De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 15 augustus pagina 1

15 augustus 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1996 Zondag 15 Augustus A°. 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER Abonnement per 3 maanden ?165 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels/ 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames per regel . . ?0.25 . . ,0.30 . 0.40 INHOUD : Bladz. l: Amsterdam en de Zee, door O. d. O. Buitenlandsch Overzicht, door G. W. Kernkamp. De Democratische Grondwetsherzie ning in Denemarken, door Andreas Bantzer. 2: Sociaal-Aristocratie als Oplossing van het Vredes vraagstuk, door Erede ben Heik. Scheepsgeschut tegen Knstvei sterkingen, door Artillerist. Feuil leton: De Diamantetad" Antwerpen, door Salomon Demwitzer. 3: Onze Landbouwproductie en Landbonwexport, door 3. Smid. 5: Voor Vronwen, door Elis. M. Bogge. Uit de Natnnr, door Jae. P. Thjjsse. 6: Naar aanleiding van de Opheffing der BQks-marinewerf te Amsterdam, door Hendr. O. Diferee. Het laatste Oorlogsschip op 's Bvjkswerf gebouwd, door W. J. de V. De Sinologie en de Chineesche Hknst, door Henri Borel. Schil derkunst in 't Gooi, door H. 7: Lanseloet ende Sanderijn, door Simon B. Stokvis, teekeningen van Joan Collette. Litteraire Beschouwingen, II, door Fred. van Eeden. Het Byksmuseum, door Plasschaert (T. Vermeer). Onze Tooneelspeelsters, door Simon B. Stokvis. De Nederlandsch-Belgische grenzen, -teekening van George van Baemdonck. Onze Puzzles. 9:,Fin. en Econ. Kroniek, door J. D. Santilhano. 10: Haegsche Brief, door jhr. mr. dr. van L. 't H. 1 Spreekzaal.?11: Uit breiding van Haven- en Spoorwegwerken rondom Amsterdam, teekening van Joh. Braakensiek. Schaakspel, red. dr. A. G. Ollaud. 12: Damrnbriek, red. E. O. de Jonge. Bijvoegsel: Uitbreiding van Leger en Vloot in Amerika, teekening van Joh. Braakensiek. 'lltllllllllllllllllllllMHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIirillltlllllllllllllllllllllllllllll AMSTERDAM EN DE ZEE Niemand weet er het rechte van, maar behalve zij die nooit vertrouwen en altijd achterdochtig zijn, heeft een fëder een voorgevoel, dat, economisch zeker, groote tijden komende zijn. Men twijfelt of het wel dadelijk na den vrede vette jaren zullen wezen, maar van diepe beteekenis zijn de tijden reeds als arbeid en vernuft nieuwe bronnen van welvaart schepeen en een nog verbeterd economisch raderenstelsel doen loopen. Zoo er al in den eersten feilen wed.strijd alleen kans op winst is daar, waar records geslagen worden in spaarzaam heid en overleg, reden te meer om alle zeilen bij te zetten voor de natie, die ,een rol van beteekenis in het wereldverkeer wil blijven spelen en voor welke de wind gunctig is. Dit is het geval met Nederland, en Amsterdam welks bloeiend lijf geperst zit in eene te nauwe keurs, heeft be hoefte aan nieuwe sluizen, nieuwe havens, nieuwe verkeersaderen om het bloed vrijelijk te laten circuleeren. Daarom, al duurt het lang langer, dan den niet-ambtenaar en niet-regeerder vaak begrijpelijk is het geeft moed, dat er althans werking is: in de plannen met de nieuwe schutsluis te IJmuiden, het haven-project-West, de nieuwe spoor weg-ceinturen, die dit complex met de hoofdstad zullen verbinden. Het is alweer een drietal jaren geleden, dat de Raad zonder blikken of blozen 20 millioen toewees voor een breed havenschema in het Westen. La vie sans phrases! Moge men toen al betreurd hebben, dat met deze verschuiving naar West het havengebied in twee ver verwijderde complexen werd verdeeld, en gebroken werd met een samenhangend, in elkaar sluitend geheel, dicht bij het Merwedekanaal en dicht tegen een droog te leg gen Zuiderzee, een nieuw en vruchtbaar achterland, er was periculum in mora en alleen plan-West kon afdoend en tijdig voorkomen dat het haven-verkeer van Amsterdam in de klem raakte. Opportuniteit! Men moest de voordeelen van de Oostelijke concentratie en de harmonische uitbreiding van het be staande geheel, welke door economischen samenhang splitsing in kleine en dure verkeers-eenheden voorkomen, wel laten schieten. Plan-West toch beteekent een voordeelig tijdverschil van eenige jaren, en alleen dit project kan het dreigende gevaar afweren, dat de veeleischende expansie van den wereldhandel andere havens, rivalen, zal gaan voortrekken. En zoo gingen de oogen ook wijder open voor de verdiensten van het Wes telijk schema. Daar kreeg men de ruimte, daar kon met spoed en breeden opzet fewerkt worden, daar was men dichter ij zee en vrij van de hinderlijke en gehin'derde Hembrug. Intusschen zijn er weer eenige jaren verstreken en is de strijd alweer in het liefderijk vergeetboek geraakt. Na lang schacheren en het wisselen van vele nota's werd het Rijk het met de gemeente eens over de bijdrage in de te bouwen nieuwe sluis te IJmuiden, zonder welke de grootscheepsche Weste lijke havens niet tot hun volle recht komen en een gevaarlijke speculatie worden. En daarop volgde lange en geheim zinnige stilte. Maar handel en scheepvaart het klagen moe, werden dezer dagen verblijd heugelijk is ook het nieuws, dat de scheepsbouw voor Amsterdam behouden blijft en over het IJ eindelijk de ruimte zal krijgen door twee levensteekenen. Het Wetsontwerp betreffende den bouw der nieuwe schutsluis te IJmuiden en de verbetering van het Noordzeekanaal is bij de Tweede Kamer ingediend en in den Raad deze beide spelen te dezer zake over en weer als echo werd aan de uitvoering van het havenplan-West, door de beschikbaarstelling van de gron den noodig voor den aanleg van de verbindingsbaan met het spoorwegnet aan de oostzijde van de gemeente, weder een duwtje gegeven. Bijzonderheden kunnen hier achter wege blijven. De Pers blijde iets anders dan oorlog beet te hebben is van verschil lende zijden met teekening, toelichting en cijfers voor den dag gekomen en heeft de quaesties nog eens opgedischt, als ware het nieuwe gerechten. Slechts kunnen niet genoeg herhaald worden de waarschuwende woorden: laat er nu toch schot in komen, laat het niet telkens een druppel wezen! Er zijn er wier geestdrift danig is afgekoeld. Bedrukt vragen zij zich af of de tijden er naar zijn om tientallen millioenen te spendeeren aan een nieuwe sluis, weer tientallen aan een nieuw haven-schema, nog eens tientallen aan nieuwe spoorwegverbindingen. Is het niet zaak even den oorlog af te wachten en hoe het met Antwerpen zal gaan ? Als Antwerpen Duitsch wordt zullen wij aan onze havens, zooals zij nu zijn, meer dan genoeg hebben. En wie weet of er na den oorlog, na eerst een vleugje, niet windstilte en malaise in het internationaal verkeer zullen volgen. Maar de kat uit de boomen te kijken is ten deze al heel noodlottig. Met de werken in quaestie gaan toch al jaren en jaren gemoeid. Indien de projecten met bekwamen spoed worden uitgevoerd dan valt het in het Oosten met partiëele uitbreidingen wellicht nog te redderen, maar het zal spannen. Schuift men even wel andermaal de energieke voltooiing van de betreffende ontwerpen op de lange baan, dan is het wis en zeker, dat de havenbeweging van de hoofdstad, zooals deze nu al jaar in jaar uit cre scendo gaat, in den knauw komt en mis vormd wordt als voeten in een Chineeschen schoen. Kapitaal moet worden gewaagd, al zouden alleen kinderen en kindskinderen de volle vruchten daarvan in den schoot vallen. Als ten deze reeds een toon van mismoedigheid wordt ingezet, hoe zal het dan gaan met den particulieren ondernemingslust, die uit alle hoeken blijken moet geven van offervaardigheid, als de groote gaten door den oorlog geslagen bijgewerkt zullen worden. Het is een geluk dat tot nu toe ons land er buiten buiten den oorlog is gebleven. Dit gebed worde ook hier als cijns van dankbaarheid en wellevend heid gepreveld, al is het afgezaagd. Maar terwijl ons land te midden van de kam pende volken n groote naaikrans is, waar onverdroten gewauweld wordt over alles en nog wat van den oorlog, mogen wij waarachtig wel blijde zijn, dat wij in werken van den vrede anti-oorrogsraad en zoo worden niet bedoeld de handen uit de mouw kunnen steken. Ten Stadhuize sprak de heer Bos onlangs verfrisschende woorden van ver trouwen en verwachting. In den Raad werkte de socialistische Wethouder in verband met het havenplan op het gemoed van de leden om toch geloof en ver trouwen te hebben in de Regeering, in de toekomst; nieuw geluid ! En er kan ook eensgezindheid zijn grooter dan ten aanzien van eenig poli tiek vraagstuk. Want er over strijdende hoe welvaart en winst moeten worden verdeeld en belast, is het toch alvast zaak voor alle partijen de te verwerven vruchten zooveel mogelijk het verdeelen en belasten waard te doen zijn. Over de zeeën het meest geschiedt de wonderlijke warenwisseling, die het bloed aan de naties toevoert. En om hare lig ging aan zee en op den rand van het groote vasteland onvolprezen en alom benijd, zou de hoofdstad, terwijl de schepen klaar liggen, met talmen een eenige kans verspelen weer groot te worden als weleer in dat waarin zij groot vermag te zijn. O. D. C. Ja, Warschau is nu gevallen maar dit 'onderwerp is nog altijd geen spekje voor ons bekje. Wij blijven nog in de koloniale politiek. De dingen, waarover wij de vorige maal schreven Duitschland's onderhan delingen met Engeland, in het voorjaar van 1914, over machtsuitbreiding in Afrika, en hoe de Belgische Kongo dan nog altijd een sta-in-den-weg bleef voor de verwezenlijking van het Duitsche ideaal om een groot Mid den Afrikaansch rijk te stichten zijn op eens zeer actueel geworden. Zoowel van Belgische als van Duitsche zijde is daarover uit de school geklapt. Naar men weet, laat de Duitsche regee ring sinds eenige weken in de Norddeutsche AUgemeine Zeitung stukken uit Belgische archieven publiceeren, berichten van Bel gische gezanten aan hunne regeering, waar uit moet blijken, dat deze gezanten reeds verscheiden jaren vór den tegenwoordigen oorlog aan de politiek der Entente mogend heden de bedoeling toeschreven om Duitschland te omsingelen". Vroeger deed de Duitsche regeering reeds iets dergelijks; zij liet toen Belgische ar chiefstukken openbaar maken, die aan de goêgemeente moesten aantoonen, dat België een militaire afspraak had gemaakt met Engeland en Frankrijk en dus zelf zijne onzijdigheid had prijs gegeven. Dit was geen nobel bedrijf; men heeft het vergeleken bij de daad van een inbreker, die in het huis, waar hij is binnengedrongen, de snippers uit de prullenmand bijeenzoekt om er het bewijs uit te construeeren, dat hij eigenlijk de meest gegronde reden voor zijne inbraak had; maar nobel of niet nobel, het was althans slim bedacht, Ook in Duitschland zelf, evenzeer als onder de vrienden van Duitschland daar buiten, waren er velen, die niet zoo hoog konden klimmen, dat zij het standpunt bereikten, ten onzent door Mr. Dr. Labberton ingenomen, vanwaar men de Duitsche gewelddaad tegen België als een bewijs van Duitschland's zedelijke geni aliteit kan bewonderen. Aan dezulken moest worden aangetoond, dat Duitschland?ach teraf bezien! alle recht had om onrecht te begaan. Niet dat uit de gepubliceerde stukken het bestaan van een militaire over eenkomst tusschen België en Frankrijk en Engeland kan worden bewezen; dit bewijs ontbreekt ten eenenmale; maar de Duitsche regeering wist wel, dat zulke stukken, in dezen tijd, door Duitschers en buitenlandsche be wonderaars van Duitschland niet met een critisch oog worden gelezen. Het was dus voldoende, zoo er in die stukken slechts iets voorkwam, dat den schijn had van een militaire overeenkomst; met dien schijn zouden de vrienden het dan wel voor lief nemen ; als men in iemand vertrouwen stelt, ziet men immers niet scherp toe, of hij met valsche, dan wel met echte munt betaalt. De publicatie uit Belgische archieven", die ons de laatste weken wordt opgedischt, lijkt ons veel minder slim bedacht. Het doel daarvan is, immers, aan te toonen. dat de Entente-mogendheden sinds jaren bezig zijn geweest met de voorbereiding van den oor log tegen Duitschland. Dit nu behoefde aan de Duitschers en alle bewonderaars van Duitschland in neutrale landen niet «eer te worden aangetoond; die gelooven dit immers al lang. En bij wie niet tot de genoemde categorie behooren, wordt de ongeloovigeThomas-aard niet zoo gauw uitgeroeid. Zij merken immers op: Ie dat niet de stukken zelve, maar een bloemlezing eruit wordt medegedeeld; vermoedelijk staat er in de brieven van de Belgische gezanten ook wel een en ander, dat de Duitsche regeering, als niet ter zake, nl. ter Duitscher zake dienende, heeft weggelaten; 2e dat de meening van de Belgische gezanten, dat de Entente een oorlog tegen Duitschland voor bereidde, nog niet het bewijs van die voor bereiding levert; tot dit bewijs zou men dichter naderen, wanneer de Duitsche regee ring ook eens de rapporten van Amerikaansche, Nederlandsche, Zweedsche, Deensche enz. gezanten aan hunne regeeringen kon openbaar maken, en daajuit bleek, dat ook deze diplomaten de meening van hunne Belgische collega's deelden: zoolang echter de Duitsche troepen nog niet Washington, Den Haag, Stockholm, Kopenhagen enz. zijn binnengerukt, kan de Duitsche regeering moeilijk aan het verzoek tot de laatstbe doelde publicatie voldoen; wij willen ook hopen dat zij er nooit gelegenheid toe zal krijgen! En eindelijk merken bovenbedoelde ongeloovige Thomassen op, dat het partij trekken voor Duitschland van de Belgische gezanten toch in zonderlinge tegenspraak komt met wat de vroegere publicatie wilde bewijzen, nl. dat België had geheuld met Engeland en Frankrijk! Zelfs in hun eigen land is de reputatie der Duitsche diplomaten zeer gedaald; maar niemand zal de heeren, die de laatste bloem lezing uit Belgische archieven hebben bij eengebracht, toch voor zoo dom houden, dat deze tegenspraak hun is ontgaan. Ziehier, wat zij eenige dagen geleden door Wolff's bureau hebben laten rondseinen om de Duitschers en pro-Duitschers, die mochten gaan wankelen in hun geloof aan Belgie's heulen met de Entente, op de been te houden: De militaire verstandhouding van België met Engeland en Frankrijk is door de daar omtrent openbaar gemaakte bescheiden zoo boven allen twijfel verheven (en wordt door de rapporten der gezanten bovendien nog bevestigd), dat het overbodig ware, daaraan nog een woord te verspillen". Dit is naar het bekende recept: houd des te brutaler vol, dat je gelijk hebt, naarmate je ongelijk duidelijker wordt. Zelfs de re dactie van de Nieuwe Rotterd. Courant (eere wien eere toekomt! het verheugt ons, dat zij voortgaat op den goeden weg) wordt dit te machtig; zij kantteekent, dat door de vroegere bescheiden het bewijs niet is ge leverd, en dat ook uit de tot dusverre ge publiceerde rapporten der Belgische gezanten de stelling, dat België militaire afspraken had gemaakt met de Entente, geen steun vindt. Vermoedelijk zal de Belgische regeering een en ander in het midden hebben te brengen naar aanleiding der jongste publi catie, zooals zij de vroegere niet onbeant woord heeft gelaten. Misschien gebeurt dat reeds in het nieuwe Belgische grijsboek, dat elk oogenblik kan verschijnen, wellicht reeds verschenen is op het oogenblik, dat wij dit schrijven. Van dit nieuwe grijsboek is n document reeds bekend gemaakt, een brief van den Belgischen gezant te Berlijn aan den Belgischen minister van buiten landsche zaken, d.d. 2 April 1914. En deze brief brengt ons weer terug in de koloniale geschiedenis. De gezant bericht, wat hem vertrouwelijk is medegedeeld door Jules Cambon, den Franschen gezant te Berlijn. Na een intiem diner, waarop Cambon de gast was geweest van von Jagow, den staatssecretaris van buitenlandsche zaken, waren zij in gesprek gekomen over de wenschelijkheid, dat Frank rijk en Duitschland zich met elkaar zouden verstaan over den aanleg van spoorwegen in hunne Af rikaansche koloniën. Toen Cam bon had geopperd, dat men daarover ook met België, dat nieuwe spoorwegen in den Kongo bouwde, overleg moest plegen, had von [agow geantwoord: neen, want wij moeten het juist ten koste van België eens zien te worden. België heeft een te zwaren last op zijne schouders geladen, toen het den Kongo van koning Leopold overnam; het is niet rijk genoeg om uit dat uitge strekte gebied al het voordeel te halen, dat erin zit; die onderneming gaat zijne krach ten te boven; het zal er van moeten afzien". Cambon had die meening bestreden, maar von Jagow hield vol: alleen groote mogend heden konden koloniseeren; de economische ontwikkeling bracht mede, dat kleine staten moesten verdwijnen, zoo zij niet de baan wilden volgen, die hun door de groote mogendheden werd aangegeven. Toen de Fransche gezant een bedenkelijk gezicht bleef trekken bij dit betoog, had von Jagow zich gehaast te zeggen, dat hij niet als officieel persoon sprak, maaralleen zijne persoonlijke gedachten ten beste gaf. Dit confidentieel onderhoud werd even confidentieel door Cambon ter kennis van den Belgischen gezant gebracht, omdat hij meende, dat België er belang bij had, op de hoogte te zijn van de gezindheid, welke de ofh'cieele leider van de Duitsche politiek ten opzichte van de kleine Staten en hunne koloniën koestert." Zoodra dit voorproefje van het nieuwe Belgische grijsboek bekend was geworden, heeft de Duitsche regeering een tegenspraak durven laten opnemen in de Norddeutsche AUgemeine Zeitung. In werkelijkheid is het echter geen tegenspraak. Ontkend wordt, dat von Jagow zou hebben gerept van een voor nemen om de rechten van België te schen den ; toegegeven wordt, dat hij den Kongo aanwees als een geschikt terrein voor een overeenkomst ter verbetering van de be trekkingen tusschen Frankrijk en Duitsch land : hij had daarbij in de eerste plaats het oog op de spoorwegen in den Kongo; hij wees ook op de meening, destijds door Bel gische publicisten geuit, dat het beheer van een zoo groote kolonie boven de kracht van België ging.". Zoo heel groot is het verschil tusschen de eene en de andere lezing niet. In elk geval staat vast, dat von Jagow den Kongo aanwees als een geschikt terrein" voor een Fransch-Duitsche overeenkomst. Herinnert men zich nu, dat in denzelfden tijd, waarop het bovenbedoelde gesprek werd gevoerd, Duitschland bezig was te onder handelen met Engeland o. a. over het over nemen van een door Engelsch kapitaal ge bouwden spoorweg in Angola, die door Duitschland zou worden doorgetrokken tot in den Belgischen Kongo, dan wordt het zoo goed als zeker, dat von Jagow bij zijn gesprek met Cambon een balletje heeft op gegooid, of Frankrijk bezwaren zou maken tegen Duitschland's voortdringen (eerst na tuurlijk economisch", door spoorwegbouw enz.) in den Belgischen Kongo; m. a. w. dat achter de woorden van von Jagow het groote plan van het Duitsche Midden-Afrikaansche rijk school, dat alleen kan worden verwezenlijkt wanneer het zuidelijk deel van den Kongo aan Duitschland komt; voor Frankrijk was dan vermoedelijk een ander stuk van den Kongo bestemd, wanneer Duifschland en Frankrijk - en niet te ver geten Engeland! - het er over eens waren geworden, dat een kleine staat als België een Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confettf. Naar men ons van zeer bevoegde zijde mededeelt heeft de wijze waarop het Nieuws van den Dag "W.B." berichten belachelijk tracht voor te stellen in Duitschland groote verbittering gewekt. In het onderstaande telegram was het N.v/d Dag zoo gelukkig, door middel van het weglaten van een en kele punt (boven de komma achter gordijnen), het vermoeden te doen ontstaan dat "W.B" in de veronderstelling verkeerde dat lijnzaad en lijnolie een onderdeel of afval was van watten en tricots en desnoods gordijnen kon vervangen: KRISTIANIA, 17 Juli. (W. B.) De Noorsche regeering vaardigde een uitvoer verbod uit van katoen-afval, katoenen watten, garen, tricots, katoenen goede ren behalve gordijnen, lijnzaad en lijn olie. Het uitvoerverbod treedt morgen in werking. Dientengevolge heeft zich een deputatie van den A. O. R. tot de redactie van het N. v. d. D. gewend om te wijzen op het gevaar van deze methoden, als zijnde een van de oorzaken welke de kiem leggen voor volgende oorlogen (het verwekken van haat). groote kolonie niet behoorlijk kan beheeren! Aan een overeenkomst tusschen Frankrijk en Duitschland over den Belgischen Kongo staan allerlei moeilijkheden in den weg; art. 16 van het in 1911 tusschen beide mo gendheden gesloten verdrag bepaalt, dat eventueele gebiedswijzigingen in den Kongo alleen mogen geschieden met goedvinden van alle mogendheden, die in 1885 den Kongo-staat hebben helpen stichten. In Duitschland heeft men dit artikel zoo uit gelegd, dat Frankrijk daardoor afstand deed van zijn recht van voorkeur om den Kongostaat te naasten; de Fransche regeering heeft intusschen getoond, hierover anders te den ken. Op dit alles kan hier echter niet nader worden ingegaan. Wij hebben er alleen de aandacht op willen vestigen, dat ook de allerjongste publicatie uit Belgische archiven" bewijst, hoe'n groote rol Duitschland's expansie-politiek in Afrika speelt in de algemeene staatkunde. Men kan zich er dan ook op voorbereid houden, dat bij de vredesonderhandelingen, die toch eenmaal zullen moeten worden aangeknoopt, de koloniale vraagstukken niet de minst belangrijke zullen zijn. Ook daar om verdienen zij meer aandacht, dan er tijdens dezen oorlog gewoonlijk aan wordt geschonken. 11 Augustus 1915. G. W. KERNKAMP imimiiiiHHimniimiiiiiiiM De Democratische Grondwets herziening in Denemarken Bewerkt naar een voor de Amsterdammer" geschreven artikel van ANDREAS BUNTZEN, Deensch journalist, voorzitter van de Journalistenvereniging van Kopenhagen, enbestuursafgevaardigdenaardeUnionlnternationale des Associations de laPresse. Tijdens den oorlog heeft men in Dene marken gelegenheid gevonden om een nieuwe Grondwet aan te nemen, die Zaterdag 5 Juni door Koning Christian onderteekend werd. Deze dag was daarvoor bepaald omdat het de herinneringsdag was (?Grundloosdag") van de eerste Deensche grondwet 1849 De belangrijkheid van de nieuwe wet ligt hoofdzakelijk in twee richtingen. Gedeeltelijk daarin dat zij bedoeld is als eindelijke af sluiting van een langdurigen diepgaanden Grondwets-strijd, gedeeltelijk daarin dat het de eerste Grondwet is die zonder voorbehoud de Vrouw aan den man gelijkstelt als kiezer. Vraagt men naar de verhouding van de nieuwe Grondwet tot de oude, dan moet men den blik terug laten gaan tot de eerste grondwet van 1849. De Koning van Denemarken was toenter tijd alleenheerscher in een rijk dat behalve uit het Koninkrijk Denemarken bestond uit het Deensche Hertogdom Sleeswijk en de Duitsche Hertogdommen Holstein en Lauenburg. Toen in Maart 1848 de laatste mannelijke afstammeling van het Koningshuis, Koning Frederik VII, op den troon kwam, stond de Vorst tegenover een door het Duitsche Ver bond en Pruisen gesteunde afstand, van Zuid-Sleeswijk en Holstein, tevens in het binnenland tegenover een nationale en libe rale beweging die rijp was om de macht over te nemen. Terwijl men het oproer bestreed, werd er een grondwet aangenomen, die de Koning onderteekende, uit vrije koninklijke volle macht" d.w.z. als alleenheerscher. Theore tisch was het dus een octrooi" en prak tisch moest de Koning die zoodanig geven wegens zijne positie als monarch van het overige rijk. Dit bleek duidelijk ook later, toen het oproer gedempt was en men poogde de constitutioneele verhoudingen van de gezamenlijke monarchie te regelen, en de Deensche Grondwet moest ondergeschikt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl