schot opnieuw gericht worden. Een
tijdroovende werkzaamheid!
Het snelvuurgeschut maakte hieraan een
einde, want de affuit bleef na het schot stil
staan en alleen het kanon liep over de z.g.
wieg terug, werd geremd en door de
voorbrengerveeren in batterij teruggebracht. Het
stuk eens gericht, bleef gericht en ziedaar
het ware wezen van het snelvuurgeschut.
Maar veel grooter nog waren de gevolgen.
Op de stilstaande affuit kon men prachtige
kijkeropzetten plaatsen, omdat deze nu geen
kans meer liepen stukgeslagen te worden
zooals vroeger door de terugsteigerende
geven, ook eens dienstbaarheid te ontvangen.
Ook ontslagen gevangenen, deurwaarders,
hotel-portiers, menschen met beschadigde
reputatie's en souteneurs laten gaarne hun
schoenen aan den voet poetsen en mijn
waarde vrienden, de histrionen, gunnen zich
al even graag het genot van door een fat
soenlijk man over de schoenen gewreven te
worden. Voorzeker zijn deze lieden, juist
als ik, toch niet geheel van bijgeloof vrij
en gelooven zij aan de psychische werking
van glimmend schoeisel.
Korteling weder, ietwat bedrukt te Am
sterdam aan het Centraal-Station gearriveerd,
hebbende namelijk een nieuw treurspel in
verzen in vier bedrijven voltooid getiteld
Deborah", voelde ik, zoodra ik mijn voet
op de schoenbank had, mijn moed weder
opleven en terwijl de gebukte medemensch
aan mijn voet, borstelde, borstelde, borstelde
en ik mijn bestofte schoenen met een glans
als van japansch lakwerk onder zijn borstel
uit zag opglimmen, voelde ik opnieuw dat
geheimzinnige stroomen van een wondere
zielskracht in mij, zoo sterk, dat ik besloot
dit keer, het kostte dan ook wat het wilde,
achter dit groote levensraadsel te komen.
Ik had toevallig een ietwat gekneusde
sigaar in mijn vestzak en nadat ik mijn
dubbeltje had geofferd, bood ik, met het
gebaar van een der twaalf Caesars door
Suetonius zoo vriendelijk omschreven, deze
gave aan den schoenpoetser en zeide daarna:
Sanatogen
Enkele l epels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
affuit van het oude geschut. Evenzoo kon
men die onbeweeglijke affuit van schilden
voorzien om de bedieningsmanschappen tegen
granaatkartetsen en geweerkogels te dekken.
Het natuurlijk gevolg van het aanbrengen
der schilden was echter, dat de
geschutfabrieken op zoek gingen naar munitie om
die stalen platen en de daarachter opgestelde
bediening en vitale deelen van het kanon
met succes te kunnen bestrijden. Wel bleek,
dat een met. gewoon zwart kruit gevulde
granaat in staat was door het schild heen
te slaan, maar deze sprong eerst ± 1.5 M.
daar achter en bracht dus heel weinig schade
aan, ook al omdat ze niet in staat bleek
springstukken achterwaarts te werpen. Men
paste toen de brisantgranaat toe, die gevuld
is met een lading springstof, b.v.
pikrinezuur. De brisantgranaat springt in het schild
en brengt dan ook een ontzettende ver
woesting aan. Van het sluk blijft om zoo
te zeggen niets meer heel. Ieder die wel
eens de uitwerking van zoo'n schildtreffer
gezien heeft, kan constateeren, dat ze
moordend is. Daarbij verspreiden die brisante
projectielen nog vergiftige gassen, zoodat
het zaak is te zorgen, dat de batterij geen
schudtreffers krijgt.
Door het zuivere schieten van zoo'n
snelvuurbatterij was zoo'n schildtreffer in een
open opgestelde batterij geen zeldzaamheid.
Vandaar, dat men wel gedwongen was het
veege lijf te bergen. Het ging eenvoudig
niet meer. Als een snelvuurbatterij ons een
maal gezien heeft, duurt het maar heel kort,
of alles is in onze batterij kort en klein,
personeel en materieel.
Het spreekt vanzelf, dat men niet zoo
heel gemakkelijk van die open stellingen,
die men eeuwen lang toegepast had, afzag,
maar het was hier eenvoudig de wet van
oorzaak en gevolg, en daaraan moest men
zich ten slotte onderwerpen, daar hielp geen
lieve moederen aan. De uitwerking van
moderne snelvuurartillerie op ongedekt
staande batterijen is zoo ontzettend, dat
men wegkruipen moest, hoe weinig fier
men dit ook mocht vinden en hoe weinig
in overeenstemming met het karakter van
den veldartillerist.
En nu ook de vlieger zijn diensten bewijst
om vijandelijke batterijstellingen op te sporen,
is dekking in front en op de flanken niet
eens meer voldoende, maar heeft de artil
lerie zich ook tegen waarneming uit de lucht
te beveiligen.
Frankrijk is allen landen op dit gebied vér
vooruit geweest en het plukt nu daarvan de
vruchten door de meesterlijke wijze, waarop
de Fransche officieren der veldartillerie hun
soixante-quinze gebruiken. Denk maar niet,
dat er van die Fransche
veldartillerie-stellingen wat te zien zal zijn, en hoepracht'g
hebben zij het met de gedekte stellingen
nauw verband houdende indirecte richten
in hun reglementen uitgewerkt!
Ook wij, Hollanders, uitstekend voorgelicht
door den kapitein der veldartillerie Van
Essen, die werkelijk buitengewoon veel voor
onze veldartillerie heeft gedaan en niet
slechts door zijn uitvindingen, zijn over
tuigde aanhangers van de leer der gedekte
stelligen geworden.
Natuurlijk leidde de leer der gedekte stel
lingen tot een ingrijpende wijziging der
tactiek, maar dit thema zou een apart artikel
eischen.
ARTILLERIST
IMMI.IIIMIIIIIIMI1IIIII1IIII1IIIIIIIIII1IIIIIIIIII
RenéGhil
RenéGhil, van wien we hier een paar
dichterlijke schetsen in vertaling weergeven,
zag in 1862 te Tourcoing het levenslicht,
doch reeds op zijn zevende jaar kwam hij
te Parijs, waar hij zijne opvoeding ontving.
Zijn eerste werk, een bundel gedichten,
II9IIIIIIIIIII1II
Vriend, jij poetst goed".
Mijnheer" antwoordde de man, aanslaand
voor de extra belooning, schoenepoetsen
is ook een kunst al gelooven de menschen
het niet".
Ik geloof het zeker. Maar tot welke kun
sten behoort het uws inziens gerekend te
worden? Tot de fraaie of tot de nuttige
kunsten?"
De man keek mij opeens heel anders aan.
In zijn donkere oogen kwam iets ... laat ik
het maar kort zeggen, iets zoo volkomen
groot-menschelijks, dat ik plots alle
Caesaristische neerbuigendheid verloor en mij
een heel klein menschje voelde.
Heeft u wellicht begrepen wie ik ben,
wat ik ben en waarom ik hier sta?"
Nog niet... maar ik beg'n iets ervan te
vermoeden. Ik behoor tot de weinigen, die
weten dat dit leven een vermomming is.
Velen die aanzienlijk lijken, zijn de minder
waardigen en de karakterloozen en velen,
die verworpelingen schijnen, zijn vermomde
koningen. Het zou mij daarom geenszins
verwonderen, indien u, zoo ook uiterlijk
voor de wereld een nederig schoenpoetser
gelijkende, in werkelijkheid waart een man
van beteekenis, een zuiver mensch, een
groote geest, een diepe, ernstige ziel, kort
om een volmaakt kunstenaar."
Welk gelukkig gesternte leidde u tot
mij?" vroeg de man verheerlijkt en opge
togen.