De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 25 juli pagina 2

25 juli 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOORIN E D ER L AND 25 Juli '15. ~ No. 1987 van een vijandelijke invasie, Zweden ertoe zullen moeten brengen, zijne onzijdigheid te laten varen. En daarop komt het ten slotte toch aan. Minister Hammarskjöld heeft alleen namens de Zweedsche regeèring gesproken. Maar er is eenige reden om te vermoeden, dat Denemarken en Noorwegen ëne lijn zullen trekken met Zweden, wanneer het geldt de bescherming van de onzijdige handel en scheepvaart; wat er indertijd op den drie koningendag te Malmöis afgesproken, werd niet openbaar, maar dat de regeeringen der drie Skandinavische rijken sedert steeds voeling met elkaar hebben gehouden bij alle vraagstukken, die de tegenwoordige oorlog deed rijzen, staat vast. De kans, dat Hammarskjöld's woorden eenigen indruk maken op de Engelsche regeering, zou er in elk geval grooter door worden. 21 Juli 1915. G. W. KERNKAMP ittniiiiiiiiitniiiiiniiiitiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiintiiiiiiintmiinniiiiiiiiii Nieuwe Kruisers voor de Vloot Van onzen maritietnen medewerker Wanneer men thans in marinekringen het oor te luisteren legt, om iets te vernemen over de voorgestelde versterking van onze vloot met 2 snelloopende kruisers en 4 onderzeebooten, dan blijken de meeningen verdeeld. Er zijn zeeofficieten, die de meening zijn toegedaan dat tot dusverre voor een vloot, die op defensieve actie is aangewezen, alleen het nut van onderzeebooten overtui gend is gebleken, zoodat het in hun oog niet verantwoord is voorhands tot den bouw van andere iypen van oorlogsvaartuigen over te gaan. Er zijn anderen, die in hunne gevolgtrekkingen uit de gebeurtenissen ter zee verder gaan en zich met het voorstel der Regeering geheel kunnen vereenigen. Bijna zonder uitzondering zijn voor- en tegen standers het echter hierover eens, dat in de Memorie van Toelichting de voorgestelde, voor ons land zeker buitengewone verster king der vloot op weinig klemmende wijze wordt verdedigd. Uit het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer der Staten Generaal is bijv. o.m. gebleken, dat sommigen uit die Memorie van Toelichting den indruk hebben gekre gen alsof de aanbouw van de kruisers wordt voorgesteld om aan hoofdofficieren gelegen heid te geven als commandant op te treden. Ook van andere zijde is op grond van de Memorie van Toelichting verband gezocht tusschen het aantal hoofdofficieren en die kruisers, iets wat, ook al is het er o.i. niet uit te lezen, in geen geval voor de duide lijkheid dier memorie pleit *). Dat ons marinepersoneel, althans het ge deelte daarvan, dat iets voelt voor de vloot, verlangend uitziet naar betere schepen ligt voor de hand. Niemand werkt met lust en ijver, in een slecht geoutilleerde fabriek en er is dus ook van geen enkel militair te .verwachten, dat hij vertrouwen zal stellen in den uitslag van een aanval of van eene verdediging, wanneer hij er voor zich zelf van overtuigd is, dat de wapens waarover hij beschikt veel slechter zijn dan die van zijn tegenstander. Het is dus begrijpelijk, dat er uit de kringen der beroepsmilitairen wel eens stemmen^ 'opgaan tegen de vaak niet te miskennen zucht om aan leger en vloot de noodige wapens te onthouden. En het is even begrijpelijk, dat een Minister yan Marine uit zulk een onder het marinepersoneel bestaande, zeer gemotiveerde on tevredenheid over het bestaande materieel de overtuiging-krijgt, dat het landsbelang vordert om daarin verbetering te brengen. Want wanneer de allerbesten onzer zeeofficieren, wanneer zij, wier kennis en plichts betrachting boven alle verdenking staat, on omwonden uitspreken, dat onze oorlogs schepen hopeloos minderwaardig zijn, dan mag een leek niet zeggen: het zal wel gaan. De. meeste van die leeken gaan er trou wens anders over denken als ook zij worden geroepen om hun leven te geven, waar het land zijn vlag waagt. Al ligt er dus in het bij ons marineper soneel ongetwijfeld bestaande wantrouwen in de gevechtswaarde van de vloot ook reden om die vloot te versterken en spoedig te versterken, zoo is dit op zich zelf nog geen argument om daarmede een bepaald type van schip te verdedigen. En dat uit de memorie van toelichting van het nu ingediende wets ontwerp, al is het ten onrechte, werd gelezen, dat de kruisers ook voorhet personeel noodig zouden zijn,kon dan ookvoorvelenaanleiding wezen om aan hunne onmisbaarheid bij de vloot te gaan twijfelen. Iets anders is echter, dat bij de volgorde waarin het materieel wordt aangebouwd, o. m. ook met de be staande sterkte van het personeel dient te worden rekening gehouden. *) In de Memorie van Antwoord wordt dit dan ook tegengesproken. DE HELD VAN MIJN KINDERLEVEN DOOR NOT O SOEROTO l Wij daalden toen de breede treden af, waarover in een boog de witte steenen poort zich welfde, welke toegang gaf tot het boven ste terras van den grafheuvel. Knarsend werden de ijzeren tralie-deuren dichtgeschoven en met een doffen slag viel de grendel in het slot. ? De sleuteldragers namen de nog walmende wierookvaten weer op en volgden ons, ter wijl zij met sonoor geluid hun gebeden opdreunden. Nadat wij op het tweede terras voor de laatste trede ons nog eenmaal hadden omgewend, om neergehurkt de saamgevouwen handen tot een eeregroet te brengen, bega ven wij ons naar de twee open wachtloodsen, welke zich op dit terras aan weerskanten der treden bevonden. Daar lagen op den vloer de breede, blank en-gele zitmatten gespreid. Zij noodden ons tot rusten uit: de vrouwen onder de rechtsstaande, de mannen onder de andere loods. hi een hoek, bij een van de pilaren, werden de bruine aarden offervaten neergezet. Als Geheel afgescheiden hiervan achten wij den bouw van de door den Minister voor§estelde kruisers wel degelijk in 's landselang, althans in het belang van hetgeen er noodwendig moet worden gedaan voor de verdediging van onze rijke koloniën. Als vaststaande toch kan worden aange nomen, dat geen enkel deskundige nog gevechtswaarde toekent aan onze thans voor die verdediging aangewezen pantser scheepjes ; deze zijn hopeloos inferieur in bewapening, pantsering en snelheid. En verder dient geconstateerd, dat er tot voor korten tijd evenmin een deskundige kon worden gevonden, die het verantwoord zou vinden om die verdediging alleen over te laten aan onderzeebooten. Zelfs de heftigste tegenstanders van Dreadnoughts dachten zich bij een z.g. torpedovloot een zeker aantal snelloopende kruisers en torpedobooten, dan wel in plaats van die kruisers verscheidene versterkte havens, iets wat bijzonder kostbaar wordt. Nu is uit den tegenwoordigen oorlog vrij duidelijk gebleken, dat de torpedoboot lang niet de gevechtswaarde heeft, die men er vór den oorlog voor de verdediging aan toekende en dat haar rol, zoo niet geheel, dan toch grootendeels door de onderzeeboot kan worden overgenomen" Dat de bojiw van torpedobooten nu niet wordt voorgesteld, is dus logisch. Ten opzichte van de kruisers staat de zaak echter anders. Wil men den aanbouw daarvan bestrijden, dan moet feitelijk wor den aangetoond: a. dat Indië te water alleen door onder zeebooten kan worden verdedigd, of b. dat de schepen, die voor deze verde diging naast onderzeebooten noodig worden geacht, van een ander type zullen moeten wezen dan de nu voorgestelde kruisers. Het wel eens opgeworpen argument, dat voor alles een voldoend aantal onderzee booten moet gorden aangebouwd, en eerst daarna de rest, is o.i. weinig klemmend, ondat het van weinig beleid zou getuigen indien men aan de onderzeebooten aldus gedurende geruimen tijd den steun ging onthouden van de schepen, die tot die rest zouden moeten behooren. Voor zoover ons bekend, is nog door geen enkelen tegenstander van de kruisers over tuigend bewezen, dat de reconstructie onzer vloot zich in een der hierboven met a en b aangeduide richtingen zou moeten bewegen. Wel is in den tegenwoordigen oorlog ge bleken, dat op een beperkt operatieterrein, zooals de Noordzee met aangrenzend water gebied, de Adriatische Zee en de Turksche wateren, de onderzeeboot tot veel meer in staat is dan werd gedacht en dat zij op zulk een terrein vrijwel geheel zelfstandig kan optreden. Maar men moet niet vergeten, dat de resultaten van dit optreden toch altijd betrekkelijk matig zijn, niettegenstaan de vrij nauwkeurig bekend is waar een prooi kan worden gevonden. Zulk een operatieterrein is onze Indische Archipel echter niet. Er is zonder vooraf gaande verkenning met geen mogelijkheid te zeggen op welk punt van dit veel uitgestrek ter gebied een vijand zal verschijnen en er is ook geen denken aan om onderzeebooten te stationneeren in de nabijheid van elk punt van strategische waarde. Dit zou onze krach ten verre te boven gaan en die krachten in ieder geval te veel versnipperen. Het meeste, wat wij kunnen bereiken, is wel, dat door een doelmatig georganiseerde verkennings- en waarschuwingsdienst zoo' spoedig mogelijk aanwijzingen worden ver kregen omtrent de plaats, waar een vijandi den Archipel is binnengedrongen en omtrent de route, die hij verder volgt. En nu be weren sommigen, dat hiervoor met vlieg tuigen in vereeniging met een goed georga niseerde kustwacht kan worden volstaan, iets wat dan uit den tegenwoordigen oorlog zou zijn gebleken. Naar onze meeniug is dit echter geens zins het geval en hebben zij, die zulks ver kondigen, zich niet voldoende rekenschap gegeven van de uitgestrektheid en van de gesteldheid van ons Indië. Niet alleen toch zijn er groote gedeelten, waar het onmogelijk zou zijn om er behoorlijk bewaakte kust wacht posten te hebben, laat staan vliegtuigen te stationneeren, maar ook de groote afstanden en de kwetsbaarheid der telegrafische verbin dingen maken dat een dergelijk systeem slechts in bepaalde gedeelten van den Ar chipel partieel nl. alleen overdagl van nut kan zijn. Zoodra echter door ons over snelloopende kruisers wordt beschikt, die even zoovele, verdedigbare en verplaatsbare steunpunten voor vliegtuigen kunnen vor men, is het systeem van verkenning en bewaking natuurlijk aanzienlijk verbeterd. Met onderzeebooten, die boven water varende niet in staat zijn om zich tegen vijandelijke verkenners te verweeren, die ondergedompeld tegen zulke snelle schepen iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiriitiiiiiiiiiiiliflirmiiiiiiiiiiiiiiiiiMiimiiiiiiuii verslaafde rookers bliezen zij door de zwart gebrande gaten in het deksel voortdurend lange slierten van wierookv/olken omhoog. Deze vervaagden in steeds ijler wordende lijnen, totdat de rook zich vermengde met den zachten bloesemgeur der kamoenings. Aan dit reukfestijn deden nog andere bloesemboomen mede, als kaneel, kruidnagel en sandelhout, welke gestaag den heuvel in een waas van aromen omhulden. Niet on eigenaardig had dan ook de man, die zich het eerst in dit vredig oord een laatste rust plaats had gekozen, dezen heuvel giri-gondo d.i. de berg der geuren" genoemd. Terwijl de ouderen va.n het gezelschap op de matten neergezeten den middag verder doorbrachten in stil gebed, en anderen, wel haast fluisterend, lange gesprekken voerden, trok ik mij terug om ergens op een mossig plekje alleen te zitten. Daar meende ik beter deze al-om-heerschende vrede over mij te kunnen laten gaan; en ik wilde trachten mij rekenschap te geven, waarom een gevoel van onuitsprekelijk gelul: en van verlichting zich van mij meester maakte, telkenmaal als ik deze plaats bezocht. Onze krissen lagen nog in een rij op een kussen, want de ceremoniën van hetbloembestrooien en zalven van de graf steenen en het wierook-branden in de onmiddellijke nabijheid daarvan, plegen de mannen onge wapend te verrichten. Zoo dus, bevrijd van mijn kostbaar wa pen uit den nauw-omskiïtenden gordel, kon ik mij veilig neervlijen geleund tegen den koelen muur van een der twee huisjes, waarin wij tevoren onze wasschin gen hadden ge daan. Kémoening hoornen, met gele pezige stammen als armen met zwellende spierhoogst zelden succes hebben, die te weinig snelheid bezitten om ze te kunnen volgen en bovendien geen vliegtuigen kunnen meevoeren, is op een uitgestrekt terrein voor dit doel niet veel te bereiken. Men komts aldus redeneerende, van zelf tot de conclusie, dat er in ieder geval naast onderzeebooten ook snelloopende artillerieschepen noodig zijn. Nu kan natuurlijk de vraag gesteld wor den, of het niet beter zou wezen om die schepen zózwaar te bewapenen, dat zij het ook tegen zeer krachtige vijandelijke oorlogsbodems kunnen opnemen, iets wat met z.g. slagkruisers (feitelijk niet anders dan snelloopende slagschepen) zou zijn te bereiken. Maar dan vervalt men in een type, dat voor dit doel ongetwijfeld te kostbaar is, waarvan thans nog niet valt te zeggen of het in onze vloot-organisatie thuis behoort en waarvan men er, zelfs als het type in die organisatie zou passen door ze ook voor den verkenningsdienst te willen gebruiken, meer zal moeten bouwen dan anders het geval zal kunnen zijn. Voor het oogenbiik staat vast, dat het aan onderzeebooten niet is gelukt om in het Engelsche kanaal de troepentransporten tus schen Engeland en Frankrijk te verhinderen. En als men bedenkt, dat «r in onzen OostIndischen Archipel meerdere zulke zeestraten zijn, waarover een vijand na behoorlijke voorbereiding zijn troepen vrijwel onge hinderd zou kunnen brengen, als wij uit sluitend over onderzeebooten beschikken, dan ligt dus voor de hand, dat er voor de verdediging van Indië ook andere typen van oorlogsschepen noodig zijn De thans voorgestelde kruisers behooren hiertoe naar onze meening in ieder geval, ook om andere redenen dan wegens hunne geschiktheid voor den verkenningsdienst. Zij bieden nl. tevens belangrijken steun bij de offensieve verdediging van een zoo uit gestrekt eilandenrijk, omdat door hunne aan wezigheid onze onderzeebooten kans zullen krijgen een waardevollen tegenstander te kunnen aanvallen en zich onder hunne dekding beschermd kunnen achten tegen vijan delijke torpedobootjagers en lichte kruisers, hetgeen in een zoo uitgestrekt gebied aan hun vrijheid van beweging ten goede komt. Die kruisers zijn echter dit zij nog eens herhaald niet noodig om hoogere zee officieren aan een commando te helpen. NEPTUNUS Deutschland und derWeltkrieg von prof. dr. SGHÜCKING, in Marburg De hoogleeraar in het volkenrecht, Prof. Walther Schücking in Marburg, die ook als pacifist in Nederland goed bekend is, heeft in 't laatst van September 1914 in 't vol gende artikel willen aantoonen, hoe Keizer Wilhelm steeds den ernstigen wensch had, den vrede te bewaren, in de overtuiging dat slechts door vrede een land zijn hoogsten bloei bereiken kan. bundels spreidden hun vol-bloesemend loover over de nederige daken en beschutten ze tegen de blakend-heete zonnestralen. Hier op den rand van het terras, met het gezicht naar het Zuiden gekeerd, overzag ik hél den omtrek, de laagvlakte, welke zich uitstrekte van af den voet der heuvelrij tot aan den zuider-horizon. Gretig dronken mijn blikken de vrede van dit landschap, dat wijd vór mij uit mij merde, zich verliezend in de schemerige verte. Een oceaan van gele en groene rijst velden glansde daar in den zonneschijn; in donkere rondingen teekenden zich de dessasilhouetten af, waarboven uit de sierlijke kronen der kokospalmen wiegelden als de juweelknoppen aan lange, verende stelen in den haarwrong van een jonge bruid. Hél aan den einder een smalle zoom van blauw, nu en dan uitspattend zilverwitte vlokken: de zee en hare golvenkruinen. In de djatiwouden rondom den heuvel kraaiden de boschhanen ; tortelduiven koerden, met keer en tegenkeer, in de takken van den wilden manggaboom. En uit gindsche welige dalen zweefden aan op een zucht van den zuidewind de heldere klanken der klokken, die bengelden aan karbouwenhalzen. Toch verstoorden deze geluiden de wijdsche stilte niet; zij waren in volmaakte har monie met deze muziek en vormden slechts de fortissimo's in de zacht-gezongen melodie der stilte. Boven dit alles straalde het strakke uit spansel, zonder een zweem van een wolkje; de eindelooze en smettelooze troonhemel boven de rustige majesteit van deze groenen-gouden wereld. Wer, wie der Schreiber dieser Zeilen, seine Lebensarbeit auf das Engste mit dem Haager Friedenswerke und der internatio nalen Verstandigung verknüpft hat, kann selbstverstandlich in den gegenwSrtigen Ereignissen nur eine Tragödie sehen, wie sie grausiger bisher Europa nicht erblickt hat. Der Schmerz, den man vom pazifistischen Standpunkte aus darüber empfinden muss, wird aber für den Deutschen noch erhöht durch den Eindruck, dass man in den neutralen Staaten vielfach. geneigt ist, die deutsche Regierung für das ganze Unglück verantwortlich zu machen. Gewiss die deut sche Regierung hat nicht gegenüber dem Frieden wohl aber gegenüber dem Pazifismus bisher eine ablehnende Haltung eingenomen und ein geschickteres Verhalten des Reiches auf der ersten und namentlich auf der zweiten Haager Friedenskonferenz hatte vielleicht mehr zur Verbesserung der inter nationalen Luftund desinternationalenLebens beigetragen.das hat die deutscheV lkerrechtswisschenschaft beinah einstimmig konstatiert: aber die allzu grosse Zurückhaltung des deutschen Reiches gegenüber der Friedensbewegung hatte einmal durchaus beachtliche Gründe und bedeutet ganz gewiss nicht die konkrete Verursachung des gegenwartigen Weltkrieges. Das alte deutsche Reich war in seinen letzten Jahrhunderten mflitarisch völlig ohnmachtig geworden, und diese Ohnmacht in Folge der Zerrissenheit Deutsch lands haben unsere grossen Nachbarn sich weidlich zu Nütze gemacht; jahrhundertelang ist ungefahr alle 30 Jahre die deutsche Erde von fremdlandischen Heeren verwüstet worden. Aus dieser ganzen Misere hat uns nur die Tüchtigkeit der preussischen Waffen emporgeführt, und so war es die Erbweisheit unsrer Regierenden: Rusten, Rusten und wieder Rusten. Verstarkt wurde dieses Gefühl, sich nur durch starke Rüstungen behaupten zu k nnen, durch ein natürliches Empfinden der Unsicherheit, das Deutschland als die jüngste unter den Weltmachten begreiflicherweise besitsen musste. Die gegenwartigen Ereignisse werden natürlich in Deutschland berwiegend in dem Sinne ausgelegt, dass dieses Gefühl der politischen Unsicherheit aueh objektiv wohl begründet gewesen sei. Sei dem, wie es sei, die verantwortlichen Stel len Deutschlands glaubten nun einmal an den Satz: si vis pacem, para bellum. Sie meinten durch ihre Rüstungen den Frieden erhalten zu könneri; denn sie wollten den Frieden, ebenso wie die grosse Menge aller Volksgenossen. Insbesondere sind wir Friedensfreunde unserm Kaiser von ganzem Herzen dankbar dafür, dass er in allen k nkreten internationalen Konflikten sich endlich um den Frieden Europas bemüht hat; und dieser selbe Mann sollte im 27. Jahre seiner Regierung die Fackel des Weltkrieges entzündet haben, derselbe Mann, der es sich ruhig hat getallen lassen im Gefühl seiner Verantwortlichkeit bei den Konflikten des letzten Jahrzehnts von einzelnen Kriegshetzern, die es natürlich auch bei uns gegeben, immer wieder der Schwache, ja der Feigheit geziehen zu werden? Wer die Entwicklung der internationalen Verhaïtnisse in den letzten Jahren mit sehendem Auge verfolgt hat, weiss es besser. Kant sagt einmal, der Weltf riede werde erst dann zu erreichen sein, wenn in allen Staaten die Regierungen verantwortlich geworden. Wir wissen alle, dass in Russland von einer solchen Verantwortlichkeit des Zarismus heute noch nicht gesprochen werden kann. Und so ist es kein Zufall, dass dieser schreckliche Weltbrand von dort aus angezündet wurde. Jeder Staat hat einen natürlichen Drang, sich zu bethatigen, um vor seinen eigenen Unterthanen seine Existenz zu rechtfertigen. Der russische Staat, unfahig zu kultureller Betatigung verfolgt ale vornehmstes Ziel fortgesetzt eine Expansion, die ihn trotz der unermesslichen Ausdehnungseines Reiches ja schon mit dem ostasiatischen Japan in Konflikt gebracht hat. Grade weil ihm dort, in fernen Osten, durch Japan unfreiwillige Schranken gesetzt sind, hat er in den letzten Jahren die Zertrümmerung Oesterreich-Ungarns in das Auge gefasst. Zu diesem Zweck vornehmlich hatteder russische Gesandte Von Hartwig in Belgrad den Balkanbund zu Stande gebracht. Mochte derLetztere sich auch zunachst gegen die Turken wen den, so zeigte doch gerade der Balkankrieg gegen die Turken, welche militarische Kraft den Balkanvölkern innewohnte. Diese sollten unter russischen Patronat von Süden zugreifen, Rumanien hoffte man durch die Zusicherung des, abgesehen von einer dun nen deutschen Oberschicht rumanischen Siebenbürgens ködern zu können, und Russ land wollte von Norden her anpacken. Noch im vorigen Herbst hat mir in Belgrad ein Diplomat gesagt, Herr von Hartwig redete immer davon, Deutschland soll OesterreichII Terwijl ik dus den zegen opving van dit hartverzoetend schouwspel, overviel mij een weemoed-zware droom, waarop echter bleef drijven een vreemd vreugd-besef, zooals een waterbloem vol licht geluk deint op een donkeren, nauw-bewogen stroom. Ik dacht aan den man, die zijn dak van goedheid over ons zijn naasten, niet meer beschermend kon spreiden; in wiens huis van liefde wij slechts zoo kort hadden mogen leven saamverêend. Als tweede werd hij, al jaren geleden, herwaarts vervoerd langs die lange, boch tige spoorwegbaan, zich kronkelend als de rug van een geel-grijze reuzenslang tusschen groene velden en gehuchten. Zijn kop lag ergens ver in het oosten verborgen: de stad en haar woelig leven, druk van strijd en arbeid. Daar leefde weer in mijn gedachte de man, die in zijn leven maar weinig tot ons sprak, doch wiens oogen op zijn kinderen en op ons, die van zijn jongeren broeder, met zulk een liefde-vollen blik konden rusten als de glans van dezen oneindigen, stillen hemel boven mij. Heimlijk koesterde ik veel liefde en eerbied voor hem, schoon hij zich niet veel inliet met ons, kinderen. En oogen schijnlijk had men kunnen denken waren wij voor hem bevreesd, want zoo druk en dartel als wij anders deden, zoo stil en vol ontzag waren wij in zijn onmid dellijke nabijheid. Toch vloeide dit niet voort uit vrees. Integendeel, wij hadden hem allen lief met een verborgen aanhanSanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. Ungarn fallen lassen.Die Zukunft OesterreichUngarns, das war in Wahrheit der einzige grosse Interessengegensatz zwischen Deutschland und Russland. Von allen ethischen Erwagungen abgesehen, musste Deutschland schon aus Klugheit den Oesterreichern die Treue halten. Es handelte sich um eine europaische Grossmacht mit deutscherSpitze, es handelte sich um unseren einzigen zuverlassigen Bundesgenossen in Europa, es handelte sich um einen Staat, der trotz aller seiner inneren Schwierigkeiten, wie die letzten Monate bewiesen haben, dank seinen grossen Traditionen auch noch immer Kraft genug besass, um nach aussenhingeschlossen aufzutreten. Und diesen Staat sollte man preisgeben um den Zarismus mit all seiner sittlichen Verlogenheit und seinen Greueln weiter nach Mitteleuropa verdringen zu las sen. Das war unmöglich im Gesammtinteresse Europas. ' Natürlich galt es für Deutschland unter diesen Umstanden dem Bundesgenossen nicht nur im offenen Kriege beizustehen, sondern ihm auch zu helfen gegen die mehr als fragwürdigen Methoden, durch die man seinen Bestand in Friedenszeiten auszuh hlen und zu unterwühlen suchte. Schon war Oesterreich durch den wiederholten Zwang zur Mobilmachung wahrend der Balkankriege gegenüber Russland und Serbien pekuniar auf das Aeusserste erschöpft, jetzt wurde ihm durch den Meuchelmord von Serajewo der Thronfolger abgeschossen, der seit Jahren die Spitze des Heerwesens bildete und des sen Tatkraft und Intelligenz von keinerSeite bezweifelt wurde. Gewiss waren die Forderungen des Ultimatums, mit dem die Donaumonarchie auf diese Mordtat antwortete, ohne Prazedenz in der Geschichte der Diplomatie, aber noch unerhörter war doch die Tatsache, dass in der hier geschehenen Weise amtliche Kreise des einen Staates ein Attentat auf den Thronfolger der Nachbarmonarchie vorbereiten.Trotzdem ist Russland für Serbien eingetreten, und damit nahm der Konflikt zwischen Russland und Deutschland akute Formen an, denn die grundsatzliche Stellung Deutschlands konnte aus den dargelegten Grunden nur auf Seiten des Hauses Habsburg sein. Die Anregung des Königs von England, Oesterreich solle sich auf eine vorübergehende Besetzung von Belgrad und Umgebung bei seiner kriegerischen Aktion beschranken, ist von Wilhelm II sofort unterstützt worden, aber der englische Staatssekretar, der statt dessen eine Einstellung der Aktion schlechthin forderte, in Uebereinstimmung mit Russland, wollte es anders. Von russischer Seite war offenbar entweder eine Demütigung oder eine kriegerische Niederwerfung der Deutschen beabsichtigt. Frankreich, das vor Jahrzehnten geglaubt hatte in Russland einen Gehilfen für seinen Revanchekrieg zu finden, kampft nun als Opfer seiner Bündnistoaste im Gefolge Russland. England traut Deutschland die Kraft zu, mit seinen beiden Widersachern fertig zu werde und führt Regen uns einen Praventivkrieg, damit das Gleichgewicht in Europa nicht gestort werde. Bei dieser Situation kann Niemand ein besseres Gewissen haben, als das deutsche Volk, und welche Opfer- dieser Krieg van uns auch noch fordern mag, wir werden sie einmütig bringen. kelijke liefde; wij voelden ons veilig en blij, waar hij onze spelen van uit de verte zwijgend gade sloeg. Ik wist zelf niet recht, waarom ik dien tengeren, zwijgenden man met die ernstige en toch zachte uitdrukking op zijn gelaat, zulk een teeder hart toedroeg en waarom al de kinderen, mijn speelgenooljes, diezelfde gevoelens jegens hem koesterden. Wel is waar konden die teedere gevoelens geen uiting vinden; daarvoor waren wij hem, als hoofd der familie, te veel eerbied en ontzag verschuldigd. Wij zagen toch ook de oudere huisgenooten hem niet dan met eerbewijzen naderen en tot hem spreken. Zoo nam onze liefde voor hem het karakter aan van een stille vereering. Zooals bij alle Javaansche kinderen namen ook in mijn gedachte-wereld reeds vroeg de wajang-verhalen een voorname plaats in. En welke gedeelten uit zulk een verhaal spra ken het meest tot den kindergeest? Welke anders, dan wanneer het tot een strijd kwam tusschen de, in onze oogen alle slechte en boosaardige, verwanten van koning Doerjadhana en de dappere zonen en neven van Pandoe, met den wijzen Joedisthira, den oudsten der vijf edele broeders, aan het hoofd der partij, die waarheid en recht aan haar zijde had? Of, wanneer Ardjoena, de derde Pandoe-zoon de lieveling van goden en menschen, alleen staande tegenover een heirleger van reuzen, deze wezens van lou ter brute kracht en met onbehouwen manie ren bestreed en hen ten deele vernietigde, ten deele op de vlucht dreef door zijn bo vennatuurlijke krachten? Bestond ons zien naar een wajang-opvoeniet hierin, dat onze oogen reeds bij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl