Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
8 :Atig. '15. ~ No. 1969
ONZE PLANKEN-HELDEN
IjOUIS DE' VEIES.
Louis de Vries welvarend teruggekeerd van
zijn Indische reis. Ginder heeft hg steun en
vriendschap ondervonden, en het resultaat
van de zaken wettigt vertrouwen in een
nieuwe campagne.
Omtrent een jaar heeft De Vries' reis
uit en thuis geduurd. 22 Augustus vertrek
uit Amsterdam met 11 stukken heeft men
alle bespeelbare plantsen van den archipel
bezocht en o.a. een droom gerealiseerd, waar
van al lang was gesproken: openluchtspel.
(Alg. Htt.)
Louis de Vries die wist het wel:
het goud ligt in den archipel;
't is hier zijn pis-aller"
Hij zoekt weer krachten bij elkaar, en
alras zwalkt hij weer op de baren,
en op tournee.
Wat tranen heeft hij hier verschreid
op het tooneell Met welk een vlijt
deed hij den Shylock na!
Wat inkts werd over hem verschreven,
in 't Handelsblad, de Prins, Het Leven,
etcetera.
Nu klonken onder Indië's lucht
zijn basgeluid, en rauw gezucht
tot in het eenzaamst oord.
Waar anders apen veelal stoeiden,
daar was het, dat de Shylock loeide
van Hulp en Moord
Waar slechts een plek bespeelbaar was,
waar, midden tusschen 't dichtst gewas
de kali zwelt,
daar koos hij uit zijn repertoire
van elf stukken juist het ware,
en werd de Held.
Zoo keert hij voor zes weken weer,
en 's avonds zit hij als weleer
in Kroon en Mille Colonnes.
... En streeft dan weer tot Insulinde,
waar allen zoeken... weinigen vinden:
den Gouden Bron.
MELIS STOKE
Vliegenplaag.
Men meldt ons uit Terschelling:
Gistermorgen passeerden hier twee Zeppelins in
Westelijke richting,
Men meldt ons uit Ameland:
Weder passeerden gistermorgen te 8 uur twee
groote luchtschepen, koersende in Westelijke richting.
Men meldt ons uit Ameland:
Gistermorgen 4 uur passeerde zeer dicht bij ons
land een groot luchtschip, gaande in Westelijke
richting.
Men meldt ons uit Vlieland:
Twee Zeppelins, komende uit Oostelijke richtingen
gaande naar het Westen, keerden terug en verdwenen
in Noordelijke richting.
De Telegraaf", 26 Juli 1915.
Aan Doctor Snijders breng ik eer
Hij bracht de natie in 't geweer*
iiMiiiillimiiiiiliMiliiiiiiiMiiiimuillililliiiMiHiiiiiMiiimiiiiMimiMiiiii
LENTE
DOOR
HENRI VEUSKENS
Het was doodstil in de schemerige zie
kenkamer. En buiten groeide de jonge lente
met blij geluid van vogels en van menschen.
En over de landen waaide"n met den war
men wind de geuren der zwellende knoppen
van de boomen en de struiken. En daar
jubelde de lichte zon hare warmte door de
wolken. De vlierboom stond al in blad en
in de hooge abeelen kwetterden de vroege
spreeuwen. Langs de doornhagen lag eene
lichte schemering van groen en ook de wei
den werden jonger van kleur. Over de
akkers lagen de vruchtbare vroegjaardampen,
waardoor de krachtige boer zijne paarden
dreef voor den ploeg. En de reuken van
het vochtige land lokten de kraaien, die
zwierden en drentelden boven en over den
akker en af en toe eenen aardworm
opwoeiden uit de omgeploegde kluiten. Maar in
de kamer was het stil en schemerig. Alleen
tikte zachtkens de groote klok in den hoek.
Moe gestrekt op het bed lag de bleeke,
jonge man, zonder te bewegen, met de
oogen gesloten. Hij was gelijk aan eenen
doode. Zijne mat-bleeke doorschijnende
handen lagen gevouwen over het witte
laken. Om zijn vermagerd wezen lagen de
blonde haren als een stralende nimbus ge
spreid en om zijnen mond lag zóeene
berustend-lijdende uitdrukking als van eenen
heilige. Buiten woelde het zwellende leven
in golven van geruchtend geluid. Daar
lachten de zon en de menschen. En hier in
de eenzaamheid lag een gebroken jong leven.
Wreed geknakt in zijn sterken bloei en nu
langzaamwegdoovend in het donkere eeuwige,
in de koude rust van den dood. Eenlij k
tikte de groote klok en tragelijk doorgons
den acht bronzen klanken de stilte. Ver
schrikt door het plotselinge geluid hief de
zieke het hoofd even op van het kussen en
zijne wijd-open oogen zagen naar de
beengele wijzerplaat. Dan zonk hij weer terug,
maar met eenen pijnlijken zucht. Hij luis
terde naar het luide leven buiten! Eene hen
op eene hoeve takelde en kakelde onbezorgd.
Een troepje drukke musschen zat in eenen
boom bij het venster luid leven te maken.
Dan joegen ze weg opeens met snorrend
vleugelgerucht en het was geheel stil weer.
Toen begon rustig buiten een merel te
fluiten. Zoo klaar en luid en zoo innig
klonk zijn wonderlied. Dat trilde en beefde
van liefde- en levensbegeeren in den won
deren zang van den vroegen merel. De zieke
Om met een niets ontzienden kamp
Ons land te hoeden voor de ramp
Waarmee ons dreigt de zwarte vlieg
Hij preekt den preventiven Krieg".
Maar nog een andre plaag der lucht,
Een schrikbre reuzenvliegenvlucht,
Een ongedierte van het soort
Der Zeppelins I en zoo voort,
Bederft de vredige atmosfeer
Van Holland in dit zomerweer.
Dat Zeppelt in, dat Zeppelt uit,
Dat snort met reuzenbromvliegsnuit,
Dat gonst als eens in Brobdignac
De wesp die Qulliver doorstak,
Hoog over Zuiderzee en Wad
Als ware Nederland een vat
Vol zoeten stroops of honigzeems.
En vliegt van Eems naar Tyne en Theems
En strooit zijn giftige eiers uit
Op stad en dorp, op schip en schuit.
Maar leeft er dan in Holland, niet
Een zuiveraar, een slimme piet,
Die al dat ongedierte vaagt
Van Hollands lucht, tot geen het waagt
Ons weer te plagen met gegons,
Als waar ons land niet meer van ons.
Bestaat er niet een knap dresseur,
Die uit onze ooievaars een keur
Van stelteloopers kiezen mocht
Om die te leeren zoo'n gedrocht
Met spitse bek te lijf te gaan,
Zijn snavel in zijn buik te slaan,
Te prikken in zijn dikke huid,
Te steken in zijn brommersnuit,
Totdat het monster angstig vlucht
En voortaan mijdt onze eiberlucht,
Of overeiberd dalen leert
Om hier te worden geïnterneerd?
THOMAS DE RIJMER
Antwoord aan Dr. Fr. van Eeden
De vergadering in het Concertgebouw"
aldus schreef Het Volk" daags daarna
heeft bewezen, dat men met rumoer de
propagandisten van den Algemeenen Oefen
plicht' niet afdoende bestrijdt. Niet zij zijn
het, die moreel geslagen het veld hebben
moeten mimen."
Dr. Frederik van eden schijnt van andere
meening. Hij spreekt van mislukte propa
ganda" en wijt die mislukking aan het
sabelgekletter" en het feestelijk vertoon"
op het podium. Ja zelfs aan de muziek"
van een militair fanfarecorps" dat niet
aanwezig was! De eenige muziek van dien
avond werd geleverd door hen, in wier wel
luidend gekrijsch Dr. van Eeden eene open
baring van sluimerenden heldenmoed" heeft
weten te ontdekken.
Wij willen Dr. van Eeden's onvriendelijke
kritiek niet in denzelfden toon beantwoorden,
al was het alleen, omdat wij begrijpen, dat
hij door zijn optreden aan onze zijde, in
een ietwat scheeve positie is geraakt tegen
over zijne geestverwanten van weleer. Maar
wij moeten toch constateeren en zulks
op grond van hetgeen de lawaaimakers
achteraf zelf hebben verklaard dat het
niet in de eerste plaats het z.g. militair ver
toon is geweest, dat tot rumoerige obstructie
heeft geprikkeld. De voornaamste oorzaak
van het kabaal was de aanwezigheid van
Dr. van Eeden zelf. Het oorverdoovend ge
joel en gefluit bij zijne verschijning, het
geroep van verrajer" en bedrieger" en
eindelijk Reijnders' felle persoonlijke aanval
lieten aan duidelijkheid niets te wenschen
over.
De aanwezigheid der Nederlandsche vlag
iiiiliiiiiiMiimiiiMiuimiiiMimMilllilliiiiHliuifimiiiiMiiiiMtliiliiiiiiiii
luisterde met eene vreemde uitdrukking van
herdenken, van vrome heugenis op zijn
bleeke wezen. Zijne oogen staarden ver in
onbestemde wijdte. Zij zagen geliefde din
gen uit verganen tijd. Eene voorbije lente
bloeide open in zijne ziel, eene lente vol
zonneschijn en lichte vreugde; toen was ook
overal het luchtig leven van den komenden
zomer. De vogels waren in de weer in den
vroegen uchtend al, en in de weide bloeiden
de bloemen. Toen zong ook de merel in
den morgen en in heel de natuur was het
groote verlangen naar leven en naar liefde.
Dat innig oneindig verlangen naar vreugde
en vrijheid, naar lust en leute. Dat jonge
jeugdige hopen, dat al de dingen doen, de
menschen en de vogels en de boomen en
bloemen. O, die warme winden, die over
de landen gingen en die zwoele zoete
geuren! In de stille ziekenkamer lag hij
zoo te mijmeren over voorbije blijde dagen.
En met ertjstig geluid tikte de oude klok
den tijd, seconden en minuten vergingen.
O, 't was lang geleden al die dagen, waaraan
hij dacht, een zee van lijden en bloed lag
daar tusschen, tusschen toen en nu.
En hijzelf was veranderd, verouderd, ge
broken. Toen een jonge, hoopvolle man, die
naar het leven verlangde, die gansch het
groote rijke leven nog te leven had. Het
volle zomersche leven der jeugd. Zijn gelaat
vertrok tot eenen pijnlijken, stillen lach als
hij dacht aan de vorige lente... Zij zaten
naast elkander op de groene bank onder den
vlierboom voor het huis. Hij en zijne oude
moeder. Hij wist het nog zoo goed, zoo
geheel juist in alle bijzonderheden. Het was
in den vroegen morgen en zij waren gaan
genieten van den schoonen, komenden dag.
In het Oosten streepte nog het felle goud
der zonneopkomst, vervaagde hooger met
het intense blauw van den hemel. De
frissche geur van den vroegen voorjaarsdag
kwam van de velden gedreven.
Van verre hoeven klonk het gekraai van
hanen en ergens dicht bij zong de zwarte
merel zijn lied aan den jongen dag. Zwijgend
hadden ze naast elkander gezeten op de
groene bank. Lang, ze wisten niet hoe lang
wel. Hij en zijne oude moeder en zij hadden
geluisterd naar den merel, juist zooals hij
nu luisterde. Voor hem was het toen eene
wondere aandoening geweest. Het was de
eerste merel, dien hij hoorde in die lente.
In de stad, waar hij studeerde, waren geene
merels tusschen de hooge muren en dat
drukke lawaai van het woelend verkeer in
de straten. En hij was blijde geweest, dat
hij nog verscheidene dagen kon blijven in het
als symbool onzer nationale onafhanke
lijkheid en het gezicht van daaromheen
geschaarde gewapende mannen in uniform
moge bijgedragen hebben tot de opgewon
denheid der schreeuwers, echter, indien dr.
van Eeden die menschen wilde overtuigen
van hunne redelooze verdwazing, dan had
hij moeten beginnen met zelf te erkennen
en die erkenning duidelijk uit te spreken
dat landverdediging zonder wapens en eene
georganiseerde en geaniformde weermacht
niet mogelijk is. Wij hadden toch bezwaarlijk
het doel onzer propaganda kunnen
demonstreeren door het podium te doen bezetten
door een koor van jonkvrouwen in witte
gewaden, vredeshymnen zingende en met
olijftakken wuivend. Het wordt waarlijk eens
tijd, dat de zoogenaamde antimilitairisten'
gaan inzien, dat het door hen zoo verfoeide
apenpakje" de eenige waarborg verschaft,
om, als het oorlog wordt, door den vijand
als tot de weermacht behoorend erkend te
worden en niet ais franc-tireur doelloos
neergeschoten te worden. Dr. van Eeden^
die niemand het recht van zelfverdediging
zou willen ontnemen, moest de eerste zijn
om zich over dat dwaze vooroordeel tegen
de uniform heen te zetten.
De lezing van dr. van Eeden's stukje heeft
ons leed gedaan. Niet omdat wij ons door
zijn kritiek verongelijkt achten, of ons van
eenige schuld bewust zouden zijn. Wij kun
nen niet helpen, dat de heer Van Eeden in
militaire uniformen en de kleuren der Neder
landsche vlag iets feestelijks" ziet. Hadden
wij soms allen met lange gezichten en tranen
in de oogen op 't podium moeten verschij
nen en de zaal met [zwart moeten drapeeren,
om te doen blijken van den somberen
zwaren plicht", die op ons drukt?
Neen dr. van Eeden's booze nabetrachting
heeft ons leedgedaan, omdat wij eerbied
hadden voor den betoonden moed, toen hij
bij het begin van den oorlog openlijk ge
tuigd heeft in strijd met zijne voormalige
opvatting, dat een volk recht heeft zich te
verdedigen en zich daarvoor zoo krachtig
mogelijk moet maken, terwijl nu blijkt, dat
zijne overtuiging toch niet zoo krachtig
is als wij geloofden; omdat hij nu zijn ver
bolgen geestverwanten met zich zoekt te
verzoenen door nijdig naar ons reactionaire
propagandisten" te trappen, in plaats van
moedig de konsekwenties van zijne over
tuiging te aanvaarden en tront te maken
naar de laffe schreeuwers, die voor een
voudige rede en een mannelijk woord niet
vatbaar zijn gebleken.
Wat daar op dien avond in het Concert
gebouw tot uiting kwam was geen krachtige
volksgeest, geen sterke wil gegrond op
diepe overtuiging; het was niets dan on
wetende, bandelooze platheid en lust tot
lawaai.
Wie daarin idealisme en heldenmoed ver
mag te bespeuren, en meent zulk rumoer
te kunnen bezweren door een beroep op
het... rechtsvaardigheidsgevoel, is toch wel
erg naïf.
Het Propaganda Comitévan de
Vereeniging Volksweerbaarheid voor
Algemeenen Oefenplicht"
A. E. DUDOK VAN HEEL, Voorzitter
J. H. COHEN STUART, Secretaris
Een paar woorden-' naar aanleiding van
boovenstaand stukje.
Er is geen sprake van scheeve positie noch
van geestverwanten van weleer.
Ik heb nooit iets beweert wat ik door
deeze aanleiding zou moeten terugneemen:
Het socialisme dat ik beleeden heb, belijd
ik nog onverzwakt, en niet om bij de massa
in 't gevlei te koomen. Ik heb mij daar nooit
om bekommerd, en nu wel allerminst.
Ik heb duidelijk genoeg erkend en uitge
sproken dat landsverdeedigtng zonder geor
ganiseerde en geüniformeerde weermacht
onzinnig is, en ook dat het gansche volk
aan die verdeediging moet deelnemen om
dat de meerderheid zelfstandig en vrij wil
blijven. Alleen voor het dozijn waarachtige
kleine dorpje, bij zijne oude, goede moeder.
Het was schoon in de velden, die
wijdrondom zich strekten in groene vlakheid.
Waar de leeuwerik omhoog ging naar de
zon, in immer vruchteloos trachten en waar
de duiven over dreven als blanke visioenen
van zilver. En de maaiers te zien in de
beemden, met hunne lange zeisen, slaande
slag na slag in regelmatige cirkeling, als
vechters staande, de bovenlijven buigende
en richtend op het rythme van hun slagen.
En als de avond kwam was het schoon in
de bosschen, als daar de donkerte zeeg
tusschen de groene kruinen door en de
leegte tusschen de stammen vulde met
weifelenden schemer. Zoo gaarne doolde hij
door de bosschen en over de wijde, eenzame
hei, waar de hei-leeuwerik jubelde en de
boscharoom geurde. Over al deze dingen
lag de zieke te denken en in zijne ziel
kwam een eindeloos verlangen opleven naar
kracht en schoonheid, naar vreugde en geluk.
Doch een machteloos verlangen was dit.
Was zijne jonge kracht niet gebroken ? Door
menschenhanden uiteengerukt, vermorzeld
in de klauwen van den gruwelijken krijg.
Eenzaam tikte de groote klok in de stilte,
er was geen geluid meer dan het gerammel
van een wagen buiten en schor klonk het
geblaf van eenen kwaden hond. En andere
dingen ging de zieke nu zien...
De luide zomer lag over de landen, al de
bloemen bloeiden en des avonds zong in
het lage hout de nachtegaal. De zon brandde
in den middag over de velden, hare schet
terende warmte van wijde hoogte. Droevig
lachte de zieke. Toen begon het groote
wereldgebeuren, de hartstochten der volken
braken los en als een woedende orkaan
vloog de oorlog over Europa, verscheurend
en verbrekend, verwoestend. Geweldig in
zijn verschrikkelijke kracht. En ook hij moest
weg. Weg van zijne moeder, weg van zijne
geliefde velden en bosschen. Maar riep het
vaderland niet! Eene geweldige siddering
ging schokkend door de menschen. In mach
tigen stroom bruiste de liefde voor het land
over de menigte En zijne oude arme
moeder! Ze stonden tezamen onder den
groenen vlier voor het huis. Zij hield zijne
hand vast in de hare, wilde ze niet loslaten
in onbestemden, voorvoelenden angst. Bei
den weenden. En rondom ging het blijde
leven zijnen gang, de vogels zongen in de
boomen, de bloemen geurden en bloeiden
in de groote pracht van het zonnelicht. De
oogen van den zieke werden vochtig, zijne
lippen beefden bij de herinnering aan het
afscheid.
christenen, die martelaars voor hun weer
loosheid willen worden, wensch ik uitzon
deringsbepalingen.
Ik heb hoegenaamd geen vooroordeel
teegen uniform en verlang niet de
dwaasheeden waarvan de inzenders gewagen.
Maar ik vind het tacteloos ons volk te
willen winnen voor militair vertoon, zooals
dat b.v. in Engeland nog met succes ge
schieden kan.
Het schelden op laffe schreeuwers" en
alles toeschrijven aan onwcetende, bande
looze platheid en lust tot lawaai" getuigt
van den kortzichtigheid en onbekendheid
met den waren aard van ons volk die mij
volkoomen in 't gelijk stelt, toen ik den
reactionnairen heeren een ernstig woord van
waarschuuwing toevoegde.
F. v. E.
8> *
Een amendement op het manifest
van den Duitschen Keizer
" Met groote belangstelling las ik in de
dagbladen het manifest van den Duitschen
Keizer aan het Duitsche volk van l Augustus.
Kritiek op dit stuk ligt niet in mijne be
doeling : een Nederlander trouwens kan thans
en hier niet beoordeelen of dit niet juist de
taal is die daarginds het volk behoeft.
Maar bij wijze van fantasie stelde ik mij
voor den geest hoe schoon en van welk
eene beteekenis dit manifest had kunnen
zijn met een ander slot.
Hoe ik mij dat slot dan dacht.
Lees het manifest tot en met de zinsnede:
Met de moeders, vaders, weduwen en wee
zen gevoel ik smart voor hun dierbaren die
voor het vaderland het leven Heten"; breng
in gedachte enkele wijzigingen aan en ver
volg dan in den gekozen stijl en met een
hier geoorloofd germanisme:
Iets grootsch te beleven stemt tot over
peinzing en verdiept onze gedachten.
Met dankbare erkenning dat de
Nationaalgedachte" zich ten volle ontwikkeld heeft
en al het goede dat uit haar voor een volk
kan voortspruiten aan ons volk heeft ge
schonken, is thans bij mij het inzicht gerijpt
dat de tijd gekomen is haar in onze wijze
van denken, in onzen handel en wandel eene
meer bescheiden plaats aan te wijzen.
Hare overschatting bij de volkeren staat
schuldig aan den oorlog.
Boven het belang van het individu gaat
het belang der natie, boven dat der natie
ga het heil der menschheid.
Van deze overtuiging doordrongen reken
ik het thans mijne taak mijne krachten in
het werk te stellen in het belang van een
vrede die voorwaarden biedt voor eene onbe
lemmerde ontplooiing van 's menschen schep
pingskracht."
Toevoeging van eenig recht en vrijheid",
geest en kracht" zou hier hebben geschaad;
de god, die Duitsche wapenen heeft te
zegenen zou onvermeld hebben moeten blij
ven, en het Groote Hoofdkwartier" zou ver
vangen zijn door het stille studeervertrek.
Maar helaas, het slot is anders.
Den Haag, 2 Aug. '15. J. H. T.
in 'i iMMiiimiiiMiiiiiiiiiiiilliiiimliimiiiiiMimiiiiiiilini
De Nieuwe Dag
, Nog rust het speeltuig van den zanger
Die al zoo lang gezwegen heeft,
Wijl 't hart, van geen verwachting zwanger,
De uren liefdeloos beleeft.
Maar eenmaal rijst, na lijdzaam wachten,
Beloftenzwaar de Nieuwe Dag,
Hoort hij in 't droomverhaal der nachten
't Kristalgetinkel van haar lach.
En zal zij zwijgend tot hem neigen,
Dan weet hij de eigen weelde niet;
Dan zal hem van de lippen stijgen
Een nieuw, een jong, een levend Lied!
Duc
1915
En eindelooze marenen kwamen nu, lange
eindelooze marschen, werktuigelijk gaande,
willoos-bewegend de moede beenen in
eenlijken pas.
Dan het eerste woedende samentreffen
met den vijand. Het geschetter der geweren
om en om en dat hoonende fluiten der kogels
sjjjt, sjjjt van alle kanten vallen kogels. En
overal vallen dooden. En het zijn kameraden,
die daar bloedend zich wentelen en keeren
in schrikkelijken doodstrijd. En het bloed
golft over hunne handen en stroomt over
hun gelaat. En er zijn er, die luide schreeu
wen ; 'eenen afgrijselijken roep van verzet
tegen de schrikkelijke menschenslachting.
En dit is dan de moderne oorlog! In den
avond brandde de hemel in de wijdte van
den gloed der vlammende dorpen. O, nog
ziet hij deze vreeselijke dingen. Langzaam
rees de blanke maan aan den wijden hemel
en goot haar bleek licht over de fluisterende
boomen en langs de daken der huizen vloeide
het neer en trilde in zilveren schemer op
de vensters. In het Oosten vloekte de lucht
het heillooze werk der menschen en de aarde
rilde van afgrijzen bij den grommenden
dreun der kanonnen. Menschen lagen in het
gras langs de beken in het vredige maan
licht en sliepen den eeuwigen slaap der
dooden. En zoo lang, al te lang had hij
moeten gaan door die gruwelen, in den
bloeienden zomer, als alles blijde leefde,
maar menschen stierven bij honderden...
door de menschen.
En toen op zekeren dag ontwaakte hij
langs den kant van eenen weg nog ^s
schokte het geplof der geweren in zijne
ooren en scheurde de schrei der ge-
vwpnden door zijne ziel?en het was hem of
hij ontwaakte van eenen schoonen droom en
plotseling kwam als een gehaat spookbeeld
de pijnigende gedachte, dat hij nu weer
terug moest naar al het vreeselijke, weer
vechten, weer dooden. Hij wilde zich op
richten, steunde al met de hand op den
grond, maar een ijselijke pijn sneed door
zijne borst en toen ook zag hij het bloed,
dat zijne uniform had doorweekt en mach
teloos zonk hij weer terug op den grond...
Toen hij wederom tot zich zelve kwam,
stond eene liefdezuster naast zijn bed. Hij
was in het hospitaal. O, dat geruste, blijde
gevoel, dat toen door gansch zijn innerlijk
wezen stroomde. Zich veilig te weten, zeker
te weten, dat het nu gedaan is met moorden
en zien moorden, het vervulde hem met zulke
zaligheid, dat hij gansch en al vergat, dat hij
gewond was. En toen werd hij weggevoerd
naar zijne oude moeder in het kleine dorpje.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHMIHIIIMIIIIIIIIIIIIIII'IIIII1111111""1111"1""11"""111111'
Le Commandant d'la
Compagnie
(Dit lied werd geboren in de Belgische loopgraven.
De naam van den dichter is onbekend).
Air: Le Président d'la République.
Ier Couplet
L'carabinier est un soldat
d'élite, ou je n'm'y connais pas.
Combien de fois n'a-t-il prouv
Que sur lui on ppuvait cotnpter.
Cet'supérioritélui vient fc
De la fagon, vous l'pensez bien,
Avec laquelle il est guid
Instruit, tenu et commandé.
L'plus chic des commandants
c'est l'not' assurément.
Refrain
Le commandant de la deux deux
N'a pas froid aux yeux,
Et sans avoir l'air d'y toucher
II sait vous boucler.
Quand il ajuste sa mentonnière,
I'y a que'qu'chose dans l'air
Lorsqu'on entend qu'une voix crie:
Parlé: Personn' n'peut quitter l'cantonn'ment
c'est l'commandant d'la Compagnie!
2e Couplet
Depuis trois mois que nous l'avons
c'est une vraie bénédiction
Plus moyen de boucler not'sac
A forc'de j'cevoir du tabac.
Ce sont cigarette's et douceurs
Qu'il distribue avec ardeur;
II répartit tout sans réserve
Jusqu'aux vieilles boit's de conserves.
Mais parfois c'est moins dröle
c'est huit jours qu'il vous colle.
Au Refrain.
3e Couplet.
Quand -nous retournons aux abris
Sur l'Iser, pres Dixmud' détruit,
II prend la tête et fil' dar' dar'
De crainte d'arriver trop tard.
Sa capote de toil' eiree,
L'rabat de son këpi baisse
n'lui donn'nt pas un air de London"
Bien qu'il marche avec un baton.
l'baton d'commandement
R'tomb' patfois lourdement.
Au Refrain.
4e Couplet.
Malgréqu'il soit parfois sévère
Pour ses soldats c'est un vrai père
Et je comprends qu'il doit souffrir
Quand il est obligéd'sévir.
Il ne mache pas ses parol's
A nous en sort parfois de dröl's.
et lambronne il rendrait dés points
11 Ie depasse en tous les points
Et j'avoue que c'est en somme
Un homm' brave un brave homme.
Au Refrain.
Dédiéau Corporal LASSAM
Naam van den dichter (onleesbaar)
Zal niet meer voor den dienst geschikt
worden" had de dokter gezegd met ernstige
nadrukkelijke stem. En de oude vrouw had
hem toen medegenomen, gewond en zwak,
haar zoon, die weg ging schoon en krachtig.
En nu reeds lag hij vele weken hier in de
stille kamer, die uitzag buiten op den ouden
vlier aan de straat De gewonde sloot
de oogen, moe van gedachten. Buiten zong
de merel, maar zachter nu, niet zoo luide,
omdat hij was verder gevlogen naar een
anderen boom langs den weg. Heel zachtjes
en stil kwamen de tonen uit de verte. Voor
zichtig werd de deur open gedaan en de
oude vrouw kwam stil binnen. Ben je al
wakker, jongen"? vroeg zij met een
goedigen glimlach, zooals men tegen een kind
spreekt. Rustig tikte in den hoek de oude
klok, buiten floot de merel.
Uit de Amsterdamsche muziek
wereld
(Teekening voor
van
de Amsterdammer",
Frans Langeveld)
I. MOSSEL
f als dirigent in der Tod und das Madchen".