Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Aug. '15. No. 1990
t. -LANTS J:Et HAC.VZYN tf SCHTBCM TlSt>iKR V, E
Naar aanleiding van de Ophef
fing van 's Rijks-Marinewerf
te Amsterdam
II (Slof)
Bij het 's Lands Magazijn, waarvan de
bouw en inrichting de vorige week in dit
Weekblad zijn beschreven, behoorde nu,
gelijk reeds is opgemerkt; de scheepstimmer
werf en de dokken der admiraliteit, thans
van het departement van Marine.
Al in 1660 was het terrein voor beide te
klein geworden en kocht de Admiraliteit
van de Stad Amsterdam nog een groot stuk
gronds, met recht op het daaraan belendende
water, voor niet minder dan f66.000.?.
Daarop werd nu, inplaats der kleinere
hulpwerven, de groote scheepstimmerwerf
der admiraliteit gebouwd, welke door twee
toegangen, een over eene brug van uit het
Magazijn en eene door eene poort uit de
Groote Kattenburgerstraat, bereikbaar was.
Deze poort, op welke een steenen
koepeltoorentje, voorzien van uurwijzer en
slagklok, bevindt zich in den steenen muur in
de Groote Kattenburgerstraat, welke eenmaal
de werf en de dokken tot het IJ toe van het
overige bebouwde Kattenburg afscheidde.
Zij heeft eene lengte van niet minder dan
1500 voet en vormt nog de linkerzijde van
gemelde straat.
Door de poort in de Groote Kattenbur
gerstraat kwam men tot dusverre op een
vierkant plein, de Beurs genaamd, waar
vroeger het arbeidsvolk op den betaaldag
bijeenkwam.
De gebouwen ter weerskanten van dit
terrein dienden in Wagenaars tijd tot
woningen voor de twee
onder-equipagemeesters, van den commies, van den
meestertimmerman en een paar mindere beambten.
Voorts bevinden zich langs de Zuid-Oostzijde
van de werf nog zwaar gebouwde steenen
loodsen, in bijzondere vertrekken verdeeld.
Daar bevond zich onder meer de groote
smidswinkel, alwaar de ankers en tal van
zware ijzeren gereedschappen vervaardigd
werden. Voorts bijzondere werkplaatsen voor
blikslagers,' zwaardvegers, huis- en
scheepstimmerlieden, schuiten- en roopaardenmakers,
schilders, masten- en blokkenmakers, met
selaars, loodgieters, riem en boommakers,
kuipers enz. Vooraan op de werf staat nog
eene zoogenaamde stookloods, waar het
lichte hout, voor den scheepsbouw benoodigd,
lenig werd gestookt, omdat dit zich alsdan
gemakkelijker laat verbuigen en verwerken.
Aan het einde van de werf bevindt zich
De Sinologie en de Chineesche Kunst
n
RAPHAEL PETRUCCI, La Philosophie de
la Nature dans l'Art d'Extreme Oriënt.
Paris, Librairie Renouard, H. Laurens,
diteur.
Ziehier, hoe Petrucci de chineesche kunst
en de studie er van beschrijft:
Le charme extérieur attire, puis, a mesure
que la séduction s'eccerce, il entraïne
toujöurs plus loin, dans la voie d'une
spiritualitésinguliere. 11 ne s'est jamais pose
d'autre but que de dégager de la grossi
retédes apparenees, l'ame universelle. Il
y a quelque chose d'émouvant dans cette
palpitation soutenue, dans ce frémissement
sublime jaillissant ainsi des oeuvres
accumulóes, et a mesure que, au cours de l'étude,
elles ajoutent leurs beautés diverses, elles
finissent par composer un ensemble o
l'histoire de la pensee oriëntale surgit dans
cette impressionante unitéque lui donne
Ie travail séculaire des hommes. On part
d'un bibelot tres accessible oül'attëtude,
Ie mouvement, la structurev dégagent un
charme pénétrant, et l'on finit par découvrir
derriére l'oeuvre peinte ou sculptée, la vision
magique d'un nouvel univers."
De- geschiedenis der chineesche kunst is
de geschiedenis der chineesche wereldbe
schouwing, der chineesche filosofische ge
dachte. Ik zeg opzettelijk filosofische, niet
godsdienstige. Terecht schrijft Petrucci:
Aussi, la pensee chinoise n'a-t-elle point
connu, a proprement parier, la phase
religueuse So/z effortinitial s'est immédiatement
constituéen philosophie. Maïs cette
philosophie a garde les impulsions prpfondes et la
grandeur que la pensee humaine a connu
dans ses periodes de jeunesse et dans la
f ratcheur de son premier veil. Le sentiment
religieux et l'esprit philosophique ne se sont
point séparés. lis sont demeurés confondus
pour donner aux systèmes, evolués sur cette
base une valeur d'intuïtion, un pouvoir
vocateur, une prescience de l'infini que
l'on sent retentir encore dans la sublimit
d'un Lao-tseu et des philosophes ou des
nog een groot scheepsmagazijn, voorheen
dienende tot berging van allerlei
scheepsbehoeften en gereedschappen, die, uit zee
aangebracht, in het fraai 's Lands Magazijn
niet gevoegelijk onder dak konden worden
gebracht. Het is, de zolder medegerekend,
eveneens vier verdiepingen hoog en heeft
een dubbel dak. In den voorgevel staan de
drie wapens van de Raden ter Admiraliteit
onder welker beheer het gebouw werd ge
sticht; op de lijst van den achtergevel het
wapen der Admiraliteit, door twee leeuwen
geflankeerd, in steen uitgehouwen. De kelders
dienden voornamelijk tot berging van ijzer
en ballast voor oorlogschepen.
Op de eerste verdieping werden de kabels,
boeien en andere zware
scheepsbenoodigdheden geborgen, op de derde verdieping
lichtere scheepsbehoeften. De middelste ver
dieping eindelijk is verdeeld in verschillende
werkplaatsen, waarin de scheepsblokken, het
staande en loopende want, zoomede tal van
voor de scheepsuitrusting andere
benoodigdheden werden vervaardigd. Voor dit magazijn
bevond zich voorheen nog 's lands
geschutwerf, terwijl aan het IJ een zware kraan
stond, om kanonnen en andere zware stukken
te laden en te lossen, zoomede om
scheepsmasten uit- en in te zetten.
Recht voor het eerstgemelde magazijn en
de werf bevindt zich nog het vroeger ge
noemde groote" scheepsdok, waar de vol
bouwde oorlogschepen, nog niet van takelage
voorzien, werden opgelegd. In Wagenaars
tijd, want ook het dok heeft in den loop der
tijden enkele veranderingen ondergaan, be
stond het uit een ruim vierkant, rondom met
palen afgezet, op welke, telkens op zekeren
afstand, wachthuisjes geplaatst waren, welke
nacht en dag door bijzondere wachten be
waakt werden. In dit paalwerk waren twee
openingen, eene naar den kant van de werf
en een naar de buitenzijde, door welke de
schepen in en uit het dok konden gebracht
worden. De diepte van het vaarwater in het
dok was in 1683 gemiddeld negen voet en
zes duim, doch reeds in 1693 bleek deze
diepgang te klein en werd door de regeering
der stad met de admiraliteit een contract
aangegaan om deze te brengen op veertien
voet. De kosten daarvan, zoomede die voor
het aanbrengen van zwaardere dukdalven,
zouden door de stad worden gedragen,
waartegenover de Admiraliteit de kosten
van het onderhoud der paalbeschoeiïng op
zich zou nemen. Doch op den duur bleek
ook deze diepgang te klein, zoodat in 1780
voor het uitbrengen van het schip van den
vice-admiraal Hartsinck in bet dok een
vaargeul van meer dan 17 voet moest
worartistes, poètes et peintres, qui procèdent
de lui."
Het is duidelijk, dat aan een enkel
taaigeleerde, hoe knap hij ook moge zijn, het
innerlijke wezen van zulk een godsdienst
filosofie, die zonder valeur d'intuïtion" en
zonder pouvoir vocateur'' een gesloten
boek blijft, totaal ontgaan moet. Zóis het
kunnen gebeuren, dat een Leidsch
hoogteeraar een kolossaal werk in nimmer ein
digende folios over het zoogenaamd
Religuous System of China" schreef, waarin hij
keer op keer de chineezen voor heathens"'
en barbarous people" uitmaakt, zonder ook
maar n moment in zijn professorale leven
een vage notie te hebben gehad van de
hooge, sereene wijsheid, waaraan hij iederen
dag als een blinde voorbij is gegaan.
Raphaël Petrucci begint met in zijn schit
terend standaardwerk de chineesche filoso
fische gedachte voor den lezer begrijpelijk
te maken, en hij behandelt achtereenvolgens
de filosofie van Confucius en de Ouden, die
hem inspireerden, van Lao-Tez', en, die van
het Bouddhisme, drie systemen, die in China
op een miraculeuze wijze op elkaar inge
werkt hebben. Hij doet dit als een groot
taalgeleerde, een groot filosoof, en een groot
dichter.
Hij toont dan aan, hoe de chineesche kunst
steeds een uiting is geweest van de chinee
sche filosofie. Terecht zegt hij: Ainsi, au
moment même u l'art chinois atteignait
sa periode la plus brillante, se fixait Ie terme
d'une longue volution philosophique", en
bij de behandeling van de superbe schilde
ring van K'ou K'ai tche Admonitions to a
Court Lady" in 't British Museum verklaart
hij zér juist: Le raffinement d'une longue
civilisation et d'une culture séculaire pouvait
seul aboutir a un semblable résnltat, fait de
charme immatériel et de spiritualité."
De kennis van die culture séculaire" is
noodig, om de chineesche kunst te begrijpen,
en om die kennis te verkrijgen moet men
een geleerde zijn, moet men de chineesche
klassieke werken van eeuwen en eeuwen
kunnen lezen. Maar om er den geest van
te begrijpen moet men bovendien een filosoof
en een dichter zijn. Mijn chineesche vriend
Dr. Lim Boor Keng schreef mij eens: We
want sinologues in Europe who understand
the true spirit of China's culture, not only
the litteralism of its books." Een dier zeld
zame sinologen is Petrucci. De manier,
waarop hij in zijn werk de spirit of China's
culture" uitlegt zou door iederen serieuzen
chineeschen geleerde en literator bewonderd
worden.
den gemaakt.
Nu werd het noodig geacht om het oude
contract te veranderen en den geheelen
diepgang van het dok op 17 voet te bren
gen, doch dit bleek door de voortdurende
aanslibbing van uit het IJ zoo bezwaarlijk,
dat men in 1784, opnieuw door het maken
van een vaargeul, wederom vier-en-veertig
dagen noodig had om het schip De Vrij
heid", voerende 74 stukken geschut, van uit
het dok in vlot water te brengen.
Daaraan moest ten spoedigste een eind
komen. Wel bevond Nederland zich tijdens
den vierden Engelschen oorlog niet meer
in de glorieuse dagen van de stichting van
zijn 's Lands Magazijn en dok, waarvan
Vondel had gezongen:
jGelijck de kudden gaen by duizenden te weide,
En groeien bij bet gras, zoo drijft nu 't zeegeleide
Van 'slants geleivloot il wat hongert naer gewin
Uen mont van Tessel en den Vliestroom uit en in."
Maar toch, men diende nog altijd onze
koopvaardijschepen te convooiëeren met
schepen, groot en bemand genoeg, -zoomede
van voldoend geschut voorzien, om onze
koopvaarders te kunnen beschermen. En
daarvoor was in de eerste plaats een mari
tiem dok noodig, welks diepgang met dien
der grootere oorlogsschepen voortdurend
gelijken tred hield. Het beletsel daartegen,
de voortdurende aanslibbing van den bodem,
diende dus voor eens en vooral te worden
voorkomen.
Dit laatste nu bracht Willem May,
toenmaals equipagemeester der werf, tot het
plan om het dok te bedijken, waarvoor op
last der Admiraliteit door hem met de water
bouwkundigen Brunings en Goudriaan een
ontwerp werd gemaakt. In 1790 begonnen,
was de bedijking in 1795 voltooid, zoodat
men met vreugde de algeheele verbetering
van het maritiem dok had kunnen
constateeren, was niet een ander euvel van veel
erger aard ontstaan, dat noodwendig het
verval van onze marine, onze scheepvaart
en onzen handel na zich moest sleepen, te
weten het tijdperk der Fransche en Napoleon
tische overheersching.
Wel wijdde .Napoleon, die begreep van
hoeveel beteekenis de maritieme inrichtingen
van Amsterdam voor zijn strijd tegen Engeland
konden zijn, nog in 1811 zijne bijzondere
aandacht aan het dok, doch hij kon bij al
zijne plannen noch de oude Admiraliteits
stichting, noch eene hernieuwde werkzaam
heid harer vroegere werklieden bevorderen.
Doch ook na den Franschen tijd kon
's lands marinewerf haren ouden luister niet
meer bekomen. In 1843 werd de klacht
geuit, dat, terwijl daar vroeger 1200 menschen
werkten, er toen nog hoogstens 500 man
aan den arbeid konden worden gehouden.
En toen later, door de wonderlijke wijze
van den spooraanleg voor het open-haven
front van Amsterdam, de Oosterdoksluis
den modernen scheepsbouw kwam plagen,
verloor het Marinedok al meer en meer zijne
beteekenis voor den aanbouw van groote
oorlogsschepen.
Toch zijn er, na herhaalde verbredingen
dier sluis, nog verschillende nieuwe oorlogs
schepen van s Lands werf in het marinedok
te water geloopen, gebeurtenissen, waarvoor
ons Koninklijk Huis blijkens herhaalde tegen
woordigheid steeds groote belangstelling
koesterde en waarvan ook de burgerij van
Amsterdam dikwerf in grooten gatale kennis
nam. Met ontzetting vernamen de nu reeds
oudere Amsterdammers dan ook den 28en
Juni 1883, hoe in dien morgen een zware
brand was uitgebroken aan boord van het
op stapel staande schroefstoomschip
Doggersbank", tengevolge waarvan ook de in
aanbouw zijnde Kortenaer", benevens de
ijzeren overkappingen 5 en 6 en het ijzer
magazijn gedeeltelijk verloren gingen. Ook
toen werd de schade op eenige millioenen
begroot.
Voortaan echter zullen zoowel redenen tot
schrik als tot belangstelling met betrekking
tot onze Marinewerf te Amsterdam tot het
verleden behooren; de instelling is opgeheven.
Doch wellicht jaren nog zullen het oude
groote Zeemagazijn en de daaraan verbonden
gebouwen en inrichtingen Amsterdam en
zijne bewoners herinneren aan den grootschen
tijd, toen dit eenmaal trotsche gebouw was
gesticht. En dat niet om oprlogzuchtige
gevoelens aan te kweeken, oïde burgerij
op te hitsen tegen den Britschen dog^',
toen een vijand van Neerland's Maetroos",
maar om gereed te zijn, wanneer, tegen
welken vijand ook, onze belangen en onze
rechten dienden te worden verdedigd.
«Het is geen mindre deugt 't gewonnen te bewaeren,
Dan veel triomfen tot een staetsie te vergaeren".
Zoo zong Vondel op het eind van zijn
Zeemagazijn". Doch werd die bewaring"
ons onmogelijk gemaakt, dan, maar ook eerst
dan, zou de waterleeuw zich weren op den
grooten zouten plas, of de held in het velt",
waar het ook we_zen mocht.
Is dit Riet juist in deze dagen een feit,
dat ernstig tot ons spreekt, nu eens niet
door eene stichting van eene nieuwe, doch
door de opheffing eener oude instelling uit
de dagen van het glanstijdperk onzer historie
en een gulden tijdvak uit de geschiedenis
van het oude Amsterdam ?
HENDR. C. DIFEREE
Het laatste Oorlogsschip op
's Rij ks werf gebouwd
Dezer dagen is in dienst gesteld Hr. Ms.
pantserboot Gruno", het laatste oorlogs
schip, dat op 's Rijkswerf te Amsterdam,
gebouwd is.
De Gruno" werd in 1911 op stapel gezet,
en liep in 1913 te water. De waterverplaat
sing van dit vaartuig de zusterschepen
heeten Brinio" en Friso" is 540 ton.
De lengte bedraagt 52.5 Meter, de breedte
8.5 en diepgang is 2.80. De bewapening
bestaat uit vier kanonnen van 10.5 cM. en
twee mitrailleurs. De motoren de pant
serbooten waren onze eerste oorlogsschepen,
die van motoren voorzien werden ont
wikkelen pl.m.1000 P.K. en geven aan de vaar
tuigen een snelheid van 14.4 Knoop. De
pantsergordel is 5.5 cM. en het dek 1.7cM.
dik. De bemanning telt 52 koppen.
De bestemming van de pantserbooten is
de verdediging onzer zeegaten.
Het eerste schip, dat op de marinewerf,
destijds de admiraliteits scheepstimmerwerf
geheeten, gebouwd werd, was de Harder
wijk" (in het jaar 1659). De lengte van dit
schip was 133 voet, de breedte 34 voet en
de holte 14 voet. Het aantal stukken was 44.
Tusschen de Harderwijk" en de Gruno"
moeten er op 's landswerf plm. 830 oorlogs
schepen gebouwd zijn.
W. J. DE V.
Nu hoor ik al van artistieke zijde zeggen:
wat heeft nu de Kunst met de Filosofie te
maken? Petrucci legt het uit in zijn werk:
alles. De chineesche kunst is de chineesche
filosofie, in schoonheid uitgebeeld. De
chiHeesche kunstenaars waren allen filosofen,
en nog meer, zij waren ook dichters, ja, er
waren groote staatslieden, en zelfs astro
nomen onder. De afscheiding in aparte vakjes
en hokjes, als bij ons in Europa, bestaat
in China niet. De schilderkunst, de plastische
kunst, de dichtkunst is slechts een element
toegevoegd aan de algemeene cultuur.
Petrucci, waar hij de groote chineesche
schilders uit de Sungperipde behandelt, wijst
hier nadrukkelijk op. Hij zegt: En Europe,
la plupart des artistes, jusqu'a une periode
toute recente, n' ont guère t
quedesartisans." Zij zegt hij verder die zich, door
de uitgebreidheid van hun cultuurtot den rang
van geleerde en filosoof hebben verheven
zooals b.v. Leonardo da Vinci zijn uit
zonderingen. In 't Oosten is dit echter geheel
anders. Het zijn daar niet zoo maar enkel
artisans instruits" geweest, doorkneed in
de techniek van enkel hun aparte kunst,
geëmotioneerd en inpulsief, maar wel de
gelijk ook filosofen en geletterden. Mannen
b.v. als Sou Toung Po, die n schilder n
dichter n filosoof was, als Tchao Yuan
Tchang, die n een groot schilder was n
directeur van het Staats Observatorium,
waar hij astronomische kaarten teekende, als
Li K'an, die President van 't Ministerie van
Burgerlijke Zaken was n schilder, als Wang
Wei, een van China's grootste schilders n
grootste dichters, als Mi Fei, beroemd
schilder en secretaris aan het ministerie van
den Ritus, enz, enz. Ik voeg hier nog even
bij, dat de grootste staatslieden van 't oude
China k allen filosofen en geletterden
waren. De filosofie zeide Confucius niet
de schoone woorden: Mijn Leer is eene
Eenheid, die alles samenhoudt"? is in
China van de oudste tijden af de grondslag
van alle kunsten en wetenschappen, ook van
alle ambten, geweest.
Ik kan in het korte bestek van een Week
blad niet den gansenen inhoud van
Petrucci's meesterwerk behandelen. Mijn doel is
enkel er op te wijzen, hoe hij er de
Chinee-1sche kunst in voorstelt, als in onverbrekelijk
verband met de Chineesche filosofie en
allergewichtigste zaak, ook voor de toe
komst van de Oostersche kunst hoe, in
't Oosten, de kunstenaar slechts uit de ge
letterde klasse is gekomen, préparépar
une culture générale a sentir profondement
les beautés du monde", tegelijk schilder,
dichter en filosoof, résumant sans effort
dans son esprit tout ce qui faisait Ie prix
de 1'intellectualitéet du savoir."
De studie van Raphaël Petrucci's geleerde,
dichterlijke boek geeft den lezer een inzicht,
zooals ik reeds zeide, in de Chineesche (en
Japansche) kunst waarvan de schilder
kunst wel de hoogste uiting is en tevens
inde Chineesche religieuze filosofie. En, zoo
hij van de laatste de majestueuze schoon
heid en sereeniteit in zich heeft opgenomen,
zal die Westersche lezer voorzeker zich de
vraag stellen: hoe komt het toch dat deze
Oostersche wijsheid, die ons, Westerlingen,
ook heden nog zulk eene kracht en troost
in 't leven kan geven, steeds, eigenlijk als
een dood curiosum, door de geleerde pro
fessoren voor ons weggehouden is, als ware
zij te academisch voor ons, gewone be
schaafde menschen in Europa?
Met andere woorden: waarom is de sino
logie en zijn ook andere orientalistische
wetenschappen een dood vak" geweest,
in plaats van een levende bron van wijsheid
en schoonheid om ons ook nu (in deze
materialistische tijden: vooral nu) dagelijks
aan te laven?
Staatslieden, doctoren, rechtsgeleerden,
dichters, schilders, astronomen, leeraars in
alle vakken, zij allen zouden gediend zijn
met de Eenheid die alles samenhoudt" uit
het Oosten.
HENRllBOREL
* * *
Schilderkunst in het Gooi
Twee schilderessen en twee schilders
exposeeren in de Leeszaal in Hilversum,
Heerenstraat, Meerdijk en Bern. A. van Beek,
stellen in hunne ateliers bij Kortenhoef ten
toon.
De openbare leeszaal in Hilversum is ge
vestigd in een tweetal vriendelijke oude
huisjes, gelegen aan een zoo vriendelijk en
onbedorven pleintje als men in 't hart van
Hilversum niet zou zoeken. Er gaat een
milde stemming van dit plekje uit; vol wel
willende gezindheid betreedt ge het expositie
zaaltje. Overbodig blijkt die gezindheid niet.
De heeren heeten C. P. de Wit en W. J. van
Smorenburgjde damesCor deGavereen Carola
Machotka. De laatste is eene Boheemsche;
de anderen zijn Hollanders. Ook in de kunst
verloochenen zij hun aard niet. De Hollanders
zijn uiterst tam, in het werk der Boheemsche
bruist iets. Van de heeren is van
Smorenburg niet zonder bekendheid: hij vraagt
prijzen tot f350; De Wit moet zijn naam
nog maken, hij komt niet hooger dan f 110.
Van beiden is het te hopen en van Van
Smorenburg is er reden om te gelooven
dat zij hun beste werk hebben thuis gelaten.
Mej. Cor de Gavere heeft aan een paar
grootere stukken, rijpe akkers en een grijze
dag, zorg besteed. Ge waardeert een trouw
hartig en aandachtig pogen. Maar wat be
woog haar tot het vertoonen van kleinere
schilderijtjes en studietjes, die elke bekoring,
zelfs die eener zorgzame en liefdevolle on
handigheid, ontbeeren ? Zij is toch kunste
nares genoeg om te weten, dat een stukje
als haar begonia's (no. 13), alleen het hart
van een argelooze kan stelen ?
Mej. Carola Machotka redt de situatie. In
In haar werk klopt het hart van een levend
en bewogen mensch. De cubistische invloed
waarvan zij getuigt, is niet overwegend en
niet beslissend. De vorm, hoewel haar stil
levens een zekere geslotenheid vertoonen,
is niet haar sterkste zijde, maar haar kleur
is bloeiend en vol fijnheid en leven. De
krasse, frissche durf waarvan haar werk
overvloeit, doet nergens afbreuk aan het
behagelijke van de kleur. Een stilleven van
keukengereedschappen heeft daarenboven
groote plastische kracht. Aan haar is het te
danken, dat ge de tentoonstelling niet zonder
voldoening verlaat.
Bij Smeerdijk behoeft ge voor defecties
niet te vreezen. Hij is een ernstig kunstenaar
en heeft hart gewerkt. Zijn werk kan een
herhaalde aanschouwing veel van het
geëxposeerde was reeds bij Regnard te zien
velen zijn kleine studietjes uit den tuin
van het Luxembourg (de meesten zijn ver
kocht) blijven treffelijk om hun raakheid;
een vergezicht te Saucerre en een straatje
te Bourges, om de fijnheid in verschei
denheid van kleur. Merkwaardig zijn latere
studies uit het polderland. Zij hebben de
verdienste van volkomen los te zijn van
Gabriël, maar het fransche werk overtreffen
zij niet. Het zal curieus zijn, na te gaan,
hoe deze schilder zich ontwikkelt.
Veel minder zelfstandig is Van Beek. Hij
wekt aanhoudend herinneringen aan Gabriël
en is toch zeer ver van dien apostel van
Kortenhoef af. Hij is een eerlijk schilder en
niet ondeugdelijk en soms in een grachtje
te Brugge niet zonder vriendelijke be
koring. Maar hij zou het gemakkelijke moeten
gaan haten en het moeielijke en het diep
liggende moeten gaan zoeken, om een schilder
te worden van beteekenis. En ligt dat in zijn
aard?
Met de herinnering aan een stilleven van
Carola Machotka en een landschap van
Smeerdijk, komt ge thuis. H.