Historisch Archief 1877-1940
39Aug. '15. No. 1992
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Bloemen schikken
ZOMERBOUQUET
Langs den slootkant ging ik en daar vond
ik de bloemen, die ik tot een bouquet wilde
samenvoegen.
Weinig kleur, geen groote opvallende
bloemen, geen forsche bladen en toch zoo
karakteristiek van vorm.
Bereklauw, Spiraea, Valeriaan, Zuring,
blauw Gras, donkerbruine Kannewasschers
of Pompstokken zooals ze in den volksmond
heeten en ten slotte, omdat zij zoo goed er
bij paste, de langgerekte pluim van de
nietinheemsche Bocconia.
Ik had dus zes soorten bloemen in mijn
hand en het blauwe gras, dat geen bloeiaar
droeg. De bocconia, de zuring en het blauwe
gras, zette ik het eerst in de vaas, ik had
ze gevonden op mijn weg naar de sloot,
maar de vier andere stonden rustigte bloeien
bij het diep donkere water.
Hun wortels waren verborgen in de vochtige
aarde, met stevige wortelstokken hadden ze
.zich genesteld in het slijk, en uit die slijmige
massa onttrokken die planten de kracht om
hun witte bloemen te voorschijn te brengen.
Elk volgens eigen plan, zoo volkomen ver
schillend in alle onderdeelen de bereklauw
breed wfld uitgespreid een echte
schermbloem schitterend wit, de spiraea de vele
bloempjes rangschikkend tot een pluim, de
valeriaan met alle kleine bloemen bijeen in
ronde, bolvormige tuiten. :
Ze hadden alleen dit met elkander gemeen,
dat hun kleine bloemen zich vereenigden
tot een schittering van licht naast de
donkere sloot.
Verder was alles verschillend, hun groei,
hun bloemen, hun zaden.
De zaadjes van de valériaan, die als ze
rijp zijn, gedragen door lichte pluisjes, door
de lucht zullen vliegen, de zaden van de
bereklauw als platte schijfjes en de zaden
van de spiraea zoo kunstig ineengedraaid.
Ik had een bouquet van bloemen geplukt,
maar ik had meteen een verzameling zaad
naar binnen gedragen.
Toen ik de valeriaan ging plukken, had
ik een oogenblik in twijfel gestaan of het
een soort scheerling was, een schermbloem
dus, die op dezelfde manier zou bloeien als
de bereklauw. Botanici zouden mij natuurlijk
hartelijk uitlachen, om het feit, dat ik ook
maar een oogenblik twijfelen kon. Toen ik
de valeriaan in de hand hield was dan ook
dadelijk mijn vergissing voorbij. Het kleine
vruchtpluisje te midden van de witte bloemen
IIIIIIIIIIIIIIIII9IIIIIIIHIIIIIIMHIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII
Het land, dat verdwijnt
De Noordoosterlokaalspoorweg heeft ons
gebracht tot Coevorden. Als we onze plan
nen al niet hadden vastgesteld, dan waren
we er al weer veel eerder uitgewipt, want
de streek van de Overijselsche Vecht ziet
er, niet alleen bij Ommen, maar nog op
menige andere plaats, onweerstaanbaar mooi
uit. Doch we houden ons goed en
debarqueeren in de aloude afgelegen vesting
Coevorden. 't Is natuurlijk al lang geen
vesting meer en met de afgelegenheid is
't ook gedaan: groote fabrieken en
torenhooge hotels geven ons een voorgevoel van
de veranderingen, die de Zuidoosthoek van
Drente heeft ondergaan.
Nog onlangs lazen we in een nieuw leer
boek: In het Zuidoosten liggen hoogvenen,
waar nog nimmer de mensch een voet heeft
gezet." Zoo'n zinnetje werkt op een zwer
ver en natuuronderzoeker als honig op een
beer en je brandt dan van verlangen, om je
voeten op dat plekje te zetten en er aller
lei mooie dingen te vinden. Drente toch is
niet alleen voor den archaeoloog belangrijk
om zijn hunebedden en tumuli en neolithen
maar ook voor den natuurhistoricus om zijn
bodem, zijn planten en zijn dieren, 't Is nog
niet zoo heel lang geleden, dat in de buurt
van Vries de Zweedsche Kornoelje is ge
vonden, een unicum uit den tijd, toen pas
het landijs deze streken had verlaten en
onze Flora's vermelden voor den Oosthoek
een dergelijke plant, de Bokjessteenheek,
Saxifraga Hirculus, die in 't Weerdingerveen
gegroeid moet hebben. Heel aan de Duitsche
grens lag het Zwarte Meer en dikwijls heb
ik in mijn jonge jaren gedroomd van de
vondsten die ik doen zou, wanneer ik eens
dat Zwarte Meer bezoeken zou.
riep mB tot de orde en zei mij, dat de
heele schermbloemenfamilie heel anders baar
zaad de wereld inzendt. Ik zette dan alle
bloemen samen in de vaas en even nieuws
gierig keek ik naar de typha's of
kannenwasschers.
Hield ik nu zaad of bloem in de hand?
Dat wil zeggen, had het stuifmeel dat aan
de top van de aren zit, de stampers al be
vrucht, die in de rolronde bruine knots zich
verbergen, in die knots, die zoo weinig
aan bloemen doet denken, dat werkelijk de
naam van kannenwasschers of pompstokken
niet onaardig gekozen is.
Waren de stampers al bevrucht en zouden
binnen korten tijd de zaadjes gedragen door
harige pluisjes door de lucht zweven, om
op het water neer te vallen en drijvende
den oever te bereiken, waar ze opnieuw
zouden kiemen?
Dan wordt die donker bruine fluweelige
compacte massa, die juist zoo teekenend
staat in mijn bouquet uitgeplozen, de
knots valt uiteen en vergaat.
Geen nood! Nog staan ze stevig tot steun
van de andere bloemtakken en de bladen
van de zuring, die zich rood beginnen te
kleuren contrasteeren met hun donker bruin.
Met den zuringtak heb ik werkelijk bloem
en vrucht in de hand, de vruchtjes met de
kantige vleugeltjes, karakteristiek rood getint
zijn ontstaan uit de weinig opvallende
bloemen. Voor mijn bouquet is de zaadpluim
nog meer waard, dan de jeugdtoestand
van bloem.
En de bocconia stelt op twee manieren
zich ten dienste van het blpemenschikken.
De bovenste witte pluisjes zijn nog bloemen
in den vollen bloei, in de onderste doosjes
of peultjes ik weet niet hoe ik ze noemen
zal rijpt al het zaad.
Zij blijven recht afstaan, op zij van den
steel en behouden dus hun decoratieven vorm.
Het blauwe lintgras kleurt juist goed
tusschen het wit der bloemen en vór het
rood van de zuring.
Die soepele grasbladen; die zich schikken
naar den wind als die met bollen adem
huishoudt in het grasveld, rollen zich uit
als vliegende vanen, ze keeren zich om en
zwenken, en richten zich weer op.
De grasbiaden scheuren niet, hun vorm
maakt hen bestand tegen eiken windstoot.
En in mijn bouquet zijn 't juist die slappe
linten die ik noodig heb naast de langge
rekte bloemtakken.
Even maar neem ik in mij op, het verschil
van kleur, van vorm, van doel, van zoeken
naar de gelegenheid om te groeien, van zich
schikken in het onvermijdelijke, van al de
raadselen in de bloemenwereld.
En ik weet, dat die enkele takken de
grootste geheimen verbergen, ik weet dat
er dagen en maanden zouden noodig zijn
om ze geheel te leeren kennen in al hun
onderdeelen.
Ik weet, dat wij menschen maar heel
oppervlakkig waarnemen wat om ons heen
voorvalt, dat wij b.v. nauwelijks zien, dat
de stengel van de valériaan rood gevlekt
is, dat de jongere takken rood getint zijn
en dat de andere takken daar frisch groen
naast staan.
Haast onbewust zoeken wij bij het
bloemenschikken naar al die kleine verschillen van
kleur en vorm, die veel dieper beteekenis
hebben in het plantenleven, maar die de
grond zijn voor het harmonieeren van de
bloemen en bladen, die wij tot een bouquet
willen vereenigen.
A. BlENFAIT
* * *
Brief van Suzy aan Suzette
Aan Madame D'HERVÈZE
28a Rue des Mathurins
Paris
Liefste Suzette
Onlangs was ik op het Concours Hippique"
en verleden Zondag in Noordwijk bij de
tennismatches. Stampvol menschen bij beide
gelegenheden. Zóheb ik Holland van de
mondaine" zijde leeren kennen. Ik zag zelfs
de Koningin en den Prins, niet bij de tennis
wedstrijden, maar in den Haag op Houtrust.
Het was daar zeer officieel, en naar mij ge
zegd werd bijzonder chic". Wil ik je eerlijk
mijne opinie bekennen? Wil ik je zeggen,
wiar ik je brengen zou als je hier was, om
de wereldsche zijde op zijn aardigst te leeren
kennen ? Niet naar zoo'n Haagsche
bijeenWelnu, ik ben daar geweest en ik heb er
ook wel een droombeeld aanschouwd, maar
met de mogelijkheid van botanische vondsten
is 't daar voor goed gedaan, of 't moesten
later nooit vertoonde akkeronkruiden wezen.
Men heeft dien hoek Drentsch Californië
genoemd, om de rijkdommen, die daar lagen
opgehoopt in 't hoogveen, maar het verdient
den naam ook wel om de snelheid, waarmee
het landschap verandert, waarmee de dorpen
uit den grond opschieten.
In 't eerst ging onze tocht langs den straat
weg naar Dalen, het mooie dorp, dat door
Henri Havard in zijn Frontières menagées
het Drentsche Haagje wordt genoemd, een
beetje overdreven, maar dat doet er niet toe.
Aanvankelijk is 't in 't rond overal grasland
en hier en daar kruisen we een snelstroomend
beekje met bruinachtig water, dat door zijn
kleur zijn venigen oorsprong verraadt. Dan
volgt bouwland en al dadelijk krijgen wij
hier een heel aardig verschijnsel, dat ik nog
vier dagen achtereen op verschillende plaat
sen langs den Hondsrug kon waarnemen: het
driekleurig viooltje als akkeronkruid, 't Is
niets ongewoons, maar wel merkwaardig,
omdat het driekleurig viooltje een bijvorm
heeft met zeer kleine lichtgekleurde bloemen,
die onder den naam van akkerviooltje op
zandig bouwland veel als onkruid voorkomt.
Nu vindt je hier in Drente veelal vlak naast
elkaar akkers, geheel bezet met dat
kleinbloemige hongerlijdertje en andere, pralend
met fel gekleurde groote tricolore bloemen;
elk stoppelveld n bloemenzee. Voor een
ander onkruid kwam ik te laat: in sommige
streken zijn in den voorzomer de roggevelden
geel van de wilde leliën.
Welgemoed trapten we verder, twee of
driemaal onaangenaam verrast door de aan
wezigheid van tollen, die we in Californië
niet verwacht hadden: n cent per fiets.
Maar n ervan gaf mij toch gelegenheid,
om onder een afdakje te zien, hoe daar een
boerenzwaluw zijn nest had gebouwd vol
gens de bouwplannen der huiszwaluwen.
Anders bouwen de boerenzwaluwen liefst
binnenshuis en op een onderlaag, maar deze
had zich een hangende woning vastgeplakt
komst vol deftigheid, en zoo 'n heel klein
bettje opgedirkt. Er was, ondanks het prach
tige weer, de smettelooze hemel, iets onna
tuurlijks in de atmosfeer. Zulke poesmooie
menschen, al die tikette op dat kleine gras
veldje, leken mij wat on-Hollandsch. De
charme" van dit land is voor mij altijd het
gemoedelijke, de eenvoud.
Ik zal je Noordwijk beschrijven, volgens
den indruk dien ik er van ontving. Weer
mooie dag. Wij reden eerst door lommerrijke
lanen en langs een duinlandschap. Het was
een schilderachtig landwegje dat wij volg
den, waar onze breede auto net passeeren
kon. Het Hollandsche groen dat tot laat in
den zomer zijn smaragdkleur blijft behou
den, is de .prachtige rijke tooi van deze
geheele streek.
Het dorpje Noordwijk a/Zee ligt wat diep,
tusschen de duinen in. Er stonden vele auto's
bij het hek waar wij doorheen moesten om
bij de tennisbaan te komen. De toeschouwers
zaten daar niet stijf bij elkaar op stoelen of
tribunes, maar ongegeneerd zoo maar op
den grond tegen de grashellingen aan. Ik
werd een beetje duizelig van al die witte
pakken en rokken en helgekleurde sweaters".
De jonge Hollanders die ik daar zag, waren
goed gebouwd, hunne bewegingen bij het
spel vertoonden kracht en gratie.
In de sport komt de van ouds bekende
recht-door-zee natuur van dit volk voor den
dag. Er is ook iets gezellig^ in den omgang
van Hollanders onder elkaar, die men daar
opmerken kan.
Jonge meisjes en jongelui noemen elkaar
heel gauw bij den naam.
Er is iets kameraadschappelijks in hunne
verhouding, iets rondborstigs, en soms pok
wel, ik zou haast zeggen, iets pnverschilligs,
waar je vreemd van zou opkijken.
Wie speelt daarin de heeren-double
links? vroeg ik aan mijn begeleider.
Dat is Dirk! antwoordde hij. Dirk wie??
Iemand achter mij vertelde dat er nu een
mixte doublé" kwam met Jeanne, Willem,
Piet en Marie.
Het lijkt wel of Holland, op zulke feesten,
uit ne groote familie bestaat.
Wij hebben theegedronken in een verba
zend leelijk hotel, opgetrokken uit een somber
grijze steen van pakpapiertint. Wij werden
daar door kellnerinnen bediend. Niet erg
neutraal! Adieu Suzette. Ik zie, ik zie wat
jij niet meer ziet: Duitsche gedienstigen, en
krachtige, gezonde jongemannen, die al hunne
energie, al hunne zinnen zetten op het
overgooien van een onschuldigcaoutchouc balletje.
SUZY
* * *
Wat de tijdschriften verhalen
De mode der dracht van batisten mantel
en japonkragen met haar tallooze variaties
van vorm en grootte, van eenvoud en sier
lijkheid heeft al tot veel vindingrijkheid en
speling van vernuft aanleiding gegeven.
Zoo doet de Mode Pratique ons thans
tot sluiting van het seizoen aan de hand
een aardige werkwijze om in enkele minuten
een zakdoekje om te tooveren in een chemiset
met reverskraag.
Men moet maar op de gedachte komen.
En toch... deze ligt zóvoor de hand.
De teekeningen A. B. C. D. geven aan
hoe het geschiedt.
Neem een zakdoekje, groot in 't vierkant
ongeveer 34 cM., met kantje omzoomd, zon
der kantje, met open zoom, of gefestonneerd
en met borduursel, in elk geval een fijn
batisten zakdoekje, dat wel in ieders bezit
zal zijn of anders in diverse prijzen te koop
is. (Een lapje neteldoek met rand-siersteekje
en naaldwerk motiefjes in de hoeken kan
natuurlijk ook dienst doen.) Knip van zulk
een doekje een der hoeken diagonaals-gewijze
tot het midden in. Dit is de voorkant. De
tegenovergestelde hoek valt op den rug.
Knip volgens den vorm en de maten, gege
ven op teekening A een driehoek in 't midden
van den doek uit, voor de halsopening. Sla
de voorpunten naar terzijde links en rechts
om (B). Werk de afgeknipte randen met een
smal belegje af en breng van voren
druksluiting en eenige sierknoopjes of
paarlkraaltjes aan.
Uit voorzichtigheid om het fijne zakdoekje
niet te verknippen, raden wij aan, de proef
eerst te nemen met een lap van willekeu
rige stof.
miiiiiiiiiiiiiiiHiiiilliiliiiiiHiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiliiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
tegen een buitenmuur. Altijd prettig, als
zoo'n dier eens een uitzondering maakt.
Nu gaat het langs het kanaal der venen,
lijnrecht, uren gaans ver naar Nieuw Am
sterdam en vandaar weer verder, tot waar
het kanaal een bocht maakt, noprdoostwaarts,
om den Hondsrug te doorsnijden. De wa
terstaatkundige haalt hier zijn hart op,
want hier komt het hoogste pand van het
Oranjekanaal uit op ons kanaal der venen
en daar komt niet alleen een slui-s maar ook
nog een stoomgemaal bij te pas, anders houdt
dat hooge pand geen water. Voor een
Hollandsch poldermensch is het nog al vreemd,
om zoo'n stoomgemaal juist andersom te
zien werken als hij gewoon is.
Die Hondsrug is hier nog hoog genoeg.
Het kanaal ligt diep onder ons en de uit
gegraven grond vormt een breede strook
langs den straatweg: wit zand met tallooze
keien, groot en klein, van luttele
vuursteensplinters af tot flinke granietblokken toe en
we veranderen voor een half uurtje in
vlijtige keikloppers, om ze ook eens van
binnen te bekijken en ons een oordeel te
vormen over hun aard en herkomst.
Weer buigen kanaal en weg pal oost
waarts. We zijn nu in de Barger-venen.
Een zijweg naar het Noorden langs de groote
tuifstrooiselfabriek van Klazinaveen laten we
voorloopig links liggen; wij verlangen naar
ons Zwarte Meer. Al nieuwer worden de
huizen, al lutteler de tuinen, al eenvoudiger
de weg, die eerst zijn plaveisel, later zelfs
zijn effenheid verliest. De bruggen over 't
kanaal dalen ook in rang, eerst waren 't
groote klapbruggen, nu komen eenvoudiger
draaibruggetjes, later zelfs vondertjes. We
zijn nu in een tamelijk vlak gebied, naar
een vergezicht zoeken we tevergeefs.
Overal stuit de blik op steil afgegra
ven wanden van het hoogveen, donker,
naar beneden toe al vochtiger en meestal
verrijzend uit drabbige plassen, groen van
wier. Daarvoor, er tusschen en boven ligt
de lange turf in alle mogelijke toestanden
en op allerlei manieren opgestapeld: groote,
vettige, weeke turven, pas gesneden, hooge
hoopen met tusschenruimten gestapeld en
B
HOE MEN VAN EEN ZAKDOEKJE EEN CHEMISET-KRAAG VERVAARDIGT.
(Bij Wat de tijdschriften verhalen")
A geeft het doekje in zijn geheel. De bovenpunt links valt op den
rug, de pnderpunt rechts valt van voren, daar wordt langs de
schuine lijn het doekje opengeknipt.
B geeft het uitknippen van het middenvak aan, en het omslaan van
de voorpunten.
C toont den kraag van achteren.
D toont den kraag met chemiset van voren.
l l l Illlllllll 1111 HIIIHIIIIIIIIIIIHUnillllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllllimHHIIHIIIII
Correspondentie
Mevr. R.?N. Mijn vriendelijken dank voor
de door u gezonden recepten.
Aan mevr. T. B.-B. Een lezeres vraagt
om inlichting hoeveel zout en vooral hoe
veel nootmuskaat voor het recept hopjes"
noodig zijn, tevens waar een
hopjesdrukker te koop is en of men ulevelpapiertjes
soms gesneden kan krijgen.
Zoudt u wellicht zoo vriendelijk willen
zijn deze vragen even te beantwoorden ?
Mevr. J. J.-B. Vriendelijk dank voor de
door u gezonden recepten. E. M. R.
Verbetering
In het Nr van de vorige week dat mij in
handen kwam, is in het recept van de
Pudding a la Chatelaine" een verraderlijk
streepje verschenen, zoodat men inplaats
van 4 zou kunnen lezen 14 eierdooiers.
Daar dit in het huishoudboek een aanmer
kelijk grootere post zou zijn en het te be
twijfelen is of het de pudding ten goede
zou komen, willen wij onze lezeressen op
dit drukduiveltje opmerkzaam maken.
* * *
BEDLINNEN
in alle prijzen.
H. MEIJER,
Koningsplein Amsterdam.
iiiiiiiiiiiimiiiiiidiiiiiiiiiiimiiiiiiMMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIII1IIIIIIMIII
reeds bijna droog en enorme tassen, huizen
hoog, tot verscheping gereed. De
bleekgekleurde hoopen gaan naar de
turfstrooiselfabrieken, ze bestaan hoofdzakelijk uit
bonkveen, de rest is brandturf. Hier en daar
worden de randen van die turfwallen
opgevroolijkt met hei of buntgras maar de
hoofdindruk van dit landschap wordt opgebouwd
uit die steile donkere wanden en de zorg
vuldig gestapelde bouwsels. Daartusschen
lijnrechte kanalen, die elkaar rechthoekig
kruisen en altijd weer nieuw uitzicht openen
op stapels en wanden. Dit landschap strekt
zich uit mijlen en mijlen ver, van het
Amsterdamsche veld door de Burger venen,
de Compascuums en het Erfscheidenveen
tot aan Roswinkel en Ter Apel, honderden
en honderden vierkante kilometers. Hier
wordt het groote veendek van de opper
vlakte afgepeld dag aan dag, met schop en
spade, met baggermachines en excavators.
Vijftigers' kunnen het nog beleven, dat dit
reuzenwerk wordt voltooid en dat het on
toegankelijk Drentsche veen van vroeger
veranderd is in een welvarende
landbouwstreek. Reeds nu verheffen zich op menige
plaats paleis-achtige Groninger boerderijen,
want dit Californië wordt gekoloniseerd van
uit Groningen
Naarmate wij ons Zwarte Meer naderen
lijken er wel minder menschen te zijn, die het
kennen, maarten slotte hobbelen we toch langs
een zijwijk en dan weer de tweede dwarswijk
en staan we er midden in. Het meer is al sinds
jaren door die wijken aangetapt en
leeggeloopen en er is zoo goed als niets meer
van te zien. Water is er heelemaal niet meer
en de inzinking in den boden is nauwelijks
merkbaar. De oorspronkelijke flora is geheel
verdwenen, overal bloeit de paarse hei,
alleen op de laagste plek heeft de rose
dophei de overhand en daar slaan ook berkjes
op tusschen de roode rozetjes van zonne
dauw. De kolonist die er 't graafwerk ver
richt, wijst ons en een wijden kring
boomgroepen, die vroeger langs den oever van
het meer groeiden, dat zeer uitgestrekt ge
weest moet zijn. Dat was nu nog heel aardig
te zien, maar het volgend jaar hebben de
kris- kras kanalen en de hooge stapels het
laatste woord gesproken en er is geen spoor
meer over van de aloude wildernis.
Nog al tamelijk onder den indruk trapten
we terug naar Klazinaveen en vonden daar
het afgebrande hotel nog niet geheel her
bouwd, zoodat we in den avond verder
reden naar Ter Apel. Tegenwoordig is men
in dit deel van Drente nooit ver van goede
hotels of van tram- en spoorwegen, die u
er gemakkelijk heen brengen. Bovendien is
bijna overal telefonische verbinding, heel
anders dan in de dagen van Henry Havard,
die door den herbergier op straat werd gezet
en zijn toevlucht moest zoeken bij dendomine.
Wel, wij reden in den avond heel prettig
naar Ter Apel altijd over een goeden
klinkerweg langs een kanaal en telkens kanalen
kruisende. Naarmate de avond daalde,
werden de afgestoken veenwanden en de
hooge turfstapels al indrukwekkender en in
drukwekkender en menigmaal leek het alsof
we omringd waren door bouwwerken van
een vroegere beschaving of van een ander
hemellichaam,alles rechtlijnig en rechthoekig:
een paradijs voor kubisten. Eens passeerden
we een plekje met gebogen lijntjes, een lange
smalle laagte met vlakke zandbultjes en een
kronkelend opstaand kantje, een voet of zoo
hoog. Dat was een oude kronkel van de
Runde, een tak van de Ruiten Aa. Het riviertje
was denzelfden weg opgegaan als ons Zwarte
Meer, de kanalen hebben het vernietigd. Het
oude land verdwijnt geheel en al.
Wat hier in dezen hoek van Drente met
groote hevigheid gebeurt, zal zich mettertijd
in al onze hooge venen afspelen, want 't is
een profijtelijk werk en in het aangrenzende
stuk van Pruisen gaat het net zoo. Onze
kleinkinderen zullen het hooge veen alleen
van hooren zeggen kennen, indien wij niet
bijtijds en liefst zeer spoedig een stuk afzon
deren, dat bewaard ken blijven. Eigenlijk
moesten de groote verveningsmaatschappijen
dat opknappen als een soort van beleefdheid
jegens het nageslacht.
JAC. P. THIJSSE