De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 18 juli pagina 1

18 juli 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 18 Juli AM915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER Abonnement per 3 maanden f 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling f r. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels /l. 25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel .... . . ?0.25 . . .0.30 040 BERICHT Van de met dit nummer verzonden muzikale bijlage van Chr. J. Krah met woorden van Frederik van Eeden zijn aan ons bureau exemplaren op zwaar papier verkrijgbaar a 10 Cent. Franco per post in koker tegen inzending van 15 Cent. De Uitgevers VAN HOLKEMA-WARENDORF IIIIIIIIIIIIIIHIIIIII INHOUD: Blz. l: Oefenplieht, door v. H. Een Koningin, door EenéFeibelman. Confetti. Buitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp, 2: Bergpiedigt zur Befreiung der Völker von Otto Borngraber. Porflrio Diaz f, door J. H. Scheltema. 3: De m(jnendienst bij onze Marine, door Zeelander". Feuilleton: In het Koffiehuis, door Ernest Tileman. 5 : Voor Vi ouwen, door Elis. M. Bogge. uit de Natuur, door Jao. P. hysse. 6: Dr. Burger en de Amsterd. Universiteitsbiblio theek, d or T. P. Sevensma. Prof. dr. H. P. Karsten t (portret). Dramatische Kroniek, door Henri Borei. 7 : Hendrik Willem Mesdag t, door G. H. Manna. H. W. Mesdag t, zijn persoon, door Plasschaert. Boekbespreking, door prof. H. Brngmans. Muziek in de Hoofdstad, door Sem Dresden. 9: Financieel»en Economische Kro niek, door J. D. Santilhano. 10: Uit de Amst. Muziekwereld: Mr. L. van G-gh Jr., teeitening van Frans Langeveld. Tondalns' Visioen en St. Patricicus' Vagevuur, door A. J. Barnouw. In memoriam H. W. Mesdag, door Thomas de Kijmer. Uit Vlaanderen's groote dagen: Ter herinnering aan de Gulden Sporen-slag, teekening van George van Baemdonck. Leekenspiegel. Haegsche Brieven, door jhr. mr. dr. Erneste van L. 't H. 11: De heer L. Begout op missie naar den Paus. teekening van Joh. Braakensiek. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Byvoegsels: De overwinnings van Botha's strijdmaeht in Zuid-West-Afrika, teekeniag van Joh. Braakensiek. Volkslied, muziek van Chr. J. Krah, woorden van Frederik van Eeden' OEFENPLICHT Het antwoord op de vraag, of wij genoeg zullen hebben gedaan, behoort aan de geschiedenis." Met dit gemoedelijke endossement van de verantwoordelijkheid, aan eene dame, die op 't oogenblik toch nog niemand thuis kan treffen, heef t de Regeering hare jongste voorstellen omtrent de weermachtsversterking uitgegeven. Zij bevatten, zooals men weet, het sympathieke denkbeeld om (zér geleidelijk!), oude landweermannen naar hunne haarsdsteden te sturen en te vervangen door recruten, gevormd uit de jongere, thans vrijgestelden. Maar elke ruimere maatregel tot algemeene oefen plicht, op de wijze als nu bij den vrijwilligen landstorm plaats vindt, blijft overigens achterwege. Een leidend dagblad heeft voor dit ontwerp de uitdrukking forsch" weten te vinden. Wij voor ons zouden eerder grijpen naar een woord, dat het tegen deel weergeeft. En het wil ons voor komen dat de Geschiedenis, wanneer men inderdaad reeds eens beluisteren kon, wat zij in lateren tijd zal zeggen over 't geen ten onzent in dezen tijd gedaan is, een minder voldaan oordeel zou te hooren geven. * . * Inderdaad is de gang van zaken in den laatsten tijd betreffende de weermachtsversterking, vrij onverkwikkelijk, en 't is te hopen, dat aanstaande week bij de behandeling in de Tweede Kamer nog een andere koers zal worden gekozen, wil men inderdaad tegenover de geschie denis, dat wil dus zeggen: tegenover de toekomstige generatie's, verantwoord zijn! Wat(zij thans te boekstaven kan vinden, is het volgende: Eene democratie, die na maanden wereldoorlog en met wie weet wat nog voor den boeg, in de hevigste schrikaanvallen ontsteekt, wanneer het denk beeld wordt geopperd tot verhooging onzer weerkracht, door landstormoefenplicht. Nog wel voor een land, welks onaf hankelijkheid al niet minder dan zijn neutraliteit zorg moet baren, alleen reeds wijl het gemoeid is bij minstens vijf van de allerbelangrijkste wrijfpunten der strij dende mogendheden. Eene democratie, die met dit verzet op merkwaardige wijze de hand reikt aan het oude militairisme ook ten onzent nog geen onbekende, dat vasthoudt aan de bestaande routine, en meesmuilt om (of: niet opgewassen is tegen) breedere organisatie's van hulpkrachten, die inder daad naar het volksleger beginnen te gelijken. Een regeeringsbeleid, dat allerminst den indruk geeft, noch van vastheid, noch van verren blik. Van onmiddellijke noodorganisatie geen sprake. Eindelijk: eerst de mededeeling, dat geene verdere mili taire voorstellen zullen worden gedaan. Nauwelijks neergeschreven, wordt zij achterhaald, in verband met de beweging tot oefenplicht, door een wetsontwerp, dat de ruimst mogelijke bevoegdheden vordert, om tot alle 40 jarigen toe bij den gewapenden landstorm in dienst te stellen! Als dan bovengenoemde protest beweging uitbreekt, plotseling weer een retirade, in pijnlijkheid nauwelijks onder doend voor de onlangs door Dr. Kuyper genoemde. Van overtuigende uiteenzet tingen om de protesteerenden dieper inzicht te geven in het belang der zaak, geen sprake. Integendeel, teneinde geen kwestie te maken, de 40 jaar tot maar weer 30 jaar teruggebracht, en eene overvloedige hoeveelheid koud water uitgestort op elk idee van oefening van landstorm, den toch al steeds als asschepoester behandelden vrijwilligen incluis ! En eindelijk: 't is weinig wonder, eene openbare meening, in wier groote massa krachtig besef en vaste wil komtteontbreken.Gewiegd door datzelfde regeerings beleid, 't welk men haar sinds maanden heeft gepredikt, als evangelie te aan vaarden; en in slaap gesust door tot 't o ver drevene doorgevoerde neutraliteits-begrippen, of door de verleidelijke deuntjes van een onwerkelijk internationalisme. De geschiedenis bevat reeds veel vroeger bladzijden, waarin ons land heeft geleefd onder het stelsel van menageeren", dat dan voor moeielijke tijden als hooge regentenwijsheid gold, tot dat het, telkens weer, den staat op allergevaarlijkste on diepten bleek te doen verzeilen. Moge de toekomstige geschiedenis, waarvan nu de uitspraak is ingeroepen geworden, voor dezen tijd ten slotte een beter ge tuigenis afleggen kunnen! De behandeling van het wetsontwerp over den Landstorm is daarvoor een kritisch oogenblik. Het is te hopen, dat daarbij op eenigerlei wijze een krachtiger wending zal komen, en dat in 's Lands vergaderzaal nog het kwaad zal wordea gekeerd, waartegen jaren geleden een De Roo van Aldewelt met al zijn moed en talent te velde trok: dat Nederland de gevaren altijd pas gaat gevoelen, als zij reeds over den drempel heen zijn". Het kan toch ook niet moeilijk zijn, de natie, tot in hare meest democratische gedeelten, te overtuigen, dat wat zij juist als ware democratie geroepen is te aan vaarden, is: ruimere uitbreiding vanden oefenplicht. * * * Deze algemeene oefenplicht komt in beginsel hierop neer, dat de geschikte mannen beneden de 40 of 45 jaar, eenige malen per week, zooveel mogelijk ter plaatse, aan bepaalde voorberei dingen in den wapenhandel krijgen deel te nemen. Natuurlijk zoo zakelijk, vrucht baar en animeerend mogelijk georgani seerd ; zoodat het schieten en omgaan met geweer en bajonet, het handelen in oorlogstroepverband, en het opsteken van een aantal praktische begrippen, den hoofdschotel uitmaken. Africhting van recruten in den zin van de tegenwoordige militieopleiding, is daarbij buitengesloten. Op het burgerlijke leven behoeft zoo weinig mogelijk inbreuk gemaakt. Wie zal de groote voordeelen ont kennen van zulk eene landstormvorming, waaraan eigenlijk reeds voor maanden de hand had moeten worden geslagen? Wie zal ontkennen,dat het oogenblik kan komen, waarop 't geheele volk dankbaar zal zijn aan degenen, die dit tijdig hebben weten tot stand te brengen, en heftige verwijten richten tot de regeering, die het daartoe niet zal hebben gebracht? Het oogenblik, dat, hiervan kan men zeker zijn,?zeven van de tienNederlanders tóch zullen zeggen wijs mij mijn plaats en laat mij mee doen;" waarop, hiervan kan men even zeker zijn, - anders velen zich ongeorganiseerd in den strijd zullen begeven, misschien zeer onhandig en zeer noodlottig! Het oogenblik misschien ook, dat reeds het enkele wijzen op een tot weerstand bereid en georganiseerd volk, voor de regeering een krachtdadig, en onbloedig, middel zal leveren om inbreuken op de belangen van Nederland tegen te gaan. Ook hiervan levert de geschiedenis voor beelden ! Maar altijd zal eene tijdige organisatie en voorbereiding, de aanwezigheid van een werkelijken landstorm, dan van de grootst mogelijke waarde zijn! En zoo kan men ieder tarten, in het stre ven daarheen, een zweempje te vinden van militairisme, of van oorlogszuchtigheid ; van onvoorzichtig opwekken tot inter nationale gevaren, of van nationale heb zucht; van gebrek aan begeerte naar vrede, en miskenning van de ware volks belangen. Deze worden integendeel, niet beter verzekerd dan zoo! Maar dan mag men ook eiken ver antwoordelijken staatsman tarten, te zeg gen, of dat niet van het hoogste belang is, en of hieraan niet onverwijld de hand moet worden geslagen. Of in dezen eene regeering niet verder vooruit be hoort te zien, en aan de natie de voor bereiding geven, waarvan de menschen op 't oogenblik misschien de wenschelijkheid nog niet volkomen beseffen, maar waarvan zij, als het te laat is, het gemis handenwringend zouden betreuren! Ons blijft het nog ongeloofelijk voor komen, dat eene regeering, die de ver antwoordelijkheid voor 's lands zaken wenscht te behouden, deze dringende behoefte niet ten slotte zal erkennen, en de, natuurlijk niet geringe, moeilijkheden eener practische organisatie niet zou ver mogen te overwinnen. v. H. EEN KONINGIN Ter herdenking van den geboortedag van koningin Elisabeth van België, (24 Juli a.s.) heeft de heer RenéFejbelman deze woorden voor de Amsterdammer'' geschreven, die hij ons toestond (uit het Fransen) in het Hollandsch te vertalen. Koningin Elisabeth van België zal binnen kort haar geboortefeest vieren. Het zal een feest zijn, waaraan zullen ontbreken vlaggen, redevoeringen, feestmaaltijden en bloemen, en het zal er des ondanks slechts schooner en inniger door zijn. Het zal een hoe het te zeggen ? een stil gevierde plechtig heid zijn, gevierd in de intimiteit en het geheim van ons beste zelve. Geen uiterlijk praalvertoon. Geen rumoer. Helaas, het uur is niet dat der fanfares, het is het uur, waarin zoo dikwijls de doodsklok en het gelui der stormlclokken doorklinken, waarin dikwijls de rhytmus van de marche funèbre" is. Maar de hoop zal er zijn, de oneindige, hemelsche, vruchtbare hoop, op feesten, die gevierd zullen worden in de tijden dat de alles-herstellende vrede gekomen zal zijn. * * * België heeft slechts drie koninginnen gehad. Van de eerste is slechts gebleven de herinnering aan een alles-veroverenden zachten glimlach; van de tweede herinnert men zich k een glimlach, doch een droe vige, bijna smartelijke. De herinnering die bewaard zal blijven aan koningin Elisabeth, zal anders zijn, en vél meer zal men van haar gedenken: een voorbeeld, een grootsch en heerlijk voorbeeld. Want deze vorstin heeft geweten groot te worden, met hare bestemming. En beter dan dat; zij is boven die beproeving uitgerezen, hoe tragisch die ook zijn mocht. In haar komt de groote dankbaarheid samen van haar geheele volk, en de bewondering van de beschaafde wereld. Zij st.lt er zich niet mede te vrede, de echtgenoote te zijn van een koninklijken held. Zij heeft k haar aandeel gewenscht van dat heroïsme, en van die smart en strijd. Daardoor heeft zij zich waardig getoond een koningin te zijn, dat is een beetje de moeder van het ongelukkigste, van het meest onrechtvaardiglijk ongelukkigste der volken. De vorstinnen van de toekomst zullen hare dochters moeten vertellen, wan neer zij hen de taak-van-vorstinnen-te-zijn zullen leeren, hoe de verheven geschiedenis heweest is van Elisabeth, de koningin der Belgen... En toch ! Hoe weinig scheen zij geschikt te zijn om de heldinnenrol te spelen! Zij is lichamelijk zoo tenger, geheel gratie, en zoo zwak. In Brussel noemde men haar direct: la petite Reine", en daarmede wilde het volk aanduiden, dat het haar, juist door haar zwakheid, tot beschermer wilde zijn. Hoe zal men haar na den oorlog noemen? Ik herinner mij haar inkomst, haar blijde inkomst Jn Brussel, na haar huweltjk met den kroonprins Albert. Toen zij verscheen op het perron van het Gare du Nord, dap per zich tot doelwit makende van de officieele toespraken, riep men slechts uit: Comme elle est petite, wat is zij klein." Maar men zag wel, dat de kleine prinses met de zoete oogen, kon glimlachen vol goedheid ; en zij veroverde de harten van al hare toekomstige onderdanen, vanaf het oogenblik dat zij haar zagen. Het klinkt als een wónder-sprookje nietwaar ? ... Zij ver scheen, en men had haar lief... Men had haar lief, omdat men haar goed raadde, schrander, eenvoudig, dapper en eerlijk; en ook omdat zij aan het sjagrijnige Belgische hof, waar toen een groote, altijd afwezige koning regeerde, wat helderheid bracht, een lach, zachtheid, wat zonneschijn... in een woord, wat er aan gratie en geurig parfum medegebracht wordt door een japon, die voorbij gaat tusschen zooveel officieele uniformen, en doodsche zwarte rokken. Men had haar ten slotte k lief, doordat het volk bij intuïtie in zijn toekomstige vorstinne een ware vrouw raadde, en eene goede moeder, en in die zaken is het volksoordeel onfeilbaar. &»*<i Alle hoop die men, van het eerste oogen blik op het jonge prinsesje vestigde, al die hoop is dan ook verwezenlijkt en overtrof fen; het is geen geringe dienst, die zij, nog als prinses, aan haar land bewezen heeft, door het een nieuwe warmte, en hersteld vertrouwen te schenken in de verhoudingen tusschen vorst en volk die zich toentertijd gevaarlijk gingen loswringen. Toen kwam de koninklijke kroon.Hoe zwaar die ook was voor het teedere voorhoofd, de koningin droeg hem met treffende gratie, een voud,en opvallende waardigheid en goedheid. Dat was de juiste toon en de koningin be hoort tot dezulken en hoe sporadisch zijn zij die hem altijd weten te treffen, hoe het ook gaat. Zij is waarlijk koningin, wanneer zij aan de zijde van den koning, voorzit bij de opening der kamers; en nog is zij koningin en hoe bekoorlijk wanneer zij, te voet en geheel alleen, de ongelukkigen gaat helpen, en de zwakken troosten. Vorstin dus, en vrouw en moeder, zij wist dat alles te zijn met de altijd durende kracht van eene persoonlijkheid, die zich voortdurend geeft; met geheel de krachtige toewijding van een zoo edele natuur, die slecht hare bestemming ziet in een geheele gave van zichzelve. België begreep dat. En het heeft haar, lang voor de tegenwoordige gebeurtenissen weten te bewijzen, hoezeer het zijn Vorstin lief had. Toen enkele jaren geleden de koningin ziek werd, heeft iedeer in België gedacht een wezen te zullen verliezen, dat hem buitengewoon lief was. Met welk een onge duld wachtten wij op de bulletins, die ons zouden vertellen of Notre bonne Dame de Belgique" voor ons bewaard zou blijven I En dat bleef zij. Men redde haar, en toen zij na een lang verblijf onder de Egyptische zon, tot hare gerustgestelde en verheugde onderdanen terugkeerde, was het n uitbarsting van vertedering en vreugde. O ! welk een feest in Brussel, op dien mooien dag! Niemand heeft dat vergeten, denk ik, noch de ononderbroken vreugdebetoogingen, die het koningspaar de schoonste triomf-hymne waren die men droomen kan, noch de bloe men die men wierp, noch de kreten der kindertjes, die door hunne moeders voor het koninklijk rijtuig gevoerd werden, noch en dit boven al de vreugdetranen, treffender dan alles, van de vrouwen uit het volk... Ik weet, en heel zeker, dat de koningin de oogen van vele strijders gesloten heett. Een van mijn jonge vrienden was een van hen. Hij is gevallen aan de Yser. Hij was nog bijna een kind, maar als een man heeft hij gestreden, en hij is gestorven als een held! Zijn moeder heeft hij niet terug gezien, maar, vór te sterven, heeft hij naast zich gezien haar, die door den wil van de voor zienigheid, de moeder is van alle Belgische soldaten. De koningin was bij hem. Zij is het, die zijn laatste ademtocht gevangen heeft,... en de stervensstrijd moet u minder zwaar gevallen zijn mijn vriend - door dat hij schooner is geweest, veredeld en verzacht, door een zóweldoende en hooge tegenwoordigheid. * * * Mevrouw, Het is niet de gewoonte, en dit weet ik, dat men tot een vorstin persoonlijk gelukwenschen richt. Maar het tragische uur, dat nu slaat, heejt zonder twij'el de proto collen minder gevoelig gemaakt, en minder streng, en de vrijheid, die ik hier neem, kan misschien vergeven worden door de groote ernst van de bedoeling er van.' Mevrouw, gijzelve htbt gewenscht, dat men uw verjaar dag niet op luide wijze zou vieren. Men zal u gehoorzamen ... doch slechts tijdelijk. Het groote en onrechtvaardige ongeluk, dat over België gekomen is, heeft het doen zijn, dat wij de armen tot onze vorstin slechts kunnen uitstrekken ver de sabels en helmen der Duitschers Daarom is het, dat wij tot Haar slechts doen uitgaan onze trouwe en ont roerde gedachten, en daarom is het, dat wij haar geboortedatum slechts zullen herdenken in het onschendbare geheim onzer beproefde, maar vertrouwende harten Later, wanneer eindelijk de ure van het herstel geslagen zal zijn, en wanneer Uwe Majesteit weer hare plaats hernomen zal hebben, naast den Koning en de Prinsen, in Brussel, dan zullen wij u het achterstallige enthousiasme doen toekomen en de bewondering, die zich opstapcld heeft in ons diepste zelve. En wij zullen het u doen toe komen, ik getuig het, in een ontzagwekkende kreet van geloof, van vreugde en van liefde die zal klinken dór de eeuwen en die Uw Naam zal dragen, Mevrouw, tot de Belgische geslachten die komen zullen,., .ontroostbaar, dat zij niet konden, zooals wij, neerbuigen voor U....! Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseerea aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confetti". In haar antwoord aan de Amerikaansche regeering zegt de Keizerlijk Duitsche regeer ring o. a.: Met ontzettende duidelijkheid toont het geval van de Lusitania" tot welk een bedreiging van menschenlevens de wijze van oorlogvoeren van Duitschland's tegen standers leidt." Wie het nog niet wist, begrijpe dus blijk baar, dat de mailboot door een Servische of een Russische duikboot in den grond geboord is! * Het vierregelig puntdichlje, dat wij den vorigen week aan de Vlaamsche Stem" ontleend verklaarden te hebben, kwam integendeel voor in de kolommen van het blad de Vlaamsche Post". Herinneringsmedaille, uitgevoerd door de firma Hoeker en Zoon. 14 Juli elk jaar wordt te Parijs de Bastille-dag als nationale feestdag gevierd met de groote parade van Lonchamp, met de kermis en de bals in de open lucht in de volkswijken. Een dag van plezier, waarop, zooals dat ook elders bij nationale feestdagen pleegt te geschieden, de herdenking van de historische gebeurtenis door de overgroote meerderheid van het volk wordt overgelaten aan hen, voor wie het herdenken" een be roepsplicht is. Vandaag zal 14 Juli te Parijs niet als dag van vermaak worden gevierd; daar zijn de tijden niet naar. Meer dan anders zullen thans de gedachten teruggaan naar de tijden der groote revolutie, toen het Fransche volk een strijd op leven en dood had te voeren tegen vijanden van binnen en van buiten. De regeering zelf heeft de gedachten daar heen willen leiden door te gelasten, dat heden het stoffelijk overschot van Rouget de Lisle, den dichter en componist der Marseillaise, zal worden bijgezet in het Pantheon. De jonge genie-officier had zijn lied be stemd voor de manschappen, die uit Straats burg vertrokken naar het Rijnleger, dat den inval der Pruisen en Oostenrijkers moest afweren. Het werd meer dan een strijdzang; het werd het lied der Revolutie. Zijn naam kreeg het naar de vrijwilligers uit Marseille, de fédérés", die het op hun marsch naar Parijs aanhieven in alle plaatsen, waar zij doortrokken. Het riep op tot den strijd tegen den buitenlandschen vijand, maar wie zongen: contre nous de la tyrannie l'étendard sanglant s'est leve", dachten ook aan de tyran nie" van de royalisten. Want de fédérés" trokken raar Parijs in strijd met het bevel van den Koning. De Wetgevende Vergadering had besloten 20.000 vrijwilligers uit alle depar tementen van Frankrijk bijeen te brengen in een kamp bij Parijs, als een gewapende macht, die te harer beschikking; zou staan om pressie uit te oefenen op den Koning. LodewijkXVI weigerde het besluit te bekrachtigen; des niettemin gingen uit lal van steden fédérés" op marsch naar Parus. Zoo ook uit Marseille. En het lied van Rouget de Lisle, dat zij onderweg zongen, was voor hen ook een republikeinse!! lied. Maar niet daarom alleen werd het een populair lied. Het gaf uiting aan het patriolisme, waarvan het Fransche volk in den zomer van 1792 trilde. De vijand stond reeds in het land; het Noorderleger was voor de Oostenrijkers, die uit de Zuidelijke Nederlanden waren opgerukt, reeds teruggeweken naar Lille en Valenciennes; aan de Oostgrens stonden Pruisische en Oostenrijksche legers gereed tot den inval. La patrie est en danger": zoo had Vergniaud gesproken in de Wetgevende Vergadering; zoo werd bij proclamatie aan het volk ver kondigd. Duizenden vrijwilligers gaven aan den oproep gehoor: voor hen allen werd de Marseillaise de strijdzang, waaronder zij optrokken om het in gevaar verkeerende vaderland te verdedigen. La patrie est en danger" het is thans niet van regeeringswege geproclameerd;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl