De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 15 augustus pagina 3

15 augustus 1915 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

15 Aug. '15. No. 1990 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND dan zijn de gevechjtspmstandigheden hier hier heel wat gunstiger. In de eerste plaats kunnen deze zoo op gesteld worden, dat ze zich tegen de duinen bijna in het geheel niet afteekenen,derhalve de waarneming der schoten tegen henzeer ; bemoeilijkt wordt. Een opstelling in batterijverband met hoog commandement of in forten, zooals men dit vroeger wenschelijk VOnd, 'moet natuurlijk aan de gevechtskansen afbreuk doen. Door een dusdanige opstelling berooft de kustartillerie zich van een niet boog genoeg te schatten voordeel. Het is immers bekend, dat men ook voor de ver sterkingen aan de landzijde langen tijd aan het beginsel vasthield de forten als sterk vergroote batterijen te bouwen en deze in den artilleriestrijd een "beslissende rol te laten spelen. De vesting bouwkundige heeft zich slechts ongaarne tot het standpunt laten bekeeren, dat het noodig is rekening te houden met de enorme ontwikkeling der geschuttechniek en derhalve batterijen voor den geschutstrijd niet ongunstiger opgesteld kunnen zijn als juist in de forten. De protesten van hen, die.voorstanders waren van zwaar geschut in de forten en in verband daarmede deze kanonnen wilden pantseren, zijn door de nieuwste gebeurte nissen (Luik, Antwerpen) voldoende weer legd. De batterijen voor den geschutstrijd behooren derhalve uit de forten en in het tusschenterrein, anders berooft men ze van de meest waardevolle beschutting, die ze berhaupt kunnen vinden n.l. de dekking in het terrein. In démunitle-uitrusting is de kustartillerie onbeperkt, omdat ze zich niet aan ruimte en gewicht heeft te storen. Goed verdedigde kuststellingen zijn daarom bijzonder sterk, zooals trouwens wel aa« de Dardanellen blijkt. Als een zeer groot voordeel moet het beschouwd worden, dat de kustartillerie geen afstand van zwaar worpgeschut behoeft te doen. Dit is de gevaarlijkste tegenstander der oorlogsschepen. Deze vuurmonden kun nen zoo opgesteld worden, dat het vlak baangeschut, waaruit de sclieepsartillerie zonder uitzondering bestaat, hen niet kan treffen. Derhalve is het scheepsgeschut weerloos tegenover hen. Het worpgeschut is in staat het zwakste deel van het scheepspantser te treffen n.l. het dekpantser. Ten einde de tref kans geringer te maken, zal het schip voortdurend in beweging moeten blijven, wat echter ook schadelijk op zijn eigen uitwerking werkt. Intusschen kan de kustartillerie allerlei maatregelen treffen om mechanisch een deel der schiettechnische moeilijkheden te overwinnen en daar de munitieuitrusting betrekkelijk onbeperkt kan zijn, is een succes zeker te verwachten. Trouwens reeds in de omstandigheid, dat het hoawitservuur de vijandelijke vloot dwingt voortdurend in beweging te blijven, ligt een succes. Ongetwijfeld zijn dus de voordeelen aan de zijde der kustartillerie. Deze vuurt zonder munitiebeperking uit een vaste standplaats, door het terrein gedekt tegen een uitstekend zichtbaren vijand, die zijn beschutting alleen in de kracht van het pantser zoeken moet en wiens munitie-uitrusting gering is. Het worpgeschut heeft in de meeste omstan digheden in het geheel geen pantser noodig, zoodat dit geld weer ten goede kan komen aan een actieve verdediging. Wanneer een kustversterking maar zorgt, dat ze ook goed in rug en flanken is gedekt, derhalve in staat is een dubbel gezicht te toonen, hoeft ze een aanval niet te vreezen. niiiimiiitiiiiiiifiittiin ARTILLERIST ititiiiiiiiitttiitiiiiiiiituttiiiitiiimiiiitiiittiimiit Onze Landbouwproductie en Landbouwexport (Van onzen medewerker in landbouw-zaken) Nu, bij de nieuwe oogst, komt het vraag stuk van Landbouwproductie en Landbouw export met nieuwen kracht naar voren. Er zijn niet weinigen hier te lande, die, ondanks de talrijke maatregelen tot be perking en regeling van den uitvoer van landbouwproducten, meenen, dat van over heidswege bij lange na niet krachtig genoeg wordt ingegrepen. Zij zien met leede oogen groote hoeveelheden levensmiddelen nog dagelijks ons land verlaten. Naar hunne overtuiging is elke uitvoer in dezen tijd eigenlijk een kwaad, nu het velen onzer medeburgers zoo moeilijk valt zich en hun gezin behoorlijk te voeden. Zij wijzen met zekere voldoening op de eerste dagen der mobilisatie, toen het ophouden van den uitvoer binnen enkele dagen de prijzen van boter, kaas, eieren, groenten en vleesch deed IIIIIMfimilllllllllMIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllll maatschappelijken ladder! VOOR HET CAFÉWEBER. Een zomernacht in Antwerpen is van on gewone bekoring. Men moet in diamanten doen en ook een hart van steen hebben om voor deze schoonheden ongevoelig te zijn! Het is een luwe, zoele nacht in de Keizerlei, waaraan honderden café's en het groote caf Weber zijn gelegen. Aan beide kanten der straat drentelen sierlijk gekleede mannen, met vrouwen aan hun arm. Alle talen der wereld kan men hier hooren en alle kleeder drachten bestudeeren. Vreemden uit alle landen komen voor zaken te Antwerpen en bewonderen de schoonheid der stad. De gansche straat baadt in een zee van licht, net leven straalt er een ongewone atmosfeer uit en men ontmoet allerlei types. De muziek die uit de koffiehuizen klinkt, vereenigt zich met het vroolijke gelach der rondslenterenden tot een zeldzame symphonie en de echo klink op tot den sterrenhemel en de sterren blikken nieuwsgierig op dit rumoerige leven neder... Buiten, voorde koffiehuizen zitten aan tafeltjes duizenden mannen en vrouwen, koelte en vermaak zoekend na den warmen zomerdag en dikwijls kijken zij met kritischen blik naar de voorbijgangers en maken hunne opmer kingen: O, die dame komt bepaalt uit Parijs, kijk maar eens hoe sjiek zij loopt!..." Zie eens, hoe zij haar rok opneemt; be paald een Poolsche, een echte Poolsche!' Daar in een tentje naast het cafévertoon een Chinees zijn rythmische dansen, ondei weemoedig neuriënd gezang. Zijn liederen dalen tot de helft van de normale hoogte, a vele artikelen zelfs nagenoeg waardeloos maakte. Deze toestand had volgens hen moeten voortduren. Ongelukkig echter heeft zoo beweren ze de Regeering zich meer laten leiden door de belangen van jnkele handelaren en producenten dan door die van de groote massa der verbruikers en daarvan is het gevolg geweest, dat het wapen der uitvoerverboden lang niet krachtig jenoeg is gehanteerd. Wie zoo redeneert, verliest echter twee zaken uït het oog. In de eerste plaats, dat onze landbouw voor een groot deel is een exportbedrijf, d.w.z. een bedrijf, waarvan de >roductie is gericht op uitvoer en dat daar door ook staat of valt met dien uitvoer. En n de tweede plaats, dat bij dit staan of vallen van den landbouw ten nauwste betrokken s het economisch bestaan van. het overrroote deel van ons volk. Aan de hand van enkele cijfers wensch k deze twee feiten in het licht te stellen. Je zal daarbij echter, om het bestek van een courantenartikel niet al te zeer te overschrijden, gedwongen zijn mij te be palen tot de allergrootste lijnen en détails noeten verwaarloozen. Volgens eene in het Landbouwverslag over 1913 voorkomende berekening is de waarde van onze totale jaarlijksche pro ductie van landbouwvoortbrengselen aan te slaan op 550 k 600 millioen gulden. In het ,andbouwverslag over 1908 komt voorts eene becijfering voor van de waarde der n de jaren 1897 en 1907 uitgevoerde land>ouwproducten. Zooals men weet, zijn de cijfers, die dienaangaande in de Nederland sche handelsstatistiek voorkomen van weinig waarde. Genoemde becijfering nu leidde tot het resultaat, dat in 1897 werd uitgevoerd voor 120 millioen en in 1907 voor 210 mil joen gulden. Wanneer men in aanmerking neemt, dat de uitvoer in de laatste jaren nog sterk is toegenomen en bovendien de prijzen van verschillende artikelen sedert 1907 belang rijk zijn gestegen, zoo zal men zeker niet ver van de waarheid zijn, indien mende waarde van den uitvoer thans onder normale om standigheden dus niet voor het oorlogsaar 1914 schat op 250 a 275 millioen ;ulden, dat is niet zoo heel veel minder dan de helft der productie. Ofschoon reeds van ouds enkele van onze speciale producten in het buitenland naam ladden, zoo dateert de geweldige ontwikceling van den Nederlandschen uitvoer van andbouwvoortbrengselen toch vooral van de laatste dertig a veertig jaren. Zij gaat ?samen met het terrein verliezen van den graanbouw hier te lande en met het meer ap den voorgrond treden van de voortbren ging van dierlijke producten, tuinbouwattiIcelen, aardappelen, suikerbieten en tal van handelsgewassen van minder beteekenis. Nu is het niet te ontkennen, dat bij vele voordeelen, deze omkeer ook schaduwzijden neef t. Een er van ondervinden wij thans. Daarmede is echter die omkeer nog niet veroordeeld en in elk geval kunnen wij voor 't oogenblik de wijziging in ons landbouwsysteem niet ongedaan maken. De aandacht verdient het intusschen wel, dat zij, die thans zoo luid over den grooten uitvoer van landbouwproducten klagen, voor een groot deel uit hetzelfde milieu voort komen als zij, die een 20 a 30-tal jaren geleden, toen hier te lande eene beweging voor graanrechten gaande was, met zooveel overtuiging den landbouw de nieuwe rich ting aanwezen. Welk succes dit heeft gehad. moge meer in bijzonderheden uit de volgende cijfers blijken. * * * Terwijl onze jaarlijksche productie van boter pl.m. 67 millioen Kg. bedraagt, werd in 1913 niet minder dan 37 millioen Kg., vertegenwoordigende eene waarde van eene kleine 50 millioen gulden, uitgevoerd, ge tallen, die nog meer spreken, als men bedenkt, dat de uitvoer in 1875 nog slechts 18.5 mil lioen Kg. bedroeg. Wij produceeren in de laatste jaren pl.m. 95 millioen Kg. kaas, waarvan pl.m. 60 mil lioen Kg. wordt uitgevoerd, terwijl omstreeks 1875 ongeveer 30 millioen Kg. werd geëx porteerd. Om bij de voortbrengselen der rundvee houderij te blijven, dient voorts nog te worden vermeld, dat aan rundvee, rund- en kalfsvleesch jaarlijks voor pl.m. 27 millioen gulden naar het buitenland gaat, terwijl het binnenlandsch verbruik van rundvleesch op eene waarde van pl.m. 75 millioen gulden kan worden geraamd. Zeer belangrijk is onze uitvoer van var kensvleesch. In 1913 bedroeg deze, de levend uitgevoerde varkens inbegrepen, 48 millioen Kg., vertegenwoordigende' eene waarde van pl.m. 30 millioen gulden. In 1914 steeg de export tot 80 millioen Kg., welke stijging een gevolg was van drie omstandigheden nl. de groote buitenlandsche vraag, het gebrek aan mestvoer, waardoor vele varkenshouders zich ontijdig van hunne schijnen maar n toon te hebben en ze klinken zoo droevig. Ook zonder de taal te verstaan, gevoelt men, dat het weemoe dige liederen uit zijn vaderland zijn... En gedurende eenige minuten verdiept ge u in uw eigen herinneringen en denkt aan uw vaderland, aan uw jeugd, aan die weemoe dige liederen, welke u in uw gansche leven bijblijven... Thans, in dit uur, slaapt uw rustig stadje en dezelfde sterren, welke gij hier ziet, bestralen het met een zacht licht. De markt en de nauwe, stille straatjes zijn rustig en verlaten. Midden op de markt staat een huisje van n verdieping, waar uit een lichtschemer straalt. Daar zit een meisje met een boek in de hand... Dat is de kleine Rachel... Nu zet zij het raam open en ia het zachte maanlicht teekent zich haar bekoorlijke gestalte duidelijk af. De zomerwind streelt haar zoo schoone haar en maakt haar het hof... Zij blikt vol verlangen met haar oogen in het wijde verschiet. Zoekt zij u of een ander? ... Gij bleeke jongeling in 't vreemde land, zonder naam en zonder geld, uw ziel fladdert heen en weder in den wind, dwaalt rond en zal eeuwig blijven dwalen en weenen... Indien de Chinees niet met zijn geneurie ophield om met de muts in de hand geld op te halen, dan zou men urenlang aldu kunnen zitten droomen... Voor het caféWeber zit de aristocratie der stad, de dames van de uppert en", men verdiept zich in de plaatselijke sport en vaak vangt men het gesprek van dichtstbijgelegen tafeltje op, waaraan de diamant handelaars zitten: BOUWT TE NDISPEET. Mooie boschrtjke terreinen. Spoor.Tram, Electrlsch licht, Telephooo. Inlichtingen Mfl. .DE VELÜWE", Nunspeet. - American - Eau de Cologne wordt het MEEST gevraagde Merk. Imp.: JEAN MULDER, - Sloterdijk. TAMINIAÜ'S - JAM ? Hooi voor Maatschappelijk M. Het Bestuur maakt bekend dat tot Directrice benoemd werd Mejuffrouw E. C. KNAPPERT, thans directrice van het Leidsche Volkshuis, die van af 2 September spreekuur zal houden Maandag en Donderdag 10?12 in het schoolgebouw Pieter de Hooghstr.78, Amsterdam, alwaar ook programma's en inlichtingen te bekomen zijn voor den nieuwen Cursus. TRAOB MARK. Le Cognac Martell est garant! comme tant Ie prodnit naturel des vins récoltés et distillés dans la région de COGNAC. Agents: KOOPMASS ei BRUINIER, AMSTERDAM. iiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii varkens ontdeden, en de sterke uitbreiding der varkensfokkerij in de laatste jaren. Welke beteekenis deze uitvoer voor de Nederlandsche varkenshouderij heeft, moge hieruit blijken, dat hij onder normale om standigheden ongeveer de helft bedraagt van het hier te lande voor verkoop met uitzondering dus der voor eigen gebruik gemeste varkens geproduceerde vaikensvleesch. In 1875, toen de varkens nog nagenoeg uitsluitend levend werden uitgevoerd, be droeg die export 98.000 stuks, wat hoog stens neerkomt op eene hoeveelheid vleesch van 8 a 10 millioen Kg. Ook hier zien wij dus weer eene enorme stijging van den uitvoer. Van de hier te lande voortgebrachte hoeveelheid schapenvleesch, pm. 14 mil lioen Kg. jaarlijks, gaat 10 a 11 millioen Kg. naar het buitenland. Dit vleesch schijnt de Nederlander niet te willen eten. In welke mate de export van versche groenten is toegenomen blijkt wel hieruit, dat, terwijl wij in 1875 nog slechts uitvoer den 45 millioen Kg. versche en gedroogde groenten, de uitvoer van versche groenten alleen in 1913 bedroeg 220 millioen Kg. en in 1914, 246 millioen Kg. Hoezeer onze groententeelt, voor zoover zij in de bekende centra wordt beoefend, afhankelijk is van den afzet naar het buitenland, leert een on langs door den Nederlandschen Tuinbouwraad ingesteld onderzoek. Uit de boeken van de 58 belangrijkste bij genoemden Raad aangesloten veilings-vereenigingen bleek, dat zij in 1914 hadden geveild voor eene waarde van 18.3 millioen gulden, waarvan voor 12.9 millioen, d.i. 71 pCt. van het verkochte, be stemd was voor het buitenland. In 1913 bedroeg dit percentage 75. Niet alleen de uitbreiding van de veehou derij en van den tuinbouw heeft geleid tot meer uitvoer, maar ook de akkerbouw heeft zich ontwikkeld in de richting van de pro ductie voor export. Niettegenstaande wij veel meer granen verbruiken dan wij ver bouwen, is toch de teelt daarvan ingekrom pen. Hoe productie en verbruik zich in dezen verhouden, leert onderstaand staatje. Sinds wanneer ben je terug van Monte Carlo ?" Ik ben er heelemaal niet geweest, omdat mijn vrouw nu al weken achtereen op een badplaats is." Heb je 't al gehoord? Chaskele heeft zich voor 25000 francs een nieuwen auto aangeschaft." Het was wél zoo goed, als hij zijn schulden bij Sternberg afbetaalde." En binnen het caféWeber is het een gedrang en herrie zonder wedergade. De kellners weten niet waarheen zij zich moeten wenden en het is een heele toer voor hen, om zich met hun wankelenden last een weg door de menigte te banen. De dikke directeui met zijn groot kaal hoofd staat bij hel buffet, maakt zijn gewone buigingen en bekent met een onderdanig gelaat geen plaats meer te kunnen verschaffen voor de nieuwe bezoekers. En het orkest speeli allerlei muziek. Eerst een Weener wals, dan een weemoedig Fransch wiegenliedje, en plotseling weerklinkt met luiden galm, terwij" de gansene schare er met volle borst mede instemt: Puppdten, du tnst mein Augenstern, Puppclien, ii'h hab dich so gern." En de gansene zaal dreunt er van en de stemmen klinken zoo luid, dat het de aan dacht der buiten zittenden trekt: De Duitschers, de Duitschers!" Het Duitsche caféWeber is het fijnste van heel Antwerpen en het is wel eigen aardig, dat, als een diamanthandelaar wi bewijzen, dat hij de Fransche beschaving heeft te pakken, hij bezoeker wordt van.. MeTZYCOl eemce veRTeceriwooRDiceRs VAM INALLeSTULCN HUI5INRICHTING MeUBCLMAKCRS LeiDSCHGSTRAAT AMSTCRDAM iiiiiiiiin min iiiiiini iiiiiiiiiiiiii m: 11 umi nu IIIIIIIIIIIMI u nu umi iiiiui tarwe. rogge. ;erst . laver. mais . Jaarl. verbruik. Jaarl. productie. 10 millioen HL. 2%illioen HL. 9.2 4.7 6.6 5.7 1.2 6.2 nihil. Wij zijn dus genoodzaakt om eene groote loeveelheid graan in te voeren, deels direct en behoeve van de menschelijke voeding, deels om te dienen voor veevoeder. Bij nor male prijzen vertegenwoordigt dit graan reeds een waarde van 130 a 140 mill. gulden. Nu mag wel worden bedacht, dat deze invoer, benevens die van allerlei andere evensmiddelen en grondstoffen, welke wij uit het buitenland moeten betrekken, moet worden betaald met de opbrengst van onzen uitvoer van nationale voortbrengselen. En waar het buitenland ons thans voor de te everen waren 50 a 100 pCt. meer laat be talen dan gewoonlijk, daar is het niet alleen noodzakelijk, dat onze uitvoer zoo intact mogelijk blijft, maar ook, dat wij voor onze artikelen in het buitenland hooge prijzen maken. Men behoeft inderdaad niet zoo malend te spreken over het maken van oorlogswinst. Terwijl de graanbouw op den achtergrond is getreden, is de cultuur van aardappelen en suikerbieten sterk toegenomen, niettegen staande wij daarvan reeds sedert jaren veel meer voortbrengen dan voor binnenlandsch verbruik noodig is. Van de plm. 40 milli oen HL. aardappelen, die wij jaarlijks ver bouwen, verbruiken wij slechts ongeveer 20 millioen HL. De overige 20 millioen HL. worden gedeeltelijk onverwerkt uitgevoerd en dienen gedeeltelijk als grondstof voor plm. 38 aardappelmeelfabrieken, die haar product grootendeels naar het buitenland afzetten. De totale waarde van den uitvoer van aardappelen en aardappelmeel kan vei lig op 20 a 25 millioen gulden 's jaars worden geschat. Sedert 1875 steeg de uit voer van aardappelen van 54 tot 416 millioen Kg. en die van aardappelmeel van 7 tot 80 millioen Kg. De met suikerbieten beteelde oppervlakte klom van 13.000 H.A. in de jaren 1871/80 tot pl.m. 60.000 H.A. thans. In 1913 werd in 31 beetwortelsuikerfabrieken 242 millioen Kg. suiker geproduceerd, waarvan ongeveer 60 pCt. naar het buitenland ging. *,* Ik zou verder nog kunnen stilstaan bij tal van minder belangrijke landbouwproducten, die wij uitvoeren. Noodig is dit echter, ge loof ik, niet. Het bovenstaande is ongetwijfeld voldoende om eenig besef te geven van de kolossale hoeveelheden en waarden, waarom het gaat. Slechts onder ne voorwaarde is het mogelijk, voor deze productie eenigszins loonenden afzet te vinden in het binnen land, nl. zoo wij ons menu geheel veranderden en de broodvoeding grootendeels deden plaats maken voor het verbruik van meer aardappe len, melkproducten, groenten en vleesch. Zoolang de graanaanvoer mogelijk is, zal daar echter wel niet veel uitzicht op bestaan. Staking van den uitvoer zou onder de tegen woordige omstandigheden dan ook slechts leiden tot wat de Duitschers Schleuderpreisen" noemen en deze tot eene belang rijke vermindering der productie en ont wrichting van onzen landbouw. Om zich eenigszins eene voorstelling te kunnen maken van den invloed, dien deze ontwrichting op ons geheele economische leven zou hebben, sla men, voor zoover de hierboven vermelde cijfers nog twijfel het Duitsche caféWeber?Achten enkele jonge kooplieden zich ontwikkeld en willen zij over literatuur en kunst spreken, dan gaan zij naar Weber. Nooit zal ik een avond vergeten, dien ik met ingebeelde ontwik kelde jongelui in het diamanten-caféheb doorgebracht. Men sprak over Heinrich Heine. Onder de Joden uit het Oosten is Heinrich Heine nog altijd het meest actueele onder werp van gesprek. En de discussie liep over de vraag, of Heine tot het Christendom was overgegaan en om welke redenen. Urenlang werd over dat onderwerp doorgeboomd, tot men er van walgde. Plotseling keerde een jongeman zich tot mij met de vraag: Neem me niet kwalijk, maar was Heinrich Heine een kleinzoon of een achterkleinzoon van Goethe?" En weldra splitste het gezel schap zich in twee groepen, en het discus sieerde ernstig over de afstamming en de verwantschap van Heinrich Heine Maar deze jongelieden kunnen ook ernstig en droevig wezen. Dat komt meestal voor op avonden van feestdagen. Dan denkt men terug aan het oude geboorteland, en deze herinneringen dringen tot het hart door en drukken zwaar. Men denkt aan het oude, dierbare familieleven en vertwijfeling maakt zich meester van dengene, die zich nu vreemd en verlaten gevoelt. Men gaat het eene caf na het andere binnen en men gevoelt zich overal eenzaam en verloren?Men betreedt het caféWeber, neemt plaats aan een tafel, tracht een gesprek te beginnen over een of ander onderwerp. Plotseling stokt het gesprek, de herinneringen worden iemand de baas, en de oude smart houdt alle vroomochten overlaten, het verslag der jongste beroepstelling op. Dit leert, dat er in 1909 hier te lande waren 1.732,567 mannen, die een beroep uitoefenden. Hiervan waren werkzaam in het landbouwbedrijf 504,147. Wij kunnen dus aannemen, dat pl.m. 30 pCt. der bevol king van ons land tot den landbouwenden stand behoort. Voorts overdrijft men onge twijfeld niet, wanneer men aanneemt, dat van de overige 70 pCt. de helft in zijn bestaan indirect ten zeerste van de uitkomsten van het landbouwbedrijf afhankelijk is. Als men dit in het oog houdt, zal men moeten beamen, dat, van hoeveel belang het ook mag zijn, dat de levensmiddelen hier te lande tegen matige prijzen beschik baar zijn en de volksvoeding niet al te zeer lijdt, aan den anderen kant deze laatste toch al heel weinig gediend zou zijn door maat regelen, die den export onmogelijk maken. Over het algemeen heeft het economisch leven hier te lande van den oorlogstoestand minder geleden dan zich in Augustus van het vorige jaar liet verwachten. Zonder twijfel moet dit gunstige verschijnsel voor een zeer groot deel op rekening worden ge steld van het feit, dat wij in het buitenland in zoo ruime mate en tegen zulke hooge prijzen afzet voor onze landbouwvoortbrengselen vonden. * * * Eene vraag, welke ten slotte nog de aan dacht verdient, is of echter over dezen uitvoer ook zoo gunstig gedacht zou mogen worden, indien onze aanvoer van graan in den loop van den winter had opgehouden en of, om bij eventueele afsnijding van dien aanvoer zoo goed mogelijk gewapend te zijn, het toch maar niet het beste is, reeds bij voorbaat zoo weinig mogelijk van onze producten over de grenzen te laten gaan, welke nadeelen uit het stopzetten van den uitvoer overigens ook mogen voortvloeien. Ten aanzien van artikelen, die slechts eens per jaar uit het productieproces te voorschijn komen, als b.v. peulvruchten en aardappelen, is ongetwijfeld voorzichtigheid geboden. Wat in of kort na den oogsttijd daarvan over de grens gaat, kan men eerst na een jaar weer aanvullen. Anders staat het echter met zuivelproducten, vleesch en groenten. Het is slechts in be perkte mate mogelijk deze artikelen te be waren. Daar staat evenwel eene zoodanige inrichting van het productieproces tegenover, dat dit is te vergelijken met eene voort durend vlietende bron. Het is zaak, met het oog op eene mogelijke staking van den graantoevoer, deze bron zoo goed mogelijk in orde te houden. En dit kan, zoolang de bedoelde abnormale omstandigheid niet is ingetreden, slechts geschieden door een be hoorlijken uitvoer. Voldoende buitenlandsche afzet van zuivelproducten brengt de vee houders er toe den veestapel in goede con ditie te houden en veevoeder op te slaan. Lo'onende prijzen van het varkensvleesch bevorderen de varkensfokkerij en mesterij alsmede het voorradig houden van mestvoer. Een levendige afzet van groenten zet de kweekers aan, zooveel mogelijk voort te brengen. Om kort te gaan, bij deze voortbrengselen is een voldoende uitvoer de beste waarborg, dat hier voorraad is in geval van nood. Aan den stroom, die anders naar het buitenland gaat, behoeft dan slechts eene andere richting te worden gegeven. J. SMID iiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiliiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii lijkheid bij ons terug. Men ergert zich over het schelle licht, dat pijn doet, men maakt zich nijdig op de vroolijke, lachende menschen en men zou liefst de oogen sluiten om aan zijn vaderland te denken. Dan klinkt plotseling het oude lied ons in de ooren: ,,Daheim, daheiin müelit u-ti ju-hen, Etheim, wu alle Erinnerurigen bliihen." Iemand neuriet een liedje voor zich heen. Men opent de oogen en men wordt wat warmer gestemd. Plotseling begint een tweede mede te zingen en langzaam ver dwijnt de droeve stemming. Het orkest be gint te spelen, nieuwe gezichten vertoonen zich en de droomen van vroeger zijn ver dwenen. Dan hoort men in de buurt een gesprek: Aan wien heb je het partijtje verkocht ?" Bij Schachme Horrwitz." Och kom!" Men zwijgt. Dan staat er een op en de anderen volgen het voorbeeld. Men verlaat het café, drentelt nog een beetje rond en gaat dan naar huis. Maar uit de verte hoort men nog uit de nauwe straat roepen: Vergeet niet morgen het partijtje mee te brengen?" Welk partijtje ?" Dat je vandaag aan Schachme Horrwitz hebt verkocht!" Van den anderen kant weer klinkt een luid gelach, waarna men nog een zacht goeden nacht" hoort.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl