De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 29 augustus pagina 5

29 augustus 1915 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

39Aug. '15. No. 1992 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Bloemen schikken ZOMERBOUQUET Langs den slootkant ging ik en daar vond ik de bloemen, die ik tot een bouquet wilde samenvoegen. Weinig kleur, geen groote opvallende bloemen, geen forsche bladen en toch zoo karakteristiek van vorm. Bereklauw, Spiraea, Valeriaan, Zuring, blauw Gras, donkerbruine Kannewasschers of Pompstokken zooals ze in den volksmond heeten en ten slotte, omdat zij zoo goed er bij paste, de langgerekte pluim van de nietinheemsche Bocconia. Ik had dus zes soorten bloemen in mijn hand en het blauwe gras, dat geen bloeiaar droeg. De bocconia, de zuring en het blauwe gras, zette ik het eerst in de vaas, ik had ze gevonden op mijn weg naar de sloot, maar de vier andere stonden rustigte bloeien bij het diep donkere water. Hun wortels waren verborgen in de vochtige aarde, met stevige wortelstokken hadden ze .zich genesteld in het slijk, en uit die slijmige massa onttrokken die planten de kracht om hun witte bloemen te voorschijn te brengen. Elk volgens eigen plan, zoo volkomen ver schillend in alle onderdeelen de bereklauw breed wfld uitgespreid een echte schermbloem schitterend wit, de spiraea de vele bloempjes rangschikkend tot een pluim, de valeriaan met alle kleine bloemen bijeen in ronde, bolvormige tuiten. : Ze hadden alleen dit met elkander gemeen, dat hun kleine bloemen zich vereenigden tot een schittering van licht naast de donkere sloot. Verder was alles verschillend, hun groei, hun bloemen, hun zaden. De zaadjes van de valériaan, die als ze rijp zijn, gedragen door lichte pluisjes, door de lucht zullen vliegen, de zaden van de bereklauw als platte schijfjes en de zaden van de spiraea zoo kunstig ineengedraaid. Ik had een bouquet van bloemen geplukt, maar ik had meteen een verzameling zaad naar binnen gedragen. Toen ik de valeriaan ging plukken, had ik een oogenblik in twijfel gestaan of het een soort scheerling was, een schermbloem dus, die op dezelfde manier zou bloeien als de bereklauw. Botanici zouden mij natuurlijk hartelijk uitlachen, om het feit, dat ik ook maar een oogenblik twijfelen kon. Toen ik de valeriaan in de hand hield was dan ook dadelijk mijn vergissing voorbij. Het kleine vruchtpluisje te midden van de witte bloemen IIIIIIIIIIIIIIIII9IIIIIIIHIIIIIIMHIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII Het land, dat verdwijnt De Noordoosterlokaalspoorweg heeft ons gebracht tot Coevorden. Als we onze plan nen al niet hadden vastgesteld, dan waren we er al weer veel eerder uitgewipt, want de streek van de Overijselsche Vecht ziet er, niet alleen bij Ommen, maar nog op menige andere plaats, onweerstaanbaar mooi uit. Doch we houden ons goed en debarqueeren in de aloude afgelegen vesting Coevorden. 't Is natuurlijk al lang geen vesting meer en met de afgelegenheid is 't ook gedaan: groote fabrieken en torenhooge hotels geven ons een voorgevoel van de veranderingen, die de Zuidoosthoek van Drente heeft ondergaan. Nog onlangs lazen we in een nieuw leer boek: In het Zuidoosten liggen hoogvenen, waar nog nimmer de mensch een voet heeft gezet." Zoo'n zinnetje werkt op een zwer ver en natuuronderzoeker als honig op een beer en je brandt dan van verlangen, om je voeten op dat plekje te zetten en er aller lei mooie dingen te vinden. Drente toch is niet alleen voor den archaeoloog belangrijk om zijn hunebedden en tumuli en neolithen maar ook voor den natuurhistoricus om zijn bodem, zijn planten en zijn dieren, 't Is nog niet zoo heel lang geleden, dat in de buurt van Vries de Zweedsche Kornoelje is ge vonden, een unicum uit den tijd, toen pas het landijs deze streken had verlaten en onze Flora's vermelden voor den Oosthoek een dergelijke plant, de Bokjessteenheek, Saxifraga Hirculus, die in 't Weerdingerveen gegroeid moet hebben. Heel aan de Duitsche grens lag het Zwarte Meer en dikwijls heb ik in mijn jonge jaren gedroomd van de vondsten die ik doen zou, wanneer ik eens dat Zwarte Meer bezoeken zou. riep mB tot de orde en zei mij, dat de heele schermbloemenfamilie heel anders baar zaad de wereld inzendt. Ik zette dan alle bloemen samen in de vaas en even nieuws gierig keek ik naar de typha's of kannenwasschers. Hield ik nu zaad of bloem in de hand? Dat wil zeggen, had het stuifmeel dat aan de top van de aren zit, de stampers al be vrucht, die in de rolronde bruine knots zich verbergen, in die knots, die zoo weinig aan bloemen doet denken, dat werkelijk de naam van kannenwasschers of pompstokken niet onaardig gekozen is. Waren de stampers al bevrucht en zouden binnen korten tijd de zaadjes gedragen door harige pluisjes door de lucht zweven, om op het water neer te vallen en drijvende den oever te bereiken, waar ze opnieuw zouden kiemen? Dan wordt die donker bruine fluweelige compacte massa, die juist zoo teekenend staat in mijn bouquet uitgeplozen, de knots valt uiteen en vergaat. Geen nood! Nog staan ze stevig tot steun van de andere bloemtakken en de bladen van de zuring, die zich rood beginnen te kleuren contrasteeren met hun donker bruin. Met den zuringtak heb ik werkelijk bloem en vrucht in de hand, de vruchtjes met de kantige vleugeltjes, karakteristiek rood getint zijn ontstaan uit de weinig opvallende bloemen. Voor mijn bouquet is de zaadpluim nog meer waard, dan de jeugdtoestand van bloem. En de bocconia stelt op twee manieren zich ten dienste van het blpemenschikken. De bovenste witte pluisjes zijn nog bloemen in den vollen bloei, in de onderste doosjes of peultjes ik weet niet hoe ik ze noemen zal rijpt al het zaad. Zij blijven recht afstaan, op zij van den steel en behouden dus hun decoratieven vorm. Het blauwe lintgras kleurt juist goed tusschen het wit der bloemen en vór het rood van de zuring. Die soepele grasbladen; die zich schikken naar den wind als die met bollen adem huishoudt in het grasveld, rollen zich uit als vliegende vanen, ze keeren zich om en zwenken, en richten zich weer op. De grasbiaden scheuren niet, hun vorm maakt hen bestand tegen eiken windstoot. En in mijn bouquet zijn 't juist die slappe linten die ik noodig heb naast de langge rekte bloemtakken. Even maar neem ik in mij op, het verschil van kleur, van vorm, van doel, van zoeken naar de gelegenheid om te groeien, van zich schikken in het onvermijdelijke, van al de raadselen in de bloemenwereld. En ik weet, dat die enkele takken de grootste geheimen verbergen, ik weet dat er dagen en maanden zouden noodig zijn om ze geheel te leeren kennen in al hun onderdeelen. Ik weet, dat wij menschen maar heel oppervlakkig waarnemen wat om ons heen voorvalt, dat wij b.v. nauwelijks zien, dat de stengel van de valériaan rood gevlekt is, dat de jongere takken rood getint zijn en dat de andere takken daar frisch groen naast staan. Haast onbewust zoeken wij bij het bloemenschikken naar al die kleine verschillen van kleur en vorm, die veel dieper beteekenis hebben in het plantenleven, maar die de grond zijn voor het harmonieeren van de bloemen en bladen, die wij tot een bouquet willen vereenigen. A. BlENFAIT * * * Brief van Suzy aan Suzette Aan Madame D'HERVÈZE 28a Rue des Mathurins Paris Liefste Suzette Onlangs was ik op het Concours Hippique" en verleden Zondag in Noordwijk bij de tennismatches. Stampvol menschen bij beide gelegenheden. Zóheb ik Holland van de mondaine" zijde leeren kennen. Ik zag zelfs de Koningin en den Prins, niet bij de tennis wedstrijden, maar in den Haag op Houtrust. Het was daar zeer officieel, en naar mij ge zegd werd bijzonder chic". Wil ik je eerlijk mijne opinie bekennen? Wil ik je zeggen, wiar ik je brengen zou als je hier was, om de wereldsche zijde op zijn aardigst te leeren kennen ? Niet naar zoo'n Haagsche bijeenWelnu, ik ben daar geweest en ik heb er ook wel een droombeeld aanschouwd, maar met de mogelijkheid van botanische vondsten is 't daar voor goed gedaan, of 't moesten later nooit vertoonde akkeronkruiden wezen. Men heeft dien hoek Drentsch Californië genoemd, om de rijkdommen, die daar lagen opgehoopt in 't hoogveen, maar het verdient den naam ook wel om de snelheid, waarmee het landschap verandert, waarmee de dorpen uit den grond opschieten. In 't eerst ging onze tocht langs den straat weg naar Dalen, het mooie dorp, dat door Henri Havard in zijn Frontières menagées het Drentsche Haagje wordt genoemd, een beetje overdreven, maar dat doet er niet toe. Aanvankelijk is 't in 't rond overal grasland en hier en daar kruisen we een snelstroomend beekje met bruinachtig water, dat door zijn kleur zijn venigen oorsprong verraadt. Dan volgt bouwland en al dadelijk krijgen wij hier een heel aardig verschijnsel, dat ik nog vier dagen achtereen op verschillende plaat sen langs den Hondsrug kon waarnemen: het driekleurig viooltje als akkeronkruid, 't Is niets ongewoons, maar wel merkwaardig, omdat het driekleurig viooltje een bijvorm heeft met zeer kleine lichtgekleurde bloemen, die onder den naam van akkerviooltje op zandig bouwland veel als onkruid voorkomt. Nu vindt je hier in Drente veelal vlak naast elkaar akkers, geheel bezet met dat kleinbloemige hongerlijdertje en andere, pralend met fel gekleurde groote tricolore bloemen; elk stoppelveld n bloemenzee. Voor een ander onkruid kwam ik te laat: in sommige streken zijn in den voorzomer de roggevelden geel van de wilde leliën. Welgemoed trapten we verder, twee of driemaal onaangenaam verrast door de aan wezigheid van tollen, die we in Californië niet verwacht hadden: n cent per fiets. Maar n ervan gaf mij toch gelegenheid, om onder een afdakje te zien, hoe daar een boerenzwaluw zijn nest had gebouwd vol gens de bouwplannen der huiszwaluwen. Anders bouwen de boerenzwaluwen liefst binnenshuis en op een onderlaag, maar deze had zich een hangende woning vastgeplakt komst vol deftigheid, en zoo 'n heel klein bettje opgedirkt. Er was, ondanks het prach tige weer, de smettelooze hemel, iets onna tuurlijks in de atmosfeer. Zulke poesmooie menschen, al die tikette op dat kleine gras veldje, leken mij wat on-Hollandsch. De charme" van dit land is voor mij altijd het gemoedelijke, de eenvoud. Ik zal je Noordwijk beschrijven, volgens den indruk dien ik er van ontving. Weer mooie dag. Wij reden eerst door lommerrijke lanen en langs een duinlandschap. Het was een schilderachtig landwegje dat wij volg den, waar onze breede auto net passeeren kon. Het Hollandsche groen dat tot laat in den zomer zijn smaragdkleur blijft behou den, is de .prachtige rijke tooi van deze geheele streek. Het dorpje Noordwijk a/Zee ligt wat diep, tusschen de duinen in. Er stonden vele auto's bij het hek waar wij doorheen moesten om bij de tennisbaan te komen. De toeschouwers zaten daar niet stijf bij elkaar op stoelen of tribunes, maar ongegeneerd zoo maar op den grond tegen de grashellingen aan. Ik werd een beetje duizelig van al die witte pakken en rokken en helgekleurde sweaters". De jonge Hollanders die ik daar zag, waren goed gebouwd, hunne bewegingen bij het spel vertoonden kracht en gratie. In de sport komt de van ouds bekende recht-door-zee natuur van dit volk voor den dag. Er is ook iets gezellig^ in den omgang van Hollanders onder elkaar, die men daar opmerken kan. Jonge meisjes en jongelui noemen elkaar heel gauw bij den naam. Er is iets kameraadschappelijks in hunne verhouding, iets rondborstigs, en soms pok wel, ik zou haast zeggen, iets pnverschilligs, waar je vreemd van zou opkijken. Wie speelt daarin de heeren-double links? vroeg ik aan mijn begeleider. Dat is Dirk! antwoordde hij. Dirk wie?? Iemand achter mij vertelde dat er nu een mixte doublé" kwam met Jeanne, Willem, Piet en Marie. Het lijkt wel of Holland, op zulke feesten, uit ne groote familie bestaat. Wij hebben theegedronken in een verba zend leelijk hotel, opgetrokken uit een somber grijze steen van pakpapiertint. Wij werden daar door kellnerinnen bediend. Niet erg neutraal! Adieu Suzette. Ik zie, ik zie wat jij niet meer ziet: Duitsche gedienstigen, en krachtige, gezonde jongemannen, die al hunne energie, al hunne zinnen zetten op het overgooien van een onschuldigcaoutchouc balletje. SUZY * * * Wat de tijdschriften verhalen De mode der dracht van batisten mantel en japonkragen met haar tallooze variaties van vorm en grootte, van eenvoud en sier lijkheid heeft al tot veel vindingrijkheid en speling van vernuft aanleiding gegeven. Zoo doet de Mode Pratique ons thans tot sluiting van het seizoen aan de hand een aardige werkwijze om in enkele minuten een zakdoekje om te tooveren in een chemiset met reverskraag. Men moet maar op de gedachte komen. En toch... deze ligt zóvoor de hand. De teekeningen A. B. C. D. geven aan hoe het geschiedt. Neem een zakdoekje, groot in 't vierkant ongeveer 34 cM., met kantje omzoomd, zon der kantje, met open zoom, of gefestonneerd en met borduursel, in elk geval een fijn batisten zakdoekje, dat wel in ieders bezit zal zijn of anders in diverse prijzen te koop is. (Een lapje neteldoek met rand-siersteekje en naaldwerk motiefjes in de hoeken kan natuurlijk ook dienst doen.) Knip van zulk een doekje een der hoeken diagonaals-gewijze tot het midden in. Dit is de voorkant. De tegenovergestelde hoek valt op den rug. Knip volgens den vorm en de maten, gege ven op teekening A een driehoek in 't midden van den doek uit, voor de halsopening. Sla de voorpunten naar terzijde links en rechts om (B). Werk de afgeknipte randen met een smal belegje af en breng van voren druksluiting en eenige sierknoopjes of paarlkraaltjes aan. Uit voorzichtigheid om het fijne zakdoekje niet te verknippen, raden wij aan, de proef eerst te nemen met een lap van willekeu rige stof. miiiiiiiiiiiiiiiHiiiilliiliiiiiHiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiliiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii tegen een buitenmuur. Altijd prettig, als zoo'n dier eens een uitzondering maakt. Nu gaat het langs het kanaal der venen, lijnrecht, uren gaans ver naar Nieuw Am sterdam en vandaar weer verder, tot waar het kanaal een bocht maakt, noprdoostwaarts, om den Hondsrug te doorsnijden. De wa terstaatkundige haalt hier zijn hart op, want hier komt het hoogste pand van het Oranjekanaal uit op ons kanaal der venen en daar komt niet alleen een slui-s maar ook nog een stoomgemaal bij te pas, anders houdt dat hooge pand geen water. Voor een Hollandsch poldermensch is het nog al vreemd, om zoo'n stoomgemaal juist andersom te zien werken als hij gewoon is. Die Hondsrug is hier nog hoog genoeg. Het kanaal ligt diep onder ons en de uit gegraven grond vormt een breede strook langs den straatweg: wit zand met tallooze keien, groot en klein, van luttele vuursteensplinters af tot flinke granietblokken toe en we veranderen voor een half uurtje in vlijtige keikloppers, om ze ook eens van binnen te bekijken en ons een oordeel te vormen over hun aard en herkomst. Weer buigen kanaal en weg pal oost waarts. We zijn nu in de Barger-venen. Een zijweg naar het Noorden langs de groote tuifstrooiselfabriek van Klazinaveen laten we voorloopig links liggen; wij verlangen naar ons Zwarte Meer. Al nieuwer worden de huizen, al lutteler de tuinen, al eenvoudiger de weg, die eerst zijn plaveisel, later zelfs zijn effenheid verliest. De bruggen over 't kanaal dalen ook in rang, eerst waren 't groote klapbruggen, nu komen eenvoudiger draaibruggetjes, later zelfs vondertjes. We zijn nu in een tamelijk vlak gebied, naar een vergezicht zoeken we tevergeefs. Overal stuit de blik op steil afgegra ven wanden van het hoogveen, donker, naar beneden toe al vochtiger en meestal verrijzend uit drabbige plassen, groen van wier. Daarvoor, er tusschen en boven ligt de lange turf in alle mogelijke toestanden en op allerlei manieren opgestapeld: groote, vettige, weeke turven, pas gesneden, hooge hoopen met tusschenruimten gestapeld en B HOE MEN VAN EEN ZAKDOEKJE EEN CHEMISET-KRAAG VERVAARDIGT. (Bij Wat de tijdschriften verhalen") A geeft het doekje in zijn geheel. De bovenpunt links valt op den rug, de pnderpunt rechts valt van voren, daar wordt langs de schuine lijn het doekje opengeknipt. B geeft het uitknippen van het middenvak aan, en het omslaan van de voorpunten. C toont den kraag van achteren. D toont den kraag met chemiset van voren. l l l Illlllllll 1111 HIIIHIIIIIIIIIIIHUnillllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllllimHHIIHIIIII Correspondentie Mevr. R.?N. Mijn vriendelijken dank voor de door u gezonden recepten. Aan mevr. T. B.-B. Een lezeres vraagt om inlichting hoeveel zout en vooral hoe veel nootmuskaat voor het recept hopjes" noodig zijn, tevens waar een hopjesdrukker te koop is en of men ulevelpapiertjes soms gesneden kan krijgen. Zoudt u wellicht zoo vriendelijk willen zijn deze vragen even te beantwoorden ? Mevr. J. J.-B. Vriendelijk dank voor de door u gezonden recepten. E. M. R. Verbetering In het Nr van de vorige week dat mij in handen kwam, is in het recept van de Pudding a la Chatelaine" een verraderlijk streepje verschenen, zoodat men inplaats van 4 zou kunnen lezen 14 eierdooiers. Daar dit in het huishoudboek een aanmer kelijk grootere post zou zijn en het te be twijfelen is of het de pudding ten goede zou komen, willen wij onze lezeressen op dit drukduiveltje opmerkzaam maken. * * * BEDLINNEN in alle prijzen. H. MEIJER, Koningsplein Amsterdam. iiiiiiiiiiiimiiiiiidiiiiiiiiiiimiiiiiiMMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIII1IIIIIIMIII reeds bijna droog en enorme tassen, huizen hoog, tot verscheping gereed. De bleekgekleurde hoopen gaan naar de turfstrooiselfabrieken, ze bestaan hoofdzakelijk uit bonkveen, de rest is brandturf. Hier en daar worden de randen van die turfwallen opgevroolijkt met hei of buntgras maar de hoofdindruk van dit landschap wordt opgebouwd uit die steile donkere wanden en de zorg vuldig gestapelde bouwsels. Daartusschen lijnrechte kanalen, die elkaar rechthoekig kruisen en altijd weer nieuw uitzicht openen op stapels en wanden. Dit landschap strekt zich uit mijlen en mijlen ver, van het Amsterdamsche veld door de Burger venen, de Compascuums en het Erfscheidenveen tot aan Roswinkel en Ter Apel, honderden en honderden vierkante kilometers. Hier wordt het groote veendek van de opper vlakte afgepeld dag aan dag, met schop en spade, met baggermachines en excavators. Vijftigers' kunnen het nog beleven, dat dit reuzenwerk wordt voltooid en dat het on toegankelijk Drentsche veen van vroeger veranderd is in een welvarende landbouwstreek. Reeds nu verheffen zich op menige plaats paleis-achtige Groninger boerderijen, want dit Californië wordt gekoloniseerd van uit Groningen Naarmate wij ons Zwarte Meer naderen lijken er wel minder menschen te zijn, die het kennen, maarten slotte hobbelen we toch langs een zijwijk en dan weer de tweede dwarswijk en staan we er midden in. Het meer is al sinds jaren door die wijken aangetapt en leeggeloopen en er is zoo goed als niets meer van te zien. Water is er heelemaal niet meer en de inzinking in den boden is nauwelijks merkbaar. De oorspronkelijke flora is geheel verdwenen, overal bloeit de paarse hei, alleen op de laagste plek heeft de rose dophei de overhand en daar slaan ook berkjes op tusschen de roode rozetjes van zonne dauw. De kolonist die er 't graafwerk ver richt, wijst ons en een wijden kring boomgroepen, die vroeger langs den oever van het meer groeiden, dat zeer uitgestrekt ge weest moet zijn. Dat was nu nog heel aardig te zien, maar het volgend jaar hebben de kris- kras kanalen en de hooge stapels het laatste woord gesproken en er is geen spoor meer over van de aloude wildernis. Nog al tamelijk onder den indruk trapten we terug naar Klazinaveen en vonden daar het afgebrande hotel nog niet geheel her bouwd, zoodat we in den avond verder reden naar Ter Apel. Tegenwoordig is men in dit deel van Drente nooit ver van goede hotels of van tram- en spoorwegen, die u er gemakkelijk heen brengen. Bovendien is bijna overal telefonische verbinding, heel anders dan in de dagen van Henry Havard, die door den herbergier op straat werd gezet en zijn toevlucht moest zoeken bij dendomine. Wel, wij reden in den avond heel prettig naar Ter Apel altijd over een goeden klinkerweg langs een kanaal en telkens kanalen kruisende. Naarmate de avond daalde, werden de afgestoken veenwanden en de hooge turfstapels al indrukwekkender en in drukwekkender en menigmaal leek het alsof we omringd waren door bouwwerken van een vroegere beschaving of van een ander hemellichaam,alles rechtlijnig en rechthoekig: een paradijs voor kubisten. Eens passeerden we een plekje met gebogen lijntjes, een lange smalle laagte met vlakke zandbultjes en een kronkelend opstaand kantje, een voet of zoo hoog. Dat was een oude kronkel van de Runde, een tak van de Ruiten Aa. Het riviertje was denzelfden weg opgegaan als ons Zwarte Meer, de kanalen hebben het vernietigd. Het oude land verdwijnt geheel en al. Wat hier in dezen hoek van Drente met groote hevigheid gebeurt, zal zich mettertijd in al onze hooge venen afspelen, want 't is een profijtelijk werk en in het aangrenzende stuk van Pruisen gaat het net zoo. Onze kleinkinderen zullen het hooge veen alleen van hooren zeggen kennen, indien wij niet bijtijds en liefst zeer spoedig een stuk afzon deren, dat bewaard ken blijven. Eigenlijk moesten de groote verveningsmaatschappijen dat opknappen als een soort van beleefdheid jegens het nageslacht. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl