De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 15 augustus pagina 6

15 augustus 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Aug. '15. No. 1990 t. -LANTS J:Et HAC.VZYN tf SCHTBCM TlSt>iKR V, E Naar aanleiding van de Ophef fing van 's Rijks-Marinewerf te Amsterdam II (Slof) Bij het 's Lands Magazijn, waarvan de bouw en inrichting de vorige week in dit Weekblad zijn beschreven, behoorde nu, gelijk reeds is opgemerkt; de scheepstimmer werf en de dokken der admiraliteit, thans van het departement van Marine. Al in 1660 was het terrein voor beide te klein geworden en kocht de Admiraliteit van de Stad Amsterdam nog een groot stuk gronds, met recht op het daaraan belendende water, voor niet minder dan f66.000.?. Daarop werd nu, inplaats der kleinere hulpwerven, de groote scheepstimmerwerf der admiraliteit gebouwd, welke door twee toegangen, een over eene brug van uit het Magazijn en eene door eene poort uit de Groote Kattenburgerstraat, bereikbaar was. Deze poort, op welke een steenen koepeltoorentje, voorzien van uurwijzer en slagklok, bevindt zich in den steenen muur in de Groote Kattenburgerstraat, welke eenmaal de werf en de dokken tot het IJ toe van het overige bebouwde Kattenburg afscheidde. Zij heeft eene lengte van niet minder dan 1500 voet en vormt nog de linkerzijde van gemelde straat. Door de poort in de Groote Kattenbur gerstraat kwam men tot dusverre op een vierkant plein, de Beurs genaamd, waar vroeger het arbeidsvolk op den betaaldag bijeenkwam. De gebouwen ter weerskanten van dit terrein dienden in Wagenaars tijd tot woningen voor de twee onder-equipagemeesters, van den commies, van den meestertimmerman en een paar mindere beambten. Voorts bevinden zich langs de Zuid-Oostzijde van de werf nog zwaar gebouwde steenen loodsen, in bijzondere vertrekken verdeeld. Daar bevond zich onder meer de groote smidswinkel, alwaar de ankers en tal van zware ijzeren gereedschappen vervaardigd werden. Voorts bijzondere werkplaatsen voor blikslagers,' zwaardvegers, huis- en scheepstimmerlieden, schuiten- en roopaardenmakers, schilders, masten- en blokkenmakers, met selaars, loodgieters, riem en boommakers, kuipers enz. Vooraan op de werf staat nog eene zoogenaamde stookloods, waar het lichte hout, voor den scheepsbouw benoodigd, lenig werd gestookt, omdat dit zich alsdan gemakkelijker laat verbuigen en verwerken. Aan het einde van de werf bevindt zich De Sinologie en de Chineesche Kunst n RAPHAEL PETRUCCI, La Philosophie de la Nature dans l'Art d'Extreme Oriënt. Paris, Librairie Renouard, H. Laurens, diteur. Ziehier, hoe Petrucci de chineesche kunst en de studie er van beschrijft: Le charme extérieur attire, puis, a mesure que la séduction s'eccerce, il entraïne toujöurs plus loin, dans la voie d'une spiritualitésinguliere. 11 ne s'est jamais pose d'autre but que de dégager de la grossi retédes apparenees, l'ame universelle. Il y a quelque chose d'émouvant dans cette palpitation soutenue, dans ce frémissement sublime jaillissant ainsi des oeuvres accumulóes, et a mesure que, au cours de l'étude, elles ajoutent leurs beautés diverses, elles finissent par composer un ensemble o l'histoire de la pensee oriëntale surgit dans cette impressionante unitéque lui donne Ie travail séculaire des hommes. On part d'un bibelot tres accessible oül'attëtude, Ie mouvement, la structurev dégagent un charme pénétrant, et l'on finit par découvrir derriére l'oeuvre peinte ou sculptée, la vision magique d'un nouvel univers." De- geschiedenis der chineesche kunst is de geschiedenis der chineesche wereldbe schouwing, der chineesche filosofische ge dachte. Ik zeg opzettelijk filosofische, niet godsdienstige. Terecht schrijft Petrucci: Aussi, la pensee chinoise n'a-t-elle point connu, a proprement parier, la phase religueuse So/z effortinitial s'est immédiatement constituéen philosophie. Maïs cette philosophie a garde les impulsions prpfondes et la grandeur que la pensee humaine a connu dans ses periodes de jeunesse et dans la f ratcheur de son premier veil. Le sentiment religieux et l'esprit philosophique ne se sont point séparés. lis sont demeurés confondus pour donner aux systèmes, evolués sur cette base une valeur d'intuïtion, un pouvoir vocateur, une prescience de l'infini que l'on sent retentir encore dans la sublimit d'un Lao-tseu et des philosophes ou des nog een groot scheepsmagazijn, voorheen dienende tot berging van allerlei scheepsbehoeften en gereedschappen, die, uit zee aangebracht, in het fraai 's Lands Magazijn niet gevoegelijk onder dak konden worden gebracht. Het is, de zolder medegerekend, eveneens vier verdiepingen hoog en heeft een dubbel dak. In den voorgevel staan de drie wapens van de Raden ter Admiraliteit onder welker beheer het gebouw werd ge sticht; op de lijst van den achtergevel het wapen der Admiraliteit, door twee leeuwen geflankeerd, in steen uitgehouwen. De kelders dienden voornamelijk tot berging van ijzer en ballast voor oorlogschepen. Op de eerste verdieping werden de kabels, boeien en andere zware scheepsbenoodigdheden geborgen, op de derde verdieping lichtere scheepsbehoeften. De middelste ver dieping eindelijk is verdeeld in verschillende werkplaatsen, waarin de scheepsblokken, het staande en loopende want, zoomede tal van voor de scheepsuitrusting andere benoodigdheden werden vervaardigd. Voor dit magazijn bevond zich voorheen nog 's lands geschutwerf, terwijl aan het IJ een zware kraan stond, om kanonnen en andere zware stukken te laden en te lossen, zoomede om scheepsmasten uit- en in te zetten. Recht voor het eerstgemelde magazijn en de werf bevindt zich nog het vroeger ge noemde groote" scheepsdok, waar de vol bouwde oorlogschepen, nog niet van takelage voorzien, werden opgelegd. In Wagenaars tijd, want ook het dok heeft in den loop der tijden enkele veranderingen ondergaan, be stond het uit een ruim vierkant, rondom met palen afgezet, op welke, telkens op zekeren afstand, wachthuisjes geplaatst waren, welke nacht en dag door bijzondere wachten be waakt werden. In dit paalwerk waren twee openingen, eene naar den kant van de werf en een naar de buitenzijde, door welke de schepen in en uit het dok konden gebracht worden. De diepte van het vaarwater in het dok was in 1683 gemiddeld negen voet en zes duim, doch reeds in 1693 bleek deze diepgang te klein en werd door de regeering der stad met de admiraliteit een contract aangegaan om deze te brengen op veertien voet. De kosten daarvan, zoomede die voor het aanbrengen van zwaardere dukdalven, zouden door de stad worden gedragen, waartegenover de Admiraliteit de kosten van het onderhoud der paalbeschoeiïng op zich zou nemen. Doch op den duur bleek ook deze diepgang te klein, zoodat in 1780 voor het uitbrengen van het schip van den vice-admiraal Hartsinck in bet dok een vaargeul van meer dan 17 voet moest worartistes, poètes et peintres, qui procèdent de lui." Het is duidelijk, dat aan een enkel taaigeleerde, hoe knap hij ook moge zijn, het innerlijke wezen van zulk een godsdienst filosofie, die zonder valeur d'intuïtion" en zonder pouvoir vocateur'' een gesloten boek blijft, totaal ontgaan moet. Zóis het kunnen gebeuren, dat een Leidsch hoogteeraar een kolossaal werk in nimmer ein digende folios over het zoogenaamd Religuous System of China" schreef, waarin hij keer op keer de chineezen voor heathens"' en barbarous people" uitmaakt, zonder ook maar n moment in zijn professorale leven een vage notie te hebben gehad van de hooge, sereene wijsheid, waaraan hij iederen dag als een blinde voorbij is gegaan. Raphaël Petrucci begint met in zijn schit terend standaardwerk de chineesche filoso fische gedachte voor den lezer begrijpelijk te maken, en hij behandelt achtereenvolgens de filosofie van Confucius en de Ouden, die hem inspireerden, van Lao-Tez', en, die van het Bouddhisme, drie systemen, die in China op een miraculeuze wijze op elkaar inge werkt hebben. Hij doet dit als een groot taalgeleerde, een groot filosoof, en een groot dichter. Hij toont dan aan, hoe de chineesche kunst steeds een uiting is geweest van de chinee sche filosofie. Terecht zegt hij: Ainsi, au moment même u l'art chinois atteignait sa periode la plus brillante, se fixait Ie terme d'une longue volution philosophique", en bij de behandeling van de superbe schilde ring van K'ou K'ai tche Admonitions to a Court Lady" in 't British Museum verklaart hij zér juist: Le raffinement d'une longue civilisation et d'une culture séculaire pouvait seul aboutir a un semblable résnltat, fait de charme immatériel et de spiritualité." De kennis van die culture séculaire" is noodig, om de chineesche kunst te begrijpen, en om die kennis te verkrijgen moet men een geleerde zijn, moet men de chineesche klassieke werken van eeuwen en eeuwen kunnen lezen. Maar om er den geest van te begrijpen moet men bovendien een filosoof en een dichter zijn. Mijn chineesche vriend Dr. Lim Boor Keng schreef mij eens: We want sinologues in Europe who understand the true spirit of China's culture, not only the litteralism of its books." Een dier zeld zame sinologen is Petrucci. De manier, waarop hij in zijn werk de spirit of China's culture" uitlegt zou door iederen serieuzen chineeschen geleerde en literator bewonderd worden. den gemaakt. Nu werd het noodig geacht om het oude contract te veranderen en den geheelen diepgang van het dok op 17 voet te bren gen, doch dit bleek door de voortdurende aanslibbing van uit het IJ zoo bezwaarlijk, dat men in 1784, opnieuw door het maken van een vaargeul, wederom vier-en-veertig dagen noodig had om het schip De Vrij heid", voerende 74 stukken geschut, van uit het dok in vlot water te brengen. Daaraan moest ten spoedigste een eind komen. Wel bevond Nederland zich tijdens den vierden Engelschen oorlog niet meer in de glorieuse dagen van de stichting van zijn 's Lands Magazijn en dok, waarvan Vondel had gezongen: jGelijck de kudden gaen by duizenden te weide, En groeien bij bet gras, zoo drijft nu 't zeegeleide Van 'slants geleivloot il wat hongert naer gewin Uen mont van Tessel en den Vliestroom uit en in." Maar toch, men diende nog altijd onze koopvaardijschepen te convooiëeren met schepen, groot en bemand genoeg, -zoomede van voldoend geschut voorzien, om onze koopvaarders te kunnen beschermen. En daarvoor was in de eerste plaats een mari tiem dok noodig, welks diepgang met dien der grootere oorlogsschepen voortdurend gelijken tred hield. Het beletsel daartegen, de voortdurende aanslibbing van den bodem, diende dus voor eens en vooral te worden voorkomen. Dit laatste nu bracht Willem May, toenmaals equipagemeester der werf, tot het plan om het dok te bedijken, waarvoor op last der Admiraliteit door hem met de water bouwkundigen Brunings en Goudriaan een ontwerp werd gemaakt. In 1790 begonnen, was de bedijking in 1795 voltooid, zoodat men met vreugde de algeheele verbetering van het maritiem dok had kunnen constateeren, was niet een ander euvel van veel erger aard ontstaan, dat noodwendig het verval van onze marine, onze scheepvaart en onzen handel na zich moest sleepen, te weten het tijdperk der Fransche en Napoleon tische overheersching. Wel wijdde .Napoleon, die begreep van hoeveel beteekenis de maritieme inrichtingen van Amsterdam voor zijn strijd tegen Engeland konden zijn, nog in 1811 zijne bijzondere aandacht aan het dok, doch hij kon bij al zijne plannen noch de oude Admiraliteits stichting, noch eene hernieuwde werkzaam heid harer vroegere werklieden bevorderen. Doch ook na den Franschen tijd kon 's lands marinewerf haren ouden luister niet meer bekomen. In 1843 werd de klacht geuit, dat, terwijl daar vroeger 1200 menschen werkten, er toen nog hoogstens 500 man aan den arbeid konden worden gehouden. En toen later, door de wonderlijke wijze van den spooraanleg voor het open-haven front van Amsterdam, de Oosterdoksluis den modernen scheepsbouw kwam plagen, verloor het Marinedok al meer en meer zijne beteekenis voor den aanbouw van groote oorlogsschepen. Toch zijn er, na herhaalde verbredingen dier sluis, nog verschillende nieuwe oorlogs schepen van s Lands werf in het marinedok te water geloopen, gebeurtenissen, waarvoor ons Koninklijk Huis blijkens herhaalde tegen woordigheid steeds groote belangstelling koesterde en waarvan ook de burgerij van Amsterdam dikwerf in grooten gatale kennis nam. Met ontzetting vernamen de nu reeds oudere Amsterdammers dan ook den 28en Juni 1883, hoe in dien morgen een zware brand was uitgebroken aan boord van het op stapel staande schroefstoomschip Doggersbank", tengevolge waarvan ook de in aanbouw zijnde Kortenaer", benevens de ijzeren overkappingen 5 en 6 en het ijzer magazijn gedeeltelijk verloren gingen. Ook toen werd de schade op eenige millioenen begroot. Voortaan echter zullen zoowel redenen tot schrik als tot belangstelling met betrekking tot onze Marinewerf te Amsterdam tot het verleden behooren; de instelling is opgeheven. Doch wellicht jaren nog zullen het oude groote Zeemagazijn en de daaraan verbonden gebouwen en inrichtingen Amsterdam en zijne bewoners herinneren aan den grootschen tijd, toen dit eenmaal trotsche gebouw was gesticht. En dat niet om oprlogzuchtige gevoelens aan te kweeken, oïde burgerij op te hitsen tegen den Britschen dog^', toen een vijand van Neerland's Maetroos", maar om gereed te zijn, wanneer, tegen welken vijand ook, onze belangen en onze rechten dienden te worden verdedigd. «Het is geen mindre deugt 't gewonnen te bewaeren, Dan veel triomfen tot een staetsie te vergaeren". Zoo zong Vondel op het eind van zijn Zeemagazijn". Doch werd die bewaring" ons onmogelijk gemaakt, dan, maar ook eerst dan, zou de waterleeuw zich weren op den grooten zouten plas, of de held in het velt", waar het ook we_zen mocht. Is dit Riet juist in deze dagen een feit, dat ernstig tot ons spreekt, nu eens niet door eene stichting van eene nieuwe, doch door de opheffing eener oude instelling uit de dagen van het glanstijdperk onzer historie en een gulden tijdvak uit de geschiedenis van het oude Amsterdam ? HENDR. C. DIFEREE Het laatste Oorlogsschip op 's Rij ks werf gebouwd Dezer dagen is in dienst gesteld Hr. Ms. pantserboot Gruno", het laatste oorlogs schip, dat op 's Rijkswerf te Amsterdam, gebouwd is. De Gruno" werd in 1911 op stapel gezet, en liep in 1913 te water. De waterverplaat sing van dit vaartuig de zusterschepen heeten Brinio" en Friso" is 540 ton. De lengte bedraagt 52.5 Meter, de breedte 8.5 en diepgang is 2.80. De bewapening bestaat uit vier kanonnen van 10.5 cM. en twee mitrailleurs. De motoren de pant serbooten waren onze eerste oorlogsschepen, die van motoren voorzien werden ont wikkelen pl.m.1000 P.K. en geven aan de vaar tuigen een snelheid van 14.4 Knoop. De pantsergordel is 5.5 cM. en het dek 1.7cM. dik. De bemanning telt 52 koppen. De bestemming van de pantserbooten is de verdediging onzer zeegaten. Het eerste schip, dat op de marinewerf, destijds de admiraliteits scheepstimmerwerf geheeten, gebouwd werd, was de Harder wijk" (in het jaar 1659). De lengte van dit schip was 133 voet, de breedte 34 voet en de holte 14 voet. Het aantal stukken was 44. Tusschen de Harderwijk" en de Gruno" moeten er op 's landswerf plm. 830 oorlogs schepen gebouwd zijn. W. J. DE V. Nu hoor ik al van artistieke zijde zeggen: wat heeft nu de Kunst met de Filosofie te maken? Petrucci legt het uit in zijn werk: alles. De chineesche kunst is de chineesche filosofie, in schoonheid uitgebeeld. De chiHeesche kunstenaars waren allen filosofen, en nog meer, zij waren ook dichters, ja, er waren groote staatslieden, en zelfs astro nomen onder. De afscheiding in aparte vakjes en hokjes, als bij ons in Europa, bestaat in China niet. De schilderkunst, de plastische kunst, de dichtkunst is slechts een element toegevoegd aan de algemeene cultuur. Petrucci, waar hij de groote chineesche schilders uit de Sungperipde behandelt, wijst hier nadrukkelijk op. Hij zegt: En Europe, la plupart des artistes, jusqu'a une periode toute recente, n' ont guère t quedesartisans." Zij zegt hij verder die zich, door de uitgebreidheid van hun cultuurtot den rang van geleerde en filosoof hebben verheven zooals b.v. Leonardo da Vinci zijn uit zonderingen. In 't Oosten is dit echter geheel anders. Het zijn daar niet zoo maar enkel artisans instruits" geweest, doorkneed in de techniek van enkel hun aparte kunst, geëmotioneerd en inpulsief, maar wel de gelijk ook filosofen en geletterden. Mannen b.v. als Sou Toung Po, die n schilder n dichter n filosoof was, als Tchao Yuan Tchang, die n een groot schilder was n directeur van het Staats Observatorium, waar hij astronomische kaarten teekende, als Li K'an, die President van 't Ministerie van Burgerlijke Zaken was n schilder, als Wang Wei, een van China's grootste schilders n grootste dichters, als Mi Fei, beroemd schilder en secretaris aan het ministerie van den Ritus, enz, enz. Ik voeg hier nog even bij, dat de grootste staatslieden van 't oude China k allen filosofen en geletterden waren. De filosofie zeide Confucius niet de schoone woorden: Mijn Leer is eene Eenheid, die alles samenhoudt"? is in China van de oudste tijden af de grondslag van alle kunsten en wetenschappen, ook van alle ambten, geweest. Ik kan in het korte bestek van een Week blad niet den gansenen inhoud van Petrucci's meesterwerk behandelen. Mijn doel is enkel er op te wijzen, hoe hij er de Chinee-1sche kunst in voorstelt, als in onverbrekelijk verband met de Chineesche filosofie en allergewichtigste zaak, ook voor de toe komst van de Oostersche kunst hoe, in 't Oosten, de kunstenaar slechts uit de ge letterde klasse is gekomen, préparépar une culture générale a sentir profondement les beautés du monde", tegelijk schilder, dichter en filosoof, résumant sans effort dans son esprit tout ce qui faisait Ie prix de 1'intellectualitéet du savoir." De studie van Raphaël Petrucci's geleerde, dichterlijke boek geeft den lezer een inzicht, zooals ik reeds zeide, in de Chineesche (en Japansche) kunst waarvan de schilder kunst wel de hoogste uiting is en tevens inde Chineesche religieuze filosofie. En, zoo hij van de laatste de majestueuze schoon heid en sereeniteit in zich heeft opgenomen, zal die Westersche lezer voorzeker zich de vraag stellen: hoe komt het toch dat deze Oostersche wijsheid, die ons, Westerlingen, ook heden nog zulk eene kracht en troost in 't leven kan geven, steeds, eigenlijk als een dood curiosum, door de geleerde pro fessoren voor ons weggehouden is, als ware zij te academisch voor ons, gewone be schaafde menschen in Europa? Met andere woorden: waarom is de sino logie en zijn ook andere orientalistische wetenschappen een dood vak" geweest, in plaats van een levende bron van wijsheid en schoonheid om ons ook nu (in deze materialistische tijden: vooral nu) dagelijks aan te laven? Staatslieden, doctoren, rechtsgeleerden, dichters, schilders, astronomen, leeraars in alle vakken, zij allen zouden gediend zijn met de Eenheid die alles samenhoudt" uit het Oosten. HENRllBOREL * * * Schilderkunst in het Gooi Twee schilderessen en twee schilders exposeeren in de Leeszaal in Hilversum, Heerenstraat, Meerdijk en Bern. A. van Beek, stellen in hunne ateliers bij Kortenhoef ten toon. De openbare leeszaal in Hilversum is ge vestigd in een tweetal vriendelijke oude huisjes, gelegen aan een zoo vriendelijk en onbedorven pleintje als men in 't hart van Hilversum niet zou zoeken. Er gaat een milde stemming van dit plekje uit; vol wel willende gezindheid betreedt ge het expositie zaaltje. Overbodig blijkt die gezindheid niet. De heeren heeten C. P. de Wit en W. J. van Smorenburgjde damesCor deGavereen Carola Machotka. De laatste is eene Boheemsche; de anderen zijn Hollanders. Ook in de kunst verloochenen zij hun aard niet. De Hollanders zijn uiterst tam, in het werk der Boheemsche bruist iets. Van de heeren is van Smorenburg niet zonder bekendheid: hij vraagt prijzen tot f350; De Wit moet zijn naam nog maken, hij komt niet hooger dan f 110. Van beiden is het te hopen en van Van Smorenburg is er reden om te gelooven dat zij hun beste werk hebben thuis gelaten. Mej. Cor de Gavere heeft aan een paar grootere stukken, rijpe akkers en een grijze dag, zorg besteed. Ge waardeert een trouw hartig en aandachtig pogen. Maar wat be woog haar tot het vertoonen van kleinere schilderijtjes en studietjes, die elke bekoring, zelfs die eener zorgzame en liefdevolle on handigheid, ontbeeren ? Zij is toch kunste nares genoeg om te weten, dat een stukje als haar begonia's (no. 13), alleen het hart van een argelooze kan stelen ? Mej. Carola Machotka redt de situatie. In In haar werk klopt het hart van een levend en bewogen mensch. De cubistische invloed waarvan zij getuigt, is niet overwegend en niet beslissend. De vorm, hoewel haar stil levens een zekere geslotenheid vertoonen, is niet haar sterkste zijde, maar haar kleur is bloeiend en vol fijnheid en leven. De krasse, frissche durf waarvan haar werk overvloeit, doet nergens afbreuk aan het behagelijke van de kleur. Een stilleven van keukengereedschappen heeft daarenboven groote plastische kracht. Aan haar is het te danken, dat ge de tentoonstelling niet zonder voldoening verlaat. Bij Smeerdijk behoeft ge voor defecties niet te vreezen. Hij is een ernstig kunstenaar en heeft hart gewerkt. Zijn werk kan een herhaalde aanschouwing veel van het geëxposeerde was reeds bij Regnard te zien velen zijn kleine studietjes uit den tuin van het Luxembourg (de meesten zijn ver kocht) blijven treffelijk om hun raakheid; een vergezicht te Saucerre en een straatje te Bourges, om de fijnheid in verschei denheid van kleur. Merkwaardig zijn latere studies uit het polderland. Zij hebben de verdienste van volkomen los te zijn van Gabriël, maar het fransche werk overtreffen zij niet. Het zal curieus zijn, na te gaan, hoe deze schilder zich ontwikkelt. Veel minder zelfstandig is Van Beek. Hij wekt aanhoudend herinneringen aan Gabriël en is toch zeer ver van dien apostel van Kortenhoef af. Hij is een eerlijk schilder en niet ondeugdelijk en soms in een grachtje te Brugge niet zonder vriendelijke be koring. Maar hij zou het gemakkelijke moeten gaan haten en het moeielijke en het diep liggende moeten gaan zoeken, om een schilder te worden van beteekenis. En ligt dat in zijn aard? Met de herinnering aan een stilleven van Carola Machotka en een landschap van Smeerdijk, komt ge thuis. H.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl