De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 1 augustus pagina 6

1 augustus 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l Aug. '15. - No. 1988 'M., i Roeiboot met gewonden beladen Zandschuit wordt geladen met de slede De Motorboot als Vervoer middel van den Militair Geneeskundigen Dienst*) (Van eenen militairen medewerker) Het is voorwaar een verblijdend ver schijnsel, dat tegenwoordig ook nietmilitairen een zoodanig belang in onze landsverdediging gaa'n stellen, dat zij in staat zijn een zoo bijzonder interessante studie over een militair onderwerp te schrijven als dr. W. Teupken het over ons gewonden transport te water gedaan heeft. 3Een prettig gevoel wekt het op, dat de belangstelling der burgerij voor de weermacht reeds zoo ver gevorderd is, dat een dergelijk uitstekend gedocumenteerd boek het licht kon zien. Het is de bedoeling van den schrijver met zijn werk op een wondeplek in onzen Mili tair Geneeskundigen Dienst (M. O. D.) te wijzen n.l. het totaal gemis eener organisatie van het gewondenvervoer te water. Ofschoon reeds jarjsn geleden officieren van gezond heid als dr. D. Romeijn, P. C. Mensonides en H. de Groot in het Militair Geneeskun dig Tijdschrift" de aandacht vroegen voor het transport van zieken en gekwetsten te water, heeft de M. G. D. dit vraagstuk nooit zijn aandacht waardig gekeurd. Hetgeen zeer te bejammeren is, zooals uit de studie van dr. Teupken maar al te duidelijk blijkt. Want wanneer werkelijk onze troepen ge roepen mochten zijn in ons polderland op te treden, dan zou de toestand, gelijk die op 't oogenblik is, wel eens zoo kunnen worden, dat ons gewonden-vervoer totaal in het gedrang kwam. Wat toch is het geval. Terwijl reeds in vredestijd, zonder dat de inundates gesteld zijn en het water opgezet is, de polder wegen zich dikwijls in deplorabelen toestand bevinden en spoorlijnen verzakken (men denke aan de bekende lijn Gouda?Schoon hoven!) loopen deze wegen, na het tot stand brengen der onderwaterzettingen of geheel onder of zij worden in een minimum van tijd zoo slap, dat ze slechts zeer voorzichtig gebruikt mogen worden. In de eerste plaats zullen er dan wel valiede militairen over vervoerd worden, maar wat komt er op die wijze van ons gewonden transport terecht ? Reeds nu zijn tal van landwegen in ons polderterrein dank zij het auto-verkeer, vrij wel onbruikbaar. Ingeval van inundatie en transporten van troepen en kanonnen, zullen deze wegen na een paar dagen niet meer bestaan. Het is om bovengenoemde, als de voor naamste, reden, dat de schrijver de nood zakelijkheid van het gebruik der waterwegen voor ons gewonden-transport op uitnemende wijze bepleit. Maar zooals dr. Teupken terecht opmerkt, zoo'n organisatie is niet plotseling uit den grond te stampen. Vooral aan zoo'n gewon den-transport te water zit nog al het een en ander vast. Had de M. G. D. wat minder *) Door dr. W. Teupken. Uitgever H. D. Tjeenk Willink, Haarlem. IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIII'UUIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIHIIMHIIIIIIIIIIIIIIMIIIII Bernard Zweers en zijn Liederen door H. VAN LENNEP I Het doel dezer studie is niet een levens beschrijving van den toondichter Bernard Zweers. Dat hij den ISden Mei 1854 te Amsterdam geboren werd, zijn studies voltooide bij Jadassohn in Leipzig en thans leeraar is aan het conservatorium van zijn geboorte stad, veronderstel ik bekend te zijn. Belang stellenden verwijs ik naar de talrijke tijd schriften en illustraties die in Mei 1914 bij gelegenheid van zijn 60sten verjaardag Zweers' portret deden verschijnen, benevens een biographische aanteekening. Het geldt hier een korte bespreking van Bernard Zweers' persoonlijkheid in verband met zijn werk. Indien het waar is, dat innerlijke eigen schappen zich uitwendig manifesteeren, dan is Zweers van deze stelling een levend bewijs. Den indruk, dien wij ontvangen van zijn uiterlijke verschijning, zien wij bevestigd in heel zijn wezen en zooals ik hem vór mij zie met zijn nog krachtige gestalte, open, zonnig gelaat en levenslustige oogen, zoo vind ik hem terug in zijn kunst. Maar daar is meer. Die hem kennen, weten, dat zijn kwinkslagen en onverstoor bare blijmoedigheid slechts den sluier vornaar het buitenland gekeken en zich wat meer bekommerd om eigen bodem, dan zouden wij nu een organisatie hebben, die klonk als een klok. In de eerste plaats is voor het gelukken van het vervoer te water een uitstekende kennis van de waterwegen in ons polder land noodig. In motorbooten zouden de o_fficieren van gezondheid reeds in vredes tijd het polderterrein achter de Nieuwe Hollandsche Waterlinie doorkruist moeten hebben om een grondige kennis van dit landschap op te doen. Wat komt hierbij al niet te pas! De breedte, diepte en het profiel van rivieren, kanalen en vaarten, de breedte, hoogte en het vermogen der slui zen, de begroeiing enz. En last not least de verbinding der verschillende waterwe gen met elkander. Wel een bewijs, dat aan het gewonden transport te water in onze militaire orga nisatie geen plaats is verleend, dat het daarvoor meest geschikte materieel nl. de motor vrachtschepen niet geregistreerd zijn. Zoo is er in deze richting niets voorbereid. Het personeel is alleen op de hei geoe fend en niet op het water. Wat weten b.v. de ziekendragers van het laden met de slede en met de kraan? Toch ben ik met den schrijver van oor deel, dat, wanneer men flink aan pakt, er van deze organisatie spoedig wat te maken zou zijn, omdat we alles hebben nl. de mannen, de motoren, de schepen en de vaarwaters. Laten wij hopen, dat deze studie een zoodanigen indruk op onzen generalen staf heeft gemaakt, dat deze zich voor de zaak gaat interesseeren. Ze is er in alle opzich ten rijp voor. Daarbij vindt die staf in dit werk van dr. Teupken een kostbare vinger wijzing, die hij niet hoog genoeg opprecieeren kan. Letterlijk niets is door den schrijver verwaarloosd. Wat is b.v. de beschrijving van onze waterwegen en onze schepen niet uitne mend ! Hierover willen wij nog even uit weiden, omdat dit hoofdstuk van zoo groot belang voor onze landsverdedigiug is. De waterwegen van Noord naar Zuid, achter de Nieuwe Hollandsche Waterlinie zijn voldoende. Hier immers loopen langs een groot gedeelte van dit gevechtsterrein de Vecht en het Merwedekanaal, die evenwel niet op royale wijze met elkaar in verbinding staan. Eenmaal op het Mer wedekanaal kan men bij Vreeswijk op de Lek komen. Belet de vijand dit echter, dan staan nog verschillende andere water wegen ter beschikking, die naar het Westen loopen. Evenwel is er slechts een, die vrijwel in rechte lijn van Oost naar West voert. Dit is de Rijn van Utrecht naar Leiden. Ongetwijfeld zou dit water dus een be langrijke verbindingsweg kunnen zijn", zegt de schrijver, indien het niet beoosten Woer den plotseling van een mooie rivier werd tot een vuil verwaarloosd watertje, door ver scheidene vaste bruggen overspannen. Ter wijl men in het Westen een water heeft, dat hier en daar zelfs 90 meter breed is, wordt die breedte te Woerden plotseling teruggebracht tot slechts 5 meter op kanaalpeil met een bodembreedte van 4 meter." Waar het buitenland zooveel geld uitgeeft voor den aanleg en de verbetering van ver keerswegen voor militaire doeleinden, daar zou het zeker aanbeveling verdienen dit water te verbreeden en uit te diepen. Dit klemt te meer, omdat er slechts n straat weg, n.l. die van Leiden naar Utrecht, van West naar Oost voert en deze is nog boven dien slecht en zeer smal. Over de spoorlijnen van West naar Oost schrijft dr. Teupken het volgende: Van Leiden uit loopt een spoorlijn naar Utrecht, dieechter tot Woerden uit enkel spoor De gewonden in de schuit men van een scherp verstand en een hoogst ontvankelijk gemoed. Verstand en gemoed zijn in dezen mensch op voortreffelijke wijze bijeen gevoegd en het resultaat hunner samenwerking is: be grijpen. Deze kostbare gave treedt in Zweers' zieleleven op den voorgrond. Dit fijne doordringingsvermogen, dat proevendoverleggend het schoone uitleest met een hooghartigen afkeer van alle aurea mediocritas" en critisch onderscheidend de dingen naar hun juiste waarde weet te schatten dit alles kenmerkt dezen uiterst werkzamen geest. En nu is begrijpen" bij Zweers geen passieve bewustzijnstoestand, een opgaan in eigen oordeel en gedachten. Wat hij onder vindt dat weet hij te betoogen met een zuiverheid van woord- en beeldenkeus, die hem in de eerste plaats als een uitnemend paedagoog kenschetst. Zweers' lessen vraagt er zijn leerlingen eens naar! Geduldig terechtwijzend, soms prijzend, steeds aanmoedigend, en wars van alle schoolmeesters-gepriegel of vitterij, weet hij bij zijn leerlingen ambitie op te wekken, daar, waar zij zuchten onder de droge theorie. Met welk een vuur en liefde bespreekt hij op de analyse-klassen de werken der groote meesters! De manier waarop hij b.v. een drama van Wagner behandelt, doet wel het volle licht vallen op zijn kostelijke gave: intuitief en redelijk begrijpen. Gestadig wijzend op litteraire zoowel als muziekale schoonheid, in alle bijzonderheden tredend, zonder een oogenblik de aesthetische nheid van het geheel uit het oog te ver liezen, weet hij den toehoorder het volle besef der kunstwaarde te geven. En waarlijk, daar is een aanpassingsvermogen voor noodig, een doordringen in c"en geest van een ander, hetwelk alleen kan plaats hebben bij een volmaakt evenwicht tusschen gevoel en verstand. Het is wellicht zijn dualistische natuur, die Zweers bij zijn leerlingen zoo bemind maakt. Gevoelsmensch toont hij zich in de toewijding waarmede hij zijn paedagogische plichten waarneemt. Niets is hem voor zijn leerlingen te veel, hij leeft met hen mede, weet zich te verplaatsen in hun gedachtenkring en wekt hun vertrouwen door zijn hartelijke belangstelling. Als verstandsmensch weet hij hun ontzag in te boezemen door zijn veelzijdige kennis en verstandigen raad in allerlei problemen van artistieken, zoowel als socialen aard. Daar bevindt zich achter die jolige uitgelatenheid, waarmede hij grappen vertelt en uithaalt een wijsheid die telkens weer verbazing wekt. Men behoeft zich niet af te vragen of deze 61-jarige mensch ook veel heeft door gemaakt op zijn levenspad. Al wat hij ondervond aan blijdschap, dat deelde hij de wereld mede, doch tegenwerking en ver drietelijkheden van allerlei aard bewaarde hij in zijn hart en daar streed hij ze uit. Zoo bleef het hem mogelijk in al die jaren zijn levenslust en blij moedigheid te bewaren zonder mokken of zich begraven in eigen verdriet. Men vroeg hem eens, waarom toch het slotaccoord geen lange noot zijn mocht in zijn 3e symphonie Aan mijn Vaderland", een werk vol jongen hartstocht, waar hij heel zijn ziel in weggaf. Neen, zeide hij, dat is een korte, weggestooten noot: Boem! uitgesnikt!" Wat al leed werd er niet uitgesnikt in Zweers' werk- en toch, daar werd meer nog uitgejubeld, want Zweers' kunst is in de eerste plaats een blijde kunst. Het is alsof de droefheid hem uit het hart gedrongen wordt, om plaats te maken voor een diepe, rustige blijdschap. Hier op mijn tafel liggen een tweetal lie deren, gedichten van Cosman, die daarvan een sprekend bewijs leveren. Het zijn: Liefde, daaldet ge in de Zee?" en Een maal heb ik U aanschouwd." De tekst dezer composities is somber en ook de muziek is droevig getint, doch troosteloos is zij niet. Daar bevindt zich achter dien weemoed een schier onbedwing bare geestdrift, die nog weerklinkt na de laatste tonen der zangstem. De muziek is hier oneindig rijker en suggestiever dan de gedichten zelf; het is alsof Zweers naar dichterlijk materiaal zocht, rijk genoeg om zijn ziel in uit te zingen. Toen hij genoemde liederen schreef had hij zooveel te uiten; 3 symphonieën schreef hij reeds, benevens eenige kleinere composities. Doch de zuiver instrumentale muziek bevredigde hem niet meer en toch was hij als toondichter in dit opzicht bij uitstek begaafd. Vooral in de behandeling der houten blaasinstrumenten doet hij zich nog altijd als een meester kennen. Hij weet daarmede klankeffecten en een volheid van toon te bereiken, die hem rangschikken onder de eersten in het beoe fenen dier kunst. Zijn symphonie Aan mijn Vaderland",die hij ruim 30 jaar geleden schreef kan zich, wat de instrumentatie aangaat, nog steeds met allerlei moderne composities meten. Doch na de voleinding van dit werk wendde hij zich tot de vocale muziek en schreef voortaan bijna uitsluitend voor zang stem met of zonder orchestbegeleiding. Dus zocht hij naar zangtekst en wat maar eenigszins in zijn kraam te pas kwam, dat nam hij in zijn kunst op. Zoo ontstonden verschillende groote en kleine koorwerken. De Kosmos" naar het gedicht van ten Kate, met orchestbegeleiding, Ons Hollandsen" door Cosman, voor mannenkoor met orchest, Schemering" van Jonckbloedt en Gebed van den Nacht" door Lovendaal, twee a-cappella koren. Bij al deze wei ken had Zweers zich een wet voorgeschreven: Hij zou en wilde slechts bestaat. Zij is dus vrijwel onbruikbaar nog afgescheiden van haar kwaliteit. Maar ook van den Haag uit loopt een lijn naar het Oosten. Deze heeft echter het groote nadeel, dat de treinen van Gouda komende niet zonder meer kunnen overgaan op de lijn Rotterdam?Amsterdam van de H. IJ. S. M., maar eerst bij den Haag moeten rangeeren van het Staatsspoorstation naar dat van de H. IJ. S. M. Wanneer men zich nu dit Staats spoorstation en dit verbindingslijntje goed kan voorstellen en men herinnert zich, dat voor het transport van een legerkorps van 40,000 man ongeveer 160 treinen noodig zijn, dan mag men zich wel afvragen hoe ter wereld zullen wij zoo iets snel bewerkstel ligen." Vandaar, dat de bevaarbaarheid van den Rijn van Woerden tot Utrecht zoo'n uiterst belangrijke zaak is, omdat daardoor de ver binding tusschen Oost en West op zulk een gelukkige wijze zou worden vermeerderd. Welke schepen wenscht de schrijver nu voor het gewonden transport te gebruiken? Op de kanalen en rivieren motorvrachtschepen die bij weinig diepgang een groote laad ruimte hebben, vrij snel loopen en gemak kelijk te reinigen zijn. Op de kleinere wateren sloepen, pramen en roeibooten voorzien van z.g. buitenboord motoren, waar door de laadruimte zeer wordt verhoogd en de snelheid van voortbewegen opgevoerd tot pi. m. 9 K.M. per uur. Zoo mogelijk ook glijbooten met luchtschroeven, die wij hier te lande helaas niet kennen, maar die voor het polderland als 't ware geknipt zijn, omdat de diepgang tot een minimum ge reduceerd wordt. Ook over de inrichting van het schip en de techniek van het inladen zullen de offi cieren van gezondheid hun gedachten moeten laten gaan of eigenlijk heeft de schrijver het reeds voor hen gedaan. Zoo beschrijft hij o. a. het laden met de slede, de kraan en den hefboom. Raadt hij aan het ijzeren schip van binnen met Ripolin te verven, omdat dit zindelijk en desinfecteerend is. Wil hij, bij gebruik van een-heids-veld baren alle hooi of stroo in het vaartuig vermijden wegens het stof. Tenslotte zij nog gewezen pp de noodza kelijkheid van de oprichting van een Vrijwillig Militair Motorbootcorps, zooals dit ook in de ons omringende Rijken is geschied. Niet dat die motorjachten zoo bij uitstek geschikt zijn voor het vervoer van zieken en gewonden, maar Ze zijn zoo'n goed middel om onze officieren in de gele genheid te stellen het polderland te leeren kennen. Evenals de toerist, moet ook de officier zonder kaart iedere kromming in de rivier, die komen zal, iederen molen en iederen boom kennen. Hij moet de plekken weten, waar het riet hoog is of de kant ondiep." Slechts veelvuldig bezoek aan het polder land, verschaft deze kennis. Daarom verzekere de Staat zich de hulp van een Vrijwil lig moterbootcorps, evenals dit nu reeds met de automobilisten en motorwielrijders is geschied." ARTILLERIST nllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHHIltllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllll bij Nederlandschen tekst componeeren. Dit was voorwaar geen gemakkelijke taak. De dichtkunst was hier in dien tijd te arm voor liederen, zooals Zweers ze schrijven wilde. Toch bleef hij volhouden in zijn beginsel, zelfs al moest dit gaan ten koste van zijn werk, en het viel niet weg te cijferen, dat een dor gedicht de compositie dikwijls schaden moest. Doch hij offerde ze op aan zijn doel en zijn innerlijke begaafdheid bleef ongerept zweven boven deze werken. Ik ben Hollander, zeide hij eens, daar kan ik niets aan doen; maar nu wil ik trachten het zoo goed mogelijk te zijn door mijn land op te heffen in een nationale toonkunst. Tot nu toe is hij de eenige, die uitsluitend bij Hollandschen tekst componeerde en niet alleen treft ons de meesterlijke behandeling der poëzie, maar ook de groote verschei denheid zijner liederen is opvallend. Dit laatste is wel toe te schrijven aan zijn vol harding in het handhaven van zijn theorie en het schoone doel, dat hij zich voor oogen stelde: De ontwikkeling van hetNederlandsche lied. Vrijwillig stelde hij zich onder den invloed der litteraire voortbrengselen van zijn tijd. Al zijn koren en liederen danken dan ook hun ontstaan aan Nederlandsche gedichten,' en zoo bepaalde de poëzie de evolutie van zijn liederen: Beide groeiden samen tot n weligen zang, voortgebracht door eigen nationale kunst. In Zweers' composities treft ons allereerst zijn kenschetsende eigenschap: Begrijpen" d. i. doordrongen zijn van een anders per sonaliteit. De rol van den vertolker echter is niet alleen begrijpen, maar ook doen be grijpen en hierin is Zweers eveneens geslaagd. (Slot volgt)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl