Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOORIN E D ER L AND
25 Juli '15. ~ No. 1987
van een vijandelijke invasie, Zweden ertoe
zullen moeten brengen, zijne onzijdigheid
te laten varen. En daarop komt het ten
slotte toch aan.
Minister Hammarskjöld heeft alleen namens
de Zweedsche regeèring gesproken. Maar
er is eenige reden om te vermoeden, dat
Denemarken en Noorwegen ëne lijn zullen
trekken met Zweden, wanneer het geldt de
bescherming van de onzijdige handel en
scheepvaart; wat er indertijd op den drie
koningendag te Malmöis afgesproken, werd
niet openbaar, maar dat de regeeringen der
drie Skandinavische rijken sedert steeds
voeling met elkaar hebben gehouden bij
alle vraagstukken, die de tegenwoordige
oorlog deed rijzen, staat vast. De kans,
dat Hammarskjöld's woorden eenigen indruk
maken op de Engelsche regeering, zou er
in elk geval grooter door worden.
21 Juli 1915. G. W. KERNKAMP
ittniiiiiiiiitniiiiiniiiitiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiintiiiiiiintmiinniiiiiiiiii
Nieuwe Kruisers voor de Vloot
Van onzen maritietnen medewerker
Wanneer men thans in marinekringen het
oor te luisteren legt, om iets te vernemen
over de voorgestelde versterking van onze
vloot met 2 snelloopende kruisers en 4
onderzeebooten, dan blijken de meeningen
verdeeld.
Er zijn zeeofficieten, die de meening zijn
toegedaan dat tot dusverre voor een vloot,
die op defensieve actie is aangewezen,
alleen het nut van onderzeebooten overtui
gend is gebleken, zoodat het in hun oog
niet verantwoord is voorhands tot den bouw
van andere iypen van oorlogsvaartuigen
over te gaan. Er zijn anderen, die in hunne
gevolgtrekkingen uit de gebeurtenissen ter
zee verder gaan en zich met het voorstel der
Regeering geheel kunnen vereenigen. Bijna
zonder uitzondering zijn voor- en tegen
standers het echter hierover eens, dat in de
Memorie van Toelichting de voorgestelde,
voor ons land zeker buitengewone verster
king der vloot op weinig klemmende wijze
wordt verdedigd.
Uit het Voorloopig Verslag van de Tweede
Kamer der Staten Generaal is bijv. o.m.
gebleken, dat sommigen uit die Memorie
van Toelichting den indruk hebben gekre
gen alsof de aanbouw van de kruisers wordt
voorgesteld om aan hoofdofficieren gelegen
heid te geven als commandant op te treden.
Ook van andere zijde is op grond van de
Memorie van Toelichting verband gezocht
tusschen het aantal hoofdofficieren en die
kruisers, iets wat, ook al is het er o.i. niet
uit te lezen, in geen geval voor de duide
lijkheid dier memorie pleit *).
Dat ons marinepersoneel, althans het ge
deelte daarvan, dat iets voelt voor de vloot,
verlangend uitziet naar betere schepen ligt
voor de hand. Niemand werkt met lust en
ijver, in een slecht geoutilleerde fabriek en
er is dus ook van geen enkel militair te
.verwachten, dat hij vertrouwen zal stellen
in den uitslag van een aanval of van eene
verdediging, wanneer hij er voor zich zelf
van overtuigd is, dat de wapens waarover
hij beschikt veel slechter zijn dan die van
zijn tegenstander. Het is dus begrijpelijk,
dat er uit de kringen der beroepsmilitairen
wel eens stemmen^ 'opgaan tegen de vaak
niet te miskennen zucht om aan leger en
vloot de noodige wapens te onthouden. En
het is even begrijpelijk, dat een Minister
yan Marine uit zulk een onder het
marinepersoneel bestaande, zeer gemotiveerde on
tevredenheid over het bestaande materieel
de overtuiging-krijgt, dat het landsbelang
vordert om daarin verbetering te brengen.
Want wanneer de allerbesten onzer
zeeofficieren, wanneer zij, wier kennis en plichts
betrachting boven alle verdenking staat, on
omwonden uitspreken, dat onze oorlogs
schepen hopeloos minderwaardig zijn, dan
mag een leek niet zeggen: het zal wel gaan.
De. meeste van die leeken gaan er trou
wens anders over denken als ook zij worden
geroepen om hun leven te geven, waar het
land zijn vlag waagt.
Al ligt er dus in het bij ons marineper
soneel ongetwijfeld bestaande wantrouwen
in de gevechtswaarde van de vloot ook reden
om die vloot te versterken en spoedig te
versterken, zoo is dit op zich zelf nog geen
argument om daarmede een bepaald type van
schip te verdedigen. En dat uit de memorie
van toelichting van het nu ingediende wets
ontwerp, al is het ten onrechte, werd gelezen,
dat de kruisers ook voorhet personeel noodig
zouden zijn,kon dan ookvoorvelenaanleiding
wezen om aan hunne onmisbaarheid bij de
vloot te gaan twijfelen. Iets anders is echter,
dat bij de volgorde waarin het materieel
wordt aangebouwd, o. m. ook met de be
staande sterkte van het personeel dient te
worden rekening gehouden.
*) In de Memorie van Antwoord wordt
dit dan ook tegengesproken.
DE HELD VAN MIJN KINDERLEVEN
DOOR
NOT O SOEROTO
l
Wij daalden toen de breede treden af,
waarover in een boog de witte steenen poort
zich welfde, welke toegang gaf tot het boven
ste terras van den grafheuvel. Knarsend
werden de ijzeren tralie-deuren
dichtgeschoven en met een doffen slag viel de grendel
in het slot.
? De sleuteldragers namen de nog walmende
wierookvaten weer op en volgden ons, ter
wijl zij met sonoor geluid hun gebeden
opdreunden.
Nadat wij op het tweede terras voor de
laatste trede ons nog eenmaal hadden
omgewend, om neergehurkt de saamgevouwen
handen tot een eeregroet te brengen, bega
ven wij ons naar de twee open
wachtloodsen, welke zich op dit terras aan weerskanten
der treden bevonden.
Daar lagen op den vloer de breede, blank
en-gele zitmatten gespreid. Zij noodden ons
tot rusten uit: de vrouwen onder de
rechtsstaande, de mannen onder de andere loods.
hi een hoek, bij een van de pilaren, werden
de bruine aarden offervaten neergezet. Als
Geheel afgescheiden hiervan achten wij
den bouw van de door den Minister
voor§estelde kruisers wel degelijk in 's
landselang, althans in het belang van hetgeen er
noodwendig moet worden gedaan voor de
verdediging van onze rijke koloniën.
Als vaststaande toch kan worden aange
nomen, dat geen enkel deskundige nog
gevechtswaarde toekent aan onze thans
voor die verdediging aangewezen pantser
scheepjes ; deze zijn hopeloos inferieur in
bewapening, pantsering en snelheid. En
verder dient geconstateerd, dat er tot voor
korten tijd evenmin een deskundige kon
worden gevonden, die het verantwoord zou
vinden om die verdediging alleen over te
laten aan onderzeebooten. Zelfs de heftigste
tegenstanders van Dreadnoughts dachten
zich bij een z.g. torpedovloot een zeker
aantal snelloopende kruisers en
torpedobooten, dan wel in plaats van die kruisers
verscheidene versterkte havens, iets wat
bijzonder kostbaar wordt.
Nu is uit den tegenwoordigen oorlog vrij
duidelijk gebleken, dat de torpedoboot lang
niet de gevechtswaarde heeft, die men er
vór den oorlog voor de verdediging aan
toekende en dat haar rol, zoo niet geheel,
dan toch grootendeels door de onderzeeboot
kan worden overgenomen" Dat de bojiw van
torpedobooten nu niet wordt voorgesteld,
is dus logisch.
Ten opzichte van de kruisers staat de
zaak echter anders. Wil men den aanbouw
daarvan bestrijden, dan moet feitelijk wor
den aangetoond:
a. dat Indië te water alleen door onder
zeebooten kan worden verdedigd, of
b. dat de schepen, die voor deze verde
diging naast onderzeebooten noodig worden
geacht, van een ander type zullen moeten
wezen dan de nu voorgestelde kruisers.
Het wel eens opgeworpen argument, dat
voor alles een voldoend aantal onderzee
booten moet gorden aangebouwd, en eerst
daarna de rest, is o.i. weinig klemmend,
ondat het van weinig beleid zou getuigen
indien men aan de onderzeebooten aldus
gedurende geruimen tijd den steun ging
onthouden van de schepen, die tot die rest
zouden moeten behooren.
Voor zoover ons bekend, is nog door geen
enkelen tegenstander van de kruisers over
tuigend bewezen, dat de reconstructie onzer
vloot zich in een der hierboven met a en b
aangeduide richtingen zou moeten bewegen.
Wel is in den tegenwoordigen oorlog ge
bleken, dat op een beperkt operatieterrein,
zooals de Noordzee met aangrenzend water
gebied, de Adriatische Zee en de Turksche
wateren, de onderzeeboot tot veel meer in
staat is dan werd gedacht en dat zij op
zulk een terrein vrijwel geheel zelfstandig
kan optreden. Maar men moet niet vergeten,
dat de resultaten van dit optreden toch
altijd betrekkelijk matig zijn, niettegenstaan
de vrij nauwkeurig bekend is waar een prooi
kan worden gevonden.
Zulk een operatieterrein is onze Indische
Archipel echter niet. Er is zonder vooraf
gaande verkenning met geen mogelijkheid te
zeggen op welk punt van dit veel uitgestrek
ter gebied een vijand zal verschijnen en er is
ook geen denken aan om onderzeebooten te
stationneeren in de nabijheid van elk punt
van strategische waarde. Dit zou onze krach
ten verre te boven gaan en die krachten
in ieder geval te veel versnipperen.
Het meeste, wat wij kunnen bereiken, is
wel, dat door een doelmatig georganiseerde
verkennings- en waarschuwingsdienst zoo'
spoedig mogelijk aanwijzingen worden ver
kregen omtrent de plaats, waar een vijandi
den Archipel is binnengedrongen en omtrent
de route, die hij verder volgt. En nu be
weren sommigen, dat hiervoor met vlieg
tuigen in vereeniging met een goed georga
niseerde kustwacht kan worden volstaan,
iets wat dan uit den tegenwoordigen oorlog
zou zijn gebleken.
Naar onze meeniug is dit echter geens
zins het geval en hebben zij, die zulks ver
kondigen, zich niet voldoende rekenschap
gegeven van de uitgestrektheid en van de
gesteldheid van ons Indië. Niet alleen toch
zijn er groote gedeelten, waar het onmogelijk
zou zijn om er behoorlijk bewaakte kust wacht
posten te hebben, laat staan vliegtuigen te
stationneeren, maar ook de groote afstanden
en de kwetsbaarheid der telegrafische verbin
dingen maken dat een dergelijk systeem
slechts in bepaalde gedeelten van den Ar
chipel partieel nl. alleen overdagl van
nut kan zijn. Zoodra echter door ons over
snelloopende kruisers wordt beschikt, die
even zoovele, verdedigbare en verplaatsbare
steunpunten voor vliegtuigen kunnen vor
men, is het systeem van verkenning en
bewaking natuurlijk aanzienlijk verbeterd.
Met onderzeebooten, die boven water
varende niet in staat zijn om zich tegen
vijandelijke verkenners te verweeren, die
ondergedompeld tegen zulke snelle schepen
iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiriitiiiiiiiiiiiliflirmiiiiiiiiiiiiiiiiiMiimiiiiiiuii
verslaafde rookers bliezen zij door de zwart
gebrande gaten in het deksel voortdurend
lange slierten van wierookv/olken omhoog.
Deze vervaagden in steeds ijler wordende
lijnen, totdat de rook zich vermengde met
den zachten bloesemgeur der kamoenings.
Aan dit reukfestijn deden nog andere
bloesemboomen mede, als kaneel, kruidnagel en
sandelhout, welke gestaag den heuvel in
een waas van aromen omhulden. Niet on
eigenaardig had dan ook de man, die zich
het eerst in dit vredig oord een laatste rust
plaats had gekozen, dezen heuvel giri-gondo
d.i. de berg der geuren" genoemd.
Terwijl de ouderen va.n het gezelschap
op de matten neergezeten den middag verder
doorbrachten in stil gebed, en anderen, wel
haast fluisterend, lange gesprekken voerden,
trok ik mij terug om ergens op een mossig
plekje alleen te zitten. Daar meende ik beter
deze al-om-heerschende vrede over mij te
kunnen laten gaan; en ik wilde trachten
mij rekenschap te geven, waarom een gevoel
van onuitsprekelijk gelul: en van verlichting
zich van mij meester maakte, telkenmaal
als ik deze plaats bezocht.
Onze krissen lagen nog in een rij op een
kussen, want de ceremoniën van
hetbloembestrooien en zalven van de graf steenen en
het wierook-branden in de onmiddellijke
nabijheid daarvan, plegen de mannen onge
wapend te verrichten.
Zoo dus, bevrijd van mijn kostbaar wa
pen uit den nauw-omskiïtenden gordel, kon
ik mij veilig neervlijen geleund tegen den
koelen muur van een der twee huisjes, waarin
wij tevoren onze wasschin gen hadden ge
daan. Kémoening hoornen, met gele pezige
stammen als armen met zwellende
spierhoogst zelden succes hebben, die te weinig
snelheid bezitten om ze te kunnen volgen
en bovendien geen vliegtuigen kunnen
meevoeren, is op een uitgestrekt terrein voor
dit doel niet veel te bereiken.
Men komts aldus redeneerende, van zelf
tot de conclusie, dat er in ieder geval naast
onderzeebooten ook snelloopende
artillerieschepen noodig zijn.
Nu kan natuurlijk de vraag gesteld wor
den, of het niet beter zou wezen om die
schepen zózwaar te bewapenen, dat zij
het ook tegen zeer krachtige vijandelijke
oorlogsbodems kunnen opnemen, iets wat
met z.g. slagkruisers (feitelijk niet anders
dan snelloopende slagschepen) zou zijn te
bereiken. Maar dan vervalt men in een type,
dat voor dit doel ongetwijfeld te kostbaar
is, waarvan thans nog niet valt te zeggen of
het in onze vloot-organisatie thuis behoort
en waarvan men er, zelfs als het type in
die organisatie zou passen door ze ook voor
den verkenningsdienst te willen gebruiken,
meer zal moeten bouwen dan anders het
geval zal kunnen zijn.
Voor het oogenbiik staat vast, dat het aan
onderzeebooten niet is gelukt om in het
Engelsche kanaal de troepentransporten tus
schen Engeland en Frankrijk te verhinderen.
En als men bedenkt, dat «r in onzen
OostIndischen Archipel meerdere zulke zeestraten
zijn, waarover een vijand na behoorlijke
voorbereiding zijn troepen vrijwel onge
hinderd zou kunnen brengen, als wij uit
sluitend over onderzeebooten beschikken,
dan ligt dus voor de hand, dat er voor de
verdediging van Indië ook andere typen van
oorlogsschepen noodig zijn
De thans voorgestelde kruisers behooren
hiertoe naar onze meening in ieder geval,
ook om andere redenen dan wegens hunne
geschiktheid voor den verkenningsdienst.
Zij bieden nl. tevens belangrijken steun bij
de offensieve verdediging van een zoo uit
gestrekt eilandenrijk, omdat door hunne aan
wezigheid onze onderzeebooten kans zullen
krijgen een waardevollen tegenstander te
kunnen aanvallen en zich onder hunne
dekding beschermd kunnen achten tegen vijan
delijke torpedobootjagers en lichte kruisers,
hetgeen in een zoo uitgestrekt gebied aan
hun vrijheid van beweging ten goede komt.
Die kruisers zijn echter dit zij nog eens
herhaald niet noodig om hoogere zee
officieren aan een commando te helpen.
NEPTUNUS
Deutschland und derWeltkrieg
von prof. dr. SGHÜCKING, in Marburg
De hoogleeraar in het volkenrecht, Prof.
Walther Schücking in Marburg, die ook als
pacifist in Nederland goed bekend is, heeft
in 't laatst van September 1914 in 't vol
gende artikel willen aantoonen, hoe Keizer
Wilhelm steeds den ernstigen wensch had,
den vrede te bewaren, in de overtuiging
dat slechts door vrede een land zijn hoogsten
bloei bereiken kan.
bundels spreidden hun vol-bloesemend loover
over de nederige daken en beschutten ze
tegen de blakend-heete zonnestralen.
Hier op den rand van het terras, met het
gezicht naar het Zuiden gekeerd, overzag
ik hél den omtrek, de laagvlakte, welke
zich uitstrekte van af den voet der heuvelrij
tot aan den zuider-horizon.
Gretig dronken mijn blikken de vrede van
dit landschap, dat wijd vór mij uit mij
merde, zich verliezend in de schemerige
verte. Een oceaan van gele en groene rijst
velden glansde daar in den zonneschijn; in
donkere rondingen teekenden zich de
dessasilhouetten af, waarboven uit de sierlijke
kronen der kokospalmen wiegelden als de
juweelknoppen aan lange, verende stelen in
den haarwrong van een jonge bruid. Hél
aan den einder een smalle zoom van blauw,
nu en dan uitspattend zilverwitte vlokken:
de zee en hare golvenkruinen. In de
djatiwouden rondom den heuvel kraaiden de
boschhanen ; tortelduiven koerden, met keer
en tegenkeer, in de takken van den wilden
manggaboom. En uit gindsche welige dalen
zweefden aan op een zucht van den
zuidewind de heldere klanken der klokken, die
bengelden aan karbouwenhalzen.
Toch verstoorden deze geluiden de
wijdsche stilte niet; zij waren in volmaakte har
monie met deze muziek en vormden slechts
de fortissimo's in de zacht-gezongen melodie
der stilte.
Boven dit alles straalde het strakke uit
spansel, zonder een zweem van een wolkje;
de eindelooze en smettelooze troonhemel
boven de rustige majesteit van deze
groenen-gouden wereld.
Wer, wie der Schreiber dieser Zeilen,
seine Lebensarbeit auf das Engste mit dem
Haager Friedenswerke und der internatio
nalen Verstandigung verknüpft hat, kann
selbstverstandlich in den gegenwSrtigen
Ereignissen nur eine Tragödie sehen, wie
sie grausiger bisher Europa nicht erblickt
hat. Der Schmerz, den man vom
pazifistischen Standpunkte aus darüber empfinden
muss, wird aber für den Deutschen noch
erhöht durch den Eindruck, dass man in den
neutralen Staaten vielfach. geneigt ist, die
deutsche Regierung für das ganze Unglück
verantwortlich zu machen. Gewiss die deut
sche Regierung hat nicht gegenüber dem
Frieden wohl aber gegenüber dem
Pazifismus bisher eine ablehnende Haltung
eingenomen und ein geschickteres Verhalten des
Reiches auf der ersten und namentlich auf
der zweiten Haager Friedenskonferenz hatte
vielleicht mehr zur Verbesserung der inter
nationalen Luftund desinternationalenLebens
beigetragen.das hat die deutscheV
lkerrechtswisschenschaft beinah einstimmig
konstatiert: aber die allzu grosse Zurückhaltung
des deutschen Reiches gegenüber der
Friedensbewegung hatte einmal durchaus
beachtliche Gründe und bedeutet ganz gewiss
nicht die konkrete Verursachung des
gegenwartigen Weltkrieges.
Das alte deutsche Reich war in seinen
letzten Jahrhunderten mflitarisch völlig
ohnmachtig geworden, und diese
Ohnmacht in Folge der Zerrissenheit Deutsch
lands haben unsere grossen Nachbarn sich
weidlich zu Nütze gemacht;
jahrhundertelang ist ungefahr alle 30 Jahre die deutsche
Erde von fremdlandischen Heeren verwüstet
worden. Aus dieser ganzen Misere hat uns
nur die Tüchtigkeit der preussischen Waffen
emporgeführt, und so war es die
Erbweisheit unsrer Regierenden: Rusten, Rusten
und wieder Rusten.
Verstarkt wurde dieses Gefühl, sich nur
durch starke Rüstungen behaupten zu k
nnen, durch ein natürliches Empfinden der
Unsicherheit, das Deutschland als die jüngste
unter den Weltmachten begreiflicherweise
besitsen musste. Die gegenwartigen
Ereignisse werden natürlich in Deutschland
berwiegend in dem Sinne ausgelegt, dass dieses
Gefühl der politischen Unsicherheit aueh
objektiv wohl begründet gewesen sei. Sei
dem, wie es sei, die verantwortlichen Stel
len Deutschlands glaubten nun einmal an
den Satz: si vis pacem, para bellum. Sie
meinten durch ihre Rüstungen den Frieden
erhalten zu könneri; denn sie wollten den
Frieden, ebenso wie die grosse Menge aller
Volksgenossen. Insbesondere sind wir
Friedensfreunde unserm Kaiser von ganzem
Herzen dankbar dafür, dass er in allen k
nkreten internationalen Konflikten sich endlich
um den Frieden Europas bemüht hat; und
dieser selbe Mann sollte im 27. Jahre seiner
Regierung die Fackel des Weltkrieges
entzündet haben, derselbe Mann, der es sich
ruhig hat getallen lassen im Gefühl seiner
Verantwortlichkeit bei den Konflikten des
letzten Jahrzehnts von einzelnen
Kriegshetzern, die es natürlich auch bei uns
gegeben, immer wieder der Schwache, ja der
Feigheit geziehen zu werden?
Wer die Entwicklung der internationalen
Verhaïtnisse in den letzten Jahren mit
sehendem Auge verfolgt hat, weiss es besser.
Kant sagt einmal, der Weltf riede werde erst
dann zu erreichen sein, wenn in allen Staaten
die Regierungen verantwortlich geworden.
Wir wissen alle, dass in Russland von einer
solchen Verantwortlichkeit des Zarismus
heute noch nicht gesprochen werden kann.
Und so ist es kein Zufall, dass dieser
schreckliche Weltbrand von dort aus angezündet
wurde. Jeder Staat hat einen natürlichen
Drang, sich zu bethatigen, um vor seinen
eigenen Unterthanen seine Existenz zu
rechtfertigen. Der russische Staat, unfahig zu
kultureller Betatigung verfolgt ale
vornehmstes Ziel fortgesetzt eine Expansion, die ihn
trotz der unermesslichen Ausdehnungseines
Reiches ja schon mit dem ostasiatischen
Japan in Konflikt gebracht hat. Grade weil
ihm dort, in fernen Osten, durch Japan
unfreiwillige Schranken gesetzt sind, hat er
in den letzten Jahren die Zertrümmerung
Oesterreich-Ungarns in das Auge gefasst. Zu
diesem Zweck vornehmlich hatteder russische
Gesandte Von Hartwig in Belgrad den
Balkanbund zu Stande gebracht. Mochte derLetztere
sich auch zunachst gegen die Turken wen
den, so zeigte doch gerade der Balkankrieg
gegen die Turken, welche militarische Kraft
den Balkanvölkern innewohnte. Diese sollten
unter russischen Patronat von Süden
zugreifen, Rumanien hoffte man durch die
Zusicherung des, abgesehen von einer dun
nen deutschen Oberschicht rumanischen
Siebenbürgens ködern zu können, und Russ
land wollte von Norden her anpacken. Noch
im vorigen Herbst hat mir in Belgrad ein
Diplomat gesagt, Herr von Hartwig redete
immer davon, Deutschland soll
OesterreichII
Terwijl ik dus den zegen opving van dit
hartverzoetend schouwspel, overviel mij een
weemoed-zware droom, waarop echter bleef
drijven een vreemd vreugd-besef, zooals een
waterbloem vol licht geluk deint op een
donkeren, nauw-bewogen stroom.
Ik dacht aan den man, die zijn dak van
goedheid over ons zijn naasten, niet meer
beschermend kon spreiden; in wiens huis
van liefde wij slechts zoo kort hadden mogen
leven saamverêend.
Als tweede werd hij, al jaren geleden,
herwaarts vervoerd langs die lange, boch
tige spoorwegbaan, zich kronkelend als de
rug van een geel-grijze reuzenslang tusschen
groene velden en gehuchten. Zijn kop lag
ergens ver in het oosten verborgen: de stad
en haar woelig leven, druk van strijd en
arbeid.
Daar leefde weer in mijn gedachte de
man, die in zijn leven maar weinig tot ons
sprak, doch wiens oogen op zijn kinderen
en op ons, die van zijn jongeren broeder,
met zulk een liefde-vollen blik konden rusten
als de glans van dezen oneindigen, stillen
hemel boven mij. Heimlijk koesterde ik veel
liefde en eerbied voor hem, schoon hij zich
niet veel inliet met ons, kinderen. En oogen
schijnlijk had men kunnen denken
waren wij voor hem bevreesd, want zoo
druk en dartel als wij anders deden, zoo
stil en vol ontzag waren wij in zijn onmid
dellijke nabijheid. Toch vloeide dit niet
voort uit vrees. Integendeel, wij hadden
hem allen lief met een verborgen
aanhanSanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
Ungarn fallen lassen.Die Zukunft
OesterreichUngarns, das war in Wahrheit der einzige
grosse Interessengegensatz zwischen
Deutschland und Russland. Von allen ethischen
Erwagungen abgesehen, musste Deutschland
schon aus Klugheit den Oesterreichern die
Treue halten. Es handelte sich um eine
europaische Grossmacht mit deutscherSpitze,
es handelte sich um unseren einzigen
zuverlassigen Bundesgenossen in Europa, es
handelte sich um einen Staat, der trotz aller
seiner inneren Schwierigkeiten, wie die
letzten Monate bewiesen haben, dank seinen
grossen Traditionen auch noch immer Kraft
genug besass, um nach aussenhingeschlossen
aufzutreten. Und diesen Staat sollte man
preisgeben um den Zarismus mit all seiner
sittlichen Verlogenheit und seinen Greueln
weiter nach Mitteleuropa verdringen zu las
sen. Das war unmöglich im Gesammtinteresse
Europas. '
Natürlich galt es für Deutschland unter
diesen Umstanden dem Bundesgenossen nicht
nur im offenen Kriege beizustehen, sondern
ihm auch zu helfen gegen die mehr als
fragwürdigen Methoden, durch die man
seinen Bestand in Friedenszeiten auszuh
hlen und zu unterwühlen suchte. Schon war
Oesterreich durch den wiederholten Zwang
zur Mobilmachung wahrend der Balkankriege
gegenüber Russland und Serbien pekuniar
auf das Aeusserste erschöpft, jetzt wurde ihm
durch den Meuchelmord von Serajewo der
Thronfolger abgeschossen, der seit Jahren
die Spitze des Heerwesens bildete und des
sen Tatkraft und Intelligenz von keinerSeite
bezweifelt wurde. Gewiss waren die
Forderungen des Ultimatums, mit dem die
Donaumonarchie auf diese Mordtat antwortete, ohne
Prazedenz in der Geschichte der Diplomatie,
aber noch unerhörter war doch die Tatsache,
dass in der hier geschehenen Weise
amtliche Kreise des einen Staates ein Attentat
auf den Thronfolger der Nachbarmonarchie
vorbereiten.Trotzdem ist Russland für Serbien
eingetreten, und damit nahm der Konflikt
zwischen Russland und Deutschland akute
Formen an, denn die grundsatzliche Stellung
Deutschlands konnte aus den dargelegten
Grunden nur auf Seiten des Hauses Habsburg
sein. Die Anregung des Königs von England,
Oesterreich solle sich auf eine vorübergehende
Besetzung von Belgrad und Umgebung
bei seiner kriegerischen Aktion
beschranken, ist von Wilhelm II sofort unterstützt
worden, aber der englische Staatssekretar,
der statt dessen eine Einstellung der Aktion
schlechthin forderte, in Uebereinstimmung
mit Russland, wollte es anders. Von
russischer Seite war offenbar entweder eine
Demütigung oder eine kriegerische
Niederwerfung der Deutschen beabsichtigt.
Frankreich, das vor Jahrzehnten geglaubt hatte
in Russland einen Gehilfen für seinen
Revanchekrieg zu finden, kampft nun als
Opfer seiner Bündnistoaste im Gefolge
Russland. England traut Deutschland die
Kraft zu, mit seinen beiden Widersachern
fertig zu werde und führt Regen uns einen
Praventivkrieg, damit das Gleichgewicht in
Europa nicht gestort werde. Bei dieser
Situation kann Niemand ein besseres
Gewissen haben, als das deutsche Volk, und
welche Opfer- dieser Krieg van uns auch
noch fordern mag, wir werden sie einmütig
bringen.
kelijke liefde; wij voelden ons veilig en
blij, waar hij onze spelen van uit de verte
zwijgend gade sloeg.
Ik wist zelf niet recht, waarom ik dien
tengeren, zwijgenden man met die ernstige
en toch zachte uitdrukking op zijn gelaat,
zulk een teeder hart toedroeg en waarom
al de kinderen, mijn speelgenooljes, diezelfde
gevoelens jegens hem koesterden. Wel is
waar konden die teedere gevoelens geen
uiting vinden; daarvoor waren wij hem, als
hoofd der familie, te veel eerbied en ontzag
verschuldigd. Wij zagen toch ook de oudere
huisgenooten hem niet dan met eerbewijzen
naderen en tot hem spreken. Zoo nam onze
liefde voor hem het karakter aan van een
stille vereering.
Zooals bij alle Javaansche kinderen namen
ook in mijn gedachte-wereld reeds vroeg de
wajang-verhalen een voorname plaats in. En
welke gedeelten uit zulk een verhaal spra
ken het meest tot den kindergeest? Welke
anders, dan wanneer het tot een strijd kwam
tusschen de, in onze oogen alle slechte en
boosaardige, verwanten van koning
Doerjadhana en de dappere zonen en neven van
Pandoe, met den wijzen Joedisthira, den
oudsten der vijf edele broeders, aan het
hoofd der partij, die waarheid en recht aan
haar zijde had? Of, wanneer Ardjoena, de
derde Pandoe-zoon de lieveling van goden
en menschen, alleen staande tegenover een
heirleger van reuzen, deze wezens van lou
ter brute kracht en met onbehouwen manie
ren bestreed en hen ten deele vernietigde,
ten deele op de vlucht dreef door zijn bo
vennatuurlijke krachten?
Bestond ons zien naar een
wajang-opvoeniet hierin, dat onze oogen reeds bij