De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 8 augustus pagina 6

8 augustus 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Aug. '15. _ No. 1989 Overzicht van het Tentoonstellingsterrein met Alcadraz-eiland en de San Francisco Bay Het Landbouw-Paleis Nederland en de Tentoon stelling te San Francisco Bij de vele en interessante grafieken in het Nederlandsen pavilioen der toonstelling te San Francisco, die met elkaar een volledig beeld geven van Nederlands nationaal leven op alle gebied, is er een waarop voorkomt een kaart van de Vereenigde Staten van Noord Amerika, met, midden er in en op dezelfde schaal, een kaartje van ons land. Ieder begrijpt hoe klein en onbeteekenend Nederland daar schijnt. Toch zou men zich een gansch verkeerde voorstelling vormen van de verhouding tusschen de beide rijken, indien men zonder mér trachtte eene conclusie omtrent die verhouding te' trekken uit het feit dat de Staten ruim 7 millioen, Nederland ongeveer 33 duizend vierkante kilometers groot zijn. Op die verhouding valt een gansch ander licht, voor wie het oog vestigt op beider bevolking en vooral op hare dichtheid. Nederland's 33 duizend vierkante kilome ters worden bewoond door ongeveer 6 mil lioen, Amerika's 7 millioen door ruim 90 millioen menschen. Met andere woorden, de dichtheid der bevolking in Nederland is ruim 180 per vierkanten kilometer; en indien deze dichtheid in de Vereenigde Staten dezelfde ware, dan zouden daar niet 90 doch 1260 millioen menschen wonen; wij, 6 millioen Nederlanders, staan tot de 90 millioen Ame rikanen als n tot vijftien. Dit nu is eene verhouding, die niemand behoeft te ont moedigen, als de vraag wordt gesteld of Nederland wel genoeg beteekent in de wereld, om zijne verschijning op de wereldtentoon stelling te Fiscy" te rechtvaardigen. Als wij Nederlanders trachten en wie die ons volksleven gedurende de laatste tien tallen jaren gadesloeg zal ontkennen dat wij het aan pogingen in die richting niet laten ontbreken? als wr] Nederlanders trachten in ons zelf en elkander dezelfde kennis, werkkracht en ondernemingsgeest aan te kweeken, die wij in de burgers der Repu bliek niet altijd onverdeeld bewon deren, of, beter nog, beproeven hen daarin te overtreffen, dan behoeven wij allerminst toe te geven aan de min of meer nationale onhebbelijkheid, om ons land en ons volk Hiiiuiimitiiiiiiiiuiiiiiiitiiii iiiiiiiiiiniii IIIIIIIIH minimi Bernard Zweers en zijn Liederen door H. VAN LENNEP II (Slot) In Zweers' composities treft ons allereerst zijn kenschetsende eigenschap: Begrijpen" d. i. doordrongen zijn van een anders per sonaliteit. De rol van den vertolker echter is niet alleen begrijpen, maar ook doen be grijpen en hierin is Zweers eveneens geslaagd. Zweers componeerde bij de meest uit nloopende gedichten: in Boutens vond hij den dichter van zijn hart en Zweers is geworden. de Boutens-yertolker bij uitnemenheid. Maar ook wist hij de natuur te bezingen zooals ze door kinderoogen wordt aanschouwd. ledere vogel legt een ei," zingt hij in het Meilledje voor Bab, zijn jongen. In levens lustige wijzen en dartele rhythmiek deelt hij in de kindervreugde, wordt zelf kind. Daar is stijl in al zijn volksliederen en koren. Hoe pathetisch juist heeft hij b.v. den liereman met zijn hond geschilderd in Lovendaals' gedicht. Tintelend van humor is de fabel van De Groote Hond en de Kleine Kat". De dolle uitgelatenheid waar mede hij in dit mannenkoor naar het gedicht van Albert Verwey, de hond en de kat laat kijven, doet denken aan de koddige mimiek waarmede hij anecdotes illustreert. Ook het kinderkoor Een Zeeuwsche Jongen" is een voortreffelijke karakterschildering van meesleepende blijheid. Tot zijn best geslaagde populaire schep pingen behoort de muziek, die hij schreef bij de Reien van Vondels Gijsbrecht. Deze compositie werd hem opgedragen door het Nederlandsch Tooneel en zooals hij zich van zijn taak kweet, zoo deed hem dat geen ander na. Eenvoudig en forsch ge schreven is ook deze poëzie gevoelig weer gegeven en uitstekend muziekaal gephraseerd. Toen men hem eens met het welslagen van zijn Reien gelukwenschte was zijn ant woord: Gezongen hooren zij niet in den Gijsbrecht thuis, want het inzetten van het koor is hinderlijk, nadat het oor gewend is aan de spreekstem en ook de voortzetting van het drama na het zingen werkt storend." Niettemin dient het te worden opgemerkt dat de Reien (al is Zweers' opvatting niet onjuist), toch het groote voordeel hebben van een stuk zuiver gevoelde, echt Hollandsche muzieklitteratuur te zijn, die een zeer bevattelijke Vondel's vertolking levert. Reeds in De Kosmos' en in zijn compo sities op gedichten van Cosman en Lovendaal had Zweers blijk gegeven van een fijn beschrijvend talent, doch het was alsof zijn machtiguitbeeldingsvermogenslechtswachtte op de liederen van Helene Swarth en Perk om zich volledig te openbaren. Zooals een vogel die bij de eerste zonnestralen opstijgt en hoog in de lucht zijn lied uitjubelt, zoo nam Zweers' ziel de vlucht naar de heerlijke als minderIwaardig te schakelen uit den keten der natiën, die lei ding geven aan het gemeenschapsleven der volkeren. Waar dit zoo is, schijnt het voegzaam en oorbaar nader kennis te nemen van deze tentoonstelling. Dit wordt in meerder mate het geval voor wie bedenkt, wat haar oorzaak en aan leiding zijn: de do.orgraving van de landengte van Panama en de opening van het aldus ontstane kanaal. Dit ontzaggelijke werk zal een geweldigen invloed op het wereldverkeer hebben; en als straks zee schepen door sluis na sluis opgestuwd wor den uit den Atlantischen Oceaan en dus klimmen over de hoogten die dezen scheiden van de Stille Zuidzee, waarin die schepen door andere sluizen weer zullen neerdalen, dan zal men daaronder een belangrijk aantal vinden, die Neerlands driekleur fier voeren in hun top. Men vergete ook niet, dat op den weg dier schepen ligt de Nederlandsche kolonie Curacao, wier geweldige havens, gelukkig gelegen buiten de stormzone, reeds nu van zoo groote beteekenis zijn voor het internationale verkeer in die streken. Nederland behoort dus bij de Staten die deelnemen aan deze tentoonstelling en het was goed gezien van de Nederlandsche regeering, geen kosten te spa ren bij de inrichting van het paviljoen, waar tal van inzen dingen helpen een blik te geven in het nationale leven en bedrijf van ons land. * * * Deze internationale tentoonstelling is de vierde, die Amerika inrichtte. In 1876 her dacht men er in Philadelphia mede het ont staan der onafhankelijke republiek, ia 1893 was die te Chicago gewijd aan de ontdek king van Amerika, in 1904 die van St. Louis aan de vreedzame vermeestering van het Westen. Terwijl die drie dus verband hieldan met zuiver Amerikaansche gebeurte nissen, houdt die te San Francisco dit met een bepaald internationale : de opening van den derden grooten handelsweg om de aarde, waarvan die om de Kaap de Goede imiliiMiiiiiiiimiiiiiiiiHimilitiiiMMiHiiMiiiiliiiMiniMiiimiiiiiitiiMiittii «?IM poëzie van Perk en van Helene Swarth en daar vond zij zangtaai. Diep in het Dennenbosch", Sterren", Heidelied", en Perks teêre 'k Wil U eens wat zeggen, blondje" volgden elkander op. De Cosman?ten Kate periode was afge sloten ; thans had hij den vorm gevonden, waarin hij zijn gedachten kon uitgieten. Zooals hij in de liederen van Helene Swarth het Hollandsche landschap heeft uitgezongen met zijn oneindig kleurenspel, zijn duizenden fijnheden, ja, heel zijn lachende natuur, zoo zong het nog geen vór hem. Diep in het Denmenbosch" voert hij ons mede en ver over de wijde, blijde heide, waar de grijze wolken zeilen, waar de vrije vogels drijven, stijgen in de oneindigheid." Daar is in zijn plastiek een jeugdig lan, een vurig belijden, een innig beleven van de woorden des dichters, maar tevens de rustige bezonkenheid van den rijperen mensch. Zijn rijke phantasie uit zich niet in een grillige onstuimigheid van ongemotiveerde modu laties of peuterige chromatiek, doch in een doorzichtig weefsel van teêre, thematisch opgebouwde begeleidingen en ranke melo dieën. Elk deeltje der compositie is gewikt en gewogen met een nimmer falende tech nische zekerheid en toch krijgt men van zijn werk altijd weer den bekorenden indruk van iets ongerept-spontaans, dat van louter bezieling getuigt. Men ziet het, ook in zijn kunst gaat Zweers tegelijkertijd intuïtief en meditatief te werk, ja, die wonderlijke wisselwerking tusschen hart en verstand is het wezen zijner genialiteit. Zooals deze al-begrijper den volksgeest en het kinderhart heeft verstaan, zoo drong hij ook door in Boutens wijsgeerige poëzie en voor den meest contemplatieven tekst wist Zweers steeds de passende uitbeelding te vinden. Aan wienooren heeft om te hooren openbaart hij de ziel van het gedicht. Laat mij nimmermeer berusten", Een Oud Lied", Maanlicht", Kind der Aarde", Zonnekus", Invocatio Amoris", Leeuwe rik" en Achter de wuivende Duinenlijn" behooren tot het beste wat hij geschreven heeft. Zijn meesterwerk op Boutens tekst is echter de ode Aan de Schoonheid." Het thematisch mengsel is in dit koor werk van het edelste gehalte. Met zijn heer lijke orchestratie en vloeiende stemvoering getuigt deze schepping van een hier ten lande ongeëvenaarde schoonheidskracht. Wat is het toch dat ons in Zweers' com posities van zijn kinderliedjes af tot De Schoonheid" toe altijd weer ontroert en aantrekt ? Kan het zijn de reinheid, de ingetogen heid zijner zangerige melodiek of is het wel licht het artistiek relief, dat hij geef t aan de innerlijke schoonheid van een gedicht, zoodat wij verrast uitroepen: juist dat is het, wat ik in deze poëzie gezocht heb en nu geeft hij mij bevrediging." O zeker, Zweers geeft bevrediging, vol komen en dit feit komt voort uit zijn bijzondere verhouding tot de dichtkunst. Poëzie" ... zegt van Deyssel in zijn inlei ding tot Boutens' Verzen"... Poëzie is alleen dit: een aandoening in u zeer helder zien en die als buiten u om zich zelve in Hoop de eerste, die door het Kanaal van Suez de tweede was; en die waarschijnlijk, evenals deze twee, nu nog niet geheel kan overzien worden wat betreft zijne betee kenis voor de verandering in het handels verkeer ter zee en tengevolge daarvan in den commercieelen en economischen toestand der gansene wereld. Dat San Francisco door het Congres aan gewezen werd als de stad, waar de viering zou plaats hebben is begrijpelijk. Friscy", binnen een menschenleeftijd opgekomen, is wel het type van de moderne Noord-A merikaansche stad; en door hare heerlijke lig ging aan de beroemde San Francisco Bay kon zij een prachtig terrein beschikbaar stellen, aan de zee gelegen, meer dan drie kilometer breed en gemiddeld een kilo meter diep. Daar zijn op het midden opgericht veerDe Hof van Zon en Sterren" tien reusachtige paleizen, die de verschil lende uitstallingen bevatten; aan de oostzijde zijn ruim 30 H.A. gewijd aan de gewone amusementen die op geen enkele tentoon stelling ontbreken; de westzijde wordt inge nomen door de buitenlandsche paviljoens en de gebouwen der afzonderlijke Staten der Unie. Slechts drie poorten geven toegang tot deze enorme terreinen, drie breede hoofd wegen loopen van de landzijde naar de zee en het Nederlandsche pavillioen ligt aan den westelijke!»hoofdweg, zoodat alle bezoekers imMMiiiiiMiiiiimiiMiiiiiiiiiiiiittiiiiliiiiimimmiiitimiiiMiiimiiiiiiiiiii klankbeweginf laten stellen op het papier." Inderdaad hieronder verstaan wij poëzie in haar betrekking tot den dichter. Maar nu wordt in den componist door bemid deling der poëzie dezelfde aandoening op gewekt, welke de dichter reeds ondervond; diens scheppingsdaad herhaalt zich in den toonkunstenaar en de tot muziek geworden poëzie beeldt het lied. Het gedicht veroorzaakt dus een nieuwe belichaming der emotie en waarborgt haar evenredigheid met de oorspronkelijke aan doening. Hoe sterker die aandoening nn door den componist gerealiseerd wordt, hoe scherper de muziek het gedicht weerkaatst. De helderheid van de weerspiegeling der poëzie bepaalt dus de waarde der compositie. In het volledig beleven der fondamentale aandoening, in de strikte navolging van het gedicht zetelt de hoogste oorspronkelijkheid van den toondichter. Het geldt hier een nieuwe schepping, een nieuwe uiting der oer-indruk. Er is geen sprake van dwang door het gedicht uitgeoefend op den muzikalen kunstvorm. De componist herkent zichzelve in den dichter en hun gemeen schappelijke aandoening verklankt zich in twee op zich zelf staande vormen, waarvan de muziekale zich van zelf in volmaakte evenredigheid naar den anderen voegt. De Unio Mystica van dichter en compo nist, de vrijwillige overgave van den laatsten aan den eersten openbaart zich in het lied en is als het ware de toetssteen der volmaakte compositie. Hoe losser de band tusschen beide kunstenaars, hoe vager de spiegeling, hoe minder oorspronkelijkheid in het lied, dat buitenissig of banaal wordt. In geen van deze opzichten is de componist zichzelf, want in het eerste geval is hij niemand en in het laatste iedereen. De muziekale aanschouwelijkheid van Zweers' Boutens-liederen is werkelijk ma gistraal te noemen. Zoo bijvoorbeeld de teedere schildering der Christus verschijning in Een Oud Lied". Hoe wonderlijk treedt de zinrijke voorstelling van het visioen op den voorgrond na den gedragen eenvoud der inleiding: Laat nimmer af te te vragen uw zoeten bruidegom". Machtig is in dit lied de typeering van het louteringsbegrip, dat de geheele compositie beheerschr. Aan Een Oud Lied" verwante scheppingen zijn: Invocatio Amoris" en Laat mij nimmermeer berusten"; tezamen vertegenwoordigen zij een drietal hartstochtelijk religieuse liederen, waarvan de domineerende gedachte is: De zoete honger", de gouden wanhoop" van het Godsverlangen. Met da, Invocatio" bereikte Zweers de meest virotrekte schoonheid. In verrassende klankschakeeringen schildert hij hier de felle bewogenheid der ziel, die ziende wordt als in nieuwen morgenstond". De vervaarlijke scheppingskracht, die van deze hymne uit gaat, het rhythmisch stijgen der tonen in de treffende uitbeelding der twee hoofdphasen: het ontwaken in God en de zalige gelaten heid in hem dit alles rangschikt deze compositie tot het volmaaktste wat Zweers geschreven heeft. Een andere liedergroep op tekst van Boutens vormen Kind der Aarde", Zonne kus", en Maanlicht". Deze werken ademen een extatische vreugde, een overstelpend die dezen in gang gebruiken het moeten pas seeren. De tentoon stelling is in elf atdeelingen gesplitst: 1. Schoone Kun sten; 2. Onderwijs en Opvoeding; 3. Staat huishoudkunde ; 4. Vrije Kunsten; 5. Fabrieks nijverheid en hare Voortbrengselen; 6. Ma chinerieën; 7. Vervoer; 8. Landbouw; 9. Vee; 10. Tuinbouw; 11. Mijnen en Metaalbewer king. De afdeéling der Schoone Kunsten bevat hoofdzakelijk werk uit de laatste tien jaren, terwijl een collectie oudere kunstwerken, door kunstliefhebbers ter leen afgestaan, haar opluistert. Bij Onderwijs vindt men alles wat betrekking heeft, niet alleen op de lagere, middelbare en hoogere scholen, doch ook op teeken- en schilderacade mies, landbouwscholen, ambachtsonderwijsen scholen voor handels- en zakenmenschen in spe. In de derde groep ziet men alles bijeen dat be trekking heeft op de sociale beweging en ontwikkeling, ter wijl in het gebouw voor Vrije Kunsten drukkunst en fotografie te vinden zijn, zoo wel als de mechanische hulp middelen voor geneeskunst en chirurgie; chemische produc ten, zooals verfstoffen, perfums etc. zoowel als astronomische instrumenten; piano's en andere muziekinstrumenten, zoowel als rekenmachines. Dat de twee grootste paleizen zijn afgezonderd voor de voort brengselen der fabrieksnijver heid in de ruimste beteekenis van het woord, verbaast nie mand, die eenig begrip heeft van hetgeen Amerika op dit gebied presteert. De Machinezaal is weer in vijf onderafdeelingen gesplitst: machines in werking, middelen tot overbrenging van kracht, machines om hout en metaal te be werken, de producten hiervan in de verschil lende stadiën van afwerking en modellen van machines in verschillende stukken en door sneden, zoodat men kan zien hoe ze in elkaar zitten. Dat de automobiel in San Francisco triumfen viert in de afdeéling Vervoer begrijpt ieder die bedenkt hoe die industrie zich in de laatste jaren ontwikkeld heeft. Doch ook het Scheepvaart- en het besef der wereldweelde. De mystieke be schouwing van natuurtafreelen, zooals ze gevonden wordt in Maanlicht" en Zonnekus" toont ons het wijsgeerig waarnemen van dichter en componist beide, want die twee zijn n in deze liederen. De wijze waarop Zweers waarnemingen in de natuur weet mede te deelen, toont ons zijn geeste lijken gedachtengang. Hiervan getuigen ook sterk zijn jongste Boutens-composities Leewerik"en Liedje" (?achter de wuivende duinenlijn".) Ook hier treffen wij die vergeestelijking aan in een onbewust combineeren van zintuigelijke indrukken met levensideeën. Zweers' zangen op tekst van Helene Swarth bekoren ons door de tastbaarheid, de realiteit der natuur beschrijvingen. In de Boutens liederen ver klankt hij ons echter naast het zinlijke het geestelijke, daar openbaart hij ons het onzienlijke achter het zienlijke. Treffende voorbeelden van Zweers' geniale interpretatie-kracht zijn twee door Frederik van Eeden vertaalde Wij-zangen van Rabindranath Tagore. Voor sopraan geschreven, met begeleiding van een blaasquintet (fluit, klarinet, hobo, hoorn en fagot) zijn deze twee zangen, meesterstukken van bouw en diep doorvoelde stemming. De heerschende gedachte dezer wij-zangen is liefde tot God, liefde als die der cherubs, die met gebogen hoofde in stille verrukking en diepen ootmoed aanbidt, In eenen groet aan U, mijn God... Mogen al mijn liederen hun verscheidenheid van wijzen samenbrengen in nen stroom en doen vloeien in een zee van stilte in nen groet aan U..." In dit aanbiddingsbegrip nu, toont ons de LlXe wij-zang het Gobsbeleven, daar, waar de andere een hoog oplaaiend loflied is. En deze twee phasen heeft Zweers verklankt op uiterst intelligente wijze in snel-scherp reageeren op elke gedachte nuance. De stemmen vloeien hier samen in een stroom van streelende Godverheerlijkende klanken. Hoe tref fend juist is de keuze der instrumentatie. Het maagdelijk karakter der blaasinstrumen ten gepaard aan de sopraanstem geeft de stemming in deze gedichten ontroerend schoon weer. Het geldt hier de vertolking eener univer seel religieuse idee, die zoo nu en dan haar Oosterschen oorsprong aan den dag legt door plaatselijke beelden: Als een vlucht heemzuchtige kraanvogels, die nacht en dag door vliegen tot hun nest in de bergen, zoo moge heel mijn leven afreizen naar zijn eeuwig thuis, in nen groet aan U." Toch is deze exotische tint welbeschouwd vaag in verband met de heerschende ge dachte, die zich oneindig verder uitstrekt dan Tagore's geboorteland, die weerklank vindt bij alle volken, die zich in expressie voegt naar alle talen. Van Eeden's vertol king of die van AndréGidein hetFransch*), geven allerminst den indruk van een uitheemsche plant, die kwijnt op vreemden bodem. De gedachte heeft hier geenszins aan vitaliteit verloren in vergelijking met de Engelsche vertaling, die de dichter zelf *)? L'Offrande Lyrique" Nouvelle Revue franijaise. December 1913. Het Feestgebouw Spoorwegwezen zijn hier niet vergeten. Inte ressant is de historische groep in deze afdeeling. Daar toch ziet men bij elkaar de madellen der oudste Nederlandsche, Engelsche, Fransche en Spaansche schepen, met allerlei documenten die betrekking hebben op de stoute tochten, die de koene zeevaarders en ontdekkers ondernamen. In de afdeéling Landbouw is groote ruimte afgestaan aan tabak en katoen, terwijl de groep Voedsel in deze afdeéling buitenge woon volledig is. Veeteelt en Tuinbouw zijn eveneens zeer omvangrijk, terwijl bij de afdeéling Mijnen zeer bijzondere aandacht is geschonken aan de petroleum-industrie, met al haar bij-producten. Men ziet, dat de commissie hare taak breed heeft opgevat, terwijl de inzendingen uit Nederland een uitstekenden indruk maken. Men weet dat de Nederlandsche commissie bestaat uit de heeren: C. J. K. Van Aalst, president der Nederlandsche Handel-Maatschappij, mr. J. C. A. Everwijn, Chef der afdeéling Handel van het Ministerie van Landbouw, Handel en Nijverheid, G. J. Staal, Secretaris-Generaal van het Ministerie van Koloniën en H. A. van Coenen-Torchiana, Consul-Generaal der Nederlanden te San Francisco. Zij heeft alle eer van haar werk. Zij heeft bovendien niet alleen gezorgd dat het pavi lioen de Nederlandsche naam alle eer aan doet, doch ook dat het Amerikaansche pubiek een blijvende herinnering krijgt aan Neder land en zijne inzendingen. Zij heeft daartoe een reeks rijk geïllustreerde brochures in de Engelsche taal laten drukken, waarin de bekendste mannen op elk gebied van we tenschap, kunst, nijverheid, handel enz. heb ben vertelt wat Nederland heeft tot stand gebracht in het verleden en nog tot stand brengt voor d,e toekomst. C. THIEME van zijn wij-zangen gaf. De goddelijke gemeenschap door Tagore in deze wij-zangen uitgedrukt, zijn mystiek, is hier te wijd en te diep om kenschetsend in verband te kunnen worden gebracht met het eng begrip nationaliteit of locale kleur. Tagore's gevoelens toch zijn te universeel van strekking, te persoonlijk van uiting, om ook maar eenigzins gespecifieerd te kunnen worden als Oostersch, Westersch, Noordelijk of Zuidelijk en deze sporadisch-locaal getinte gedichten zijn hierom nog niet onder een categorie Oostersche gevoelens" te rang schikken. De gemeenschap, die er altijd is tusschen Zweers persoonlijkheid en de gedachten, die hij schilderen wil, heeft hier we! haar innig ste verhouding bereikt en gelijk men bij het lezen van Meister Eckharts Predigten niet denkt aan den Duitschen mysticus, zoo denkt men bij het luisteren naar de wij-zangen niet aan den Oosterling Rabindranath Tagore, maar aan de ontplooiing der ideeën door Zweers zoo meesterlijk vertolkt. In schuchtere bevangenheid zet de fluit in met het eerste thema, dat zoo teeder het God-bewust-worden schildert in wij zang LIX. Met een prachtigen Vorhalt wordt dit thema door de 5 instrumenten besloten in den dominant en het klinkt als een zucht in droomerig ontwaken. Eerst door den hoorn en later door alle instrumenten canonsgewijze doorgevoerd, smelten de tonen samen, tot hoog opstijgt uit deze klankweelde de sopraan, in vervoering belijdend: Ja, ik weet het, dit is enkel Uwe liefde, o geliefde mijns harten... Onmiskenbaar spreekt hier weer tot ons dat persoonlijke, dat in Zweers' muziekale bouwtrant aandacht afdwingt, stemming meedeelt, dat ons in al zijn liederen boeit. Wat is het dan in zijn kunst, dat ons in het hart grijpt en steeds in duurzamer ge waarwording wederkeert, tot wij het plotse ling gaan beseffen als een innerlijke aanraking van twee zielen, die elkander verstaan ? Het is verwantschap. Zweers is van ons, onafscheidelijk, onbetwistbaar, zooals ons land aan ons verbonden is met zijn wonderlijk licht, zijn teere luchten, zijn water,zijn weiden. Daar is verwantschap tusschen Zweers' kunst en de hem omringende natuur. Al had Italie's fel opstriemende kleuren-rijkdpm u in verrukking gebracht, al voeldet gij u overweldigd door de starre majesteit der rotstafreelen, al waart gij schilder en een vurig minnaar der natuur het gaf u niets. Indien gij niet verstondt het liefelijke onzer vlakte in de omfloerste naaktheid van haar horizon, gij zoudt ook van Zweers' liederen een buitenstander blijven. Deze wijde gestadigheid van ijle lijnen en wazige tintenwisseling, die zich uitspreidt in ons Nederlandsch landschap, zij spiegelt zich af in Zweers' kunst, in het zwellen en afnemen zijner melodieën, in zijn zwevende rhythmiek en oneindige klankverscheidenheid. Oostersch van oorsprong zijn ook Tagore's gedichten in taal en muziek geworden tot Nederlandsche zangen, deel uitmakend van de Nederlandsche liederkunst, waar Zweers den grondslag van legde. Ziet, dit laatste is zijn grootste verdienste! * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl