Historisch Archief 1877-1940
Zondag 18 Juli
AM915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER
Abonnement per 3 maanden f 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling f r. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels /l. 25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel ....
. . ?0.25
. . .0.30
040
BERICHT
Van de met dit nummer verzonden
muzikale bijlage van Chr. J. Krah met
woorden van Frederik van Eeden zijn
aan ons bureau exemplaren op zwaar
papier verkrijgbaar a 10 Cent. Franco
per post in koker tegen inzending van
15 Cent.
De Uitgevers
VAN HOLKEMA-WARENDORF
IIIIIIIIIIIIIIHIIIIII
INHOUD: Blz. l: Oefenplieht, door v. H.
Een Koningin, door EenéFeibelman. Confetti.
Buitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp, 2:
Bergpiedigt zur Befreiung der Völker von Otto
Borngraber. Porflrio Diaz f, door J. H.
Scheltema. 3: De m(jnendienst bij onze Marine, door
Zeelander". Feuilleton: In het Koffiehuis, door
Ernest Tileman. 5 : Voor Vi ouwen, door Elis. M.
Bogge. uit de Natuur, door Jao. P. hysse.
6: Dr. Burger en de Amsterd. Universiteitsbiblio
theek, d or T. P. Sevensma. Prof. dr. H. P.
Karsten t (portret). Dramatische Kroniek, door
Henri Borei. 7 : Hendrik Willem Mesdag t, door
G. H. Manna. H. W. Mesdag t, zijn persoon,
door Plasschaert. Boekbespreking, door prof. H.
Brngmans. Muziek in de Hoofdstad, door Sem
Dresden. 9: Financieel»en Economische Kro
niek, door J. D. Santilhano. 10: Uit de Amst.
Muziekwereld: Mr. L. van G-gh Jr., teeitening van
Frans Langeveld. Tondalns' Visioen en St.
Patricicus' Vagevuur, door A. J. Barnouw. In
memoriam H. W. Mesdag, door Thomas de Kijmer.
Uit Vlaanderen's groote dagen: Ter herinnering
aan de Gulden Sporen-slag, teekening van George
van Baemdonck. Leekenspiegel. Haegsche
Brieven, door jhr. mr. dr. Erneste van L. 't H.
11: De heer L. Begout op missie naar den Paus.
teekening van Joh. Braakensiek. Schaakspel,
red. dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek, red.
K. C. de Jonge.
Byvoegsels: De overwinnings van Botha's
strijdmaeht in Zuid-West-Afrika, teekeniag van Joh.
Braakensiek. Volkslied, muziek van Chr. J. Krah,
woorden van Frederik van Eeden'
OEFENPLICHT
Het antwoord op de vraag, of wij
genoeg zullen hebben gedaan, behoort
aan de geschiedenis."
Met dit gemoedelijke endossement van
de verantwoordelijkheid, aan eene dame,
die op 't oogenblik toch nog niemand thuis
kan treffen, heef t de Regeering hare jongste
voorstellen omtrent de
weermachtsversterking uitgegeven. Zij bevatten, zooals
men weet, het sympathieke denkbeeld om
(zér geleidelijk!), oude landweermannen
naar hunne haarsdsteden te sturen en te
vervangen door recruten, gevormd uit de
jongere, thans vrijgestelden. Maar elke
ruimere maatregel tot algemeene oefen
plicht, op de wijze als nu bij den
vrijwilligen landstorm plaats vindt, blijft
overigens achterwege.
Een leidend dagblad heeft voor dit
ontwerp de uitdrukking forsch" weten
te vinden. Wij voor ons zouden eerder
grijpen naar een woord, dat het tegen
deel weergeeft. En het wil ons voor
komen dat de Geschiedenis, wanneer men
inderdaad reeds eens beluisteren kon,
wat zij in lateren tijd zal zeggen over
't geen ten onzent in dezen tijd gedaan
is, een minder voldaan oordeel zou te
hooren geven.
* . *
Inderdaad is de gang van zaken in
den laatsten tijd betreffende de
weermachtsversterking, vrij onverkwikkelijk,
en 't is te hopen, dat aanstaande week
bij de behandeling in de Tweede Kamer
nog een andere koers zal worden gekozen,
wil men inderdaad tegenover de geschie
denis, dat wil dus zeggen: tegenover de
toekomstige generatie's, verantwoord zijn!
Wat(zij thans te boekstaven kan vinden,
is het volgende:
Eene democratie, die na maanden
wereldoorlog en met wie weet wat nog
voor den boeg, in de hevigste
schrikaanvallen ontsteekt, wanneer het denk
beeld wordt geopperd tot verhooging
onzer weerkracht, door
landstormoefenplicht. Nog wel voor een land, welks onaf
hankelijkheid al niet minder dan zijn
neutraliteit zorg moet baren, alleen reeds
wijl het gemoeid is bij minstens vijf van
de allerbelangrijkste wrijfpunten der strij
dende mogendheden.
Eene democratie, die met dit verzet op
merkwaardige wijze de hand reikt aan
het oude militairisme ook ten onzent
nog geen onbekende, dat vasthoudt aan
de bestaande routine, en meesmuilt om
(of: niet opgewassen is tegen) breedere
organisatie's van hulpkrachten, die inder
daad naar het volksleger beginnen te
gelijken.
Een regeeringsbeleid, dat allerminst
den indruk geeft, noch van vastheid, noch
van verren blik. Van onmiddellijke
noodorganisatie geen sprake. Eindelijk: eerst
de mededeeling, dat geene verdere mili
taire voorstellen zullen worden gedaan.
Nauwelijks neergeschreven, wordt zij
achterhaald, in verband met de beweging
tot oefenplicht, door een wetsontwerp,
dat de ruimst mogelijke bevoegdheden
vordert, om tot alle 40 jarigen toe bij
den gewapenden landstorm in dienst te
stellen! Als dan bovengenoemde protest
beweging uitbreekt, plotseling weer een
retirade, in pijnlijkheid nauwelijks onder
doend voor de onlangs door Dr. Kuyper
genoemde. Van overtuigende uiteenzet
tingen om de protesteerenden dieper
inzicht te geven in het belang der zaak,
geen sprake. Integendeel, teneinde geen
kwestie te maken, de 40 jaar tot maar
weer 30 jaar teruggebracht, en eene
overvloedige hoeveelheid koud water
uitgestort op elk idee van oefening van
landstorm, den toch al steeds als
asschepoester behandelden vrijwilligen incluis !
En eindelijk: 't is weinig wonder, eene
openbare meening, in wier groote massa
krachtig besef en vaste wil
komtteontbreken.Gewiegd door datzelfde regeerings
beleid, 't welk men haar sinds maanden
heeft gepredikt, als evangelie te aan
vaarden; en in slaap gesust door tot 't o ver
drevene doorgevoerde
neutraliteits-begrippen, of door de verleidelijke deuntjes
van een onwerkelijk internationalisme.
De geschiedenis bevat reeds veel vroeger
bladzijden, waarin ons land heeft geleefd
onder het stelsel van menageeren", dat
dan voor moeielijke tijden als hooge
regentenwijsheid gold, tot dat het, telkens
weer, den staat op allergevaarlijkste on
diepten bleek te doen verzeilen. Moge
de toekomstige geschiedenis, waarvan nu
de uitspraak is ingeroepen geworden,
voor dezen tijd ten slotte een beter ge
tuigenis afleggen kunnen!
De behandeling van het wetsontwerp
over den Landstorm is daarvoor een
kritisch oogenblik. Het is te hopen, dat
daarbij op eenigerlei wijze een krachtiger
wending zal komen, en dat in 's Lands
vergaderzaal nog het kwaad zal wordea
gekeerd, waartegen jaren geleden een
De Roo van Aldewelt met al zijn moed
en talent te velde trok: dat Nederland
de gevaren altijd pas gaat gevoelen, als
zij reeds over den drempel heen zijn".
Het kan toch ook niet moeilijk zijn,
de natie, tot in hare meest democratische
gedeelten, te overtuigen, dat wat zij juist
als ware democratie geroepen is te aan
vaarden, is: ruimere uitbreiding vanden
oefenplicht.
* *
*
Deze algemeene oefenplicht komt in
beginsel hierop neer, dat de geschikte
mannen beneden de 40 of 45 jaar,
eenige malen per week, zooveel mogelijk
ter plaatse, aan bepaalde voorberei
dingen in den wapenhandel krijgen deel
te nemen. Natuurlijk zoo zakelijk, vrucht
baar en animeerend mogelijk georgani
seerd ; zoodat het schieten en omgaan
met geweer en bajonet, het handelen in
oorlogstroepverband, en het opsteken van
een aantal praktische begrippen, den
hoofdschotel uitmaken. Africhting van
recruten in den zin van de tegenwoordige
militieopleiding, is daarbij buitengesloten.
Op het burgerlijke leven behoeft zoo
weinig mogelijk inbreuk gemaakt.
Wie zal de groote voordeelen ont
kennen van zulk eene landstormvorming,
waaraan eigenlijk reeds voor maanden
de hand had moeten worden geslagen?
Wie zal ontkennen,dat het oogenblik kan
komen, waarop 't geheele volk dankbaar
zal zijn aan degenen, die dit tijdig hebben
weten tot stand te brengen, en heftige
verwijten richten tot de regeering, die het
daartoe niet zal hebben gebracht? Het
oogenblik, dat, hiervan kan men zeker
zijn,?zeven van de tienNederlanders tóch
zullen zeggen wijs mij mijn plaats en laat
mij mee doen;" waarop, hiervan kan
men even zeker zijn, - anders velen
zich ongeorganiseerd in den strijd zullen
begeven, misschien zeer onhandig en
zeer noodlottig! Het oogenblik misschien
ook, dat reeds het enkele wijzen
op een tot weerstand bereid
en georganiseerd volk, voor de
regeering een krachtdadig, en onbloedig,
middel zal leveren om inbreuken op de
belangen van Nederland tegen te gaan.
Ook hiervan levert de geschiedenis voor
beelden !
Maar altijd zal eene tijdige organisatie
en voorbereiding, de aanwezigheid van
een werkelijken landstorm, dan van de
grootst mogelijke waarde zijn!
En zoo kan men ieder tarten, in het stre
ven daarheen, een zweempje te vinden van
militairisme, of van oorlogszuchtigheid ;
van onvoorzichtig opwekken tot inter
nationale gevaren, of van nationale heb
zucht; van gebrek aan begeerte naar
vrede, en miskenning van de ware volks
belangen. Deze worden integendeel, niet
beter verzekerd dan zoo!
Maar dan mag men ook eiken ver
antwoordelijken staatsman tarten, te zeg
gen, of dat niet van het hoogste belang
is, en of hieraan niet onverwijld de hand
moet worden geslagen. Of in dezen
eene regeering niet verder vooruit be
hoort te zien, en aan de natie de voor
bereiding geven, waarvan de menschen
op 't oogenblik misschien de
wenschelijkheid nog niet volkomen beseffen, maar
waarvan zij, als het te laat is, het gemis
handenwringend zouden betreuren!
Ons blijft het nog ongeloofelijk voor
komen, dat eene regeering, die de ver
antwoordelijkheid voor 's lands zaken
wenscht te behouden, deze dringende
behoefte niet ten slotte zal erkennen, en
de, natuurlijk niet geringe, moeilijkheden
eener practische organisatie niet zou ver
mogen te overwinnen.
v. H.
EEN KONINGIN
Ter herdenking van den geboortedag van
koningin Elisabeth van België, (24 Juli a.s.)
heeft de heer RenéFejbelman deze woorden
voor de Amsterdammer'' geschreven, die hij
ons toestond (uit het Fransen) in het
Hollandsch te vertalen.
Koningin Elisabeth van België zal binnen
kort haar geboortefeest vieren. Het zal een
feest zijn, waaraan zullen ontbreken vlaggen,
redevoeringen, feestmaaltijden en bloemen,
en het zal er des ondanks slechts schooner
en inniger door zijn. Het zal een hoe het
te zeggen ? een stil gevierde plechtig
heid zijn, gevierd in de intimiteit en het
geheim van ons beste zelve. Geen uiterlijk
praalvertoon. Geen rumoer. Helaas, het
uur is niet dat der fanfares, het is het uur,
waarin zoo dikwijls de doodsklok en het
gelui der stormlclokken doorklinken, waarin
dikwijls de rhytmus van de marche funèbre"
is. Maar de hoop zal er zijn, de oneindige,
hemelsche, vruchtbare hoop, op feesten, die
gevierd zullen worden in de tijden dat de
alles-herstellende vrede gekomen zal zijn.
* *
*
België heeft slechts drie koninginnen
gehad. Van de eerste is slechts gebleven
de herinnering aan een alles-veroverenden
zachten glimlach; van de tweede herinnert
men zich k een glimlach, doch een droe
vige, bijna smartelijke.
De herinnering die bewaard zal blijven
aan koningin Elisabeth, zal anders zijn, en
vél meer zal men van haar gedenken: een
voorbeeld, een grootsch en heerlijk voorbeeld.
Want deze vorstin heeft geweten groot te
worden, met hare bestemming. En beter dan
dat; zij is boven die beproeving uitgerezen,
hoe tragisch die ook zijn mocht. In haar komt
de groote dankbaarheid samen van haar
geheele volk, en de bewondering van de
beschaafde wereld. Zij st.lt er zich niet
mede te vrede, de echtgenoote te zijn van
een koninklijken held. Zij heeft k haar
aandeel gewenscht van dat heroïsme, en
van die smart en strijd.
Daardoor heeft zij zich waardig getoond
een koningin te zijn, dat is een beetje de
moeder van het ongelukkigste, van het
meest onrechtvaardiglijk ongelukkigste der
volken. De vorstinnen van de toekomst
zullen hare dochters moeten vertellen, wan
neer zij hen de taak-van-vorstinnen-te-zijn
zullen leeren, hoe de verheven geschiedenis
heweest is van Elisabeth, de koningin der
Belgen...
En toch ! Hoe weinig scheen zij geschikt
te zijn om de heldinnenrol te spelen! Zij
is lichamelijk zoo tenger, geheel gratie, en
zoo zwak.
In Brussel noemde men haar direct: la
petite Reine", en daarmede wilde het volk
aanduiden, dat het haar, juist door haar
zwakheid, tot beschermer wilde zijn.
Hoe zal men haar na den oorlog noemen?
Ik herinner mij haar inkomst, haar blijde
inkomst Jn Brussel, na haar huweltjk met
den kroonprins Albert. Toen zij verscheen
op het perron van het Gare du Nord, dap
per zich tot doelwit makende van de
officieele toespraken, riep men slechts uit:
Comme elle est petite, wat is zij klein."
Maar men zag wel, dat de kleine prinses
met de zoete oogen, kon glimlachen vol
goedheid ; en zij veroverde de harten van
al hare toekomstige onderdanen, vanaf het
oogenblik dat zij haar zagen. Het klinkt als
een wónder-sprookje nietwaar ? ... Zij ver
scheen, en men had haar lief...
Men had haar lief, omdat men haar goed
raadde, schrander, eenvoudig, dapper en
eerlijk; en ook omdat zij aan het sjagrijnige
Belgische hof, waar toen een groote, altijd
afwezige koning regeerde, wat helderheid
bracht, een lach, zachtheid, wat zonneschijn...
in een woord, wat er aan gratie en geurig
parfum medegebracht wordt door een japon,
die voorbij gaat tusschen zooveel officieele
uniformen, en doodsche zwarte rokken. Men
had haar ten slotte k lief, doordat het
volk bij intuïtie in zijn toekomstige vorstinne
een ware vrouw raadde, en eene goede
moeder, en in die zaken is het
volksoordeel onfeilbaar. &»*<i
Alle hoop die men, van het eerste oogen
blik op het jonge prinsesje vestigde, al die
hoop is dan ook verwezenlijkt en overtrof
fen; het is geen geringe dienst, die zij, nog
als prinses, aan haar land bewezen heeft,
door het een nieuwe warmte, en hersteld
vertrouwen te schenken in de verhoudingen
tusschen vorst en volk die zich toentertijd
gevaarlijk gingen loswringen.
Toen kwam de koninklijke kroon.Hoe zwaar
die ook was voor het teedere voorhoofd, de
koningin droeg hem met treffende gratie, een
voud,en opvallende waardigheid en goedheid.
Dat was de juiste toon en de koningin be
hoort tot dezulken en hoe sporadisch
zijn zij die hem altijd weten te treffen,
hoe het ook gaat. Zij is waarlijk koningin,
wanneer zij aan de zijde van den koning,
voorzit bij de opening der kamers; en nog
is zij koningin en hoe bekoorlijk
wanneer zij, te voet en geheel alleen, de
ongelukkigen gaat helpen, en de zwakken
troosten. Vorstin dus, en vrouw en moeder,
zij wist dat alles te zijn met de altijd
durende kracht van eene persoonlijkheid,
die zich voortdurend geeft; met geheel de
krachtige toewijding van een zoo edele
natuur, die slecht hare bestemming ziet in
een geheele gave van zichzelve. België
begreep dat. En het heeft haar, lang voor
de tegenwoordige gebeurtenissen weten te
bewijzen, hoezeer het zijn Vorstin lief had.
Toen enkele jaren geleden de koningin
ziek werd, heeft iedeer in België gedacht
een wezen te zullen verliezen, dat hem
buitengewoon lief was. Met welk een onge
duld wachtten wij op de bulletins, die
ons zouden vertellen of Notre bonne
Dame de Belgique" voor ons bewaard zou
blijven I En dat bleef zij. Men redde haar,
en toen zij na een lang verblijf onder de
Egyptische zon, tot hare gerustgestelde en
verheugde onderdanen terugkeerde, was het
n uitbarsting van vertedering en vreugde.
O ! welk een feest in Brussel, op dien
mooien dag!
Niemand heeft dat vergeten, denk ik, noch
de ononderbroken vreugdebetoogingen, die
het koningspaar de schoonste triomf-hymne
waren die men droomen kan, noch de bloe
men die men wierp, noch de kreten der
kindertjes, die door hunne moeders voor
het koninklijk rijtuig gevoerd werden, noch
en dit boven al de vreugdetranen,
treffender dan alles, van de vrouwen uit het
volk...
Ik weet, en heel zeker, dat de koningin
de oogen van vele strijders gesloten heett.
Een van mijn jonge vrienden was een van
hen. Hij is gevallen aan de Yser. Hij was
nog bijna een kind, maar als een man heeft
hij gestreden, en hij is gestorven als een
held! Zijn moeder heeft hij niet terug gezien,
maar, vór te sterven, heeft hij naast zich
gezien haar, die door den wil van de voor
zienigheid, de moeder is van alle Belgische
soldaten. De koningin was bij hem. Zij is
het, die zijn laatste ademtocht gevangen
heeft,... en de stervensstrijd moet u minder
zwaar gevallen zijn mijn vriend - door
dat hij schooner is geweest, veredeld en
verzacht, door een zóweldoende en hooge
tegenwoordigheid.
* * *
Mevrouw, Het is niet de gewoonte, en dit
weet ik, dat men tot een vorstin persoonlijk
gelukwenschen richt. Maar het tragische uur,
dat nu slaat, heejt zonder twij'el de proto
collen minder gevoelig gemaakt, en minder
streng, en de vrijheid, die ik hier neem, kan
misschien vergeven worden door de groote
ernst van de bedoeling er van.' Mevrouw,
gijzelve htbt gewenscht, dat men uw verjaar
dag niet op luide wijze zou vieren. Men zal
u gehoorzamen ... doch slechts tijdelijk. Het
groote en onrechtvaardige ongeluk, dat over
België gekomen is, heeft het doen zijn, dat
wij de armen tot onze vorstin slechts kunnen
uitstrekken ver de sabels en helmen der
Duitschers Daarom is het, dat wij tot Haar
slechts doen uitgaan onze trouwe en ont
roerde gedachten, en daarom is het, dat wij
haar geboortedatum slechts zullen herdenken
in het onschendbare geheim onzer beproefde,
maar vertrouwende harten Later, wanneer
eindelijk de ure van het herstel geslagen zal
zijn, en wanneer Uwe Majesteit weer hare
plaats hernomen zal hebben, naast den Koning
en de Prinsen, in Brussel, dan zullen wij u
het achterstallige enthousiasme doen toekomen
en de bewondering, die zich opstapcld heeft in
ons diepste zelve. En wij zullen het u doen toe
komen, ik getuig het, in een ontzagwekkende
kreet van geloof, van vreugde en van liefde
die zal klinken dór de eeuwen en die Uw
Naam zal dragen, Mevrouw, tot de Belgische
geslachten die komen zullen,., .ontroostbaar,
dat zij niet konden, zooals wij, neerbuigen
voor U....!
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseerea aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
In haar antwoord aan de Amerikaansche
regeering zegt de Keizerlijk Duitsche regeer
ring o. a.: Met ontzettende duidelijkheid
toont het geval van de Lusitania" tot welk
een bedreiging van menschenlevens de wijze
van oorlogvoeren van Duitschland's tegen
standers leidt."
Wie het nog niet wist, begrijpe dus blijk
baar, dat de mailboot door een Servische
of een Russische duikboot in den grond
geboord is!
*
Het vierregelig puntdichlje, dat wij den
vorigen week aan de Vlaamsche Stem"
ontleend verklaarden te hebben, kwam
integendeel voor in de kolommen van het
blad de Vlaamsche Post".
Herinneringsmedaille,
uitgevoerd door de firma Hoeker en Zoon.
14 Juli elk jaar wordt te Parijs de
Bastille-dag als nationale feestdag gevierd
met de groote parade van Lonchamp, met
de kermis en de bals in de open lucht in
de volkswijken. Een dag van plezier, waarop,
zooals dat ook elders bij nationale feestdagen
pleegt te geschieden, de herdenking van de
historische gebeurtenis door de overgroote
meerderheid van het volk wordt overgelaten
aan hen, voor wie het herdenken" een be
roepsplicht is.
Vandaag zal 14 Juli te Parijs niet als dag
van vermaak worden gevierd; daar zijn de
tijden niet naar. Meer dan anders zullen
thans de gedachten teruggaan naar de tijden
der groote revolutie, toen het Fransche volk
een strijd op leven en dood had te voeren
tegen vijanden van binnen en van buiten.
De regeering zelf heeft de gedachten daar
heen willen leiden door te gelasten, dat heden
het stoffelijk overschot van Rouget de Lisle,
den dichter en componist der Marseillaise,
zal worden bijgezet in het Pantheon.
De jonge genie-officier had zijn lied be
stemd voor de manschappen, die uit Straats
burg vertrokken naar het Rijnleger, dat den
inval der Pruisen en Oostenrijkers moest
afweren. Het werd meer dan een strijdzang;
het werd het lied der Revolutie. Zijn naam
kreeg het naar de vrijwilligers uit Marseille,
de fédérés", die het op hun marsch naar
Parijs aanhieven in alle plaatsen, waar zij
doortrokken. Het riep op tot den strijd tegen
den buitenlandschen vijand, maar wie zongen:
contre nous de la tyrannie l'étendard
sanglant s'est leve", dachten ook aan de tyran
nie" van de royalisten. Want de fédérés"
trokken raar Parijs in strijd met het bevel
van den Koning. De Wetgevende Vergadering
had besloten 20.000 vrijwilligers uit alle depar
tementen van Frankrijk bijeen te brengen in
een kamp bij Parijs, als een gewapende macht,
die te harer beschikking; zou staan om pressie
uit te oefenen op den Koning. LodewijkXVI
weigerde het besluit te bekrachtigen; des
niettemin gingen uit lal van steden fédérés"
op marsch naar Parus. Zoo ook uit Marseille.
En het lied van Rouget de Lisle, dat zij
onderweg zongen, was voor hen ook een
republikeinse!! lied.
Maar niet daarom alleen werd het een
populair lied. Het gaf uiting aan het
patriolisme, waarvan het Fransche volk in den
zomer van 1792 trilde. De vijand stond
reeds in het land; het Noorderleger was
voor de Oostenrijkers, die uit de Zuidelijke
Nederlanden waren opgerukt, reeds
teruggeweken naar Lille en Valenciennes; aan
de Oostgrens stonden Pruisische en
Oostenrijksche legers gereed tot den inval. La
patrie est en danger": zoo had Vergniaud
gesproken in de Wetgevende Vergadering;
zoo werd bij proclamatie aan het volk ver
kondigd. Duizenden vrijwilligers gaven aan
den oproep gehoor: voor hen allen werd de
Marseillaise de strijdzang, waaronder zij
optrokken om het in gevaar verkeerende
vaderland te verdedigen.
La patrie est en danger" het is thans
niet van regeeringswege geproclameerd;