Historisch Archief 1877-1940
18 Juli '15. No. 1986
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Parijsche Brieven
DE ZIEKENVERPLEEOSTBRS
Het is een schilderachtige wijk van Parijs,
die zich achter het. Pantheon uitstrekt. De
huizen zijn oud, de straten kiezelig. Alles
scheen dien Zondagmiddag te slapen, in de
indrukwekkende en kalme atmosfeer van den
tempel, gewijd aan de roemruchtige!dooden,
het Pantheon. Van tijd tot tijd opende de
hemel zich tusschen de wolken, en de bleeke
glimlach der zon vloeide uit. Ze bescheen
de door den tijd zwart geworden huizen,
bracht een gouden vroolijkheid aan de met
bloemen versierde vensters der zesde ver
dieping. Daarizijn huizen in afbraak gebleven
in den staat van halve vernieling, ze zijn
als puinhoopen, die heimelijk doen huiveren:
uws ondanks wekken ze in u de gedachte,
de herinnering op aan andere puinhoopen,
waaronder gewijde meesterwerken, vernield
of weggevaagd door de Vandalen.
Droevige schoonheid! Doch ziehier, voor
groote gesloopte muurvakken, die zich tegen
den grijzen hemel afteekenen, andere
droefenissen: en deze zijn menschelijke. Het zijn
mannen, vrouwen en kinderen, die daar
wachten;-in lange rijen geschaard, wachten
zij hun beurt af voor de uitdeeling van
soep en wat brood. Onder hen trok een
groote, diep treurige man mijn aandacht.
Niettegenstaande zijn armoede voelde men
in hem iemand, die zeker een ander bestaan
kende. Zijn oogen stonden hol en als in
zinsbegoocheling. In het voorbijgaan zag ik
in zijn sombere blikken zulk < een beang
stigende uitdrukking van vernederden trots,
dat, als ware ik zelve vernederd, ik mijn
oogen neersloeg.
Ik bevond me plotseling voor een geopend
groot hek, waardoor onophoudelijk menschen
kwamen en gingen: het hospitaal, gisteren
nog annex aan de Polytechnische School.
Daar wachtte me, in haar diensf, een vriendin,
die'Verpleegster was. Ik kwam binnen door
Haar dagelijksch werk
Lindebloesem
De zomerweelde uit zich wel het sterkst
in het bloeien van de
linden. Zoo zwaar geu
ren ze, dat men, over
de heide het dorp
naderende, al mijlen
ver kan ontwaren of
er linden op den brink
staan of niet. De bloe
men zelf vallen pas
in 't oog, als men den
boom genaderd is,
een schemering van
lichtgroen, geelwit en
groenwit te midden
van het zwaar gebla
derte. Dan komt ook
nog naast geur en
kleur het geluid, want
van onder tot boven
zit de boom vol gon
zende insecten, meest
honigbijen en
hom'mels en bonte
zweefvliegen.
De dracht" der lin
de is dan ook de
glansperiode voor den bij
enhouder, die nu dag
aan dag zijn korven
zwaarder ziet worden
door den besten ho
nig die er bestaat. Heel
vroeg in den morgen
beginnen de bijen al
te vliegen, want dan
bevat de bloem den
meesten honig. Ga
maar eens op een mor
gen wandeling onder
een bloeiende linde
staan, onder een van
de buitenste takken
dan kunt ge in elk der
vijf schuitvormige
kelkblaadjes een
mooiden kleinen tuin zonder bloemen, met de kale,
magerestruiken,en het oogenblik daarop'kwam
het smartelijk vizioen. Ik zag, en in mijn hart
wisselden vreemde aandoeningen. In het por
taal stonden groepsgewijze gewonde soldaten,
het gezicht nog loodkleurig en vermagerd.
Het waren herstellenden, zij, die, geluk
kiger dan anderen, van nu af aan uit hun
bed mochten stappen. Sommigen waren
saamgedrongen, gebogen en ais
ineengekrompen op hun krukken; anderen met den
arm in draagband; weer anderen, wier hoofd
half verdween onder de verbanden. De blik
ken van allen richtten zich naar de deur,
waardoor de bezoekers binnentraden. En
het leek mij toe, alsof die blikken de komst
wachtten van den Nazarener, die hen met
een enkel woord zou kunnen genezen.
Elke bezoeker, zelfs uit den vreemde, was
voor hen een oogenblik van afleiding, ver
strooiing, en vriendelijk glimlachten zij tegen
allen, die belang in henstelden, stilstonden
om met hen te praten en hoe kon men
merken, dat de handdrukken hun goed deden!
In elke ziekenzaal waakte, ging en kwam
een verpleegster, lettend op de wenschen
van haar gewonden, hun verlangens voor
komend zelfs, gewend als zij zijn om in hun
bedeesde blikken te lezen. Daar, waar voor
elke zaal van twaalf zieken een verpleegster
is, zijn bijna alle verpleegsters jongemeisjes
van twintig tot vijf-en-twintig jaar, van uit
nemende opvoeding, over het algemeen
behoorend tot den intellektueelen stand. Dezen
hier zijn toegewijd, stipt en hebben gebro
ken met al heur gewoonten van welzijn en
genoegen. Zij gelijken in niets op de mooie
mondaines, waarvan de hospitalen bij den
aanvang der vijandelijkheden vol waren, de
pretentieuzen, wier gansene zorg het dragen
van het Roode Kruis" was op het witte,
te elegante gewaad, terwijl de groote sluier
opperbest heur hoofd omlijstte, dat niet in
staat was om te begrijpen en tot ontroering
te komen. Zij vergaten noch blanketsel noch
het rood voor de lippen, deden, met heur
airs van Comédie Franchise", heel druk,
wat nogal onverdragelijk voor de zieken was.
En dan wisten zij ook, nietwaar, dat zich
onder de gewonden niet slechts mannen uit
het volk bevonden, doch ook anderen, ont
wikkeld en aangenaam in den omgang! Zij
vonden er een weinig flirt voor het thee
uurtje terug, al droegen zij een
nonnenkapje, waaruit, blond of bruin, weerspan
nige lokken om 't hoekje keken Ove
rigens, toen de Duitschers Parijs nader
den, haastten die mondaine verpleegsters
zich, den trein naar Bordeaux te nemen
en men wees hen af, toen zij terugkwamen.
Neen, de verpleegstertjes, die mij van zaal
tot zaal zoo eenvoudig ontvingen en zich
bescheiden tusschen de soldaten bewogen,
waren jongemeisjes en vrouwen met een
wijdingsvol hart, die daadwerkelijk heur
offer aan het Vaderland brengen. Lief zijn
zij bijna allen, doch heur oogleden zijn een
weinig blauw van vermoeienis; heur werk,
van zeven uur 's ochtends tot acht uur
's avonds, is afmattend. De mouwen opge
stroopt, vertoonen zij armen en handen, die
rood zijn geworden van het werken, van het
keeren der matrassen, het hanteeren van den
bezem.
Mijn vriendin is een bekoorlijke kleine
Francaise met groote, zwarte oogen, met
uitgesproken gelaatstrekken, vol van ware
goedheid. Zij is bachelière" en bereidde
heur geschiedenis-these voor. Toen zij haar
academisch toelatingsexamen had gedaan,
onderbrak zij een weinig heur studie. Zij
meende, dat een vrouw niet slechts geleerd
moet zijn, doch dat zij ook de dingen in
huis moet kunnen beheeren, moet kunnen
huishouden. Daarom nam zij lessen in huis
houden en koken, met een
bewonderenswaardigen ijver en een opmerkelijke geest
drift, waarmede de menschen om haar heen,
vooral heur broers, haar een beetje plaag
den. ...
't Is nu eenmaal zoo, verklaarde zij
aan haar ouders, en dat is nog niet alles!
Ik wil nu .het ambacht van verpleegster
leeren!
En zij deed zooals zij had gezegd,
nietmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iimiiiimii iiniimiiiii iiiiiiiiiininiii
en, dikken honigdroppel zien glimmen. Later
op den dag verdwijnen die meestal, maar
altijd nog blijven de haartjes aan de binnen
zijde van dat kelkblad vochtig en dat is
voor de gretige bijtjes al aanleiding genoeg,
om bloem na bloem te bezoeken. Wij imkers
juichen het dan ook zeer toe als stad en provin
cie en staat en particulieren zooveel mogelijk
hun wegen en lanen met de mooie klassieke
linden beplanten. Ze mochten het wel wat
meer doen, we willen er graag wat iepen
voor missen. Zie maar eens, hoe mooi het
Lindebloesem.
Een rustig zitje
tegenstaande de aan gegroeide verbazing van
haar verwanten, heur verschrikkelijke broers
en ook van haar moeder, die, eveneens
ontwikkeld, integendeel meent, dat een ge
leerde vrouw zich met niets anders kan
bezighouden. Zij werkte op haar gewone
gewetensvolle wijze, en op het concours,
waarmede de studie eindigt, kreeg zij de
gouden instrumententasch.
Hoe jammer, dat ik nog geen
vijf-entwintig jaar ben! zei zij tot haar ietwat
onthutsten vader. Ik zou naar Marokko zijn
vertrokken!
Dit vrouwtje van twee-en-twintig jaar, zoo
bekoorlijk en ondernemend, bevroedde niet,
dat, helaas! zij heel spoedig te Parijs zelf
heur verlichte zorgen aan onze soldaten zou
kunnen geven, die op Frankrijks grond
zelven gekwetst zijn geworden !...
Onderwijl spreekt zij mij over haar zieken.
De zaal is ruim, helder: een studeerzaal was
het, zooals nog het zwarte bord getuigt, dat
aan den wand is gebleven. Twaalf koperen
bedden, waarvan op het oogenblik minder
dan de helft bezet zijn, scharen zich op twee
rijen: onder de gewonden zijn er die kun
nen opstaan, ze gaan door de gangen of
drentelen in de zaal.
Mijn aandacht wordt getrokken door een
kleinen soldaat, die, heelemaal gekleed, op
zijn bed is gezeten en aldoor naar mij kijkt
met zijn groote en lange zwarte oogen. Hij
is zeer bleek, zeer tenger en heeft Iets treu
rig kinderlijks over zich. Ik vraag mijn vrien
din, wie hij is.
't Is een Algerijn, antwoordt zij mij.
Hij is van Fransche ouders, maaar men zou
zeggen, nietwaar, dat hij iets van een Arabier
heeft. Hij is aan de knie gewond door een
stuk van een bom, dat hij nog heeft en men
moet wegnemen, zonder twijfel morgen. Hij
is zeer aardig. Hij kijkt naar u, nieuwsgierig
waarschijnlijk om het exotische van uw per
soonlijkheid.
Stellig heeft het soldaatje gemerkt, dat
men over hem sprak. Hij heeft de stoute
schoenen aangetrokken en zich, steunend op
zijn stok, moeizaam naar ons toe gesleept.
Terwijl mijn vriendin zich verwijdert naar
een zieke, die haar roept, vraagt hij mij met
een schuchtere stem, als een kind, dat plotse
ling zijn bedeesdheid heeft kunnen over
winnen :
Kan ik u spreken, mejuffrouw ?
- Zeker, mijnheer! Met genoegen.
Ziet u, niemand komt naar me kijken....
Ja, uw ouders zijn ver. Bent u uit
Algerie ?
papegaaienlaantje van Artis nu is en hoe
vlijtig de bijtjes van Artis daar honig halen.
Als er meer linden worden aangeplant, kun
nen we meer bijen gaan houden en die bijen
gaan dan in 't voorjaar de perziken en de
abrikozen, de kersen, pruimen, peren en
appels bestuiven, zoodat die meer en beter
vrucht zetten dan anders. Er zijn nog veel
te weinig bijen in ons land.
De lindebloesem is niet alleen goed om
er thee van te trekken, maar ook het bekij
ken wel waard. Rondom het groengrijs
stampertje stralen geelgeknopte witte
meeldraden naar alle kanten en daaromheen staan
in een kring de vijf witte, soms geelachtige
kroonblaadjes en vijf witte kelkblaadjes die
er tamelijk ongewoon uitzien. Ze zijn dik
en taai, min of meer doorschijnend en diep
uitgehold; daardoor juist geschikt om honig
te bevatten en duidelijk te zien voor de
insecten, die er naar zoeken. Wanneer ge
veel linden bekijkt, dan zult ge nog al ver
schil opmerken in den bouw, de kleur en de
groepeering der bloemen, want er worden
verschillende soorten aangeplant. Het meest
vindt ge wel de soort, die zijn bloemen heeft
in groepjes van zes of zeven, met meeldraden
die veel langer dan de kroonbladeren zijn.
Het groepje van zeven is heel aardig sa
mengesteld : in 't midden een bloem, die
nu al is uitgebloeid en dus een vrucht
bolletje is geworden. De steel van deze
bloem heeft naar weerszijden een vertak
king, die ook alweer in een bloem eindigt
en zelf weer twee zijdelingsche steeltjes
draagt, ieder thans met een bloemknop aan
't eind. In zoo'n geval hebt ge kans een
zoogenaamde Hollandsche Linde voor u te
zien, een bastaard tusschen de grpotbladige
en de kleinbladige linde. Bovendien vinden
we nog de Hongaarsche linde aangeplant en
eenige Amerikaansche soorten, die u met
behulp van een Flora wel ongeveer zult
kunnen onderscheiden, maar niet altijd
precies, want er komen veel
tusschenvormen voor.
Het is de vraag of de linde wel ooit echt
inheemsch in ons land is geweest. Zij is
sinds overoude tijden aangeplant, want de
Germanen dweepten met de linde nog veel
meer dan met den eik en wat er van de
linde allemaal is gezongen zou boekdeelen
vullen. In 't voorbijgaan memoreer ik even
een viertal linden uit de litteratuur: het eerst
natuurlijk de linde-Baucis, dan de linde van
Schubert-Müller, waar al die woorden in
gesneden waren, da n de linde, waarvan dat
Ah ! is 't de dame", die u dat gezegd
heeft ?
f- De dame", dat is mijn vriendin. Hij
heeft dat woord uitgesproken met grooten
eerbied en een zachte uitdrukking van dank
baarheid. Ik denk er in eens aan, hoeveel
beleid en kieschheid voor die kleine ver
pleegsters noodig is om te midden van deze
mannen te leven niet de minste koket
terie moet er in hen zijn; zij moeten hun
werkelijke zusters lijken, die iedereen op
dezelfde wijze, zonder eenige familariteit
toelachen. En zoo zijn zij: zij weten zelven
niet, dat zij vrouwen zijn zij zijn een
voudig de vervangsters der familie, een
familie, die dezelfde is voor hen allen en
iets gewijds heeft
---. De 'kleine soldaat is gelukkig te kunnen
spreken :
Ik ben aan de knie gekwetst, legde hij
mij in heel kleine zinnetjes uit. Ik heb een
grooten broer, die krijgsgevangene in
Duitschland is. En nog een andere broer, ook ge
wond, is in een hospitaal te Marseille. 't Is
werkelijk te veel, 't is werkelijk te veel ____
Ik zou liever bij mijn moeder zijn....
Dat zei hij met een stem als van een kind,
dat pp het punt staat om te huilen.
Mijn vriendin is teruggekomen, zij heeft
gehoord, en heel zacht, met een ernstigen
glimlach van groote zuster, die zeker is van
hetgeen zij zegt:
<? Spoedig zult u haar terugzien. Men
zal u morgen opereeren, dat heeft niets te
beteekenen. U zult spoedig genezen zijn, en
daarna zendt men u op herstel bij uw moe
der. Ik beloof het u, en u verdient het ____
Hij kijkt haar aan, schijnt heur gedachte
te doorvorschen. Hij voelt, dat zij waarheid
spreekt, en zijn gezicht verheldert hij is
plotseling derwaarts vertrokken, naar de zon,
naar huis. Hij twijfelt niet : het zal zoo ge
beuren, want de Dame" heeft het gezegd.
En zoo zijn zij allen, de kleine verpleeg
sters. Sterk van ziel en moedig,, naar het
moet, want er zijn voor haar zeer moeilijke
oogenblikken : haar worden soms genees
kundige zorgen opgedragen, zij moeten
wonden wasschen, verbanden hernieuwen,
soms elk uur. (Slechts aan mannen of aan
bejaarde verpleegsters worden de zorgen
toevertrouwd, die onvereenigbaar met de
kuischheid zijn.) Zij wasschen ook de ge
zichten, de handen eerste zorg in den
ochtend en zelfs de voeten. Zij halen de
kam door de haren. En van 's ochtends tot
's avonds bereiden zij de voorgeschreven
drankjes, laten geen tijd voorbijgaan, spitsen
de ooren, geven boeken aan. Doch zij zijn
ook, alleen reeds door voor de bedden
voorbij te gaan, de gracelijke troosteressen
der blikken. Zij weten ook, als zij plotseling
de oogen zien versomberen en droomen
over het verleden, wanneer het voegzaam
is, onder een voorwendsel naderbij te
komen, en een beetje te praten, en de zwarte
vlinders te verjagen. Dat komt, omdat zij
tezelfder tijd de geefsters van hope zijn,
en het schijnt, dat zij op de tafeltjes aan de
hoofdeinden der bedden met heur teere vin
gers lichte ruikertjes, blanke bloemen orde
nen, blank als zijzelven ____
WILMA KNAAP
Reünie van Oud-leerlingen der
Amstersterdamsche Huishoudschool
Zandpad 5
We hadden er verleden jaar ook reeds
over gesproken, maar dit jaar is het plan
tot uitvoering gekomen en zeker wel tot
aller tevredenheid.
Onze leerlingen waren blij een dag vroeger
met vacantie weg te mogen gaan, (welke
leerling zou daar niet blij om wezen) en
onze oud-leerlingen vonden het prettig weer
eens met elkaar op school" te zijn.
Op onze reünie waren nl. genoodigd alle
oud-leerlingen die nu als leerares of in andere
betrekking op de een of andere wijze werk
zaam zijn.
De meesten hadden van de vriendelijke
uitnoodiging van onze directrice, mevrouw
Lamaison gebruik gemaakt. Er waren slechts
blad gevallen is tusschen de schouders van
Siegfried en eindelijk de linde van Walther
von der Vogelweide, waar ik verder maar
over zal zwijgen.
In onze wildernissen vinden wij zelden of
nooit linden die daar spontaan zijn gegroeid.
Op plaatsen waar veel linden groeien en
waar in 't najaar en in den winter de vruchten
aan hun gevleugelden steel wijd en zijd
door den wind worden vervoerd vindt men
in het voorjaar slechts weinig kiemplantjes.
Na een goed beukenjaar zijn de
beukenbosschen en hun omgeving overdekt met
duizenden en duizenden kiemplantjes van
beuken. Met eiken en eschdoprns gaat dat
net zoo, maar van linden zie je zoo iets
nooit. Ik ben al blij als ik in onze
lindenrijkste streek een paar dozijn kiemplantjes
kan vinden. Ze zien er heel aardig uit, nog
al bijzonder. In den regel toch zijn de eerste
blaadjes van een kiemplantje eenvoudiger
van vorm, dan de bladeren, die later zullen
volgen, zie maar eens bij esch en eschdoorn.
De kiemblaadjes van de linde echter zijn
diep ingesneden en zijn haast niet als
lindeblaren te herkennen. Doorgaans sterven die
kiemplantjes spoedig. De geringe kiemkracht
van die lindezaden is nu hoogst waarschijn
lijk te wijten aan de omstandigheid dat we
meestal te doen hebben met kweekvormen
en dat die doorgaans bastaarden zijn.
Omtrent den leeftijd van beroemde
Nederlandsche linden, weet ik weinig te vertellen.
De oudste boomen zijn wel te vinden in
Brabant en Limburg en verder in het Oosten
van ons land. De boomen zien er doorgaans
veel ouder uit dan ze zijn; een zeer leer
zaam voorbeeld levert de Spanjaardslaan in
den Haarlemmerhout.
Die boomen zien er uit, of ze duizend
jaar oud zijn maar ze halen nog lang de
vierhonderd niet, want we weten precies dat
de Duitsche benden van Don Frederik in
den strengen winter van 1572?1573 al de
boomen van den Haarlemmerhout verstookt
hebben.
Het lindeblad vertoont ook enkele aardige
bijzonderheden. Vooreerst den eigenaardiger!
scheeven hartvorm en dan de beroemde
mijtenhuisjes of acarodomatiën, die bij de Holland
sche linde en zijn stamouders wel het mooist
te zien zijn. Aan de achterzijde van het blad
steken de nerven duidelijk uit en nu vindt
ge in de vertakkingen van die nerven kleine
bosjes van grijs of groenachtig of bruin
pluis, veel vooral, waar de hoofdnerven
uit de bladsteel ontspringen. Peutert ge die
enkelen die niet konden komen.
En zóhebben we dus onze eerste reünie
gehouden.
Natuurlijk zien we vrij dikwijls op Zandpad
5 oud-leerlingen van de school. Maar onze
directrice wenschte ze nu eens allen op den
zelfden dag bijeen te zien, zoodat we een
en ander van elkanders werkzaamheden kon
den vernemen en rustig, allerlei bespreken,
waarmede we misschien ons voordeel zouden
kunnen doen.
De dag werd zoo productief mogelijk ge
maakt.
's Morgens gingen eenige dames naar
't Veiligheids Museum ; doch slechts enkelen,
want de meesten konden pas tusschen l O en
12 uur aankomen.
's Middags om 2 uur waren allen aanwezig,
ook natuurlijk onze externe leeraressen. Het
was een vroolijk begroeten, een belangstel
lend vragen, een zich-weldra-splitsen in ver
schillende groepjes. De vakgenooten" zoch
ten elkaar op, bespraken allerlei nieuwtjes
op hun gebied, ondervindingen, aangebrachte
verbeteringen, boeken ; bezagen nieuwe leer
middelen enz. Want zoo .gezegd, het doel
was niet een vergadering tfi houden, maar
door onderlinge besprekingen de
belangsrelling in eikaars werk, en ook de belangstel
ling voor het vak zelf levendig te houden.
Het is goed voor l eeraressen.die alleen staan
op de een of andere school, eens met ande
ren, die in dezelfde vakken 'les geven, van
gedachte te wisselen ; het is prettig te ge
voelen goed bij zijn te zijn gebleven" en
het is niet minder aangenaam wederkeerig
eens iets van elkaar te kunnen leeren, de
jongeren van de ouderen, maar ook de
ouderen van de jongeren,
De tijd ging snel voorbij.
Toen volgde onze gemeenschappelijke
maaltijd.
Hoe kon die anders dan gezellig zijn ?
Men moet niet alleen onze directrice ajs
gastvrouw, men moet ook onze huishoudster
kennen om te weten hoe genoegelijk zij
zooiets in elkaar kunnen zetten. Dit keer
hadden velen daaraan meegewerkt.
De tafel zag er met bloemen en versie
ringen alleraardigst uit ; het menu, neen de
spijslijst", gaf zooveel mogelijk
Nederlandsche namen, en de spijzen waren, van de
voorproefjes af tot de nagerechten toe, het
zien en proeven waard.
En dat er druk gebabbeld wordt als 25
dames met elkaar aan tafel zitten, zal nie
mand betwijfelen l
Enkele gasten moesten dadelijk na het
eten vertrekken ; de meesten bleven echter
nog thee drinken, sommigen zelfs over
nachten. Er waren slaapplaatsen genoeg nu
de interne leerlingen reeds vertrokken waren.
Ik geloof wel dat onze eerste reünie ge
slaagd mag heeten, en meen ook, in aan
merking genomen verschillende brieven, door
onze directrice ontvangen, dat alle oud
leerlingen gaarne 't volgend jaar op een 2e
reünie zullen aanwezig zijn. Naar wij hopen
zal dezen dan nog beter slagen.
M. G. LIENEMAN
leerares A. H. S.
#
Ons Kookboek
SPAANSCHE PUDDING
Maak 2 ons bitterkoekjes en l ons
biscuit fijn en voeg daarbij l dL. malagawijn
6 eierdooiers, n heel ei, l d.L. melk, l X
ons rozijnen zonder pitten, l ons abrikozen
marmelade en K ons witte suiker. Roer
dit alles goed door elkaar. Sta het wit van
5 eieren tot schuim en meng het daarna
voorzichtig door de biscuits en bitter
koekjes. Besmeer een vorm van binnen met
boter en bestrooi hem daarna met suiker.
Vul hem met het puddingmengsel. Laat de
pudding ongeveer een uur in heet water
langzaam koken. Dien er rijnwijn saus bij.
E. v. D.
"l" ...... il ..... NiiimmiiiimiiiiiM ..... i ........... iiimiimiiiiin ..... nuiit
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
haartjes wat uit elkaar en opzij dan kunt
ge, als ge jong genoeg zijt met het onge
wapend oog of anders met de loupe daar
soms een aantal kleine diertjes vinden, soms
wel twintig op een klusje, 't Zijn spinachtige
diertjes, heel kleine mijten, die daar hun
schuilplaats hebben. Die verlaten ze bij tijd
en wijle, naar 't schijnt, vooral 's nachts om
verkenningstochten te doen over het heele
blad en het heet, dat ze zich dan voeden
met schimmelsporen en ander klein gedoe,
waaruit eventueel schade voor het blad zou
kunnen ontstaan. Die mijten treden dus op
als beschermers van den lindeboom en dat
is wel prettig, want die blaren hebben vijanden
genoeg: er zijn kevers en rupsen bij de vleet,
die ervan komen snoepen en ook nog roest
en schimmelplantjes genoeg, die aan de
waakzaamheid dier mijten ontsnappen. De
ergste bezoeking ondervinden de
lindeblaren van de bladluizen, die soms zoo
talrijk worden, dat hun uitscheidingen in
den vorm van een dikke suikeroplossing als
honigdauw den heelen boom en den grond
er onder bezoedelen. Men voert die honig
dauw wel eens aan als argument 'tegen het
aanplanten van linden langs straten en
wegen, maar dat lijkt mij toch wel wat
overdreven, zoo bijzonder hevig heb ik het
honigdauw-verschijnsel nog nooit gezien.
Wel lokt die honigdauw weer een menigte
insecten, vooral de mieren, die met de
bladluizen alleraardigste dingen doen en beleven.
Ook komen op die bladluizen weer
gaasvliegen en onzelievenheersbeestjes af en zoo
wordt de lindeboom dan ten slotte de woon
plaats van een heele menagerie, juist zooals
dat ook met den eik het geval is.
Ten slotte naar aanleiding van een vraag
nog een taalkundige bijzonderheid. De
Engelschen noemen de linde lime-tree of kortweg
lime." Met dat woord bedoelen de Ameri
kanen echter den citroen- of oranjeboom
(lemon-tree = lime) en zij noemen de linde
bass-wood" of gewoon op zijn Hollandsen
linden."
JAC. P. THIJSSE
* *