Historisch Archief 1877-1940
t, f;
«91
Zondag 22 Augustus
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER
Abonnement per 3 maanden / 1.65
.Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30
Reclames, per regel 0.40
INHOUD: Bladz. l: Uilenspiegel's bekommering,
door v. H.. Buitenlandsch Overzicht, door G. W.
Kernkamp. Confetti. 2: Feuilleton:
Marie-LaVierge, door Tommy Thomson. Een blik in den
Toekomst van de Stille Oceaan, door F. H. van der
Kop. Mr. W. S. J. van Waterschoot van der
Gracht, door Ohs. Miseroy. 3: Stratenatof, door
M, Stranb.?5: Voor Vrouwen, door Elis.M.Bogge,
Uit de Natuur, door Jac. P. Thysse. 6: Het
Materiaal van eene Nederlandsehe ambulance voor
Frankrp, door dr. F. H^jmans. 7:
Duurtemaatregelen te Amsterdam in 1789, door J. G. van
Dillen. Litteraire Beschouwingen, III, door Fred.
van Eeden. Het Verzamelen van Chineesohe
Kunst, door Henri Borel. 8: Boekbespreking, door
K. Vos. Flirtation, teekening van George van
Baem.donck. Gebed, door Noto Soeroto. 9:
Fin. en Econ. Kroniek, door J. D. Santilhano.
De Oorlog en het Koffie-verbruik, door v. d. S.
10: In 't Wild, XIV, door Petronius. De deugd
in 't Gooi, door Labaski, teekeningen van Henri
T. d. Velde. Leekenspiegel. 11: Gelukkige
Geleerdheid! teekening van Joh. Braakensiek.
Spreekzaal. Schaakspel, red. dr. A. G.Olland.
Onze Puzzles.?12: Damrubriek, red. K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: Het brandpunt van Amsterdam,
teekening van Joh. Braakensiek.
UILENSPIEGEL'S
BEZOEKING
Vlaanderen, men kan het zich ver
persoonlijkt denken in allerhande figuren!
In de weelderige maagd, gelijk een Rubens
ze ,heeft vereeuwigd; in de boersche
kermisklanten, welke Pieter Brueghel en
Teniers hebben geschilderd, en van wier
gejoel nog een Verhaeren, een Cyriel
uysse, een Hullebroeck gewagen; in
den bleeken ernst van de Gentsche en
Brugsche mystieken; in de burgerheeren
die, met een De Coninc, een Jan Breydel
vooraan, hun eigen stoerheid hoog, en
koningen en ridders klein gehouden
hebben.
Het liefste echter nog in Tijl Uilen
spiegel. Niet den dwazen malloot der
prentenboekjes, maar in den held van
het Vlaamsche epos, dat Charles de
Coster schiep in de Legende van Tijl Uilen
spiegel en Lamme Goedzak, een prachtig
boek, dat men niet genoeg aanraden
kan te lezen; in Tijl, die de wereld in 't
ootje kon nemen, maar de onvergelijkelijke
Nele lief had; die haar verliet om met
de geuzen te vechten voor de verlossing
der Nederlanden, en naar wiens daden
de groote en de kleine kinderen met inge
houden adem luisteren kunnen; Tijl die
n i ei dood gaan wild e, en zelfs
toen men hem goed en wel begraven
had in 't Scheldestrand, en boven zijn
graf de gebeden las, den koster en
der klagende Nele het zand in deoogen
niesde: Begraaft men den geest, Nele,
het hart van Vlaanderen? Neen, Vlaan
deren kan wel slapen, maar sterven
nooit!" En hij toog weer henen met
heur, en zong zijn zooveelste liedeken,
maar niemand weet, wanneer hij zijn
laatste zingen zal.
Tijl, die maar niet doodgaan wil....
Toen de oorlog uitbrak, werd er onder
ons gezegd : met de Vlaamsche beweging
is het nu natuurlijk ook gedaan. België
valt geheel in de armen van Frankrijk.
Doch het is anders gebeurd! Integen
deel heeft in het Belgische geheel, de
Vlaamsche stam voller kracht gekregen.
De onderste, de oer-Vlaamsche lagen
des volks, zijn, in 't soldatenleven, juist
naar boven gekomen. De uitgewekenen
hebben in Noord-Nederland het verster
kende inzicht opgedaan van een vol
waardige dietsche beschaving. Vlaamsche
kunstenaars en woordvoerders hebben
de handen ineengeslagen met die van
het Noorden. In het Belgische mengsel
heeft de geheele buitenwereld het ele
ment van de Vlaamsche kracht onderkend.
Voor ons, in het Noorden, is deze
wederopléving een gewichtige zaak.
Uilenspiegel's bloed is mee van het onze;
zijn geest van den onzen. En al is er
veel dat ons scheidt en moet blijven
scheiden, wij hebben toch ook weer
eens. opnieuw en in ruimer kring de
waarde ervaren van dien struischen
bloedverwant, daar over de Zuidergrens.
Zijn lief en zijn leed raken ons,
ook ons belang. En het is daarom, dat
wij vol aandacht zijn voor de bezoe
kingen, welke vriend Tijl op
'topgenblik doormaakt, zelfs binnen in zijn eigen
gemoed. Want. gewichtige vragen van
staatkundigen aard houden ook inwendig
den Vlaming bezig, en laten zich niet
met een enkel beroep op eenheid en
onderlinge rust, stilhouden.
* *
*
Het sympathieke vrijzinnige lid van
den Duitschen Rijksdag, Dr. Nauman,
had het onlangs in zijn blad Hilfé",
over: die Zwischenvölker": de volkeren,
welke als het ware tusschen de oorlog
voerende partijen inhangen, en door in
verschillende richting loopende vezels
van staatkundig verband, volksaard, taal,
traditie, neiging, naar den eenen en
naar den anderen kant gehecht schijnen.
Hij rekent daartoe in de eerste plaats de
Polen, de Tsechen, en prijst ten hunnen
aanzien het vooral tegenwoordig in den
Duitschen mond bestorven
verstandnissvolle Nahertreten" aan, dat ten aan
zien van de Jong-Turken indertijd zoo'n
succes geeft gehad, en voorts met mid
delmatig of bitter weinig resultaat naar
allerlei andere kanten als: Zweden en
Spanje, Zuid-Amerika en Zuid-Afrika, en
ook jegens ons, in beproeving is ge
nomen.
Het ligt in de Duitsche lijn, tot de
evenbedoelden tusschenvolken, van wier
toenadering het Rijk profiteeren kan, ook
die Vlamen" te rekenen, zooals men ze
ginds betitelt.
Er is sinds de Duitsche bezetting van
België een streven te bespeuren om het
Vlaamsche gedeelte des volks af te
scheiden van de Waalsche landgenooten
in het bijzonder, van de Belgische re
geering in het algemeen, en van de ge
heele politiek der geallieerden.
Dat hierin trouwens voor de Duitsche
staatkunde een groot belang ligt is duide
lijk. Wat Duitschland met het bezette
België zal hebben aan te vangen, gesteld
dat het dit bij 't einde van den oorlog
voor het zeggen heeft, wordt daar te
lande voor 't oogenblik niet bediscus
sieerd. Geen annexatie, verluidt het. Het
ligt evenwel voor de hand, dat men op
dit staatkundig en strategisch zoo enorm
gewichtige gebied toch in eenigerlei vorm
overwegenden invloed zal begeeren.
Het is, meen ik, in Duitschland geen
geheim, dat daaromtrent reeds vrij be
sliste inzichten zijn gerijpt. Men denkt
namelijk aan het voorbeeld, door Enge
land gegeven ten aanzien van Egypte
(vór de inlijving tijdens den oorlog):
een binnenlands zelfstandige staat, die
wat algemeene politiek en militaire orga
nisatie betreft, onder een soort voogdij
van het Duitsche Rijk zat komen te
staan. Lord Cromer, die vele jaren als de
Britsche resident in Caïro optrad,
teekende eens de positie zoo: de Egyptische
regeering is volmaakt vrij alles te doen
of te laten, behalve wat Engeland niet
goed vindt."
Wij zullen ons er voor 't oogenblik
niet in begeven, of dit voor België een
houdbare toestand zal opleveren, en .of
op de verwezenlijking groote kans be
staat. Zeker is, dat dit deel uitmaakt
der niet voor openlijke discussie toege
laten plannen".
En even zeker ook, dat Duitschland
er groot belang bij zal hebben, in België
den geest van verzet, zooveel mogelijk
door een geest van aanhang te onder
vangen. Meer nog: een verzwakt en on
derling verdeeld België zal voor zulk een
toekomstpolitiek veel minder moeilijk
heid in de weg leggen dan een sterk
en eensgezind zijne onafhankelijkheid
terugvorderend volk.
Het middel voor de verstandnissvolle"
toenadering lag voor de hand in de
Vlaamsche beweging, in het bekende
streven, in Vlaanderen de Vlaamsche
taal en den Vlaamschen volksaard voorop
te stellen.
Men behoeft ons in Nederland aller
minst te vertellen, dat in den Belgi
schen staat Vlaanderen, Vlaamsch en de
Vlamingen nog nimmer tot hun volle
recht zijn gekomen. Wel is in een strijd
van 80 jaren velerlei bereikt, maar
eene volkomen eigen ontwikkeling op
den eigen stam, bleef aan Vlaanderen
onthouden. Moge dit ten deele zijn te
wijten aan velen die in Vlaanderen zelf
hadden behooren voor te gaan, er
moet toch bovenal gewezen op de
onheusche Fransche en Waalsche invloeden,
die in België de Vlaamsche ontwikkeling
hebben verwaarloosd, tegengehouden, of
tegengewerkt. Het is een lange en grie
vende rij van miskenningen eener volks
potentie, waarvan de Belgische annalen
getuigen; En te duidelijker komt dit uit,
nu deze zelfde Vlaamsche volkspotentie
in den oorlog bewezen heeft, een der
machtigste krachten 'voor den Belgischen
staat te zijn. ?--?* * ?? -1
Hier is het dan, dat Uilenspiegel's
bezoeking aanbreekt. Hem kwelt de zorg
van twee kanten. En men spreekt hem
van het romaansche gevaar, en
vangermaansche welgezindheid.
Het is niet eerst nu, dat van Duitsche
zijde zoo naar den Vlaamschen kant
wordt gelonkt. Van af het oogenblik,
dat in de 19e eeuw de gedachte der
eenheid en grootheid van Duitschland
vasten vorm aannam, werd daarbij aan
Vlaanderen gedacht. Reeds den eer
sten grooten voormannen der Vlaamsche
beweging werd, in 1840, (door Kuranda,
den stichter van Der Grenzboten") het
denkbeeld voorgehouden, het
hoogduitsch als schrijftaal voor hun volk door
te voeren, omdat alleen in verbinding met
het algemeene duitsche gezichtspunt",
hun streven succes hebben kon". Dezelfde
Hoffmann von Fallersleben, die het ver
maarde Deutschland ber Alles", schiep,
dichtte een Vlaenderen dach en nacht,
denck ik aen u". En het is wel op
merkelijk, dat ook reeds bij den oorlog
van 1870?71 de Duitschers voor hun
belang een steunpunt meenden te vin
den bij de bevolking van deVlaamsche ge
westen, en zeiden: dat de vrede er gansch
anders zou hebben uitgezien, indien men
terstond een legercorps in deze vol
maakt Duitsche streken" geworpen had.
Langen tijd heeft het Duitsche
toenaderingsstreven in Vlaanderen zijn
weerklank gemist vooral, toen het
pan-germanisme daarbij duidelijker om
den hoek keek.
Maar thans wordt opnieuw de kans
beproefd, en reeds maken de Duitsche
dagbladen met welgevallen melding van
het jongere Vlamendom", dat de Duit
sche sympathien weder opvat, en des
noods los van, of tegenover den Belgi
schen staat, onverschillig onder welke
heerschappij, den Vlaamschen stam zich
wil zien uitleven"!
Inderdaad klinken ook van uit den
Vlaamschen kant stemmen, met name
in het te Gent verschijnende blad De
Vlaamsche Post, waarin dergelijke mee
ningen ronduit verkondigd worden. De
jeugdige en geestdriftige leiders schijnen
inderdaad op warm- Vlaamsch stand
punt te staan. Maar waartoe hen dit
voert, is vaak verbijsterend: Vlaan
deren is ons alles, het Belgische
vaderland niets." Wij meenen Vlaan
deren te dienen, desnoods tegen den
Belgischen staat en tegen de Belgische
regeering." Ook sommige in Nederland
neergestrekenen ijveren in deze richting.
Het is te begrijpen, hoe deze wind blaast
in de zeilen der veroveraars tegen wil
en dank. En al reken ik de verdacht
making onjuist, gelijk onze geheele tijd
helaas weer een broeinest van overspan
nen achterdocht en ellendige insinuaties
wordt, dat deze Belgen zich in dienst
van duitsche belangen zouden hebben
gesteld, zoo mag toch niet verheeld,
dat zij dit onbewust ten zeerste doen, en
dat zij met hun, wat zij in een reeds
typisch germanisme noemen: hun
volksche" streven, wel zér goed mogen
toezien, waar het om gaat.
Vrijwel de geheele wereld is, kan men
zeggen, n in de belangstelling in het
lot van België, en in den wensch voor
het herstel van zijne onafhankelijkheid.
Wanneer de tijd daar is, kan men er
zeker van zijn, dat ook machtige neutrale
stemmen zich daaromtrent zullen doen
hooren. De publieke opinie ook van de
Vereenigde Staten bijvoorbeeld, is van
dit punt vervuld. En zelfs de Neder
landsehe Anti-Oorlogsraad heeft zijn
olympischen alzijdigheidsijver voor dit
punt verloren!
Voor Nederland is trouwens in het
voortbestaan der Belgische onafhanke
lijkheid een allerernstigst belang.
Natuurlijk gevoelen wij tevens, en niet
minder voor de kracht van Vlaande
ren. En wij beseffen, dat het noodig is,
die kracht ook inwendig, dubbel te ver
dedigen ; zelfs reeds thans!
Zullen België en Vlaanderen niet in eene
algemeene entente-politiek verslijmen, of
in den Franschen wapenbroederband ver
schrompelen, dan heeft Vlaanderen zoowel
het recht, als den plicht, voor zichzelf en
zijn toekomst te getuigen. Geen
eenheidstheorie of godsvrede mag dit verbie
den. Wil men reeds thans de komende
Belgische regeeringen op aanspraken en
verlangens wijzen; reeds nu voor uit
voerbare vormen van krachtiger Vlaamsch
zelf bestuur, Vlaamsch Hooger Onderwijs,
Vlaamsche volwaardigheid, pleiten, het
zal lederen vriend en belangstellende
kloek en rechtvaardig voorkomen.
Maar dan worde men er zich tevens
van bewust, dat 't met elke werkelijkheid
en met elke redelijkheid spot, een zelf
standig en uit zichzelf opgroeiend Vlaan
deren mogelijk te achten, desnoods b u
iten het verband van den Belgische
Staat, en desnoods aan de hand van
zijne overweldigers. Als een fantasie
van goed bedoelenden moge zich dit
laten voorspiegelen, de weg, dien men
daarheen inslaat, loopt al spoedig in het
noodlottige drijfzand uit.
Een drijfzand, vriend Uilenspiegel,
waaruit ge wel eens niet zoo gezond
en wel als toentertijd, weer op zoudt
kunnen rijzen!
v. H.
Kowno gevallen dat beteekent, dat de
Russen, na de ontruiming van de
Weichsellinie, niet meer stand zullen houden op de
linie Kowno-Grodno-Brest Litovsk-Boeg,
maar nog veel verder oostwaarts zullen
moeten terugtrekken, misschien wel naar het
hart van hun land.
Met Kowno toch is hun het voornaamste
noordelijke steunpunt van die linie ontnomen.
En ook verderop wordt die linie reeds ernstig
bedreigd. De troepen van de centrale mogend
heden staan vlak voor Brest Litovsk, ten Z.
van die vesting is de Boeg op verschillende
plaatsen door hen ovérgetrokken. De moge
lijkheid is niet uitgesloten, dat bij Brest
Litovsk een deel van het Russische leger in
de klem raakt. Zooals het zich nu laat aan
zien, moet het nog als het gunstigste geval
voor de Russen worden beschouwd, dat zij
zonder groote verliezen de linie, waarop zij
na de ontruiming van Warschau hadden
willen terugtrekken, in den steek kunnen
laten. Niet het tegenhouden van den vijand,
maar het in veiligheid brengen van hun
eigen leger schijnt voor hen het voornaamste
doel te zullen worden.
Tegenover den voor de geallieerden
ongunstigen loop van zaken aan het oostelijk
front staat vooralsnog geen enkel groot
succes op een der drie overige voornaamste
gevechtsterreinen.
In het Westen geen enkel teeken van een
krachtig offensief der geallieerden. De
Vossische Zeitung van gisteren berichtte: in
den onlangs te Calais gehouden krijgsraad
werd geen definitief besluit genomen over
een offensief aan het westelijk front; men
zal wachten tot het Engelsche contingent
nog meer versterkt is; de Engelschen ver
zekerden, dat tegenwoordig dagelijks 5000
soldaten over het Kanaal worden gebracht;
de Russische generaals klaagden bitter over
het opnieuw uitstellen van het offensief;
generaal Joffre woonde den krijgsraad
niet bij."
Een ieder begrijpt, dat de Haagsche cor
respondent van de Vossische Zeitung, die
dit bericht aan zijne redactie seinde
Eigener Drahtbericht" onmiddellijk op
de hoogte wordt gebracht van de besluiten,
in een krijgsraad van de geallieerden ge
nomen ; een ieder begrijpt ook, dat de redactie
van genoemde courant haar correspondent
geen uitbrander geeft wegens het licht
vaardig omspringen met de penningen der
administratie en het onderschatten van het
benul van de lezers, maar dat zij het spe
ciaal telegram" vlak onder het officieele
bericht van het Duitsche hoofdkwartier
afdrukt en er het opschrift boven plaatst:
Der Verlegenheits-Kriegsrat in Calais;"
voor een ieder is het ten slotte ook duide
lijk, dat de Vossische Zeitung, ook al ver
heugde zij zich niet in het bezit van een
Haagschen correspondent, die de primeur
van de krijgsraadberichten der geallieerden
heefr, zelfs van berichten van zulke belang
rijke krijgsraden, die door generaal Joffre
niet worden bijgewoond (hij zal er tegen
op hebben gezien om de bittere klachten"
der Russische generaals aan te hooren)
voor een ieder, herzeggen wij, is het klaar
als de dag, dat de Vossische Zeitung, met
of zonder correspondent, die in den Haag
hoort wat er te Calais wordt besproken, het
er gerust op kan wagen aan den volken te
verkondigen, dat er voorloopig nog niet
komt van een offensief van de geallieerden
aan het westelijk front.
Of het wachten nu is op de versterking
van het Engelsche contingent, zooals de
Haagsche correspondent heeft meenen te
verstaan, dan wel op het oogenblik, waarop
een krijgsraad der geallieerden kan beraad
slagen zonder door de Vossische Zeitung
te worden beluisterd, wagen wij niet te
beslissen. Maar dat er gewacht wordt, is
zeker; dat er in Rusland geklaagd wordt
over dat wachten, staat niet minder vast;
dat het in Frankrijk moeite begint te kosten
om het volk erin te doen berusten, dat
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: ,Confettf'.
In het Wetsontwerp pp het Vakonderwijs,
van 21 Mei van dit jaar, wordt ook het
leerlingwezen in de werkplaats geregeld.
Na het einde van den leertijd kan de leer
ling volgens Art. 55 zich onderwerpen aan
een examen, dat door een Commissie wordt.
afgenomen. Niettemin wordt de patroon in
Art. 47 verplicht, hem een getuigschrift te
geven.
Dit wordt door den Minister Cort van der
Linden als volgt toegelicht:
Onverschillig, of de leerling al dan niet
na te voleindigden leeftijd het diploma be
doeld in Art. 55, verwerft, is het voor hem
bij het zoeken na eene betrekking van be
lang, een getuigschrift van zijn patroon te
kunnen overleggen, waarin verschillende ge
gevens betreffende zijne leerbetrekking zijn
vermeld."
Dit gelooven wij ook. Dat kan zeker van
belang zijn, en dan is het absoluut onver
schillig", of de leerling na beëindiging van
zijn leeftijd een zeker diploma zal krijgen.
In den hemel?
*
Te Amsterdam is opgericht een instistuut
voor vibro-massage.
Men zegt dat alle discipelen in de vibratie
leer een nieuwen naam moeten aannemen,
zooals dit bij kloosterlingen gebruikelijk is.
De Directrice zou den naam Trilby heb
ben gekozen.
*
Naar aanleiding van de benoeming van
dr. H. Bolkestein tot hoogleeraar, schrijft
het Handelsblad o. a.:
De vorenGrza-oxOatietowar wrfhmrhmrfff
en Bettrage zur alten Geschichte hebben hem
zeer bekend gemaakt.
Nu is het wel een feit, dat de studie van
dit onderwerp bij ons weten tot nog
toe door niemand aangevat is, en daarom
zouden wij het Hbld. in overweging willen
geven, ons deze zaak wat meer populair
uiteen te zetten.
*
Dagbladbericht:
EEN GESCHENK VOOR PRINSES JULIANA.
De afdeeling schoenmakerij in het
observatiehuis van de vereeniging Hulp voor
Onbehuisden, heeft onder leiding van den
werkmeester, den heer Jac. Lookman Jr., geheel
volgens den laatsten smaak, een paar
poppeniaarsjes voor Prinses Juliana vervaardigd.
De schoentjes zijn van Amerikaansche
hakjes met gummiringetjes voorzien, een paar
miniatuur platvoet-zolen zijn er bij gevoegd.
Het bovenleder is oranjekleurig met kransjes
van zwart lakleder. In een mooi uitgevoerd
kistje zal het geschenk de Prinses worden
toegezonden.
(Naar wij vernemen, wordt onder leiding
van den geheel volgens den laat
sten smaak schoenmakersbaas van het
Opvoedingsgesticht Valkenheide" een paar
poppenschoentjes gemaakt voor miniatuur
gevoelige voeten).
wachten voorloopig het wachtwoord moet
blijven, mag eveneens op goede gronden
worden aangenomen.
Aan hst Italiaansche-Oostenrijksche ge
vechtsfront wordt niet gewacht; geen dag
en geen nacht. Wekenlang zijn de Italianen
nu al bezig met hun offensief tegen de
Isonzo-linie; vorderingen" en nieuwe vor
deringen" worden dikwijls door hen be
richt ; maar die vorderingen schijnen te ge
schieden naar het voorschrift: elke dag de
helft van den afstand, die er nog moet
worden afgelegd; zoo wordt er, al vorde
rende, weinig opgeschoten.
Gewacht wordt daar dus niet; maar wel
schijnt er iets te worden verwacht. Althans
volgens een Reuter-Bericht uit Udine, waar
het Italiaansche hoofdkwartier is gevestigd.
Generaal Cadorna, zoo vernemen wij, heeft
de voorbereiding van een nieuwen
algemeenen aanval zoo goed als voltooid; het resul
taat daarvan zal zijn: de bezetting van het
Karst-plateau, de val van Görz en de intocht
der Italianen in Triest; laatstgenoemde ge
beurtenis wordt tegen einde Augustus of
begin September verwacht.. Althans door
de Italianen", voegt de Nieuwe Rotterd.
Courant daar veelzeggend aan toe;ja, juist,
niet door de Oostenrijkers, misschien ook
niet door de redactie van genoemde courant,
maar door de Italianen. Misschien ook niet
door de Italianen", ook niet door generaal
Cadorna, maar door den man, die het Reu
ter-bericht uit Udine in de wereld heeft
gebracht. Misschien zelfs niet door hem!
Het derde groote gevechtsterrein, waar
door de geallieerden geen succes wordt be
haald, dat eenigszins zou kunnen opwegen
tegen de overwinningen der Duitschers en
Oostenrijkers in Rusland, zijn de Dardanellen.
Toen in Februari 1.1. een Engelsch-Fransch
smaldeel de eerste poging deed om de Dar
danellen te fprceeren, heeft reeds spoedig
daarna de Times twijfel geopperd, of men
zich wel rekenschap had gegeven van wat
men begon. Men moet aannemen, dat de