Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
8 Aug. '15. _ No. 1989
Overzicht van het Tentoonstellingsterrein met Alcadraz-eiland
en de San Francisco Bay
Het Landbouw-Paleis
Nederland en de Tentoon
stelling te San Francisco
Bij de vele en interessante grafieken in
het Nederlandsen pavilioen der toonstelling
te San Francisco, die met elkaar een volledig
beeld geven van Nederlands nationaal leven
op alle gebied, is er een waarop voorkomt
een kaart van de Vereenigde Staten van Noord
Amerika, met, midden er in en op dezelfde
schaal, een kaartje van ons land.
Ieder begrijpt hoe klein en onbeteekenend
Nederland daar schijnt.
Toch zou men zich een gansch verkeerde
voorstelling vormen van de verhouding
tusschen de beide rijken, indien men zonder
mér trachtte eene conclusie omtrent die
verhouding te' trekken uit het feit dat de
Staten ruim 7 millioen, Nederland ongeveer
33 duizend vierkante kilometers groot zijn.
Op die verhouding valt een gansch ander
licht, voor wie het oog vestigt op beider
bevolking en vooral op hare dichtheid.
Nederland's 33 duizend vierkante kilome
ters worden bewoond door ongeveer 6 mil
lioen, Amerika's 7 millioen door ruim 90
millioen menschen. Met andere woorden, de
dichtheid der bevolking in Nederland is ruim
180 per vierkanten kilometer; en indien deze
dichtheid in de Vereenigde Staten dezelfde
ware, dan zouden daar niet 90 doch 1260
millioen menschen wonen; wij, 6 millioen
Nederlanders, staan tot de 90 millioen Ame
rikanen als n tot vijftien. Dit nu is eene
verhouding, die niemand behoeft te ont
moedigen, als de vraag wordt gesteld of
Nederland wel genoeg beteekent in de wereld,
om zijne verschijning op de wereldtentoon
stelling te Fiscy" te rechtvaardigen.
Als wij Nederlanders trachten en wie
die ons volksleven gedurende de laatste tien
tallen jaren gadesloeg zal ontkennen dat wij
het aan pogingen in die richting niet laten
ontbreken? als wr] Nederlanders trachten
in ons zelf en elkander dezelfde kennis,
werkkracht en ondernemingsgeest aan te
kweeken, die wij in de burgers der Repu
bliek niet altijd onverdeeld bewon
deren, of, beter nog, beproeven hen daarin
te overtreffen, dan behoeven wij allerminst
toe te geven aan de min of meer nationale
onhebbelijkheid, om ons land en ons volk
Hiiiuiimitiiiiiiiiuiiiiiiitiiii iiiiiiiiiiniii IIIIIIIIH minimi
Bernard Zweers en zijn
Liederen
door H. VAN LENNEP
II (Slot)
In Zweers' composities treft ons allereerst
zijn kenschetsende eigenschap: Begrijpen"
d. i. doordrongen zijn van een anders per
sonaliteit. De rol van den vertolker echter
is niet alleen begrijpen, maar ook doen be
grijpen en hierin is Zweers eveneens geslaagd.
Zweers componeerde bij de meest uit
nloopende gedichten: in Boutens vond hij den
dichter van zijn hart en Zweers is geworden.
de Boutens-yertolker bij uitnemenheid. Maar
ook wist hij de natuur te bezingen zooals
ze door kinderoogen wordt aanschouwd.
ledere vogel legt een ei," zingt hij in het
Meilledje voor Bab, zijn jongen. In levens
lustige wijzen en dartele rhythmiek deelt hij
in de kindervreugde, wordt zelf kind.
Daar is stijl in al zijn volksliederen en
koren. Hoe pathetisch juist heeft hij b.v. den
liereman met zijn hond geschilderd in
Lovendaals' gedicht. Tintelend van humor
is de fabel van De Groote Hond en de
Kleine Kat". De dolle uitgelatenheid waar
mede hij in dit mannenkoor naar het gedicht
van Albert Verwey, de hond en de kat laat
kijven, doet denken aan de koddige mimiek
waarmede hij anecdotes illustreert. Ook het
kinderkoor Een Zeeuwsche Jongen" is een
voortreffelijke karakterschildering van
meesleepende blijheid.
Tot zijn best geslaagde populaire schep
pingen behoort de muziek, die hij schreef
bij de Reien van Vondels Gijsbrecht. Deze
compositie werd hem opgedragen door het
Nederlandsch Tooneel en zooals hij zich
van zijn taak kweet, zoo deed hem dat
geen ander na. Eenvoudig en forsch ge
schreven is ook deze poëzie gevoelig weer
gegeven en uitstekend muziekaal gephraseerd.
Toen men hem eens met het welslagen
van zijn Reien gelukwenschte was zijn ant
woord: Gezongen hooren zij niet in den
Gijsbrecht thuis, want het inzetten van het
koor is hinderlijk, nadat het oor gewend is
aan de spreekstem en ook de voortzetting
van het drama na het zingen werkt storend."
Niettemin dient het te worden opgemerkt
dat de Reien (al is Zweers' opvatting niet
onjuist), toch het groote voordeel hebben
van een stuk zuiver gevoelde, echt
Hollandsche muzieklitteratuur te zijn, die een zeer
bevattelijke Vondel's vertolking levert.
Reeds in De Kosmos' en in zijn compo
sities op gedichten van Cosman en
Lovendaal had Zweers blijk gegeven van een fijn
beschrijvend talent, doch het was alsof zijn
machtiguitbeeldingsvermogenslechtswachtte
op de liederen van Helene Swarth en Perk
om zich volledig te openbaren. Zooals een
vogel die bij de eerste zonnestralen opstijgt
en hoog in de lucht zijn lied uitjubelt, zoo
nam Zweers' ziel de vlucht naar de heerlijke
als
minderIwaardig te
schakelen uit
den keten der
natiën, die lei
ding geven aan
het gemeenschapsleven der volkeren.
Waar dit zoo is, schijnt het voegzaam en
oorbaar nader kennis te nemen van deze
tentoonstelling.
Dit wordt in meerder mate het geval
voor wie bedenkt, wat haar oorzaak en aan
leiding zijn: de do.orgraving van de
landengte van Panama en de opening van het
aldus ontstane kanaal. Dit ontzaggelijke
werk zal een geweldigen invloed op het
wereldverkeer hebben; en als straks zee
schepen door sluis na sluis opgestuwd wor
den uit den Atlantischen Oceaan en dus
klimmen over de hoogten die dezen scheiden
van de Stille Zuidzee, waarin
die schepen door andere sluizen
weer zullen neerdalen, dan zal
men daaronder een belangrijk
aantal vinden, die Neerlands
driekleur fier voeren in hun top.
Men vergete ook niet, dat
op den weg dier schepen ligt
de Nederlandsche kolonie
Curacao, wier geweldige havens,
gelukkig gelegen buiten de
stormzone, reeds nu van zoo
groote beteekenis zijn voor het
internationale verkeer in die
streken.
Nederland behoort dus bij de
Staten die deelnemen aan deze
tentoonstelling en het was goed
gezien van de Nederlandsche
regeering, geen kosten te spa
ren bij de inrichting van het
paviljoen, waar tal van inzen
dingen helpen een blik te geven
in het nationale leven en bedrijf
van ons land.
* * *
Deze internationale tentoonstelling is de
vierde, die Amerika inrichtte. In 1876 her
dacht men er in Philadelphia mede het ont
staan der onafhankelijke republiek, ia 1893
was die te Chicago gewijd aan de ontdek
king van Amerika, in 1904 die van St. Louis
aan de vreedzame vermeestering van het
Westen. Terwijl die drie dus verband
hieldan met zuiver Amerikaansche gebeurte
nissen, houdt die te San Francisco dit met
een bepaald internationale : de opening van
den derden grooten handelsweg om de
aarde, waarvan die om de Kaap de Goede
imiliiMiiiiiiiimiiiiiiiiHimilitiiiMMiHiiMiiiiliiiMiniMiiimiiiiiitiiMiittii
«?IM
poëzie van Perk en van Helene Swarth en
daar vond zij zangtaai.
Diep in het Dennenbosch", Sterren",
Heidelied", en Perks teêre 'k Wil U eens
wat zeggen, blondje" volgden elkander op.
De Cosman?ten Kate periode was afge
sloten ; thans had hij den vorm gevonden,
waarin hij zijn gedachten kon uitgieten.
Zooals hij in de liederen van Helene Swarth
het Hollandsche landschap heeft uitgezongen
met zijn oneindig kleurenspel, zijn duizenden
fijnheden, ja, heel zijn lachende natuur, zoo
zong het nog geen vór hem. Diep in het
Denmenbosch" voert hij ons mede en ver
over de wijde, blijde heide,
waar de grijze wolken zeilen,
waar de vrije vogels drijven,
stijgen in de oneindigheid."
Daar is in zijn plastiek een jeugdig lan,
een vurig belijden, een innig beleven van de
woorden des dichters, maar tevens de rustige
bezonkenheid van den rijperen mensch. Zijn
rijke phantasie uit zich niet in een grillige
onstuimigheid van ongemotiveerde modu
laties of peuterige chromatiek, doch in een
doorzichtig weefsel van teêre, thematisch
opgebouwde begeleidingen en ranke melo
dieën. Elk deeltje der compositie is gewikt
en gewogen met een nimmer falende tech
nische zekerheid en toch krijgt men van
zijn werk altijd weer den bekorenden indruk
van iets ongerept-spontaans, dat van louter
bezieling getuigt. Men ziet het, ook in zijn
kunst gaat Zweers tegelijkertijd intuïtief
en meditatief te werk, ja, die wonderlijke
wisselwerking tusschen hart en verstand is
het wezen zijner genialiteit.
Zooals deze al-begrijper den volksgeest
en het kinderhart heeft verstaan, zoo drong
hij ook door in Boutens wijsgeerige poëzie
en voor den meest contemplatieven tekst
wist Zweers steeds de passende uitbeelding
te vinden. Aan wienooren heeft om te hooren
openbaart hij de ziel van het gedicht.
Laat mij nimmermeer berusten", Een
Oud Lied", Maanlicht", Kind der Aarde",
Zonnekus", Invocatio Amoris", Leeuwe
rik" en Achter de wuivende Duinenlijn"
behooren tot het beste wat hij geschreven
heeft. Zijn meesterwerk op Boutens tekst
is echter de ode Aan de Schoonheid."
Het thematisch mengsel is in dit koor
werk van het edelste gehalte. Met zijn heer
lijke orchestratie en vloeiende stemvoering
getuigt deze schepping van een hier ten
lande ongeëvenaarde schoonheidskracht.
Wat is het toch dat ons in Zweers' com
posities van zijn kinderliedjes af tot De
Schoonheid" toe altijd weer ontroert en
aantrekt ?
Kan het zijn de reinheid, de ingetogen
heid zijner zangerige melodiek of is het wel
licht het artistiek relief, dat hij geef t aan de
innerlijke schoonheid van een gedicht, zoodat
wij verrast uitroepen: juist dat is het, wat
ik in deze poëzie gezocht heb en nu geeft
hij mij bevrediging."
O zeker, Zweers geeft bevrediging, vol
komen en dit feit komt voort uit zijn
bijzondere verhouding tot de dichtkunst.
Poëzie" ... zegt van Deyssel in zijn inlei
ding tot Boutens' Verzen"... Poëzie is
alleen dit: een aandoening in u zeer helder
zien en die als buiten u om zich zelve in
Hoop de eerste, die door het Kanaal van
Suez de tweede was; en die waarschijnlijk,
evenals deze twee, nu nog niet geheel kan
overzien worden wat betreft zijne betee
kenis voor de verandering in het handels
verkeer ter zee en tengevolge daarvan in
den commercieelen en economischen toestand
der gansene wereld.
Dat San Francisco door het Congres aan
gewezen werd als de stad, waar de viering
zou plaats hebben is begrijpelijk. Friscy",
binnen een menschenleeftijd opgekomen, is
wel het type van de moderne Noord-A
merikaansche stad; en door hare heerlijke lig
ging aan de beroemde San Francisco Bay
kon zij een prachtig terrein beschikbaar
stellen, aan de zee gelegen, meer dan drie
kilometer breed en gemiddeld een kilo
meter diep.
Daar zijn op het midden opgericht
veerDe Hof van Zon en Sterren"
tien reusachtige paleizen, die de verschil
lende uitstallingen bevatten; aan de oostzijde
zijn ruim 30 H.A. gewijd aan de gewone
amusementen die op geen enkele tentoon
stelling ontbreken; de westzijde wordt inge
nomen door de buitenlandsche paviljoens
en de gebouwen der afzonderlijke Staten
der Unie.
Slechts drie poorten geven toegang tot
deze enorme terreinen, drie breede hoofd
wegen loopen van de landzijde naar de zee
en het Nederlandsche pavillioen ligt aan den
westelijke!»hoofdweg, zoodat alle bezoekers
imMMiiiiiMiiiiimiiMiiiiiiiiiiiiittiiiiliiiiimimmiiitimiiiMiiimiiiiiiiiiii
klankbeweginf laten stellen op het papier."
Inderdaad hieronder verstaan wij poëzie
in haar betrekking tot den dichter. Maar
nu wordt in den componist door bemid
deling der poëzie dezelfde aandoening op
gewekt, welke de dichter reeds ondervond;
diens scheppingsdaad herhaalt zich in den
toonkunstenaar en de tot muziek geworden
poëzie beeldt het lied.
Het gedicht veroorzaakt dus een nieuwe
belichaming der emotie en waarborgt haar
evenredigheid met de oorspronkelijke aan
doening. Hoe sterker die aandoening nn
door den componist gerealiseerd wordt, hoe
scherper de muziek het gedicht weerkaatst.
De helderheid van de weerspiegeling der
poëzie bepaalt dus de waarde der compositie.
In het volledig beleven der fondamentale
aandoening, in de strikte navolging van het
gedicht zetelt de hoogste oorspronkelijkheid
van den toondichter. Het geldt hier een
nieuwe schepping, een nieuwe uiting der
oer-indruk. Er is geen sprake van dwang
door het gedicht uitgeoefend op den
muzikalen kunstvorm. De componist herkent
zichzelve in den dichter en hun gemeen
schappelijke aandoening verklankt zich in
twee op zich zelf staande vormen, waarvan
de muziekale zich van zelf in volmaakte
evenredigheid naar den anderen voegt.
De Unio Mystica van dichter en compo
nist, de vrijwillige overgave van den laatsten
aan den eersten openbaart zich in het lied
en is als het ware de toetssteen der volmaakte
compositie. Hoe losser de band tusschen
beide kunstenaars, hoe vager de spiegeling,
hoe minder oorspronkelijkheid in het lied,
dat buitenissig of banaal wordt. In geen van
deze opzichten is de componist zichzelf,
want in het eerste geval is hij niemand en
in het laatste iedereen.
De muziekale aanschouwelijkheid van
Zweers' Boutens-liederen is werkelijk ma
gistraal te noemen. Zoo bijvoorbeeld de
teedere schildering der Christus verschijning
in Een Oud Lied". Hoe wonderlijk treedt
de zinrijke voorstelling van het visioen op
den voorgrond na den gedragen eenvoud der
inleiding: Laat nimmer af te te vragen uw
zoeten bruidegom". Machtig is in dit lied
de typeering van het louteringsbegrip, dat
de geheele compositie beheerschr. Aan Een
Oud Lied" verwante scheppingen zijn:
Invocatio Amoris" en Laat mij nimmermeer
berusten"; tezamen vertegenwoordigen zij
een drietal hartstochtelijk religieuse liederen,
waarvan de domineerende gedachte is: De
zoete honger", de gouden wanhoop" van
het Godsverlangen.
Met da, Invocatio" bereikte Zweers de
meest virotrekte schoonheid. In verrassende
klankschakeeringen schildert hij hier de felle
bewogenheid der ziel, die ziende wordt als
in nieuwen morgenstond". De vervaarlijke
scheppingskracht, die van deze hymne uit
gaat, het rhythmisch stijgen der tonen in de
treffende uitbeelding der twee hoofdphasen:
het ontwaken in God en de zalige gelaten
heid in hem dit alles rangschikt deze
compositie tot het volmaaktste wat Zweers
geschreven heeft.
Een andere liedergroep op tekst van
Boutens vormen Kind der Aarde", Zonne
kus", en Maanlicht". Deze werken ademen
een extatische vreugde, een overstelpend
die dezen in
gang gebruiken
het moeten pas
seeren.
De tentoon
stelling is in
elf atdeelingen gesplitst: 1. Schoone Kun
sten; 2. Onderwijs en Opvoeding; 3. Staat
huishoudkunde ; 4. Vrije Kunsten; 5. Fabrieks
nijverheid en hare Voortbrengselen; 6. Ma
chinerieën; 7. Vervoer; 8. Landbouw; 9. Vee;
10. Tuinbouw; 11. Mijnen en Metaalbewer
king.
De afdeéling der Schoone Kunsten bevat
hoofdzakelijk werk uit de laatste tien jaren,
terwijl een collectie oudere kunstwerken,
door kunstliefhebbers ter leen afgestaan,
haar opluistert. Bij Onderwijs vindt men alles
wat betrekking heeft, niet alleen op de lagere,
middelbare en hoogere scholen, doch ook
op teeken- en schilderacade
mies, landbouwscholen,
ambachtsonderwijsen scholen voor
handels- en zakenmenschen in
spe. In de derde groep ziet
men alles bijeen dat be
trekking heeft op de sociale
beweging en ontwikkeling, ter
wijl in het gebouw voor
Vrije Kunsten drukkunst en
fotografie te vinden zijn, zoo
wel als de mechanische hulp
middelen voor geneeskunst en
chirurgie; chemische produc
ten, zooals verfstoffen, perfums
etc. zoowel als astronomische
instrumenten; piano's en andere
muziekinstrumenten, zoowel als
rekenmachines.
Dat de twee grootste paleizen
zijn afgezonderd voor de voort
brengselen der fabrieksnijver
heid in de ruimste beteekenis
van het woord, verbaast nie
mand, die eenig begrip heeft
van hetgeen Amerika op dit
gebied presteert. De Machinezaal is weer
in vijf onderafdeelingen gesplitst: machines
in werking, middelen tot overbrenging van
kracht, machines om hout en metaal te be
werken, de producten hiervan in de verschil
lende stadiën van afwerking en modellen van
machines in verschillende stukken en door
sneden, zoodat men kan zien hoe ze in
elkaar zitten. Dat de automobiel in San
Francisco triumfen viert in de afdeéling
Vervoer begrijpt ieder die bedenkt hoe die
industrie zich in de laatste jaren ontwikkeld
heeft. Doch ook het Scheepvaart- en het
besef der wereldweelde. De mystieke be
schouwing van natuurtafreelen, zooals ze
gevonden wordt in Maanlicht" en
Zonnekus" toont ons het wijsgeerig waarnemen
van dichter en componist beide, want die
twee zijn n in deze liederen. De wijze
waarop Zweers waarnemingen in de natuur
weet mede te deelen, toont ons zijn geeste
lijken gedachtengang.
Hiervan getuigen ook sterk zijn jongste
Boutens-composities Leewerik"en Liedje"
(?achter de wuivende duinenlijn".) Ook hier
treffen wij die vergeestelijking aan in een
onbewust combineeren van zintuigelijke
indrukken met levensideeën. Zweers' zangen
op tekst van Helene Swarth bekoren ons
door de tastbaarheid, de realiteit der natuur
beschrijvingen. In de Boutens liederen ver
klankt hij ons echter naast het zinlijke het
geestelijke, daar openbaart hij ons het
onzienlijke achter het zienlijke.
Treffende voorbeelden van Zweers' geniale
interpretatie-kracht zijn twee door Frederik
van Eeden vertaalde Wij-zangen van
Rabindranath Tagore. Voor sopraan geschreven,
met begeleiding van een blaasquintet (fluit,
klarinet, hobo, hoorn en fagot) zijn deze
twee zangen, meesterstukken van bouw en
diep doorvoelde stemming.
De heerschende gedachte dezer wij-zangen
is liefde tot God, liefde als die der cherubs,
die met gebogen hoofde in stille verrukking
en diepen ootmoed aanbidt, In eenen
groet aan U, mijn God... Mogen al mijn
liederen hun verscheidenheid van wijzen
samenbrengen in nen stroom en doen
vloeien in een zee van stilte in nen groet
aan U..."
In dit aanbiddingsbegrip nu, toont ons de
LlXe wij-zang het Gobsbeleven, daar, waar
de andere een hoog oplaaiend loflied is. En
deze twee phasen heeft Zweers verklankt op
uiterst intelligente wijze in snel-scherp
reageeren op elke gedachte nuance. De stemmen
vloeien hier samen in een stroom van
streelende Godverheerlijkende klanken. Hoe tref
fend juist is de keuze der instrumentatie.
Het maagdelijk karakter der blaasinstrumen
ten gepaard aan de sopraanstem geeft de
stemming in deze gedichten ontroerend
schoon weer.
Het geldt hier de vertolking eener univer
seel religieuse idee, die zoo nu en dan haar
Oosterschen oorsprong aan den dag legt door
plaatselijke beelden: Als een vlucht
heemzuchtige kraanvogels, die nacht en dag door
vliegen tot hun nest in de bergen, zoo moge
heel mijn leven afreizen naar zijn eeuwig
thuis, in nen groet aan U."
Toch is deze exotische tint welbeschouwd
vaag in verband met de heerschende ge
dachte, die zich oneindig verder uitstrekt
dan Tagore's geboorteland, die weerklank
vindt bij alle volken, die zich in expressie
voegt naar alle talen. Van Eeden's vertol
king of die van AndréGidein hetFransch*),
geven allerminst den indruk van een
uitheemsche plant, die kwijnt op vreemden
bodem. De gedachte heeft hier geenszins
aan vitaliteit verloren in vergelijking met
de Engelsche vertaling, die de dichter zelf
*)? L'Offrande Lyrique" Nouvelle Revue
franijaise. December 1913.
Het Feestgebouw
Spoorwegwezen zijn hier niet vergeten. Inte
ressant is de historische groep in deze
afdeeling. Daar toch ziet men bij elkaar de
madellen der oudste Nederlandsche, Engelsche,
Fransche en Spaansche schepen, met allerlei
documenten die betrekking hebben op de
stoute tochten, die de koene zeevaarders en
ontdekkers ondernamen.
In de afdeéling Landbouw is groote ruimte
afgestaan aan tabak en katoen, terwijl de
groep Voedsel in deze afdeéling buitenge
woon volledig is. Veeteelt en Tuinbouw zijn
eveneens zeer omvangrijk, terwijl bij de
afdeéling Mijnen zeer bijzondere aandacht
is geschonken aan de petroleum-industrie,
met al haar bij-producten.
Men ziet, dat de commissie hare taak breed
heeft opgevat, terwijl de inzendingen uit
Nederland een uitstekenden indruk maken.
Men weet dat de Nederlandsche commissie
bestaat uit de heeren: C. J. K. Van Aalst,
president der Nederlandsche
Handel-Maatschappij, mr. J. C. A. Everwijn, Chef der
afdeéling Handel van het Ministerie van
Landbouw, Handel en Nijverheid, G. J. Staal,
Secretaris-Generaal van het Ministerie van
Koloniën en H. A. van Coenen-Torchiana,
Consul-Generaal der Nederlanden te San
Francisco.
Zij heeft alle eer van haar werk. Zij heeft
bovendien niet alleen gezorgd dat het pavi
lioen de Nederlandsche naam alle eer aan
doet, doch ook dat het Amerikaansche pubiek
een blijvende herinnering krijgt aan Neder
land en zijne inzendingen. Zij heeft daartoe
een reeks rijk geïllustreerde brochures in
de Engelsche taal laten drukken, waarin de
bekendste mannen op elk gebied van we
tenschap, kunst, nijverheid, handel enz. heb
ben vertelt wat Nederland heeft tot stand
gebracht in het verleden en nog tot stand
brengt voor d,e toekomst.
C. THIEME
van zijn wij-zangen gaf.
De goddelijke gemeenschap door Tagore
in deze wij-zangen uitgedrukt, zijn mystiek,
is hier te wijd en te diep om kenschetsend
in verband te kunnen worden gebracht met
het eng begrip nationaliteit of locale kleur.
Tagore's gevoelens toch zijn te universeel
van strekking, te persoonlijk van uiting, om
ook maar eenigzins gespecifieerd te kunnen
worden als Oostersch, Westersch, Noordelijk
of Zuidelijk en deze sporadisch-locaal getinte
gedichten zijn hierom nog niet onder een
categorie Oostersche gevoelens" te rang
schikken.
De gemeenschap, die er altijd is tusschen
Zweers persoonlijkheid en de gedachten, die
hij schilderen wil, heeft hier we! haar innig
ste verhouding bereikt en gelijk men bij het
lezen van Meister Eckharts Predigten niet
denkt aan den Duitschen mysticus, zoo denkt
men bij het luisteren naar de wij-zangen
niet aan den Oosterling Rabindranath Tagore,
maar aan de ontplooiing der ideeën door
Zweers zoo meesterlijk vertolkt.
In schuchtere bevangenheid zet de fluit
in met het eerste thema, dat zoo teeder
het God-bewust-worden schildert in wij
zang LIX. Met een prachtigen Vorhalt wordt
dit thema door de 5 instrumenten besloten
in den dominant en het klinkt als een zucht
in droomerig ontwaken. Eerst door den hoorn
en later door alle instrumenten
canonsgewijze doorgevoerd, smelten de tonen samen,
tot hoog opstijgt uit deze klankweelde de
sopraan, in vervoering belijdend:
Ja, ik weet het, dit is enkel Uwe liefde,
o geliefde mijns harten...
Onmiskenbaar spreekt hier weer tot ons
dat persoonlijke, dat in Zweers' muziekale
bouwtrant aandacht afdwingt, stemming
meedeelt, dat ons in al zijn liederen boeit.
Wat is het dan in zijn kunst, dat ons in
het hart grijpt en steeds in duurzamer ge
waarwording wederkeert, tot wij het plotse
ling gaan beseffen als een innerlijke aanraking
van twee zielen, die elkander verstaan ?
Het is verwantschap. Zweers is van ons,
onafscheidelijk, onbetwistbaar, zooals ons
land aan ons verbonden is met zijn wonderlijk
licht, zijn teere luchten, zijn water,zijn weiden.
Daar is verwantschap tusschen Zweers'
kunst en de hem omringende natuur. Al
had Italie's fel opstriemende kleuren-rijkdpm
u in verrukking gebracht, al voeldet gij u
overweldigd door de starre majesteit der
rotstafreelen, al waart gij schilder en een
vurig minnaar der natuur het gaf u niets.
Indien gij niet verstondt het liefelijke onzer
vlakte in de omfloerste naaktheid van haar
horizon, gij zoudt ook van Zweers' liederen
een buitenstander blijven.
Deze wijde gestadigheid van ijle lijnen
en wazige tintenwisseling, die zich uitspreidt
in ons Nederlandsch landschap, zij spiegelt
zich af in Zweers' kunst, in het zwellen en
afnemen zijner melodieën, in zijn zwevende
rhythmiek en oneindige klankverscheidenheid.
Oostersch van oorsprong zijn ook Tagore's
gedichten in taal en muziek geworden tot
Nederlandsche zangen, deel uitmakend van
de Nederlandsche liederkunst, waar Zweers
den grondslag van legde.
Ziet, dit laatste is zijn grootste verdienste!
* * *