De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 18 juli pagina 7

18 juli 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

r * r ' 18 Juli '15. No. 1986 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Hendrik Willem Mesdag f 1831?1915 Het is Mesdag's verdienste geweest, het schilderen van de zee uit de conventie waarin het in de 19de eeuw bekneld was, bevrijd ?en tot de natuur terug gebracht te hebben. In plaats van golven als coulissen, in plaats van de systhematische verdeeling van licht en donker, in plaats van de traditioneele door de zon verlichte zeiltjes of de theater achtige schipbreuken, gaf hij de natuurlijke beweging der golven, zooals deze, de een over de andere schuivend, door altijd weer nieuwe toevoer versterkt, naar voren gestuwd worden om eindelijk, een rand van schuim achterlatend, over het stroeve strand te vloeien. De franchise waarmee hu zijn indruk van de verschillende momenten weergaf, het blanke, opene zijner schilderijen, waar de eenheid niet in het licht doch in de hande ling gevonden was, de dikwijls verrassende greep, waarmee hij de volle zee weergaf, zonder schuiten, zonder strand, maakten hem te Parijs al dadelijk beroemd. Hem werd in de Salon van 1869 niet slechts de gouden medaille toegekend, maar Millet, die in de jury zat, schreef hem persoonlijk een gelukwensch. . In latere jaren moge Mesdag zich te veel aan alle zijden uitgegeven hebben om over zijn ezel gebogen, zich rustig in zijn onderwerp en in de geheimen van het métier te verdiepen; hij moge niet de stof uitdrukking bereikt heb ben, die Ruysdael met eenzelfde natuurlijkheid van opvatting, wist te geven, wie zijn werk uit den eersten tijd kent weet dat hij schildersqualiteiten bezat.diehem maakten tot een der voormannen van de Haagsche School. Evenals Jozef Israëls was Mesdag in Gronin gen geboren, en beiden werden voor den handel opgeleid. En hoe zijn verlangen uitging naar schilderen, naar vrij heid van bewegen, hij kon zich eerst p zijn 35ste jaar vrij maken. Met zijn vrouw ging hij naar Norderney om daar onder toezicht van den hem bevrienden en verwanten Alma Tadema te studeeren. De landschapschilder Roelofs was zijn leermeester. En evenals Jozef Israëls te Zandvoort, vond Mesdag in Norderney zijn eigen schildersdomein. Hij maakte daar studies z frisch, zoo oorspronke lijk, dat het alras bleek.dat hij van een degelijk leerling.een schil der was ge worden, een persoonlijk heid. Dit was H. W. MESDAG. Aan Scheveningen's strand bij storm een jaar ongeveer voordat hij te Parijs be kroond werd. Toen hij in 1870 zich in den Haag vestigde, stond hij al spoedig in de voorste gelederen, ook al duurde het nog wat, eer men toe dorst geven, dat iemand, die zoo laat met schilderen begonnen was, daarom geen dilettant behoefde te wezen. Als voornaam collectioneur, als schenker van het museum-Mesdag aan het rijk, neemt Mesdag een bizondere plaats in. In een tijd dat men hier den naam van Corot niet kende, begon hij de meesterwerken der Fransche landschapschool van 1830 aan te koopen. Evenzoo was het met de Haagsche meesters. Een man van heden, was het geen geringe verdienste van Mesdag, dat hij, door zijn gezonde intuïtie gedreven, de uitingen van het hedendaagsche leven boven die van vroegere tijden stelde. Waar anderen schat ten veil hebben voor een enkele sepiaschets van Rembrandt, kocht hij de collectie Bos booms' die een der glanspunten van zijn verzameling zijn. Zijn heengaan als president van het schil derkundig genootschap Pulchri Studio te 's Gravenhage, is een onherstelbaar verlies. Niet alleen door zijn materieelen steun, maar door zijn prestige was hij daar een kracht, niet gemakkelijk te overschatten. Een eigen lijke voorzitter, die zich bepaalt tot het presideeren van vergaderingen kan hij niet genoemd worden. Veeleer was hij de ge zagvoerder, die met zijn zeemansgestalte op het dek heen en weer gaand, de verant woording droeg voor heel de bemanning. Men wist wat men aan hem had, men wist hoe veler steun hij was, men accep teerde deze houding, men eerbiedigde die. G. H. MARIUS. H. W. MESDAG. Door de branding H. W. MESDAG. Hooge zee H. W. Mesdag f ZIJN PERSOON Geen stoute figuur was Mesdag, maar een positieve, taaie en hardnekkige was hij zeker. Hij heeft niets van de Marissen, wien de schoonheid natuurlijk was als ademen, en niets van Jozef Israëls, wien een lang leven, een groote innigheid soms mogelijk maakte. Hij had de robuustheid van een' Reeder in zijn lichamelijk wezen, en in zijn zeeën was hij naar den- geest op dergelijke wijze robuust. Er zijn in dit werk nooit schuilhoeken vol verteedering, en waar de gedachte, even aarzelend, schijnt neer te zitten; alles is positief, maar niet arm. Het geen hij maakte was niet zijn grootste daad; hetgeen hij was, bleek gropter. Hij had uit zijn natuur, en omdat hij wars was van kleine burgerlijkheid, het gevoel dat zekere heerschappij hem toekwam, en hij verwierf die zich niet alleen in Pulchri Studio. Hij was uit, overal, op de erkenning van de Hollandsche schilders, waarvan hij er een was, dien hij zelf niet onderschatte. Maar terwijl deze eigen schatting bij velen geschiedt langs laffe omwegjes en stille straatjes on gemerkt door, ging dit bij Mesdag effen en vol-uit in zijn werk. Het was niets ongewoons hem over eigen meesterwerken" te hooren spreken, en ik vond hem eens in Pulchri biedend, bij een veiling, op een eigen schilderij, omdat dit niet hoog genoeg ging. Even moest ge om dezen moed wellicht ironisch lachen, maar dan won de naïve hooghartigheid, die in dit feit aan den dag kwam, uw glimlach en eigentlijk ook uwe waardeering. Hij was niet verstoken, zooals zoo velen er zijn. Ge hoordet hem van verre spreken als hij op een tentoonstelling rond ging met zijn neus-stem; hij stak voor nie mand zijne meening weg; hij kon koelhumoristisch zijn met de leukheid van een uit het Noorden, maar, evengoed uit het Noorden, hij boog voor niemand, vooral niet als hij in Pulchri, zijn huis, stond, en zich daar de praesident voelde. Dit zijn dingen, die dit karakter doen waardeeren. Er zijn er meer. Hij kon van uit zijn bewuste hooghartigheid, gul-geefsch zijn. Hij gaf het Land een verzameling; hij hielp zoo noodig anderen. En dit alles geschiedde duidelijk, positief, krachtig, met ruime hand; daarbij was hij kinderlijk Is dit niet genoeg en al veel? Of zijn wij zoo rijk aan de zielsverscheidenheden. die wij karakters noemen, dat wij er een gemakkelijk van missen? Wie dit meent, zie rond. PLASSCHAERT iiimiiniiiimi mimiimiH iiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiliiiiliiuiiliiiiiiliiiiiliiiiiiMitiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiliiiiiii BOEKBESPREKING 4imiHIIIIIIIIIIIIMIIIimillimilllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimmillll De reis van Bontekoe *) Is het nog noodig iets te zeggen van de beroemde reis van Bontekoe? Een boek, dat meer dan vijftig maal is herdrukt, in het Engelsch en in het Duitsch en zelfs in het Soendaneesch is vertaald, behoeft zeker geen aankondiging meer. Wie kent niet de liedjes van Bontekoe, stellig de meest populaire poëzie van Potgieter? Stellig was het een goede gedachte van het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde om de reeks van hare herdrukken te openen met het Journael, ofte Gedenckwaerdige Beschryvinghe van de Oost-Indische Reyse van Willem Ysbrantsz. Bontekoe, opnieuw uitge geven en van aanteekeningen voorzien door Dr. G. J. Hoogewerff (Utrecht, A. Oosthoek). De uitgave was bij dezen in de beste han den. Een opgewekt gestelde inleiding spreekt van frissche bewondering voor den eenvoudigen moed en den krachtigen verhaaltrant van den ouden schipper. In aanteekeningen worden vooral de natuurlijk zeer veelvul dige scheepstermen verklaard. Bovendien had Dr. Hoogewerff de goede gedachte de oude houtsneden, die zoo naïef het oude verhaal verluchten, in reproductie aan zijn uitgave toe te voegen. Wat zullen wij verder van Bontekoe zeg*) Door dr. G. J. Hoogewerff, bij A. Oostfooek, Utrecht. gen ? Dat hij een even wakker en godvruchtig zeeman als goed en aardig verteller was, is alom bekend. Zijn journaal ontleent echter bovenal zijn waarde hieraan, dat Bontekoe in het geheel geen bijzondere persoonlijk heid was in zijn tijd. Zijn naam is aan geen enkel groot feit van onze koloniale geschie denis verbonden. Juist dat is het merk waardige, dat hij geen persoonlijkheid, maar een type was. Mannen als Bontekoe waren er zeer velen; juist daarom dringen wij door zijn journaal door in de Hollandsche volksziel in groote dagen. Bontekoe's proza is niet alleen veel ge lezen, maar ook veel geprezen. Nog onlangs haalde Prof. Kernkamp in dit blad een be roemde plaats aan. Mogen wij een andere daarnaast stellen? Bontekoe en Heyn Rol, de koopman, hadden samen alle ellende doorgemaakt van de groote reis in open booten door den Indischen Oceaan; zij waren ook na hun aankomst in den Archipel bijeen gebleven tot Batjan, waar Rol op het fort als kommandeur zou achterblijven. Bontekoe vertelt: Hier nam ick mijn afscheydt van Heyn Rol, beyde met de tranen over de wanghen; gingh ons beyde dapper ter herten, te meer omdat wij soo veel ellenden en swarigheydea met malcanderen hadden uytgestaen, als vooren verhaelt is. Sedert dese tijdt heb ick hem noyt weer ghesien, dan heb verstaen dat hij eenighe tijdt hier nae pp het ey landt Maleyen gestorven en begraven is. De Heere wees zijn ziele genadigh, en de mijne als ick na kome." H. BRUGMANS 16e Historisch Concert Concertgebouw De cyclus van twintig volksconcerten, waarin een historisch overzicht zou worden gegeven van de orkestlitteratuur, loopt nage noeg ten einde. Niet alle programma's waren belangwekkend, en grootendeels werden be kende werken uitgevoerd ; de rangschikking slechts was ongewoon. Ik begrijp dat de keuze van minder alledaagsche werken ver schillende moeilijkheden zou hebben mede gebracht, en den orkestleden na een druk winterseizoen de last van inspannende repetities had veroorzaakt. Thans waren het grpotendeels repertoire-stukken, met handig heid in historische volgorde geschikt. Het zal daarom aanbeveling verdienen ook in den aanstaanden winter een dergelijke serie samen te stellen, maar dan liefst met een flink aantal nieuwe werken, al zijn het dan ook noviteiten" uit vroegere perioden. In elk geval was het publiek dezer volks concerten er beter aan toe dan deabonnés, want de eenzijdigheid waaraan de winterprogramma's leden was hier vermeden. Ook de 16e avond, waar uitsluitend Hol landers aan het woord kwamen bracht niets nieuws. Toch gaf de zeldzaamheid der bijeen voeging van zooveel Hollandsche compo nisten er iets bijzonders aan. Wij zijn in Holland er aan gewend, dat alleen bij officiëele muziek-feesten de programma's aan onze eigen componisten zijn gewijd en daarom doet de samenvoeging van twee Hollandsche avonden (16e en 17e concert) werkelijk on gewoon, echter zeer verblijdend, aan. Wij hebben nu bijna een muziekfeest, zonder al den deftigen omhang, en zonder commissies. Dit laatste heeft voor de dirigenten het voor deel dat zij vrijelijk kunnen kiezen uit de hun bekende werken en niet gehouden zijn aan in zendingen. Daartegenover staat datiets goeds dat voor hen verborgen bleef, niet aan de beurt kan komen en nieuwigheden tot onjuiste leering van het publiek, zijn buitengesloten. Zoo werd nu werk gegeven behalve van den zeer ouden Verhulst en de ouderen Zweers, Diepenbrock en Wagenaar, van de jongeren Schafer en y. Anrooy en den nog jongeren Fekkes. (Bij deze opsomming wil ik slechts de leeftijden vergelijken, niet den stijl, die soms met het jarental een zeer eigenaardige tegenstelling vormt). Om met het laatste te beginnen, de ouver ture van Fekkes herinner ik mij van een vorig seizoen; (matinee onder Dopper) nu nam de componist zelf den dirigeerstok ter hand. Een Fransche liefdadigheidspenning De bekende Fransche beeldhouwer R. Lalique heeft deze penning gemaakt die voor het Orphelinat des Armées" verkocht wordt. iiiimiiiiimiiiiiiitiiiiiiiMMHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Het werk maakte evenals de vorige keer op mij den indruk te zijn geschreven door iemand die goed, te goed de regels van den simfonischen bouw kent, zonder de inner lijke logica van dien bouw te voelen. Streng heid is zeker een deugd, maar mag niet ontaarden in schoolschheid, hetgeen beteekent onvrijheid. De gedachten zijn uit een reeds lang vervlogen tijdperk en de instru mentatie te weinig doorzichtig. Ik hoop van den heer F. eens spoedig wat nieuws in anderen stijl te hooren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl