Historisch Archief 1877-1940
N°. 1988
Zondag l Augustus
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aarl de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . , 0.30
Reclames, per regel 0.40
INHOUD: Bladz. l: Stille werkers voor de
Vrede, door Frederik Yan Eeden. Het ongeluk
kige Polen, door v. H. Confetti. Baitenlandsch
Overzicht, door G. W. Kernkamp.
Mededeeling. 2: Prof. dr. H. T. Ki.rsten, f door J. W.
Beek. Feuilleton: De Held mijner kinderleven,
(Slot), door Noto Soeroto. De zwijgende man van
de daad, door E. L. Godée Molsbergen. 3: Het
Vaardigh^idsdiploma van het Nederl. Olympi«ch
Comité, doorW.P.HubertvanBlijenbTirgh.
Kraehtmensch, door Kenéde Clercq. 5 : Voor vrouwen,
door Elis. M. Rogge, Uu de Nataar, door Jae. P.
Thijsse. 6: Da Motorboot ali Vei voermiddel
van den Mil. Geneesk. Dienst, dom- Artillerist.
Bernard Zweers en zün liederen, I, d or H. van
Lennep. 7 : Jnles de Brnyker, door mr. J. B.
de la Faille. Boekbespreking, door H. Borel.
Hartkamp s Bonaparte-tentoonstelling, door l£.
Th. yan Hoytema, door Pliisschaert. Boekbe
spreking, door Simon B. Stokvis. 81 Sonnet, door
J. W. van Cittert. ? De laatste Amerikaansche
Nota, teekening van George van Raemdonck.
10: Financieel»en-Economische Kroniek, door J. D.
Santilhano. Rtfm-Kronyck, door Milis Stoke.
Onze Trage lie-Sehrijver,teekeningvan \Yybo Meijer,
tekst van Melis Stoke. De njarige Gnlzigaard
teekening van Joan Colette. Spreekzaal. 11:
Bij de aanneming van de Landstormwet, teekening
van Joh.. Braakensiek. Schaakspel, red. dr. A.
G. Olland. 12 : Damrubriek, red. K. C. de Jonge.
Byvoegsel: De Imperialist, teekening van Joh.
Braakensiek.
Stille Werkers voor den Vreede
Terwijl de generaals met hun millioenen
lêegersmaneuvreeren en ongehoorde som
men gelds vermorsen voor een doel waar
van niemand het rechte schijnt te weeten
of het bereikbare en wenschelijke kan
aantoonen heeft er op Zondag 25 Juli
1915 een bijeenkomst plaats gehad van
een kleine groep menschen in een rustig,
landelijk hoekje van ons land, met een
doel waarvan niemand het schoone, nut
tige en wenschelijke kan ontkennen.
Het was in Blaricum, het welbekende
toevluchtsoord voor artiesten, hervor
mers en nieuw-lichters. De vereeniging
die daar in het veertiende jaar van haar
bestaan weeder bijeenkwam, vertrouwend
en onverdrooten, was de vereeniging
Gemeenschappelijk Grondbezit" G. G. B.
Het was een treffend, bijna roerend
en aandoenlijk schouwspel, het kleine
groepje, met hun zangkoor en hun fan
fare-corps, niet beeter dan zulke din
gen gewoonlijk zijn, maar ook met
hun taai geduld en hun onbuigbaar idea
lisme terwijl de groote waereldbrand
aan alle zijden woedt.
Ze geeven 'het niet op, met Hollandsche
koppigheid, en waarachtig! ze winnen
veld, hoe langsaam ook. Het aantal leeden
is niet grooter dan in den aanvang, maar
er zijn nu een viertal krachtige,
leevensvatbare groepen, waaronder een
sigarenfabriek te Groningen, die werkt met tach
tig man, twee typografische groepen, en
een bakkerij met verbruiksvereeniging te
Zaandam die in bloei toeneemt.
En wat beoogt deeze, naauwelijks met
het bloote oog zichtbare beweeging?
Niets meer of minder dan het zuivere,
praktische socialisme. Socialiseering der
productie-middelen, democratiseering van
het bedrijf.
En dit niet door politieke middelen,
niet door wettelijken dwang, ook niet
door gewelddadige revolutie, maar door
de daad, door geduldige werksaamheid,
door economischen arbeid.
Deeze socialisten willen toonen dat
het moogelijk is te arbeiden zonder des
potisch patronaat, zonder uitbuiting, zon
der parasitisme.
En ze doen het. Het gaat niet ge
makkelijk, er zijn veel moeijelijkheden,
veel wrijvingen maar er is vooruit
gang. Steeds beeter leeren ze wat er
noodig is voor zulk een wijze van wer
ken. Een leering die geen politieke werk
saamheid, geen bezoeken van volksver
gaderingen, geen vakvereenigings-leeven
zelfs kan verschaffen.
Zonder twijfel, dit is de rechte weg,
dit is een arbeid die bestand is teegen
alle kritiek. Dit werken gaat het meest
onmiddelijk, zonder omweegen af op het
groote doel, dat niemand thans nog durft
kleineeren, en dat men alleen nog
maar onbestaanbaar en utopisch noemt,
omdat het zich nooit in daadwerkelijke
manifestatie heeft omgezet: de sociale
rechtvaardigheid.
En hier geldt het toch maar n posi
tief bewijs te leeveren, hoe microscopisch
ook. Eén positieve uitkomst bewijst hier
meer dan duizend mislukkingen.
Men heeft zich uitbundig verblijd, met
duivelsch leedvermaak, oover mijn zoo
genaamde teleurstellingen en mislukkin
gen, toen ik mij, met het eenvoudig doel
om den weg te vinden, in allerlei werk
saamheid had gestort waarvoor ik per
soonlijk minder geschikt en slecht
toeg^ust was. Tot heeden toe is het
gëschetter niet verstomd oover dat zoo
genaamde echec.
Maar voor mij was er geen echec,
geen teleurstelling, geen mislukking. Ik
moet het voor de zooveelste maal her
halen.
Het beginsel: Werkers, werkt voor
elkander" wist ik onaantastbaar. De
groote vraag was, langs welken weg
zal zich die gedachte tot leevende, zicht
bare werkelijkheid formeeren?
Die vraag is voor mij opgelost. Ik
weet wat ik weeten wilde. Daarmee
was mijn doel bereikten mijn persoonlijk
ingrijpen in het economisch leeven verder
ooverboodig.
De resultaten van wat ik mijn
experimenteele loopbaan kan noemen, heb ik
neergeschreeven in het boekje: Happy
Humanity" 1) (duitsch: Glückliche
menschheit") 2) dat zich aansluit bij
het meer principieele boek de Blijde
Waereld" (duitsch die freudige Welt").
Beide werkjes doen langsaam, maar ge
stadig, hun werking in Duitschland en
Amerika.
Dat het programma der sociaal-demo
cratie herziening behoeft, komt thans
door den waereld-krijg beeter dan ooit
aan 't licht.
Nadat het vrije, anarchistische, revo
lutionaire socialisme, met zijn dwaze
verwerping van alle gezag of discipline,
met zijn demagogische ooverschatting
van de macht der arbeidende massa,
zich herhaaldelijk onmachtig had ge
toond, en zijn voornaamste wapen, de
algemeene staking, ondeugdelijk was
gebleeken bleef alle hoop der socia
listen gevestigd op de internationaal ge
organiseerde sociaal-democratie.
Vooral in Amerika bleef men uitkomst
verwachten van de prachtige, sterke
Duitsche sociaal-democratische organi
satie.
Nu is die hoop ijdel gebleeken, en
het internationale verband door nationale
verblinding verbrokkeld.
De reactionaire regeeringen zijn er in
geslaagd de Democratie onder hun juk
te krijgen en voor hun zeegekar te
spannen.
Maar deeze overwinning kan niet
anders dan tijdelijk zijn. De
menschheid wil sociale rechtvaardigheid en in
ternationale eenheid. En zoolang het
sociale onrecht blijft bestaan is alle uit
zicht op een duurzame vreede benoomen.
Wie den oorlog wil bestrijden, wie
het militaristische spook het krachtda
digst te lijf wil gaan die treffe het in
zijn hart, in zijn diepste weezen, niet
in zijn uiterlijke manifestaties.
Het hart van dezen dwazen krijg, de
wortel van al deezen jammer is het
sociale onrecht.
Daar teegen moet gestreeden worden,
en niet door woorden en leuzen, maar
door daden.
De bakermat van het socialisme is
niet Duitschland, maar Frankrijk en Enge
land. (Men zie Quack's Socialisten").
Ook in Nederland is de socialistische
gedachte reeds in de zeventiende eeuw
tot een daad geworden (Plockhoy).
Men kan eerder zeggen dat het
dadenrijk socialisme der Engelschen in de
eerste helft der negentiende eeuw in
Duitschland tot een meer woordenrijke
theorie geworden is. De daden der
sociaal-democratie waren vooral kritisch,
opponeerend en afbreekend. In het op
bouwen gingen ze niet verder dan de
andere partijen. Een economische on
derbouw te beginnen, waaruit noodwen
dig de politieke actie zou volgen, werd
utopisch en voorbarig geacht. En nu
zijn ze gekoomen tot wat in Ie Temps"
genoemd werd: Ie triomphe de
l'incohérence". En men komt ook in Duitsch
land tot inzicht.
Eine politische Macht, die
wirthschaftlich nicht unterbaut wird, kann
vielleicht durch einem plötzlichen Ansturm
gewonnen werden, muss aber oder kann
wenigstens wieder verloren gehen." Zoo
schreef Dr. Franz Oppenheimer 3)
Het is deeze economische onderbouw
waaraan allereerst gewerkt moet worden,
en het spotten en schouderophalen om
i de kleinheid der proefneemingen is dom
j en kinderachtig.
j Vereenigingen als G. G. B. werken in
1) Bij Doubleday Page & Co., New York.
2) Bij S. Fischer, Berlijn.
3) Zeitschrift für Politik 1915. Eine
revision der sozial-democratischen Programms.
de zuivere richting. Alle argumenten
teegen het socialisme, die de
sociaaldemocratie niet af kan wijzen, vallen
krachteloos neer voor zulk eenvoudig,
onmiddelijk streeven.
Het eenige wat men er teegen zeggen
kan is dat ze zwak zijn en gering in
leedental. Datzelfde kan van de kiem
van elke groote beweeging gezegd
worden.
Dat haar beginsel sterk is wordt
beweezen door haar taaiheid, haar voort
bestaan ondanks onophoudelijken
teegenspoed.
Zoo ging het met alle nieuwe stroo
mingen.
Wat haar ontbreekt is steun, zoowel
stoffelijk als moreel.
Geld is niet de hoofdzaak. Het voor
beeld van de Rochdale coöperators
bewijst het. Het geld moet eerst koomen,
en komt ook zonder moeite, als de beste
weg gevonden is.
Maar het gewigtigste is de meede
werking van schrandere, begaafde, geest
driftige pérsoonen.
Tot nog toe hebben zulke persoenen
hun krachten liever gegeeven aan meer
volgroeide, machtige beweegingen met
talrijker deelneemers.
Maar de oorlog oopent veeier oogen
en bevrijdt veel geesten van het juk
der groepsmeeningen. De tijd is nabij
dat een nieuw socialisme zal ontluiken,
dieper wortelend in de ziel der
menschheid en vruchten dragend die ook voor
de felle teegenstanders van vroeger
aanlokkelijk zullen zijn.
FREDERIK VAN EEDEN
Het Ongelukkige Polen
Polen heeft zijn toekomstverwachtingen,
en zeer grootsch en zeer verwikkeld zijn
die ook.
Polen heeft zijn verleden, welks
beteekenis en wisselvalligheid iedereen kent.
Maar Polen heeft ook een zeer nuchter en
zeer ellendig heden! Omdat er misschien
geen gebied van 't geheele strijdveld is, dat
zódoor den oorlog' onder den voet is ge
treden, en zoo gemaltraiteerd is. Een schade,
die in de milliarden loopt: verwoeste dor
pen, duizenden in getal; een veestapel van
millioenen stuks, vernietigd ; een plattelands
bevolking van 7,000,000 menschen, die in
ellende verkeeren. Dit geldt alleen voor
Russisch Polen. Hoe het met Oostenrijksch
Polen, met Gallicië, staat, kan ieder zich
denken.
Meer misschien nog dan de beide andere
zwaarst beproef de gebieden: België en Servië,
heeft de bevolking van het oude Polen ge
leden. En te zwaarder treft daarvan de tra
giek, omdat alles over haar hoofd is ge
komen, zonder eenigen wil of toedoen hoe
genaamd !
Een Nederlandsch Comitévoor
Philantropischen Steun aan Polen (onder voor
zitterschap van Prof. H. Kern te Utrecht;
penningmeester F. Th. Everard, Singel 397,
Amsterdam) heeft zich gevormd, om ook
naar dien kant van uit Nederland hulp en
bijstand te brengen. Het sluit zich aan bij 't
generale Hulp-Comité(gevestigd in Zwit
serland), waarvan Henri Sienkiewicz aan 't
hoofd sta t. Deze hulp strekt zich uit over
alle gebieden, tot welke der oorlogvoerende
partijen zij mogen behooren ; over christenen
en joden gelijkelijk; over Ruthenen en Polen.
Zij staat los van elk politiek toekomstidee;
vraagt slechts naar het ongeluk van vandaag.
Er wordt dringend gevraagd, en de
mededeelingen, door het Comitéverstrekt, wijzen
op een grooten nood, waarvoor van velen
hulp vereischt wordt. De zaak schijnt goed
georganiseerd, en heeft zeker recht op een
woord van opwekking tot het gezegende
Nederland".
v. H.
Mededeeling
Over het artikel Mislukte Propaganda",
van dr. Frederik van Eeden, en over de
propaganda-vergadering zelve, hebben wij
vele brieven en opstellen ontvangen, pro
en contra. In 't volgend nummer zullen de
belangrijkste beantwoord worden.
RED.
Aan een boom, zoo vol geladen, mist men
vier, vijf pruimpjes niet, en aan het aantal
rampen, die de tegenwoordige oorlog over
de menschheid gebracht heeft, zouden er
enkele kunnen ontbreken, zonder dat het
nog rozengeur en maneschijn in de wereld
werd maar van n ramp verheugt het
ons toch bizonder, dat wij er voor gespaard
zijn gebleven.
Het had namelijk maar een haar gescheeld,
of de derde, verbeterde en vermeerderde
uitgave van E. Hauptmann's Nationale
Erdkunde (Friedrich Buil, Straszburg, 1915) was
niet in het licht verschenen.
Dat karweitje was op een oortje na gevild,
toen der grosze Krieg entbrannte".
Nutzlos gewordene vergebliche Arbeit! das war
der erste Qedanke bei Verleger und
Verfasser". Zoo men mocht meenen, dat een
Duitscher, wiens eerste gedachte bij het
uitbreken van den oorlog naar den nieuwen
druk van een door hem geschreven leerboek
vloog, die nu voprloopig bij den uitgever
op zolder zou blijven liggen zoo men
zulk een Duitscher niet voor een goed vader
lander zou houden, vergist men zich. Onmid
dellijk na de confidentie, de eerste gedachte,
barst het patriotisme al los: Wer seines
Volkes tiefste Krafte kannte und den Glauben
an eine weltlenkende höhere Gerechtigkeit
sich bewahrt halte, wuszte seit dem ersten
Augenblicke: nun hebt ein groszes Umwal
zen an".
In dien trant gaat de inleiding verder
voort. Gott hat seinem deutschen Volke"
(het zal onnoodig zijn, seinem" te
cursiveeren) das schwerste Los auferlegt", alleen
om het op te voeren tot de hoogste hoogten,
tot bergtoppen, die ook het vurigste Duitsche
patriotisme alleen in den droom had durven
betreden. Zoolang deze gebeurtenis echter
nog niet had plaats gehad, moest het boek
van de markt verdwijnen. Das geschriebene
Wort erschien schal und gehaltlos" (niet
alle Duitsche geleerden dachten daar zoo
over), die stplze Tat mit eherner Waffe
allein noch würdig".
Het zou een genoegen zijn, nog meer aan
te halen, maar de lezer kan de rest ook wel
raden. n ding raadt hij misschien niet.
Waarom is het boek ten slotte toch ver
schenen ? Meent de auteur dan, dat de
duizelingwekkende hoogten, waarvan hij tot
dusver alleen had durven droomen, nu reeds
bereikt zijn, zoodat er een kansje komt om
den nieuwen druk aan den man te brengen ?
Neen, dit meent hij niet. Maar laat hem zelf
nog zeggen, waaraan wij het te danken
hebben, dat de derde, verbeterde en ver
meerderde uitgave van E. Hauptmann's
Nationale Erdkunde nu voor ons ligt. Wie
keiner von uns die ganze berwaltigende
Grosze unseres Volkes, die gewaltige Kraft
seines einheitlichen Empfindens vor
Kriegsbeginn geahnt, so haben sich Verlag und
Verfasser auch ber den Grad der Nachfrage
nach dem voiliegenden Buche gelauscht!"
Het leven is niet altijd vroolijk; maar
zoolang wij af en toe onthaald worden op
zotternijen als de vergelijking, die in den
aangehaalden zin door wie" en so" wordt
dargestellt", hebben wij nog geen reden
tot klagen.
Van de inleiding weet de lezer nu reeds
meer dan genoeg. Het hoofdstuk over Die
Niederlande" (blz. 118-123) is ook niet mis.
Het begint met de bekende aanhaling uit
een geschrift van Friedrich List: Holland
ist nach seiner geographischen Lage, nach
seinen Handels- und Industrieverhaltnissen
und nach Abstammung und Sprache seiner
Bewohner eine Deutsche Provinz". Die
woorden, zegt Hauptmann, bevatten nu nog
veel meer waarheid dan in den tijd, toen
zij geschreven werden, ruim 60 jaar geleden.
Het thema: Holland is een Duitsche
provincie" wordt dan op allerlei voois ge
varieerd. Wij zullen enkele dingen aanhalen,
die de auteur met vette letter laat drukken:
Rotterdam en Amsterdam zijn even goed
als Hamburg en Bremen voorname havens
van den Duitschen uitvoerhandel. Dat is
precies hetzelfde, alsof Liverpool aan een
andere mogendheid dan Engeland toebe
hoorde. Honderdduizenden Hollandsche ar
beiders, vele Hollandsche kooplieden en
handelsbedienden vinden hun bestaan in
den Duitschen doorgangshandel. Zoo gaat
een groot deel van de winst van den Duit
schen handel voor het Duitsche volk ver
loren. Het is voor een groot handelsland als
het Duitsche Rijk in elk tjeval een eigen
aardige zaak, dat twee van de voornaamste
havens van zijn handel en de mondingen
van zijn voornaamste rivier zich in vreemde
handen bevinden."
Zeker, geachte heer Hauptmann, dit is
jedenfalls eine eigenartige Sache". Ik hoor
het u zeggen.
Maar wie nu mocht meenen, dat E. Haupt
mann eigenlijk bedoelt, aan zijne lezers den
sn'ooden wensch te suggereeren: laat het
Duitsche Rijk hoe eerder hoe liever Rotter
dam en Amsterdan inpalmen, dan gaat niet
langer een groot deel van de winst van den
Duitschen handel voor het Duitsche volk
verloren, dan hoeven wij ons niet langer te
ergeren aan die eigenartige Sache", dat twee
van de voornaamste havens voor den Duit
schen handel en de monden van den Rijn
aan vreemden toebehooren wie dit van
E. Hauptmann denkt, die kent hem niet.
Want op blz. 343 van zijn boek blijkt,
hoe'n braaf mensch hij is. Hij schrijft daar:
als wij ons gezamenlijk koloniaal gebied
in Afrika op de kaart overzien" (het was
nog vór den oorlog, dat hij dit schreef!)
dan komt de wensch bij ons op: mochten
toch eens die thans nog gescheiden landen
tot n groot geheel samengroeien, zooals
met Fransch-Afrika gebeurd is. Maar thans
liggen er nog Fransche, Belgische en
Portugeesche bezittingen tusschen". Nauwelijks
is echter deze zondige wensch om het
zevende gebod te overtreden uit zijne pen
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
Uit het Gemeenteraadsverslag:
Burgemeester en Wethouders stellen
verder den Raad voor, goed te vinden,
dat de voordracht van 24 September
1912, no. 1070, niet langer een punt van
overweging zal uitmaken. Burgemeester
en Wethouders kunnen deze voordracht,
die zij eenmaal bij den Raad hebben
ingediend, niet intrekken, maar de Raad
heeft zeker geen bezwaar, dat die voor
dracht als ingetrokken wordt beschouwd.
Conform besloten.
Die goede Raad dan toch ook maar weer!
Hoe gemakkelijk zoude het niet geweest
zijn, de voordracht van 24 September 1912
na eenig debat te verwerpen.
Dat zou wel weer aanleiding gegeven
kunnen hebben, om een aantal pittige deba
ters op den voorgrond te brengen.
*
Ds. J. D. Dometa Nieuwenhuis Nijegaard
heeft op 6 Mei een wandeling gemaakt door
de, wat hij in het blad ,.de Toekomst"
noemt ontfranschte Vlaamsche zeestad
Oostende". Hij verheugde zich daarbij in
de ontfransching van de stad, en zijne over
peinzingen sparen wij onzen lezers niet
volgen dus eenige bloempjes:
ik zag alleen nog in de Koning
straat 61 Sonnette de nuit", zeker bij
de algemeene opruiming vergeten,
zelfs op het Nederl. wapen was 't Je
maintiendrai" door een misverstand
uitgevaagd. (Vrijdag 7 Mei was 't her
steld) Men verwachtte te Oostende,
dat er nu op zou geschilderd worden:
Ik zal handhaven" en dat men op die
wijze de leuze van de Oranjes en
dus ook van den Duitschen Keizer, die
prins van Oranje is, zou verbeteren.
Ds. Nieuwenhuis is een oprecht Oranje
man Dat hij tevens een hartstochtelijk
nu, laten wij het Vlamingant noemen is,
blijkt hieruit:
Wat mij persoonlijk betreft, heb ik
door de stad Oostende waar ik bijna
vier jaar van mijn leven mij ergerde
aan al dat Fransche gedoe gewandeld
en met volle teugen genoten en Von
Schröder en Bittinger in mijn hart ge
zegend. Waren er maar meer zulke door
en door Germanen als Von Schröder
en Bittinger.
Deze beide Duitsche officieren zijn h. t.
machthebbers in Ostende of Oostende.
Hij meent het echter goed, en eindigt
dan ook:
God doe uit hangen nacht heerlijk
de zon over Vlaanderen herrijzen!
*
Vlaamsche Post, 18 Juli 1915: De
ziekelijke personen, gemachtigd wit brood
te gebruiken, zijn verplicht hunne witte
bloem ten lokale te komen afhalen den
Maandag van 8 tot 12Vs uur (D.t.).
Indien de belanghebbenden zelf niet
kunnen konten, zijn zij verplicht hun
trouwboekje'mede te geven aan den
persoon welke orn de bloem zal komen.
Hieruit blijkt, dat geneeskundig onderzoek
vór het huwelijk overbodig is.
gevloeid, of hij komt tot inkeer en zegt met
een vroom gezicht: Der Deutsche denkt
zu gerecht, als dasz er andere verdrangen
würde, ach wenn er viellicht die Macht dazu
natte."
Zoodat wij heelemaal niet mogen veron
derstellen, dat hij zijne landgenooten op
meergenoemde eigenartige Sache" opmerk
zaam heeft gemaakt om hun annexatielust
op te wekken.
Neen, hij stelt zich voor, dat de eigenar
tige Sache" op een heel andere manier zal
ophouden eigenaardig te zijn. Aldus (nu ga
ik hem weer vertalen: blz. 121, als de
redacteur van de Deutsche Wochenzeitung
mij mocht willen narekenen):
Sinds de door de overwinningen van
1870/71 gewekte vrees, dat Duitschland Hol
land met geweld zou willen annexeeren, is
geweken, is er langzamerhand in Holland
een beweging ontstaan, die aanstuurt op een
vrijwillige aansluiting bij Duitschland. Zij
krijgt meer en meer aanhangers onder de
geistig hochstehenden und politisch
geschulten" kringen (aan de vertaling van
politisch geschulten" waag ik mij niet)
maar de massa van het volk ontbreekt het
nog aan begrip daarvoor. Het Duitsche Rijk
toont geen neiging tot zulk een aansluiting
en zal het aan de Hollanders overlaten, den
eersten stap daartoe te doen, zoodra zij het
zoover gebracht hebben, dat zij de doelma
tigheid daarvan hebben leeren inzien, Het
Rijk zal dan koelbloedig hebben na te gaan,
welk voordeel die aansluiting aan Duitsch
land kan bieden."
Holland zal in afzienbaren tijd voor de
keus staan, om een tolverbond met het Duit
sche Rijk te sluiten, of economisch te gronde