Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Aug. '15. No. 1992
e,*,
i-h
m
r
Indische Kazernetoestanden
In het Indisch Militair Tijdschrift van dit
jaar No. 4 is opgenomen een opstel van den
kapitein der Infanterie, H. J. Vermeer,, over
Indische kazerne-zedelijkheid. Het
kazerneconcubinaat is, zoowel uit een algemeen
koloniaal als uit een militair oogpunt, een
zoo belangrijk onderwerp, dat het veroorloofd
schijnt voor dat opstel en het daarin behan
delde vraagstuk nog eens (zie Vragen van
den Dag, Dec. 1913), de aandacht te vragen.
Wat is vanaf 25 Juni 1874, toen pastoor
Claesens der Ned. Indische Regeering, naar
aanleiding van de geheime M. G. S. van
11 April 1873 Ia, advies over het
kazerneconcubinaat uitbracht, tot April 1915, in
welke maand, kapitein H. J. Vermeer de
.Indische kazerne-zedelijkheid" behandelde,
bereikt ter verbetering van de toestanden
ia de'tarigstes (kazernes)?
Is de zedelijkheid er op vooruitgegaan, is
liet concubinaat afgeschaft, zijn de kazernes,
die «en kamerlid, «holen van ongerechtig
heid" noemde, herschapen in plaatsen, waar
«en Hollandsen kostschoolmeisje zonder
blikken of bloze»zou kunhen komen?
Positief ia slechts, sinds korten tijd, door
drang v£n het christelijk Nederland en de
Overheid bereikt, dat: Het concubinaat van
.Europeesche en christen Inlandsche onder
officieren is afgeschaft en het voornemen
bestaat, dit ook geleidelijk te doen voor alle
Europeescheen christen inlandsche militairen.
Over het zieleheil en zedelijk leven der
nietchristelijke Inlandsche militairen wordt niet
gerept; dat is voor de christelijke heeren
bijzaak.
Wij willen echter in dit artikeltje de ern
stige beschuldiging bespreken geuit door
kapitein Vermeer, waar hij zegt: De Indi
sche kazernetoestanden zijn uit een
zedeIHkheids-oogpunt beschouwd beneden alle
critiek."
Wij zullen beginnen met onze persoonlijke
herinneringen eens na te gaan en terug te
denken aan den tijd, toen wij als ex-H. B. S.
jongen, de boekentasch wegwierpen, in
's konings rok gestoken, op het 16jarig hoofd
het kwartiermutsje van Schotsen model plaat
sten, waaruit twee sierlijke zwarte bandjes
wapperden en waarin met vuurroode cijfers
de prachtige getallenserie 48778 was gedrukt.
Het was in het begin van het jaar 1898,
in een periode, dat het gehalte der koloni
alen" aanmerkelijk lager stond dan tegen
woordig en het concubinaat in zijn geheelen
omvang in de tangsies tierde.
Op de Subsistenten-compagnie" een barak,
waarin doortrekkenden, genie-werklieden en
vaste geëmployeerden verbleven, maakten
wij gedurende den eersten nacht van ons
verblijf in de kazerne, de volgende scène
mede.
Een Europeesch genie-werkman had clan
destien een Inlandsche prostiuée en genever
naar binnen gesmokkeld, maakte in beschon
ken toestand ruzie met zijn slaapje" (buur
man), die ook onder den invloed van sterken
drank was; een vechtpartij ontstond, de een
* ? TTI1Tllllf..........................
Iets over de werken van wijlen
Maarten Maartens
In de levensberichten, dezer dagen ver
schenen over den romancier, wiens werk
van nu aan toebehoort aan het nageslacht,
vinden wij het veelal betreurd dat hij niet
schreef in zijn eigen taal.
Is er reden om dat te betreuren?
In zekeren zin, ja. Want als zijn naam
vermeld wordt in de geschiedenis der litte
ratuur dan zal het zijn in de litteratuur van
Engeland. Maar wordt zulk nadeel ? als
het al een nadeel is niet ruimschoots
opgewogen door het feit dat de romans van
Maarten Maartens het Holland van nu en
Engeland?Amerika in innigste aanraking en
voeling hebben gebracht?
Ook wordt hem verweten dat hij zich, als
schrijver, altijd heeft geplaatst op het stand
punt van den Engelschman. Het is waar, dat
deed hij. Maar daar deed hij wél aan; dat
was een bewijs van vaderlandsliefde, want
hij moest immers zijn lezers laten zien wat
zij niet wisten, niet wat zij wel wisten. Hij
heeft de landschappen waarvan de reizigers
tot dusverre alleen het schilderachtige had
den waargenomen, bevolkt met levende
menschen. Achter de vensters met tulle gordijnen
op de rood-en-groene luikjes heeft hij man
nen en vrouwen laten bewegen, leven en
zijn. Als, door zijn werk, Engeland en Amerika
den harteklop van Holland hebben gevoeld,
Holland's ziel hebben geraden, geleerd
hebKazernevogels van diverse pluimage
Huishoudsters onder-onsje; een kaartje leggen (mainkeplek)
bracht met een vierkante pot," den ander
een gapende wend aan het hoofd toe,
zoodat deze naar het hospitaal moest worden
gebracht. J
Na deze nacht vol emoties, hoorden wij
in den vroegen morgen, zonder een oog
dicht gedaan te hebben, het schetterend
op de heide zal ik je donderen... op de
belde donder ik jou"... De reveille.
Een oude soldaat, die spoedigfmet pensioen
naar zijn Heimat" zou terugkeeren, toonde
zich een en al belangstelling voor ons, ge
durende het verblijf op de
subsistentencompagaie; hij wist in de Kampong" een
.?pracht-nonna", waarmee het waard was zijn
hand-geld te verteren, enz.
.Vooral in vroegere jaren parasiteerden
vele oudere soldaten op de jonge ree r u ten,
die nog lood" in hun zakken hadden en
waarvan sommigen door hun ouderen
kameraad" voorgelicht, voor altijd n door
de drank n door das ewig Weibliche",
moreel ten onder gingen.
Op de Europeesche recruten-compagnie"
merkten wij van het concubinaat weinig,
wel kon buiten-model-sajor (een toespijs bij
de rijst) worden gekocht bij sommige huis
houdsters in de kazerne, doch in de
chambrée's, de soldatenkamers, waren de kazerne
feeën niet te vinden.
Als oud-manschap" d.w.z. recruut-af maak
ten wij op een soldaten-kamer gedurende
een nacht mede (het was het gedeelte der
ongehuwden en nietin concubinaat-levenden),
dat een Inlandsen prostituee, door een der
fuseliers was binnen gesmokkeld (hetgeen
natuurlijk tot ergerlijke tooneelen aanlei
ding gaf).
Toch trof ons toen, en later als gegra
dueerde en officier is dit ons steeds bijge
bleven, dat in de afgescheiden gedeelten
van de in-concubinaat-levende Europeesche
militairen, meer gezelligheid heerschte, dan
bij de vrije jongens". Jan Fuselier, in con
cubinaat levende, trachtte, door het opplakken
van reclame-platen, door kleinigheden,aan zijn
vertrek iets gezelligs, iets huiselijks te geven.
De tampatjes water beter verzorgd en zagen er
netter uit, dan bij de niet in-concubinaat
levenden,waarvan velen principieel liever hun
tractement aan dikkoppen" (borrels genever)
in de pijp (cantine) besteedden, dan aan
zoo'n blauw lijk" te geven. De in-concu
binaat levenden deden dit toch uit een
gevoel en drang naar huiselijkheid,
verzoriMiiHiiiliiliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
ben Holland te begrijpen en lief te krijgen,
dan heeft die schrijver, die die geestelijke
toenadering tot stand bracht, een werk van
vreedzame vaderlandsliefde verricht, waar
van het verdienstelijke op het oogenblik
meer dan ooit in het licht gesteld dient te
worden.
Ware het voor de nationale glorie van
Nederland beter geweest als de naam van
der Poorten Schwartz opgeteekend ware in
de geschiedenis der Nederlandsche littera
tuur ? De ruimte mij toegemeten is voor het
ontvouwen van de vraag eng, en omvang
rijk het oeuvre van Maartens Maartens.
Zestien groote romans, tot hiertoe versche
nen, een tooneelstuk, en een groot aantal
novellen. Eéne omstandigheid is er, die in
een zekere mate de taak vergemakkelijkt:
Maarten Maartens heeft geen beginselswerk
laten verschijnen. Hij was twee en dertig
toen zijn laatste roman uitkwam, The Sin
of Joost Avelingh". Al dadelijk laat hij zich
daarin kennen voor wie hij is, met al zijn
deugden en al zijn gebreken, en vele snaren,
even aangeroerd in dezen roman, zullen
opnieuw weerklinken in andere, zoodat zij
alleen voor elkanders soortverwanten en
deelen van hetzelfde geheel te herkennen zijn.
Beschouwen wij bijvoorbeeld Joost Ave
lingh en Eduard Lisse, uit The Healers":
Beide staan zij voor hetzelfde probleem,
dat van het beroep van medicus. Beide
haten het betoep; en beiden is het opge
drongen door een vreemden wil waaraan zij
geen weerstand konden of wilden bieden.
Overigens zijn de oplossingen die de een
en de ander voor het vraagstuk vinden te
eenenmale verschillende.
In een weinig bekende novelle Lord
Venetia" onttrekken dezelfde Joost Avetingh
en Venetia zich met geweld aan het genot
van een fortuin, dat zij als oneerlijk ver
kregen beschouwen.
Ook de kinderen zijn elkanders bloedver
wanten wier gemoed Maarten Maartens met
zulk een volkomen meesterschap voor ons
bloot legt. (Deze, zijn ziels-kunde, en zijn
vermogen om in enkele regels de stemming
voelbaar te maken die een milieu beheerscht,
zijn Maarten Maartens' voornaamste
qualiteiten). Joost, bijvoorbeeld, en Elias uit God's
Fooi," en Eduard uit The Healers." Joost,
een weesje, vergaat van verlangen naar liefde
en kruipt schuw in zijn schulp voor de ruw
heid van een voogd dien hij niet begrijpt
en door wien hij niet begrepen wordt; Eduard
trekt evenzoo in zichzelven zich terug uit
eerbied voor de wenschen van ouders, zoo
respectabel als zij kleingeestig zijn, stok
paardjes-ruiters allebei, de vader hobbelend
op anatomische preparaten, de moeder op
een gedicht ter eere van den profeet Balaam.
Elias is die aandoenlijke figuur, de
geestelijkingemetselde": eerst doof, dan blind gewor
den, alsof een ontluikende knop zich weer
sloot in plaats van tot bloem zich te openen,
een droevig phenomeen van naar binnen
gerichte ontplooiing.
Het kind verschijnt ons voor de eerste
maal aan een diner ten huize van een rijken
handelsman in Kaapstad een plaats op de
kaart van Nederland niet te vinden, maar door
haar naam duidelijk genoeg gekenschetst.
Ook hij is een weesje: of ten minste een
ging, die zij als pariah" in de Oost, maar
al te zeer misten.
? Men moge van de Inlandsche kazerne
concubine zeggen, wat men wil, als Inland
sche vrouw staat zij oneindig hooger dan
de Europeesche prostituee, omdat zij meer
kleschheid heeft en innerlijk fijner is aan
gelegd, en al klinkt dit paradoxaal, veten
in de kazerne 4ptïbên moreel" hun behoud
juist aan hun njal" te danken. Gedurende
nachtelijke ronden als gegradueerde (ser
geant en korporaal van de week) en als
officier, hebben wij, althans op de Euro
peesche compagnieën nimmer
zedenkwetsende en onwelvoegelijke toestanden gezien.
Het is een feit, dat onder de Inlanders
meer geknoeid" wordt, d.w.z. meer over
spel bestaat en meer amants(lekkerpiepers)
gevonden worden, dan onder de Europeanen.
Kapitein Vermeer zegt van de Europeesche
soldaten. In talrijke kazernes op Java en
in nagenoeg alle kampementen op de
buitenbezittingen, komt het nog voor, dat de
Europeesche soldaten, als ze er een concu
bine op nahouden, met z'n zóvelen achter
een schotje gelegerd zijn; afgeschoten ge
deelte van de chambrée wordt dat genoemd.
't Gaat best, kapitein, en van tijd tot tijd
knijpen we maar een oogje dicht, dan hin
deren we elkaar niet. We benne toch maar
meissies onder mekaar."
Gedurende ons verblijf in Celebes,
Soembawa en Atjeh, bemerkten wij nimmer ruw
gedrag en onwelvoegelijkheid bij de meissies
onder mekaar", doch weten wel feiten van
schanddaden door ageerende marechaussees
in de kampong bedreven, verkrachting van
vrouwen en het binnenhalen van vrouwen
van het land in de kampementen. Het komen
der huishoudsters en vrouwen, had een
merkwaardig moreelen en kalmeerenden
invloed, op alle militairen in de kampementen
en bivaks van de pas veroverde gebieden.
Van de Inlandsche militairen schrijft
kapitein Vermeer:
Bij ons in de kazernes liggen alle
inlanders door-, op- en onder elkander;
gehuwden, ongehuwden en in concubinaat
levenden; mannen, vrouwen en kinderen;
vaders, moeders, zoons en jonge en oudere
dochters, alles ligt op een chambrée, op n
rij sfaaptafels."
De schrijver geeft voor de inlandsche
compagnieën, verschillende nadeelen en
Wantoestanden aan, die het gevolg zijn van
IIHIIIIIIIIIIIIIIIIttlllllllllllllllllllllllllttlHIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllll
stiefkind; en zijn vader gaat geheel op in
zijn zaken. Hij had een yeerenden luchtigen
tred, niettegenstaande zijn doofheid. De na
tuur had hem begiftigd met die geheimzinnige
gratie der beweging, van alle schoonheid de
meest ontastbare, die onmiddellijk en on
merkbaar de meest verschillende omgevingen
schijnt te vervormen tot een omlijsting voor
een en dezelfde, aan zichzelven gelijk blij-'
vende figuur."
Hier het portret van het kind in enkele
trekken gedaan.
Elias is twee maanden in Clarens geweest,
samen met een kindermeisje dat, hadde zij
maar de bijzondere kundigheden van een
Miss Sullivan bezeten evenals als deze het
Helen Keiler deed, den kleinen Elias wel had
kunnen bevrijden uit zijn benauwenis. Het
zijn de laatste dagen waarin hij den hemel
zal kunnen zien, het meer, de bloemen en
Tóunerre. Tounerre is het hondje van Madame
Juberton, de pensionhoudster. Elias is dol
op Tounerre en Tounerre, anders geen
allemansvriend, is dol op het gebrekkige jongetje,
en twee maanden lang is Elias volkomen
gelukkig. Dan daalt de schemering, dan de
zwarte nacht der ongeneeslijke blindheid;
en dan komt het uur van heengaan.
Maar het kind kan toch niet gescheiden
worden van zijn besten vrind! Koopt u hem
toch, meneer!" zegt het kindermeisje tegen
den vader die Elias is komen halen. En
meneer biedt Madame Juberton eerst
vijf-entwintig francs, dan vijftig, dan honderd voor
haar hondje. Meneer" antwoordtfier Madame
Juberton, mijn hond is niet te koop onder
de vijfhonderd-duizend l" De theehandelaar
ziet er van af. Zijn bod was een
zelfoverwinning geweest zoo glorieus als door
eenig Hollandsch koopman maar behaald
kon worden."
De dag van vertrekken komt. Madame
Juberton, die beroemd is voor haar keuken,
heeft zich zelve overtroffen in een weerga
loos afscheids-diner. Maar Elias zit met een
brok in de keel. Hij wil nergens van proeven.
Daar zet Madame Juberton hem een
reusachtigen schotel voor. Voel die pastei eens!"
zegt ze. Die heb ik voor jou gemaakt."
Het blinde kind aait voorzichtig over een
ongeloof elijke-groote brosse knapperige korst.
Zoo'n geweldige pastei heb ik van mijn
léven-dagen niet gezien! die kan ik niet
opeten!" In eens, begint de pastei te bewegen,
Elias voelt zijn vingers beet gepakt, een
vochtige snoet en een zijzacht pootje komen
uit de korst, het is Tounerre!
En zoo geeft de berooide Madame Juber
ton een millionairs-kind een cadeau dat zij
een half millioen francs waard acht.
Het offer is aandoenlijk. Maar met dat al,
zou het idee een hond in een pastei cadeau
te doen, bij u of bij mij niet opgekomen zijn.
En ik vraag me af of onze auteur soms niet
wat al te gaarne heel fijne dingen omgeeft
met niet daarbij passende hulsels. Petekind
van milde feeën als hij is, zijn alle gaven
in te grooten overvloed over hem uitgestort,
en n enkele slechts, lijkt het, ontbreekt,
maar het is er eene van de hoogste orde
in dingen der kunst: de juiste maat wel te
verstaan: geen overmaat van woorden is
hier bedoeld: de stijl is bondig, met dat
tikje Engelschen humor die aan den Hol
de gebrekkige huisvesting, doch ook, en
hierop leggen wij speciaal den nadruk, zijn
die toestanden te wijten aan de absoluut
onvoldoende soldij der Inlandsche militairen,
waardoor kazerne-concubines, vroeger jonge
inlandsche dessa-vrouwtjes, prostituees wor
den, moeten worden, om gezamenlijk be
hoorlijk te eten te hebben.
De beschuldiging van kapitein Vermeer,
dat: De Indische kazerne-toestanden, uit een
zedelijkheids-pogpunt beschouwd, beneden
alle critiek zijn," kan dus worden terugge
bracht tot het feit, dat ten gevolge van de
gebrekkige huisvesting, voornamelijk bij de
Inlandsche compagniën, toestanden voor
komen, die uit een Europeesch
zedelijkheids-oogpunt beschouwd, niet in den haak
zijn. Wij zeggen uit een Europeesch
zedelijkheids-oogpunt," omdat de inlander in het
algemeen en ook de Kromo-fuselier, het
aangeboren.natuurlijk kieschheids-en fatsoen
lij kheidsbegrip in zich heeft, dat zijn Euro
peesche collega vaak mist. De inlander
teekent niet als soldaat, de anak-serdadoe
(tangsi) uitgezonderd, wanneer de nood hem
daartoe dwingt.
Adoe, adoe
Habis doewit
Tekken serdadoe,
is een maar al te bekend rijmpje, waarvan
de vertaling luidt: O wee, o wee! als het
geld op is, teekenen wij als soldaat.
Uit de elite der inlandsche maatschappij,
spruit Kromo-fuselier niet.
Kapitei»Vermeer besluit zijn artikel aldus:
Geen bestrijding van het concubinaat!
Maar uitbreiding van de kazernes en zoo
danige inrichting, dat aan ieder militair met
echtgenoote of huishoudster, een afgeschoten
ruimte kan worden aangewezen, met vol
doende lig- en woonruimte voor het gezin.
Ziet daar mijn advies!"
Een dergelijke, ingrijpende maatregel zal
echter geld kosten. Vél geld, zedelijk en
christelijk geld!"..,
Hoe juist ons dit advies lijkt (voornamelijk
voor de Inlandsche militairen), door openlijk,
als officier in een tijdschrift te plaatsen, dat
de Indische kazerne-toestanden beneden alle
critiek zijn, brengt men koren op den molen
van den onwetende en verkeerde begrippen,
vooral bij het Hollandsch publiek, dat zegt:
Zie je wel, zelfs een kapitein schrijft, dat
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiffiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
landschen humor nauw is verwant. Wat ik
meen, is de overmaat der verbeelding. Ten
einde de aandacht niet af te leiden zal ik
mij bepalen tot de reeds genoemde romans.
Wat bijvoorbeeld is dat Joost Avelingh"
zijn schrijvers-eersteling, waaraan hij, met
een aardig, jeugdig'gebaar, zijn eigen doop
naam gaf ? Eigenlijk is het de geschiedenis
van een gemoed bezwaard door de herin
nering den dood van een mensen gewenscht
te hebben op het oogenblik dat die mensch
stierf. Maarten Maartens' talent is groot
genoeg om zulk een geschiedenis te schrij
ven, en hij zal haar ook werkelijk z
schrijven dat hij er de hechtste genegenheid
van den lezer mee wint. Waartoe dan al die
vele gebeurtenissen, die niets te maken heb
ben met de ontwikkeling van wat het eigen
lijk drama is? Waartoe brengt de verbeel
ding van den romancier een uiterlijk drama
te weeg? Het doet afbreuk aan het inner
lijke, en doet afbreuk aan de waarde van
het boek.
Met The Healers" is het een soortgelijk
geval. De belangstelling raakt verdeeld
tusschen het, al vermelde, probleem van de
roeping van den arts, met tegenzin aanvaard,
en de stelling of daarvoor bedoelde «be
wering dat ziekten genezen kunnen wor
den door magnetisme, Gebeurtenissen in
zulk een menigte dat er wel zes romans mee
te vullen waren en ontelbare figuren (waar
onder zeer knap geteekende) verstrooien de
aandacht nog meer. Onder die figuren zal
in Holland wel het meest populair zijn de
oude Leidsche professor, baron Lisse, bijge
naamd Komma-punt, .die de vivisectie be
oefent achter de schrijftafel waaraan zijn
vrouw zit te dichten aan Balaam", dicht
werk in Tien zangen, en die telkens roept:
Pas op!" als hij de waardige dame bedoelt
te waarschuwen dat zij haar ooren dichtstopt
om het gekerm van het slachtoffer niet te
hooren.
Werkelijk allerbekoorlijkst is de Schotsche
dame die onder de slachters van Belleville
werkt voor de dieren-bescherming. Zij is
mooi, elegant, hoe oud precies is niet uit te
maken, zij barst door alle belemmeringen
heen met een sans-gêne zoo naief dat het
niet mogelijk is haar iets kwalijk te nemen:
wie onzer die zich niet herinnert hier of daar
op een congres haar wel eens ontmoet te
hebben of zoo niet haar zelve, dan toch
haar zusje?
Men zou geneigd zijn te gelopven dat de
aard van zijn talent, de fijnheid zijner analyse,
de elegante soberheid zijner wijze van be
schrijven Maarten Maartens voorbeschikten
voor de Novelle en dat het overmatige in
zijn compositie vanzelf verdwijnen moest in
dit genre. Het is zonderling: juist in de
Novelle beweegt hij zich niet gemakkelijk.
Het is of hij een omgang van langer duur
met zijn personen noodig heeft om over al
zijn vermogens de beschikking te krijgen.
Ook overkom* het hem in zijn novellen vooral
een gedachte-gebied te betreden, of liever,
te vervallen in een wijze van denken aan
zijn eigene generatie (hij werd geboren in '58)
vreemd.
De twijfelingen en de innerlijke strijd waar
onder zijn tijdgenooten hun persoonlijkheid
hebben gevormd golden vooral deze
moeilijkJan Fuselier thuis"
het in de kazernes in Indië beneden alle
crifiek is. 't Is daar een zoodjel"
Men kan vór- of tegenstander van het
coucubinaat zijn, doch men bedenke wel,
dat gebrekkige huisvesting altijd en onder
alle omstandigheden, wantoestanden in het
leven brengt.
Heeft men rondgekeken in de kampongs
van de Inlandsehe maatschappij, doch ook
in de kamerwoningen en krotten der min
derbedeelden in de groote Europeesche centra
dan weet men, dat, waar allen, hutje en
mutje, door-bij-op- en onder elkander liggen
ook veel uit een zedelijkheidsoogpunt te
veroordeelen is. Aan wien de schuld?
Het Nederlandsche volk kan en moet nog
veel, heel veel zelfs, doen voor dat Indische
Leger, waaraan het zooveel te danken
heeftDe kazernes kunnen en moeten verbeterd
worden. Ja, zelfs denkt men zich b.v. in de
Christen-Officieren-Vereeniging in Nederland
de oplossing van het concubinaat-vraagstuk
zuiver als een technische verbouwing der
kazernes, waardoor een gemengde
bataljonsformatie zal moeten verdwijnen.
Zoolang onze legerformatie in Ned. O. Indie
niet gewijzigd kan worden, plm. 70 pCt.
van dit leger, bestaat toch uit Inlanders
(Amboineezen, Timoreezen en Menadoneezen
meegerekend), zullen zuiver Europeesche
bataljons wel tot de vrome wenschen
behooren, afgescheiden van het feit, of het
goed zou zijn, oom Jan Fuselier van zijn
bruinen neef te scheiden. Zeer typisch be
titelt de bruine broeder in ons Indische
Leger den blanke met Oom" en maakt hij
de volgende ethnologische indeeling: een
Duitscher is orangmob, een Franschman is
orangdidong" (dis-donc),een
Belg.satengahdidong (halve Franschman).
Bouw van tropen-kazernes noemt kapitein
Vermeer het moeilijkst oplosbare in den
huidigen chaos van militaire vraagstukken.
De kazerne-toestanden en kazerne-zedelijk
heid, het gevolg van het concubinaat, dat
van Regeeringswege, officieel wordt toege
staan, hangen direct met dien bouw samen,
doch moeten ook van uit een zelfde stand
punt bekeken worden, als de woning-toe
standen in Indië, en die in Nederland.
Dat er nog veel rotten" is in die toe
standen, weet een ieder, die de sociale
verschijnselen in Indië en Nederland nader
heeft bestudeerd.
A. DE BRACOMER
iiimiiiiiiHiiHiiiiimiiiHmiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiM
heid: zedelijke beginselen en wetenschappe
lijke gegevens in overeenstemming te brengen.
Meestal bleven de zedelijke beginselen on
gerept. Het jonge geslacht van nu is eerder
geneigd tegenover die beginselen het eigen
oordeel of zelfs wel het eigen streven of de
eigen neigingen in de weegschaal te leggen.
Maarten Maartens heeft getracht dat te be
grijpen. Hij was een veel te goed waarnemer
dan dat hij niet getroffen, waarschijnlijk zelfs
verontrust zou zijn geworden door die nieuwe
geestes-houding. Maar die wijze van denken
was de zijne niet, hij kon zich die niet eigen
maken, en er is iets min of meer droogs,
min of meer gekunstelds in de novellen
waarin hij haar weergeeft: als daar zijn An
Arrangement," Our Lady of Lies," The
Little Christian," The Last Word."
Zijn beste novellen zijn die, die voor helden
eenvoudigen en armen van geest hebben, als
dat engelsche gouvernantetje van de Meezen,
en de opgeofferde jongere zuster van Little
Mary."
In tegenstelling met deze, eindelijk, dient,
om de kunst die het niet-uitgesprokene doet
raden, een novelle die juist in een zeer
wereldsche omgeving speelt, The Challenge"
op een geheel afzonderlijke plaats in het
oeuvre van Maarten Maartens gesteld. Toen
hij die schreef had zijn petemoei, de
toovergodin Abandantia, lichtelijk verstoord op
hem als het wel lijkt, hem aan zichzelven
overgelaten, en hij richtte zich naar eigen
maat. Het bewijs ligt voor ons dat die soms
uitnemend goed was. R. D. L. MAGNE
lllllllllllllllltllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllfHIIIIIIIIIIHHtltlllHIIHIIHHIIII
VERZEN
Morgen zult Gij komen...
En loomheid ligt op de oogen van de nacht;
daar komt geen zon haar wangen rood te
[streelen.
Het zwijgend loof hing stil; geen vogelkeien
zingen hun bruilofts-liedren, teer en zacht,
als licht met duister pleegt te minnespelen.
Een dof grijs rouwfloers dekt der aarde pracht;
de wolken snellen in gehaaste jacht,
die zich als vluchtelingen wijd verdeelen.
Mijn Zon, mijn Zon, waar blijft Gij dezen
[morgen ?
Ach, zal mijn ziel zich weer in nieuwe zorgen
vinden, van twijfel moedloos, smart-verblind ?
Maar morgen, morgen zult Gij weder komen
en licht met lach en lied doen klaat'rend
[stroomen
op vreugde-vleuglen van den wilden wind.
NOTO SOEROTO
a « *
Onze Teekenprijskamp
In het volgende nummer zullen wij een
aanvang maken met het publiceeren der
bekroonde inzendingen in onzen
teekenprijskamp. Voorloopig noemen wij de namen
der prijswinners.
Eerste prijs (Beroepsteekenaars): De kunst
schilder ROESSINGH te Westerbork en GEORGE
VAN RAEMDONCK. Tweede prijs.: FELIX HESS
te Amsterdam. Eerste prijs (Liefhebbers):
J. VAN DER HOEDEN te Rotterdam. Tweede
prijs: J. E. POST.