De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 15 augustus pagina 2

15 augustus 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Aug. '15. No. 1990 gemaakt worden aan de belangen van de gezamenlijke monarchie, volgens de wil van den Koning. Daar de Koning geen erfgenamen had, koos men Prins Christian vafl Qluksborg, later Koning Christfan IX, die door zijn huwe lijk met Prinses Lóuise van Hessen'het erf recht van het grootste deel des rijks in zijne handen kon vereenigen, eene regeling, die door de mogendheden ook door Oosten rijk en Pruisen gesanctioneerd werd. Het was de bedoeling dat de grondwet van 5 Juni 1849 ook het Hertogdom Sleeswp na den vrede zou omvatten. Maar alhoewel Sleeswijk niet, Holstein wel tot het Duitsche Verbond hoorde, mengden zich Pruisen en Oostenrijk onophoudelijk in de regeling van den Deenschen staat, zoodat daar door eindelooze en vruchtelooze onderhan delingen ontstonden. Toen koning- Frederik VII in November 1863 stierf, had de rijksdag een gemeenschap pelijke grondwet, voor Denemarken en Slees wijk aangenomen. De nieuwe koning aarzelde om die te onderteekenen, maar de binnenlandsche drang was zoo sterk dat hij ten slotte zijn onderteekening gaf. De oorlog in 1864 is aan Denemarken verklaard onder voorwendsel gedeeltelijk dat de nieuwe grondwet vroegere afspraken verbrak, en gedeeltelijk omdat Christian IX niet rechtmatig erfgenaam van de hertog dommen was. De hertog van Augustenborg ' vader van de tegenwoordige Duitsche keizerin Het zich in het begin als hertog van Sleeswijk-Helstein proclameeren, of schoon zijn vader plechtig ieder erfrecht had afgestaan tegen contanten. Het einde van den oorlog was dat de hertogdommen aan Pruisen en Oostenrijk moesten worden afge staan. Van den hertog van Sleeswijk-Holstein werd niet gesproken. Toen Oostenrijk na den oorlog van 1866 bij den vrede van Praag zijn deel in het recht over de hertogdommen aan Pruisen moest afstaan, hebben de rechtskundige adviseurs van den Pruisischen staat die verklaring afgegeven dat Christian IX de rechtmatige erfgenaam was en dientengevolge' het afstaan van Oostenrijk van zijn recht aan Pruisen ook rechtmatig, en zoo kon Pruisen de landen bezitten met het formeel volledige recht, en met het goede geweten dat Pruisen zoo gaarne heeft. Denemarken had na den vrede twee Grond wetten, een gezamenlijke Grondwet, die voor de gemeenschappelijke monarchie gold, en een voor het koninkrijk zonder Sleeswijk. Deze buitengewone toestand voerde tot een langdurigen Grondwetsstrijd, die eindigde met de aanneming van de Grondwet van 28 Juli 1866. Deze geleek veel op die van 5 Juni 1849 maar op een belangrijk punt namelijk de samenstelling van de Eerste Kamer (Landsting) hield die een verandering in. Terwijl vroeger beide Kamers uit het zelfde volk van kiezers waren gekomen het Folketing direct, het Landsting indirect door kiesmannen" werd nu het zoogenaamde gepriviligeerde kiesrecht" ingevoerd, door welk de helft der kiesmannen" moest worden gekozen. Voornamelijk op het platteland, waar een groot grondeigenaar die door zijn positie van zelf kiesman {was, even zoo veel gewicht had door zijne stem als de gekozen kies mannen van een heele gemeente, ontstond een beweging tegen de herziene Grondwet". In de steden kozen alle kiezers de helft der kiesmannen, en zij, die de hoogste belasting betaalden, de andere helft. Werd daardoor van een dubbel kiesrecht" gesproken, toch was in de steden dit punt van minder belang. De grondgedachte in de nieuwe grond wet was hoofdzakelijk dat volgens de sociale verhoudingen in Denemarken een aaneensluiting van de groote" en de kleine boeren" een vertrouwbare macht moest worden tot steun van het landsbestuur. Maar, kleine" boeren waren al in den beginne tegen de grondwet. Van hun kant, van de linkerzijde, werd nu de zoogenaamde parlementarische eisen" gesteld, t. w. dat de door het Volk gekozene 2e Kamer (Folketing) de leidende staatsmacht moest zijn en dat het ministerie uit de meerderheid van deze kamer zou ge nomen worden. Tegen dezen machtseisch vormden zich een rechter-partij bestaande uit de ? groot-grondeigenaren en de grond eigenaars buiten den boerenstand en overigens voornamelijk uit stedelingen.Met links gingen samen de in l STOopgekomen sociaal democratie en later in de steden de zoogenaamde radicalen. De strijd duurde in alle mogelijke stadia tot 1901, toen de Koning het besluit nam om een linker ministerie aan te stellen, dat hoofd zakelijk den boerenstand representeerde. Zooals reeds gezegdis, was de Grondet van 1849 een Octrooi en de grondwet van 1866 herhaalde nog, gedeeltelijk in een scherperen vorm, de zinsneden waarin dit was vast gesteld. Deze uitlegging van de Grondwet voerde de regeering tot de opzienbare strijdmid delen der provisorische wetten" van welke in het bijzonder de provisorische financiebegrooting, die jaren achtereen gegeven werd, tegenstand wekte. De Diamantstad" Antwerpen Schets uit het Joodsche leven vertaling eener Duitsche bijdrage VAN SALOMON DEMWITZER Ongeveer 30 jaar geleden dwaalde een jood uit Krakau op zijn kronkelend levens pad naar Antwerpen. Toen woonden slechts weinig joden te Antwerpen. Behebt met sterk ontwikkelde instincten, gelijk de meeste joden uit Oost-Europa, gevoelde hij dat hier een terrein voor hem lag, waarop hij zich een nieuw bestaan zou kunnen veroveren. Hij begon te handelen in diamanten, die steenen, welke de beteekenis van al wat kostbaar is, in zich bergen . . . Weldra liet hij zijn broeders en al zijn bloedverwanten en zijn vrouw uit het oude vaderland over komen. En nu, ongeveer 30 jaar later, telt de groote havenstad van België om en bij 30000 joden, waarvan 80 percent uit Krakau herkomstig zijn. De meesten lieten slechts droeve herinneringen in hun oude vaderland achter, en zij verkeerden in Galicië in zeer nooddruftige omstandigheden . . . Thans echDeze wetten waren hel antwoord van de regeering op de z. g. verwelkingspolitiek" een niet op zakelijke gronden steunende vernietiging van alle regeeringsvoorstellen, ook van de begrootingen deze laatste verwerping was in werkelijkheid een revolu tionaire taktiek. De argumentatie van de regeering was als volgt *): De koning heeft alle macht, behalve die hem uitdrukkelijk ontnomen is. Valt een beperking weg, dan breidt zich van zelf de koningsmacht uit. Nu wil het Ting geen financiewet geven toch is een financier wet noodig voor het bestaan van de staat huishouding zoo is het de plicht van den koning in functie te treden. *** Wij hebben hier waar we kort moeten zijn de twee hoofdmotieven in den poli tieken strijd: de samensteling van het Landsting en de Parlamentaire eisch die kon beschouwd worden als heel speciaal gericht tegen de historlsch-politieke opvatting van de conservatieve ministeriën. Maar natuurlijk groeiden vele andere strijdvragen op naast deze twee. Sociaal werd de tijd van den grondwetstrijd o.a. gekenschetst door de eenheid der boeren en hunnen op velerlei gebied zeer grooten vooruitgang waar de groot-grondeigenaren niet bij waren en die hen in de schaduw stelde.De coöperatieve aaneensluiting n voor inkoop n voor de zuivelfabricatie hebben hen reuzenstappen vopruitgebracht, zoowel economisch als sociaal en cultureel. De heer boeren waren op enkele toch zeer schitte rende uitzonderingen na in 't geheel niet op de hoogte van de politieke rechten die de grondwet van 1866 hun toekende. Nu zou men wel denken, dat de boeren (want zij waren het of liever hun aan voerders die sedert 1901 de macht hadden) de gelegenheid zouden aangrijpen om die macht vast te houden, en dit zou men eerder denken daar de machthebbers zich overigens niet afkeerig toonden van de af straling der macht. Maar neen! De roep om vrijheid en gelijk heid, waarop de verzamelde oppositie gebouwd was, had zooveel macht dat de boerenregeeringen eerst bij een nieuwe gemeentewet, en nu bij de nieuwe grondwet zelven den groenen tak, waarop zij zaten, doorgezaagd hebben. Zij lieten en laten de macht nog verder naar links glijden, naar de radicalen en socialisten. Dat is misschien heel mooi, maar of het slim is? Het eerste ontwerp van eene nieuwe grondwet werd ingediend October 1912. Vol doornen is zijn weg geweest, en ten slot niet zonder zekere beduchtheid bij de boeren zelven voor de toekomst. Maar de sociaal-democraten duwden op alle mogelijke wijzen vooruit om een her vorming van het kiesrecht te verkrijgen, een wijziging in eene voor hen gunstige richting. Kiesrechtsuitbreiding was voor hen een schrede naar hun Toekomststaat. Een van de vele hinderpalen, die de zaak op haar weg ontmoette was de oorlog die uitbrak waardoor de zaak tot nader werd verdaagd. Het gistte ondertusschen en nu ten laatste was het heel interessant dat het van con servatieve zijde was dat de zaak den laatsten duw kreeg, zoodanig dat het tenslotte in orde kwam. Wij zullen nu eenige punten bespreken die in het bijzonder den nieuwen grondslag ken merkten ten opzichte van de vroegere. Eerst het kiesrecht. Tot nogtoe had ieder Deenschgeboren man kiesrecht voorhet Folke ting (2e Kamer): Ie Als hij 30 jaar was; 2e Van onbesproken gedrag; 3e Niet dienst baar en daarbij zonder eigen woning; 4e Niet armlastig; 5e Niet onder curateele of gefailleerd. Nu breidt de nieuwe grondwet het recht uit tot zoowel man als Vrouw, die 25 is (in plaats 30) doch zoodanig dat deze leeftijdsverlaging eerst langzamerhand in werking treedt. De verkiezing voor het Landsting gaat, als gezegd is, indirect door kiesmannen die tot nu toe voor de helft gekozen werden uit de gewone Folketingkiezers, voor de helft door z.g. geprivile gieerde kiezers. De nieuwe grondwet laat nu iederen kies man" kiezen door de gewone klasse van kiezers, zoowel vrouwen als mannen, doch zoo dat de kiesrechtsleeftijd 35 jaar wordt een conservatieve garantie, waarin vele conservatieven echter niet veel vertrouwen hebben, omdat zij vreezen, dat dit verschil geene vruchtbare tegenstelling tusschen de twee kamers zal kunnen scheppen. Van nu af zijn dus de vrouwen ook ver kiesbaar en kunnen zitting nemen in de beide kamers. Het verschil tusschen de beide kamers is *) Vergelijk als tegenstelling: De Grond wet volgens welke de Belgische koning regeert. De koning heeft geen andere macht dan die hem uitdrukkelijk is toegestaan door de Grondwet. In Denemarken 'is de koning souverein, in België het Volk. ter zoude men die vroegere armoedige levens amper herkennen. De uiterlijke herschepping is vooral verbazingwekkend. Van top tot teen zijn het andere menschen geworden. Men behoeft slechts op een Zaterdagna middag te gaan wandelen door den Keizerlei, door die kostelijke hoofdstraat, waar de men schen, die het leven genieten, zich gaarne bewegen. Daar ziet men heel andere Sarah's Rebekka's dan in Galicië. Gedost in moderne, dure kleeren, beladen met gouden kettingen en diamanten sieraden, die dikwijls groote waarde vertegenwoordigen, geverfd en ge poeierd, zoodat de gelaatstrekken haast daar onder schuil gaan, drentelen zij daar rond. Herinnert ge u nog de vrouw van Max Silberfeld ? Wat zag die er vroeger uit! Thans zou heel Krakau nauwelijks haar praal en pronk kunnen betalen. En dagelijks komt steeds een nieuwe aan voer van versch geïmporteerde Joden uit Galicië. Een broer brengt een bezoek aan zijn rijke zuster, die hem nu niet direct vriendelijk ontvangt. Of wel een oude arme man loopt zijn rijk geworden zoon na en bedelt om een paar francs vaak nog te vergeefs. Zoodra men het Centraalstation uitkomt, ziet men in de daarop uitkomende straat honderden menschen in een kring staan, met levendige gebaren pratend en roepend, met portefeuilles in de hand heen en weer loopend. Net als op een jaarmarkt. Dat is de Pelikaanstraat. Daar vindt men de kleine diamantcafés, de Club en de Beurs, en de bezoekers voor de cafés zijn agenten en kleine kooplui, wien de toegang tot het nu alleen: het Folketing direct- het Lands ting indirect gekozen door de zelfde schare van kiezers, het Landsting door de 35-jarlgen en daarboven, het Folketing door de 25-jarige kiezers. Van socialistische zijde is men natuurlijk hiermede tevreden en vindt dat het genoemde verschil in ouderdom de twee kamers in een voldoende vruchtbare tegenstelling zal brengen, en men wijst verder in verband hier mede er op dat het Landsting moeilijker te ontbinden wordt dan het Folketing. Het Landsting zal namelijk in de toekomst slechts dan ontbonden kunnen worden, als er strijd is tusschen de twee kamers aangaande een wet, die tweemaal eensluidend is aangeno men in het Folketing en indien er tusschen de twee afstemmingen gewone volksver kiezingen zijn geweest. Gewone Folketingsverkiezingen hebben iedere vierde jaar plaats. Het is van belang te ervaren dat, als men meer naar de wenschen der conserva tieven gehandeld had, men eenige gevallen van appèl op het volk (referendum) gekregen zou hebben. De conservatieven koesteren eigen lijk meer vertrouwen in het volk dan in hunne leiders. Uit dezelfde gedachterichting en den wensch om de uitdrukking van de volks stemming helder te verkrijgen en te gelijker tijd daarbij het recht van de minderheid beter te beschermen, hebben de conserva tieven zich, alhoewel te vergeefs, moeite gegeven om in de grootst mogelijke omvang proportioneele verkiezingen te verkrijgen voor het Folketing zoodat dit daardoor een getrouwer beeld zoude worden van wat er in het volk leeft. Men heeft intusschen toch de bevrediging gekregen dat grondwettig bepaald werd de invoering van een propor tioneel kiesrecht voor het Folketing. Denemarken is een sterk democratisch land de afstand tusschen hoog en laag is niet zeer groot, de kloof tusschen de klas sen niet diep en alles behalve onoverko melijk. In dit opzicht kan wel van zulk een democratische grondwet gezegd worden dat deze zich aan de maatschappelijke verhou ding past. Maar zelfs in de meest democratische maat schappij zal er wel een machtscentrum bestaan, waarop men door het kiesrecht het landsbestuur moet bouwen.Ontegenzeglijk vormt voortdurend de boerenstand zulk een blok, meer speciaal de grondbezitters, maar hoewel zij met krachtige, alhoewel niet steeds aantrekkelijke politiek zich de macht verschaft hebben, zoo laten zij deze, als reeds gezegd is, van zich afglijden naar de land- en stads arbeiders, die geene zoo homogeene, zoo klaar beperkte en op zich zelf staande sociale macht vormen. Velen, ook de boeren van de linkerzijde, zien met zorg de toekomst tegemoet omdat een volksregeering steeds de belastinglasten vermeerdert en deze in de grootst mogelijke mate op de verdienende en sparende legt. Reeds het boerenregime van 1901 bewees deze neiging, en het ziet er niet naar uit dat het beter wordt. Voorspellingen komen zelden uit! Er zijn zooveel mogelijkheden, en niemand zal de mogelijkheid ontkennen, dat de nieuwe Grondwet nieuwe voor het land heil aan brengende partijverhoudingen schept; zoo iets is onberekenbaar. En het nieuwe element het vrouwenkiesrecht, eene verdubbeling van de stemmen! beduidt niet, gelijk men beweert, een verdubbeling der stemmen der getrouwde kiezers; daarvoor zijn de vrouwen veel te zelfstandig. En na de ervaring in de maatschappelijke verhoudingen blijkt het waarschijnlijk te zijn, dat men van de Deensche vrouwen steun kan verwachten voor het instand houden van goede maat schappelijke en economische instellingen. Summa summarum wordt dus de politieke les, die de beangstigden in Denemarken nu moeten gekregen hebben, een les die gelijkluidend is aan welke de oorlog geeft: De pantsertorens van de garantiën, de kanteelen en de privilegiën zijn van ondergestelde waarde. Wat er vereischt wordt is de persoonlijke deelneming van de levende weermacht aan den strijd op de politieke kampplaats, met andere woorden: de ver vulling van den politieken dienstplicht. Sociaal-Aristocratie als Oplos sing van het Vredesvraagstuk door KREDE BEN rjEiK Men is er meer en meer toegekomen zoowel in de dingen der stof als in die des geestes, een streng onderscheid te maken tusschen de uitingen des gemoeds en die van het nuchter verstand. Men spreekt van gevoel en verstand. Ja men stelt zejfs de mogelijkheid, dat eenig mensen of uitslui tend het eene of uitsluitend het andere bezit. Ten laatste concludeert men: dat slechts het nuchter verstand de wereld heiligdom, Club of Beurs, nog niet is ver leend. In de Club en op de Beurs komen de oudere, groote, georganiseerde diamant handelaars, en er gaan jaren mee gemoeid, het kost veel geld en heel wat protectie eer men het geluk deelachtig wordt tot dit gilde te behooren. Voorloopig stellen de kleinere kooplui zich tevreden met de kroe gen in de lange straat... Eiken voormiddag komen zij er bijeen, koopen en verkoopen, en zweren bij hun gezondheid en geven vijfmaal hun eerewoord om elkaar toch niet te gelooven. De een Vantrouwt den ander en vreest, dat de ander hem wil bedotten. En vaak duurt het lang eer de beginneling er toe komt een zaak af te doen. Aldus de voor middaguur. In den namiddag is het in die café's en de Club stampvol met diamanthandelaars. Des namiddags worden evenwel geen zaken gedaan. De een komt om te politiseeren. Daar staat een groote, langen kerel met een krant voor zich en hij leest met een grooten schijn van gewicht eenige berichten voor. Er vormt zich weldra een kleine kring en men discussieert over den politieken toestand. Dikwijls ontwerpt men ook de toekomstige landkaart van Europa en verdeelt men met groote naieveteit de landen der wereld... Menigeen verschijnt ook zonder bepaalde bedoeling, heeft alleen behoefte aan een praatje. De meeste kooplui blijven er echter tot den avond kaart zitten spelen. Daar ziet men oud en jong bijeen. Enkelen hunner hebben een dikke buik en een zware gouden ketting, bewijs van dat men met een weigestelden burgerman te doen heeft, velen, regeert. Dit acht ik de bron te zijn van alle ongeluk en niet het minst van den oorlog. Oorlog is het werk, het booze werk van menschen des verstands. En dat zijn: knechten. Zij behoorden niet te heersenen; heerschen dus ten onrechte. Zij zullen, zoodra de brute kracht, de booze hardnek kigheid, maar al te dikwijls in hardnekkige boosheid ontaardend, niet meer noodig is, en alle denkbare toepassingen van natuur krachten in machines en toestellen zullen zijn vastgelegd, het te veel aan mannen" vor men. De nuchtere praktijk" zijn zij, welke dan geen zware menschenarbeid meer vordert. Minder menschen alsdan vordert van het nuchter verstand alleen, omdat zij op eigen kracht werken kan. Minder knechten dus. Want de leer van het nuchter verstand is een knechten-moraal. Niemand komt met verstand ter wereld. Wel met een meer of minder intense wer king van gemoedsbewegingen, welke nader hand tot verstand worden, dat dan zijn eigen werkzaamheden aanvangt. Het gevoel is dus primair, het verstand secundair. Bij de besten der menschen blijft het primaire heerschen, is oneindig veel grooter dan het secundaire. Bij de minder begenadigden wordt het andere grooter; het niet-oorspronkelijke heerscht daar. En verwart, het eigen leventje zonder fond in eindeloos spitsvondige schakeling voortzettend, noodzakelijk in de strikken van Satan; de leugen"; al noemt men die dan ook het recht". Maar het blijft toch kenbaar dat ze dit in waarheid niet is. Waar dus het nuchter verstand regeert, regeert het secundaire; regeert, wat knecht moet zijn. En dat is leugen". Het berekenend verstand, leerend dat honderd kanonnen meer beteekenen dan geen een, is in wezen gewelddadig. Waarom A. begenadigd is (in geestelijke werkelijkheid) en B, C en D niet, is een geheim van de Groote Kracht die alles formeerde. Men kan het toeval noemen of wat dan ook. Wie echter gezond denkt en vrij voelt, kan op geen gesteldheid waarmee hij (buiten zijn persoonlijk toedoen) ter wereld kwam, zich verhoovaardigen of zich er door vernederd gevoelen. In een eenmaal goede maatschappij is niets aanbiddelijk en niets verachtelijk, daar van alles het juiste gebruik gemaakt wordt. Men is er overtuigd, van de noodwendigheid der tegenstellingen en ziet in elke daarvan een gelijk blijk van de Naarstige Liefde des Grooten Kunstenaars tot Zijn Arbeid. Verachtelijk is in de goede maatschappij van Waarheid allén: een scheeve voorstelling der werkelijke verhou dingen. Maar ook in deze maatschappij welke thans bestaat, wreekt de scheeve voorstelling van den geestelijken stand der feiten zich op erbarmelijke wijze. En de oorlogen, knetterende uiteenspattingen van lang gekoesterde uitwassen van arglistigheid en scheefheid, blijven niet uit. Want de natuur, die in haar vrijen, nog niet in de stof gebondenen, leidenden oorsprong geestelijk is en waar, verdraagt geen negatie harer zwaartekracht. Het menschdom en deszelfs maatschappij corrigeert dus gedeeltelijk eindelijk zichzelf, als de lieden naar de woorden der geestelijkmeer-inzichtigen geen ooren hebben. Die inzichtigen staan echte% altijd, voordat de hardhandige afstraffing plaats vindt, al heel lang, minachtend doodgezwegen, met hunne pasklare stelsels van terecht wijzingen te wachten, iedereen toeroepend er toch naar te luisteren! Maar eindelijk is het natuurlijk te laat. Als men tegen een kind zegt: ventje dat laantje moet je niet ingaan, want het is er zeer donker en eindelijk kom je op een steilen kaaimuur waar je zeker afvalt" en men bemerkt dan, dat heel zijn energie er op gespitst is om dat juist te doen, ja, dan kan men er van op aan, dat het ongeluk vandaag of morgen zal gebeuren. De waarheid, zichzelve genoeg zijnde, corrigeert de onwetendheid en maakt dit ook thans zichtbaar. Want dat het bestaande regime het ware niet was, blijkt zonneklaar. En dat kan men niet ver helpen met afspraken der volken onder elkander. Als drie op zichzelf niet ordentelijk ingerichte huishoudens, afspreken elkaar niet meer in het vaarwater te zitten, zal van het houden dier afspraak niets komen. Maar als alle drie de huishoudens eerst ordentelijke toestanden en menschen vormen, kan men van de afspraak heil verwachten, hoewel ze dan eigenlijk overbodig is. En, hoewel die menschen, zichzelf steeds terechtwijzend door straffen op te loopen, niet zullen ophouden met den vrede in botsing te komen, zoolang ze niet ordentelijk worden, moeten we'hen toch, al hebben we ook vór dezen nóg zoo lang gewaarschuwd en het goede voorge houden, daarin helpen. We moeten het ventje dat niet luisteren wilde, nu, nadat hij bijna verdronken is opgehaald, nogmaals wijzen op de bekoorlijkheden van die schop en dien kruiwagen, dien hoepel en dien tol en bovenal van dat leerzame boek, misschien dat hij er dan nu ooren naar heeft. Zoo ook staat het met de maatschappij. die nog niet binnen zijn, doen zich wat be scheidener voor. De meesten zijn tamelijk onwetend en op 't stuk van intellectueele ontwikkeling van buitengewone naïveteit. Zij zitten daar thee te drinken, spelen kaart, verkoopen grappen en lachen met een hollen ietwat arroganten lach, die zeer onaange naam aandoet... Hier en daar komt een Vlaamsen meisje het cafévoorbij, klopt tegen het raam, en na enkele minuten verdwijnt een lid van het gezelschap... Elke jonge man heeft hier zijn Vlaamsen liefje en zelfs de vertegenwoordigers van het oudere geslacht gevoelen zich door het eeuwig vrouwelijke aangetrokken. En Ant werpen telt heel wat mooie meisjes!.. En achter de kaarten zittend kijken de anderen elkander eens stilletjes aan, zij lachen tot elkander en begrijpen elkaar. Menigmaal kan men des namiddags buiten voor de ramen der cafés magere, bleeke jongelui waarnemen, arm en schamel ge kleed, die met afgunstige oogen kijken naar hen, die daar zitten te spelen, die vaak nauw familie van ze zijn, in diamant han delen en welgestelde menschen zijn, terwijl zij, die eerst kort uit Galicië zijn gekomen, nog moeten teren van de kruimpjes van den disch des levens en wachten op een betere toekomst... De een kwam met nog eenige francs op zak welke nu gauw verteerd zijn en thans wacht hij hij weet zelf niet recht waarop. De ander zocht zijn neef op, in de hoop dat deze hem tot diamant slijper zou opleiden en de derde wacht op arbeid. Sanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. iiiiiiiiiiimim IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIII Want we hebben het al meer gezegd, ook toen er nog lang geen oorlog was: Laat de besten der Menschen regeeren! De besten der Menschen zullen vrede houden en nooit meer bloedvergieten. Ik vond en weet een goeden maatstaf om te vinden de besten der Menschen. Dat eerst is: Vrede door Recht. Rotterdam Scheepsgeschut tegen Kustversterkingen (Van een militairen medewerker) De strijd aan de Dardanellen moet wel onze bijzondere belangstelling gaande maken, omdat ook wij een kuststrook hebben, die eventueel aan een aanval van uit zee bloot gesteld zou kunnen zijn. Vór die zeeëngte naar Konstantinopel liggen de zwaarste zeekasteelen, drijvende forten, bewapend met kanonnen met een kaliber van 38 cM. en meer en nochthans presteeren zij weinig of niets. Dit is voor ons verblijdend, daar we hieruit de hoop kunnen putten, dat het ook ons in een dergelijk geval moge geluk ken de vijandelijke oorlogsschepen op eerbiedigen afstand te houden. In verband hiermede is het wel belang wekkend een beschouwing over scheepsen kustgeschut te geven, omdat hieruit zal blijken, dat, mits goed gebruikt, de kustartillerie verre in het voordeel is boven de scheepsartillerie en dat nog steeds de woorden van Napoleon: l'artillerie est immense par terre et peu de chose par mer" goeden grond van waarheid bevatten. In de eerste plaats is de waarneming der schoten voor de kustbatterijen gemakkelijk, daar de oorlogschepen, feitelijk groote drijvende batterijen, die voornamelijk dienen om vijandelijke schepen in den grond te boren, in de onmogelijkheid zijn zich te dekken. De hoog opspuitende waterzuil zal slechts zelden geen voldoende gegevens omtrent de ligging der baan verschaffen. Dientengevolge moeten de scheepskanonnen zoo sterk gepantserd zijn, dat dit pantser door vijandelijke granaten van een zelfde' kaliber niet door te slaan is. Een andere eisen is echter, dat het kaliber en de uit werking der eigen scheepartillerie zoo groot is, dat pantsers der vijandelijke vloot wél doorgeslagen worden. Daardoor ontstond juist voor de vloot de strijd tusschen pantser en projectiel, die ten slotte de dreadnoughts met hun toenemende pantsering van 250 m.M. tot 350 m.M?hun kanon kaliber van 24 cM. tot 38 cM. en een dubbele water verplaatsing in het leven riep. Daar de scheepsartillerie voornamelijk tegen vijandelijke oorlogsbodems gebruikt zal worden, derhalve tegen sterk gepant serde verticale doelen, is vlakbaangeschut de aangewezen artillerie.Twee eigenaardigheden der scheepsartillerie springen dan ook in het oog n.l. dat krombaangeschut geheel ontbreekt en de munitie-uitrusting, vooral voor de zware en middelbare kalibers, bui tengewoon klein is. Zeeoorlogen zijn steeds kort van duur; gewoonlijk hebben zij het verloop, dat de eene partij beslissend verslagen wordt, wanneer geen bijzondere omstandigheden hem vergunnen zich aan de vuuruitwerking te onttrekken. Voor dezen korten strijdduur is een uitrusting voor de zware kalibers met een uitrusting van 100?150 schoten per vuurmond meestal geheel toereikend. Tenslotte isdetrefkans van het scheepsgeschut tengevolge van het beweeglijk vlak der zee niet te vergelijken met die van de artillerie, welke op het vasteland opgesteld is. Beschouwen we thans de kustbatterijen, imiiiiiitiiumtmmnmniiiiittnttttmiminiiitiiiiiiiiiimtiiitimtnmm Deze jongemannen wonen voorloopig nog in déLeeuwerikstraat, in de straat van ellende en vuiligheid, in het Ghetto gelegen, waar tien gezinnen in een klein huis samenhokken. En dat juist in Antwerpen, waar naar aloud landsgebruik ieder gezin zijn eigen huis bewoont l Vieze kinderen, bloots voets en met lompen bedekt, vertoeven er op de straat en spelen er den ganschen dag in den goot. En arme Joden staan met een kleine handkar gereed om vrachten te ver voeren en iets te verdienen precies als te Krakau... Vlaamsche boerinnen brengen hare producten op de markt en bieden aardappelen, groenten en vruchten te koop en eenige Jodinnen staan centimes bij haar af te dingen. De bewoners der Leeuwerikstraat hebben allen verlepte gezichten, doffe oogen en ingevallen wangen. In gebogen houding, met het hoofd omlaag, loopen zij rond en allen zijn vervuld van haat tegen hunne rijk ge worden verwanten en landgenooten die in de aanzienlijke straten wonen, een leven vol weelde en genot leiden, zich voor hun familie schamen en niets voor ze doen. Deze snel rijk geworden menschen houden er talrijke dienstboden op na, rijden parmantig in auto's en vergeten totaal, dat zij nog kort te voren in het Galicische vaderland of in de Leeuwerikstraat woonden O Leeuwerikstraat, gij jammerstraat, allen, die thans rijk zijn, waren eenmaal je bewo ners, en allen, die nu je bevolking vormen, zullen vroeg of laat naar mooier streken verhuizen om weer voor anderen plaats te maken! Je bent de eerste sport op den

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl