De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 29 augustus pagina 11

29 augustus 1915 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

29 Aug. 'ia No. 1992 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 De Rotterdamsche Kolen-voorvechter . Nadruk verboden (Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek) Voor Constantinopel (Abel Faivre in de Salon des Humoristes) Wie draagt de oorlogslasten ? (The Bystander) DE KEIZER : Hoe jammer dat wij vrienden zijn! Een mooie stad om te bombardeeren! De intocht in Warschatr (The Bystander) 7 DE WERKMAN : Aan u de lasten. HET KAPITAAL : Ik geloof aan u! HET NAGESLACHT : Ik vrees dat zij voor mij zijn ...! Het Engelsche goud (Simplicissimus) BURGEMEESTER ZIMMERMAN TEGEN HET KOLENBUREAU. DE KEIZER (tot zijne gemalin): Buigen maar, buigen, hoewel er niemand in de straat is... het is onze intocht! De heuvel is nog niet hoog genoeg, Vittorio! iiiiiiiiniiMiiimiii MUI mum iniiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiimimniiiiimiiiiii IIIIIIHIIIIIII MiiiimiimiiiiMimiiiiiiiiii inimiiiiiiiimiimimimiiimi mini iiimiimiimmmmiiiiiHiiimuiiiiiiiiiiiniiij umi 11 Gewondenvervoer te Water Naar aanleiding van het artikel in de Amsterdammer van l Augustus j.l. waarin onze medewerker Artillerist schreef over het gewondenvervoer te water, aan de hand van het boekje van dr. Teupken: de motor boot -als vervoermiddel van den militairen geneeskundigen dienst, bereikt ons nu een stem uit vakkringen. Een lezer schrijft ons nl., dat het boekje van dr. Teupken voor een militair weinig nieuws bevat; dat er in het polderland en voor en achter de waterlinie wel degelijk geoefend wordt, en dat gedurende het laatste jaar het personeel voldoende met het voorterrein en achterland bekend ge raakt is. De organisatie van een vrijwillig militair motorbootcorps lijkt hem een veel te kost bare opzet. Hij meent, dat een plaatselijk verdeelde nauwkeurige registratie van be schikbare vaartuigen, gevoegd bij de reeds in gebruik zijnden, voldoet aan de behoefte. De groote voorgestelde organisatie is duur, en het voor gebruik gereed maken van ter plaatse aanwezige vaartuigen is toevertrouwd aan goede handen. In iedere sector is de aard der oefeningen in verband met de terreingesteidheid weer anders; het personeel op de heide voelt zich daar even goed thuis als de ziekendragers te water op hun schepen. Tevens kent men in iederen groep precies zijn werk. De oefeningen in het polderland werden voor meer dan 10 jaren door Generaal Sabron bestudeerd, doch deze heeft het niet noodig gevonden reeds vooruit te organiseeren, anders zou hij dit als Minister van Oorlog wel gedaan hebben. Een vrijwillig militair motorbootcorps voor gewondenvervoer, zooals Dr. Teupken het voorstelt zou ons aldus de inzender een jaar opgescheept hebben doen zijn met een nietsdoende vloot in de polder. De artillerist stelt hier nog enkele zaken tegenover; de inzender schrijft hij ver geet dat de bovenbedoelde brochure ge schreven is gedurende de laatste maanden van 1914 en dus ook betrekking heeft op de toestanden, zooals die toen waren. Sedert zijn weer vele, vele maanden verloopen en wij mogen aannemen, dat het er thans inder daad anders en beter uitziet met dit dienstvak. Nu wordt geoefend, en wellicht heeft Dr. Teupken er den stoot toe gegeven. Wanneer de militair dan inderdaad weinig nieuws in het boekje vindt, komt 'dit, doordat men de slechte inrichting kende, doch tot vór den oorlog weinig er aan verbeterde. De Etappen-dienst werkt ijverig aan de registratie der schepen en motoren, dit kost geen geld . . . maar iedere schipper blijft varen als te voren. Maar locale organisatie in een klein land brengt bezwaren mede . . . want wat, indien b.v. alle schippers uit Nijmegen hun schepen in Alkmaar hebben? Dat ieder zijn sector kent, is geen voor deel ; er kunnen menschen overgeplaatst worden, overlijden en sneuvelen ... en wat dan? De schepen onder 25 M. lengte waren tot voor eenige maanden zelfs nog niet geregi streerd l" Ten slotte zegt de artillerist nog : In sportkringen, b.v. in de Nederlandsche Motorboot Club is reeds lang het plan van een vrijwillig motorbootcorps overwogen en becijferd." De opmerking, dat generaal Sabron voor tien jaar zich ook voor de zaak geïnteres seerd heeft doch het niet noodig heeft ge vonden al vooruit te gaan organiseeren" , prikkelt op nieuw onze hoop, dat er thans wél iets zal gebeuren; want hemelsbreed staan wij af van hen, die slechts willen improviseeren" of organiseeren . . . achteraf, als het te laat is. Geachte Redactie, Ofschoon ik niet gewoon ben op kritieken te antwoorden, zij het mij veroorloofd het volgende onder het oog Uwer lezers te brengen. Dr. F. v. Eeden heeft mijn geschriften vergeleken met die van den heer Van Outshoorn, men beseffe echter wel dat alle punt van vergelijking ontbreekt, daar ik in de Ziel de Menschheid" een philosophie der cultuurgeschiedenis, in Bij Denkers en Dichters" besprekingen van philosophen en van Qoethe's, Wagner's gedachten en be doelingen heb gegeven, terwijl De weten schap en hare wereldbeschouwing" zuiver wijsgeerig wil zijn, al zij dit in populairen zin (het werk is een stenogram van door mij gehouden voordrachten). Gaat het nu aan dit alles te vergelijken met een zuiver artistiek opgezet werk, een boek als Willem Mertens' Levensspiegel ? Men kon dan ook een parallel trekken tusschen Gorter's Mei en Taine's Philosophie de l'Art. Lezers, die mij kennen, weten hoe ver ik afsta van mannen als ,Orht; Bahler, enz., afschoon ik hen zeer hoog schat. Indien Dr. v. Eeden had gelet op het stuk proza, dat ik in Dichters en Denkers" schreef (Jenseits von Gut und Böse), zou hij mij niet bij de ethische schrijvers zonder meer rekenen. Dus moet men mij indeelen bij de mannen van ,L'Art pour l'art ? Men leze pag. 205: Is de kunst er ter wille van de kunst ? Of zoekt zij te bevor deren een ernstig zedelijk leven ? Als zij kunst is, dan is zij er ter wille van zich zelve, maar zelf is zij beleving en gevoelen van een harmonie, die arbeidt naar verwer kelijking, dat is: vergeestelijking; dus is zij met haar n, van brute zelfzucht vrij, in zuivre, stille rust." En, voegde ik er aan toe: De philosooph, die geen richting heeft, richt zich voortdurend naar de goddelijke levens lijnen." dankend voor de plaatsruimte. Hoogachtend, Dr. H. W. PH. E. v. D. BERGH Z u t p hèn v. EYSINGA Ter verduidelijking Mijn vriend Borel maakt mij er opmerksaam op dat het woord bijkomstig" in mijn beschouwingen van 14 Augustus onjuist is. Hij acht vorm-en-klank-schoonheid niet bij komstig " Hier hebben wij met een van de veele moeyelijkheeden te doen waart»de ontoe reikendheid der taal ons voert. w Bijkomstig" in den zin van bijzaak" is vorm-en-klank-schoonheid ons niet. Noch Borel, noch mij. Ik wist dat eevengoed van hem als hij het van mij weet. Mijn bedoeling is, dat vorm-en-klankschoonheid bij den dichter als van zelve ontstaat, er bij komt" wanneer hij zijn aan dacht blijft richten op wat Eysinga Godde lijke leevenslijnen" noemt. Terwijl het uitsluitend zoeken naar vormen-klank-schoonheid, zooals het door de meer aestethisch gezinden gebeurt, nooit tot de hoogste eenheid voert van goddelijke waar heid en zinnenschoon. Dat die eenheid de hoofdzaak, en daarin vorm-en-klank-schoon niet bijzaak" is, daaroover zijn wij het volkoomen eens. F. v. E. iiiumiiiiiiiiimii KNI Redacteur: Dr. A. G. OLLAND Predikheerenkerkhof l, Utrecht Alle berichten.deze rubriek betreffende.gelieve men te adresseeren aan bovenstaand adres. BERICHT Wegens plaatsgebrek ditmaal geen eindspelstudie. Ook de oplossing van eindspelstudie No. 20 blijft bewaard tot de vol gende week. MATCH VAN GELDER-OLLAND Onderstaande partij is de tweede van den tweeden match van Gelder?Olland. De uit slag van dezen match is O. 5, van G. 3, remise 1. In aanmerking nemende dat de stand 3 tegen O geweest is, moet men erkennen, dat van Gelder kranig opgehaald heeft, al had ook met een weinig meer oplettendheid onzerzijds zijn score lager kunnen zijn. De match is bizonder rijk geweest aan interessante partijen, van welke eenigen theoretische waarde hebben, zooals o.a. de eerste (reeds gepubliceerd), de tweede en de achtste partij. Ons plan is alle partijen te plaatsen. Onmiddellijk is een derde match begonnen op dezelfde voorwaarden, n.l. om vijf winst punten. De eerste partij vindt men in deze rubriek. Zij is, afgezien van het onbevre digende einde, belangrijk door het actueele van de opening en wordt daarom nu reeds gepubliceerd. Tweede match-partij, gespeeld 29 April '15. VIERPAARDENSPEL Wit G. J. van Gelder 1. e2?e4 2. Pgl-f3 3. Pbl-c3 4. Lfl?b5 Zwart Dr. A. G. Olland e7-e5 Pb8-c6 Pg8-f6 Pc6?d4 Pd4als derde zet van zwart in deSpaansche opening heeft nooit algemeen vertrouwen kunnen wekken. Of de zet in den stand waarin hij nu wordt gespeeld correct is, zal de tijd moeten leeren. Want de ervaring geeft aan dat het buitengewoon moeilijk is in de periode van de spel-opening een zetten reeks vast te stellen, die niet voor verbetering vatbaar blijkt. 5. Lb5?a4 Op 5. Pe5: kan zwart vervolgen met De7 6. Pf3 (f4 d5) Pb5: 7. Pb5: De4:f 8. De2 De2:f 9. Ke2: Pd5 10. c4(?) a6, op 5. Lc4 met Lc5, op 5. 0-0 met Pb5: 6. Pb5: c6 7, Pc3 d6. Op het oogenblik wordt als voor wit het beste antwoord beschouwd de voort zetting: 5. Pd4: ed4: 6. e5 dc3: 7. ef6: Df6: [cd2:f 8. Ld2: Df6: 9. 0-0 Le7 10. Tel 0-0 11. Lc3 en wit houdt zoowel na Db6 als na Dd6 of na Dg5 een min of meer belangrijk voordeel aan zijn kant] 8. dc3: (bc3: c6) Dd5f (Lc5 9. 0-0 O O 10. Dd5 d6 11. Lg5) 9. Le2, waardoor wit zoowel naLd6 10. Le3 0?0 11. Dd2 als na 9... Le7 10. 0-0 0?0 11. Tel d6 of 9... Lc5 10. 0-0 0-0 11. Ld3 d6 12. Tel telkens een ietsje beter kan komen te staan. Men vergelijke de meer uitvoerige studie hierover in het Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond 1915 blz. 104. (Zie echter ook de opmerkingen bij de andere partij in deze rubriek. 5 Lf8?c5 Veiliger maar niet consequent is Pf3:. 6. d2-d3 Of Pe5: hier kan gespeeld worden is een zeer moeilijk te beantwoorden vraag. Er zou kunnen volgen 6... 0-0 7. Pd3 (ook Pc4 verdient overweging) Lb6 8. e5 Pe8 9. 0-0 (9. Pe2? dan 9... Dh4! en zwart komt in het voordeel, terwijl 3. Pd5 met 9... Dg5 zou beantwoord kunnen worden) d6 10. ed6: Pd6: 11. Pel f5! met goed spel voor zwart. Gevaarlijk voor wit is bij deze speelwijze de voortzetting 8. Pf4, c6 (Pe4: 9. Pe4: Te8 10. d3 f5 11. c3 Pe6 12. Pe6:Te6: 13. Lb3 d5 14. 0?0 fe4: 13. de4:) 9. d3 Te8 10. O -O d5 11. ed5:? Lg4 12. Dd2. 6 0-0 7. Lcl-g5 Ook hier kwam 7. Pe5: weer in aanmerking. Het vervolg kan zijn: 7... d6 8. Pf3 (of ook Pc4 om met Pe3 te vervolgen) Lg4 (Pg4 9. h3 Pf2: 10. Kf2: f5 - Pf 3:f 11. Kf3 Df6f 12. Lf4 g5 13. Pd5 doet wit winnen 11. e5 de5: 12. Le3) 9. Le3 Lf3: 10. gf3: Ph5 11. Ld4: Ld4: 12. Pe2 Lb6 13. Dd2 Dh4 gevolgd door f5. 7 c7-c6 8. Pf3Xe5 De appel schijnt wit rijp: hij gaat hem dus plukken. Niet goed ware 8. Pd4: wegens 8... ed4: 9. Pe2 Da5 10. c3 dc3: 11. bc3: Lf2:f 12. Kf2: Pg4f en 13... Dg5:. 8 d7?d6 9. Pe5-f3 Lc8-g4 10. Lg5?e3? Een voorbeeld van het bekende ordre, contre-ordre, dés-ordre. De zet is niet goed zooals zwart met zijn antwoord zeer juist aantoont. Beter ware 10. h3 Lf3: 11. gf3: h6 12. Lh4 g5 13. Lg3 Ph5 (Pe6 14. f4) 14. f4. Maar ook dan blijven in het zwarte spel aanvalskansen verscholen. 10 Pf6-d7! Dreigt behalve met Pe5 ook nog met het ingrijpen der dame en het opspelen van den f-pion. 11. Le3Xd4 Lc5Xd4 12. Ddl?d2 Is er beter? 12. h3 Lf3: 13. Df3:f 14. bc3: Da5 15. Lb3 Dc3:f 16. Ke2 Kh8 gevolgd door d5 of f5 ziet er voor wit ook niet prettig uit. 12 Lg4Xf3 13. g2Xf3 Pd7?e5 14. Kei?e2 Moed heeft deze koning zeker. Maar alle moed is nog geen wijsheid. Beter was in elk geval 14. 0-0-0 Dh4 15. Kbl. Te houden is de partij niet meer. Op 14. Df4 bij v. volgt f5 15. Lb3f Kh8 16. ef5: Dh4; de zwakte van wit's rechtervleugel komt dan uit. (Stand der partij na 14. Kei?e2) ZWART d e WIT f g 14 Dd8-f6 Zwart beëindigt de partij nu in eenige krachtige zetten. 15. f3-f4 Df6-h4! 16. Tal?f4 Dh4?g4 17. f2?f3 Pe5Xf3 18. Dd2?dl Onder deze omstandigheden het beste:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl