De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 29 augustus pagina 6

29 augustus 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 29 Aug. '15. No. 1992 e,*, i-h m r Indische Kazernetoestanden In het Indisch Militair Tijdschrift van dit jaar No. 4 is opgenomen een opstel van den kapitein der Infanterie, H. J. Vermeer,, over Indische kazerne-zedelijkheid. Het kazerneconcubinaat is, zoowel uit een algemeen koloniaal als uit een militair oogpunt, een zoo belangrijk onderwerp, dat het veroorloofd schijnt voor dat opstel en het daarin behan delde vraagstuk nog eens (zie Vragen van den Dag, Dec. 1913), de aandacht te vragen. Wat is vanaf 25 Juni 1874, toen pastoor Claesens der Ned. Indische Regeering, naar aanleiding van de geheime M. G. S. van 11 April 1873 Ia, advies over het kazerneconcubinaat uitbracht, tot April 1915, in welke maand, kapitein H. J. Vermeer de .Indische kazerne-zedelijkheid" behandelde, bereikt ter verbetering van de toestanden ia de'tarigstes (kazernes)? Is de zedelijkheid er op vooruitgegaan, is liet concubinaat afgeschaft, zijn de kazernes, die «en kamerlid, «holen van ongerechtig heid" noemde, herschapen in plaatsen, waar «en Hollandsen kostschoolmeisje zonder blikken of bloze»zou kunhen komen? Positief ia slechts, sinds korten tijd, door drang v£n het christelijk Nederland en de Overheid bereikt, dat: Het concubinaat van .Europeesche en christen Inlandsche onder officieren is afgeschaft en het voornemen bestaat, dit ook geleidelijk te doen voor alle Europeescheen christen inlandsche militairen. Over het zieleheil en zedelijk leven der nietchristelijke Inlandsche militairen wordt niet gerept; dat is voor de christelijke heeren bijzaak. Wij willen echter in dit artikeltje de ern stige beschuldiging bespreken geuit door kapitein Vermeer, waar hij zegt: De Indi sche kazernetoestanden zijn uit een zedeIHkheids-oogpunt beschouwd beneden alle critiek." Wij zullen beginnen met onze persoonlijke herinneringen eens na te gaan en terug te denken aan den tijd, toen wij als ex-H. B. S. jongen, de boekentasch wegwierpen, in 's konings rok gestoken, op het 16jarig hoofd het kwartiermutsje van Schotsen model plaat sten, waaruit twee sierlijke zwarte bandjes wapperden en waarin met vuurroode cijfers de prachtige getallenserie 48778 was gedrukt. Het was in het begin van het jaar 1898, in een periode, dat het gehalte der koloni alen" aanmerkelijk lager stond dan tegen woordig en het concubinaat in zijn geheelen omvang in de tangsies tierde. Op de Subsistenten-compagnie" een barak, waarin doortrekkenden, genie-werklieden en vaste geëmployeerden verbleven, maakten wij gedurende den eersten nacht van ons verblijf in de kazerne, de volgende scène mede. Een Europeesch genie-werkman had clan destien een Inlandsche prostiuée en genever naar binnen gesmokkeld, maakte in beschon ken toestand ruzie met zijn slaapje" (buur man), die ook onder den invloed van sterken drank was; een vechtpartij ontstond, de een * ? TTI1Tllllf.......................... Iets over de werken van wijlen Maarten Maartens In de levensberichten, dezer dagen ver schenen over den romancier, wiens werk van nu aan toebehoort aan het nageslacht, vinden wij het veelal betreurd dat hij niet schreef in zijn eigen taal. Is er reden om dat te betreuren? In zekeren zin, ja. Want als zijn naam vermeld wordt in de geschiedenis der litte ratuur dan zal het zijn in de litteratuur van Engeland. Maar wordt zulk nadeel ? als het al een nadeel is niet ruimschoots opgewogen door het feit dat de romans van Maarten Maartens het Holland van nu en Engeland?Amerika in innigste aanraking en voeling hebben gebracht? Ook wordt hem verweten dat hij zich, als schrijver, altijd heeft geplaatst op het stand punt van den Engelschman. Het is waar, dat deed hij. Maar daar deed hij wél aan; dat was een bewijs van vaderlandsliefde, want hij moest immers zijn lezers laten zien wat zij niet wisten, niet wat zij wel wisten. Hij heeft de landschappen waarvan de reizigers tot dusverre alleen het schilderachtige had den waargenomen, bevolkt met levende menschen. Achter de vensters met tulle gordijnen op de rood-en-groene luikjes heeft hij man nen en vrouwen laten bewegen, leven en zijn. Als, door zijn werk, Engeland en Amerika den harteklop van Holland hebben gevoeld, Holland's ziel hebben geraden, geleerd hebKazernevogels van diverse pluimage Huishoudsters onder-onsje; een kaartje leggen (mainkeplek) bracht met een vierkante pot," den ander een gapende wend aan het hoofd toe, zoodat deze naar het hospitaal moest worden gebracht. J Na deze nacht vol emoties, hoorden wij in den vroegen morgen, zonder een oog dicht gedaan te hebben, het schetterend op de heide zal ik je donderen... op de belde donder ik jou"... De reveille. Een oude soldaat, die spoedigfmet pensioen naar zijn Heimat" zou terugkeeren, toonde zich een en al belangstelling voor ons, ge durende het verblijf op de subsistentencompagaie; hij wist in de Kampong" een .?pracht-nonna", waarmee het waard was zijn hand-geld te verteren, enz. .Vooral in vroegere jaren parasiteerden vele oudere soldaten op de jonge ree r u ten, die nog lood" in hun zakken hadden en waarvan sommigen door hun ouderen kameraad" voorgelicht, voor altijd n door de drank n door das ewig Weibliche", moreel ten onder gingen. Op de Europeesche recruten-compagnie" merkten wij van het concubinaat weinig, wel kon buiten-model-sajor (een toespijs bij de rijst) worden gekocht bij sommige huis houdsters in de kazerne, doch in de chambrée's, de soldatenkamers, waren de kazerne feeën niet te vinden. Als oud-manschap" d.w.z. recruut-af maak ten wij op een soldaten-kamer gedurende een nacht mede (het was het gedeelte der ongehuwden en nietin concubinaat-levenden), dat een Inlandsen prostituee, door een der fuseliers was binnen gesmokkeld (hetgeen natuurlijk tot ergerlijke tooneelen aanlei ding gaf). Toch trof ons toen, en later als gegra dueerde en officier is dit ons steeds bijge bleven, dat in de afgescheiden gedeelten van de in-concubinaat-levende Europeesche militairen, meer gezelligheid heerschte, dan bij de vrije jongens". Jan Fuselier, in con cubinaat levende, trachtte, door het opplakken van reclame-platen, door kleinigheden,aan zijn vertrek iets gezelligs, iets huiselijks te geven. De tampatjes water beter verzorgd en zagen er netter uit, dan bij de niet in-concubinaat levenden,waarvan velen principieel liever hun tractement aan dikkoppen" (borrels genever) in de pijp (cantine) besteedden, dan aan zoo'n blauw lijk" te geven. De in-concu binaat levenden deden dit toch uit een gevoel en drang naar huiselijkheid, verzoriMiiHiiiliiliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii ben Holland te begrijpen en lief te krijgen, dan heeft die schrijver, die die geestelijke toenadering tot stand bracht, een werk van vreedzame vaderlandsliefde verricht, waar van het verdienstelijke op het oogenblik meer dan ooit in het licht gesteld dient te worden. Ware het voor de nationale glorie van Nederland beter geweest als de naam van der Poorten Schwartz opgeteekend ware in de geschiedenis der Nederlandsche littera tuur ? De ruimte mij toegemeten is voor het ontvouwen van de vraag eng, en omvang rijk het oeuvre van Maartens Maartens. Zestien groote romans, tot hiertoe versche nen, een tooneelstuk, en een groot aantal novellen. Eéne omstandigheid is er, die in een zekere mate de taak vergemakkelijkt: Maarten Maartens heeft geen beginselswerk laten verschijnen. Hij was twee en dertig toen zijn laatste roman uitkwam, The Sin of Joost Avelingh". Al dadelijk laat hij zich daarin kennen voor wie hij is, met al zijn deugden en al zijn gebreken, en vele snaren, even aangeroerd in dezen roman, zullen opnieuw weerklinken in andere, zoodat zij alleen voor elkanders soortverwanten en deelen van hetzelfde geheel te herkennen zijn. Beschouwen wij bijvoorbeeld Joost Ave lingh en Eduard Lisse, uit The Healers": Beide staan zij voor hetzelfde probleem, dat van het beroep van medicus. Beide haten het betoep; en beiden is het opge drongen door een vreemden wil waaraan zij geen weerstand konden of wilden bieden. Overigens zijn de oplossingen die de een en de ander voor het vraagstuk vinden te eenenmale verschillende. In een weinig bekende novelle Lord Venetia" onttrekken dezelfde Joost Avetingh en Venetia zich met geweld aan het genot van een fortuin, dat zij als oneerlijk ver kregen beschouwen. Ook de kinderen zijn elkanders bloedver wanten wier gemoed Maarten Maartens met zulk een volkomen meesterschap voor ons bloot legt. (Deze, zijn ziels-kunde, en zijn vermogen om in enkele regels de stemming voelbaar te maken die een milieu beheerscht, zijn Maarten Maartens' voornaamste qualiteiten). Joost, bijvoorbeeld, en Elias uit God's Fooi," en Eduard uit The Healers." Joost, een weesje, vergaat van verlangen naar liefde en kruipt schuw in zijn schulp voor de ruw heid van een voogd dien hij niet begrijpt en door wien hij niet begrepen wordt; Eduard trekt evenzoo in zichzelven zich terug uit eerbied voor de wenschen van ouders, zoo respectabel als zij kleingeestig zijn, stok paardjes-ruiters allebei, de vader hobbelend op anatomische preparaten, de moeder op een gedicht ter eere van den profeet Balaam. Elias is die aandoenlijke figuur, de geestelijkingemetselde": eerst doof, dan blind gewor den, alsof een ontluikende knop zich weer sloot in plaats van tot bloem zich te openen, een droevig phenomeen van naar binnen gerichte ontplooiing. Het kind verschijnt ons voor de eerste maal aan een diner ten huize van een rijken handelsman in Kaapstad een plaats op de kaart van Nederland niet te vinden, maar door haar naam duidelijk genoeg gekenschetst. Ook hij is een weesje: of ten minste een ging, die zij als pariah" in de Oost, maar al te zeer misten. ? Men moge van de Inlandsche kazerne concubine zeggen, wat men wil, als Inland sche vrouw staat zij oneindig hooger dan de Europeesche prostituee, omdat zij meer kleschheid heeft en innerlijk fijner is aan gelegd, en al klinkt dit paradoxaal, veten in de kazerne 4ptïbên moreel" hun behoud juist aan hun njal" te danken. Gedurende nachtelijke ronden als gegradueerde (ser geant en korporaal van de week) en als officier, hebben wij, althans op de Euro peesche compagnieën nimmer zedenkwetsende en onwelvoegelijke toestanden gezien. Het is een feit, dat onder de Inlanders meer geknoeid" wordt, d.w.z. meer over spel bestaat en meer amants(lekkerpiepers) gevonden worden, dan onder de Europeanen. Kapitein Vermeer zegt van de Europeesche soldaten. In talrijke kazernes op Java en in nagenoeg alle kampementen op de buitenbezittingen, komt het nog voor, dat de Europeesche soldaten, als ze er een concu bine op nahouden, met z'n zóvelen achter een schotje gelegerd zijn; afgeschoten ge deelte van de chambrée wordt dat genoemd. 't Gaat best, kapitein, en van tijd tot tijd knijpen we maar een oogje dicht, dan hin deren we elkaar niet. We benne toch maar meissies onder mekaar." Gedurende ons verblijf in Celebes, Soembawa en Atjeh, bemerkten wij nimmer ruw gedrag en onwelvoegelijkheid bij de meissies onder mekaar", doch weten wel feiten van schanddaden door ageerende marechaussees in de kampong bedreven, verkrachting van vrouwen en het binnenhalen van vrouwen van het land in de kampementen. Het komen der huishoudsters en vrouwen, had een merkwaardig moreelen en kalmeerenden invloed, op alle militairen in de kampementen en bivaks van de pas veroverde gebieden. Van de Inlandsche militairen schrijft kapitein Vermeer: Bij ons in de kazernes liggen alle inlanders door-, op- en onder elkander; gehuwden, ongehuwden en in concubinaat levenden; mannen, vrouwen en kinderen; vaders, moeders, zoons en jonge en oudere dochters, alles ligt op een chambrée, op n rij sfaaptafels." De schrijver geeft voor de inlandsche compagnieën, verschillende nadeelen en Wantoestanden aan, die het gevolg zijn van IIHIIIIIIIIIIIIIIIIttlllllllllllllllllllllllllttlHIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllll stiefkind; en zijn vader gaat geheel op in zijn zaken. Hij had een yeerenden luchtigen tred, niettegenstaande zijn doofheid. De na tuur had hem begiftigd met die geheimzinnige gratie der beweging, van alle schoonheid de meest ontastbare, die onmiddellijk en on merkbaar de meest verschillende omgevingen schijnt te vervormen tot een omlijsting voor een en dezelfde, aan zichzelven gelijk blij-' vende figuur." Hier het portret van het kind in enkele trekken gedaan. Elias is twee maanden in Clarens geweest, samen met een kindermeisje dat, hadde zij maar de bijzondere kundigheden van een Miss Sullivan bezeten evenals als deze het Helen Keiler deed, den kleinen Elias wel had kunnen bevrijden uit zijn benauwenis. Het zijn de laatste dagen waarin hij den hemel zal kunnen zien, het meer, de bloemen en Tóunerre. Tounerre is het hondje van Madame Juberton, de pensionhoudster. Elias is dol op Tounerre en Tounerre, anders geen allemansvriend, is dol op het gebrekkige jongetje, en twee maanden lang is Elias volkomen gelukkig. Dan daalt de schemering, dan de zwarte nacht der ongeneeslijke blindheid; en dan komt het uur van heengaan. Maar het kind kan toch niet gescheiden worden van zijn besten vrind! Koopt u hem toch, meneer!" zegt het kindermeisje tegen den vader die Elias is komen halen. En meneer biedt Madame Juberton eerst vijf-entwintig francs, dan vijftig, dan honderd voor haar hondje. Meneer" antwoordtfier Madame Juberton, mijn hond is niet te koop onder de vijfhonderd-duizend l" De theehandelaar ziet er van af. Zijn bod was een zelfoverwinning geweest zoo glorieus als door eenig Hollandsch koopman maar behaald kon worden." De dag van vertrekken komt. Madame Juberton, die beroemd is voor haar keuken, heeft zich zelve overtroffen in een weerga loos afscheids-diner. Maar Elias zit met een brok in de keel. Hij wil nergens van proeven. Daar zet Madame Juberton hem een reusachtigen schotel voor. Voel die pastei eens!" zegt ze. Die heb ik voor jou gemaakt." Het blinde kind aait voorzichtig over een ongeloof elijke-groote brosse knapperige korst. Zoo'n geweldige pastei heb ik van mijn léven-dagen niet gezien! die kan ik niet opeten!" In eens, begint de pastei te bewegen, Elias voelt zijn vingers beet gepakt, een vochtige snoet en een zijzacht pootje komen uit de korst, het is Tounerre! En zoo geeft de berooide Madame Juber ton een millionairs-kind een cadeau dat zij een half millioen francs waard acht. Het offer is aandoenlijk. Maar met dat al, zou het idee een hond in een pastei cadeau te doen, bij u of bij mij niet opgekomen zijn. En ik vraag me af of onze auteur soms niet wat al te gaarne heel fijne dingen omgeeft met niet daarbij passende hulsels. Petekind van milde feeën als hij is, zijn alle gaven in te grooten overvloed over hem uitgestort, en n enkele slechts, lijkt het, ontbreekt, maar het is er eene van de hoogste orde in dingen der kunst: de juiste maat wel te verstaan: geen overmaat van woorden is hier bedoeld: de stijl is bondig, met dat tikje Engelschen humor die aan den Hol de gebrekkige huisvesting, doch ook, en hierop leggen wij speciaal den nadruk, zijn die toestanden te wijten aan de absoluut onvoldoende soldij der Inlandsche militairen, waardoor kazerne-concubines, vroeger jonge inlandsche dessa-vrouwtjes, prostituees wor den, moeten worden, om gezamenlijk be hoorlijk te eten te hebben. De beschuldiging van kapitein Vermeer, dat: De Indische kazerne-toestanden, uit een zedelijkheids-pogpunt beschouwd, beneden alle critiek zijn," kan dus worden terugge bracht tot het feit, dat ten gevolge van de gebrekkige huisvesting, voornamelijk bij de Inlandsche compagniën, toestanden voor komen, die uit een Europeesch zedelijkheids-oogpunt beschouwd, niet in den haak zijn. Wij zeggen uit een Europeesch zedelijkheids-oogpunt," omdat de inlander in het algemeen en ook de Kromo-fuselier, het aangeboren.natuurlijk kieschheids-en fatsoen lij kheidsbegrip in zich heeft, dat zijn Euro peesche collega vaak mist. De inlander teekent niet als soldaat, de anak-serdadoe (tangsi) uitgezonderd, wanneer de nood hem daartoe dwingt. Adoe, adoe Habis doewit Tekken serdadoe, is een maar al te bekend rijmpje, waarvan de vertaling luidt: O wee, o wee! als het geld op is, teekenen wij als soldaat. Uit de elite der inlandsche maatschappij, spruit Kromo-fuselier niet. Kapitei»Vermeer besluit zijn artikel aldus: Geen bestrijding van het concubinaat! Maar uitbreiding van de kazernes en zoo danige inrichting, dat aan ieder militair met echtgenoote of huishoudster, een afgeschoten ruimte kan worden aangewezen, met vol doende lig- en woonruimte voor het gezin. Ziet daar mijn advies!" Een dergelijke, ingrijpende maatregel zal echter geld kosten. Vél geld, zedelijk en christelijk geld!".., Hoe juist ons dit advies lijkt (voornamelijk voor de Inlandsche militairen), door openlijk, als officier in een tijdschrift te plaatsen, dat de Indische kazerne-toestanden beneden alle critiek zijn, brengt men koren op den molen van den onwetende en verkeerde begrippen, vooral bij het Hollandsch publiek, dat zegt: Zie je wel, zelfs een kapitein schrijft, dat iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiffiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii landschen humor nauw is verwant. Wat ik meen, is de overmaat der verbeelding. Ten einde de aandacht niet af te leiden zal ik mij bepalen tot de reeds genoemde romans. Wat bijvoorbeeld is dat Joost Avelingh" zijn schrijvers-eersteling, waaraan hij, met een aardig, jeugdig'gebaar, zijn eigen doop naam gaf ? Eigenlijk is het de geschiedenis van een gemoed bezwaard door de herin nering den dood van een mensen gewenscht te hebben op het oogenblik dat die mensch stierf. Maarten Maartens' talent is groot genoeg om zulk een geschiedenis te schrij ven, en hij zal haar ook werkelijk z schrijven dat hij er de hechtste genegenheid van den lezer mee wint. Waartoe dan al die vele gebeurtenissen, die niets te maken heb ben met de ontwikkeling van wat het eigen lijk drama is? Waartoe brengt de verbeel ding van den romancier een uiterlijk drama te weeg? Het doet afbreuk aan het inner lijke, en doet afbreuk aan de waarde van het boek. Met The Healers" is het een soortgelijk geval. De belangstelling raakt verdeeld tusschen het, al vermelde, probleem van de roeping van den arts, met tegenzin aanvaard, en de stelling of daarvoor bedoelde «be wering dat ziekten genezen kunnen wor den door magnetisme, Gebeurtenissen in zulk een menigte dat er wel zes romans mee te vullen waren en ontelbare figuren (waar onder zeer knap geteekende) verstrooien de aandacht nog meer. Onder die figuren zal in Holland wel het meest populair zijn de oude Leidsche professor, baron Lisse, bijge naamd Komma-punt, .die de vivisectie be oefent achter de schrijftafel waaraan zijn vrouw zit te dichten aan Balaam", dicht werk in Tien zangen, en die telkens roept: Pas op!" als hij de waardige dame bedoelt te waarschuwen dat zij haar ooren dichtstopt om het gekerm van het slachtoffer niet te hooren. Werkelijk allerbekoorlijkst is de Schotsche dame die onder de slachters van Belleville werkt voor de dieren-bescherming. Zij is mooi, elegant, hoe oud precies is niet uit te maken, zij barst door alle belemmeringen heen met een sans-gêne zoo naief dat het niet mogelijk is haar iets kwalijk te nemen: wie onzer die zich niet herinnert hier of daar op een congres haar wel eens ontmoet te hebben of zoo niet haar zelve, dan toch haar zusje? Men zou geneigd zijn te gelopven dat de aard van zijn talent, de fijnheid zijner analyse, de elegante soberheid zijner wijze van be schrijven Maarten Maartens voorbeschikten voor de Novelle en dat het overmatige in zijn compositie vanzelf verdwijnen moest in dit genre. Het is zonderling: juist in de Novelle beweegt hij zich niet gemakkelijk. Het is of hij een omgang van langer duur met zijn personen noodig heeft om over al zijn vermogens de beschikking te krijgen. Ook overkom* het hem in zijn novellen vooral een gedachte-gebied te betreden, of liever, te vervallen in een wijze van denken aan zijn eigene generatie (hij werd geboren in '58) vreemd. De twijfelingen en de innerlijke strijd waar onder zijn tijdgenooten hun persoonlijkheid hebben gevormd golden vooral deze moeilijkJan Fuselier thuis" het in de kazernes in Indië beneden alle crifiek is. 't Is daar een zoodjel" Men kan vór- of tegenstander van het coucubinaat zijn, doch men bedenke wel, dat gebrekkige huisvesting altijd en onder alle omstandigheden, wantoestanden in het leven brengt. Heeft men rondgekeken in de kampongs van de Inlandsehe maatschappij, doch ook in de kamerwoningen en krotten der min derbedeelden in de groote Europeesche centra dan weet men, dat, waar allen, hutje en mutje, door-bij-op- en onder elkander liggen ook veel uit een zedelijkheidsoogpunt te veroordeelen is. Aan wien de schuld? Het Nederlandsche volk kan en moet nog veel, heel veel zelfs, doen voor dat Indische Leger, waaraan het zooveel te danken heeftDe kazernes kunnen en moeten verbeterd worden. Ja, zelfs denkt men zich b.v. in de Christen-Officieren-Vereeniging in Nederland de oplossing van het concubinaat-vraagstuk zuiver als een technische verbouwing der kazernes, waardoor een gemengde bataljonsformatie zal moeten verdwijnen. Zoolang onze legerformatie in Ned. O. Indie niet gewijzigd kan worden, plm. 70 pCt. van dit leger, bestaat toch uit Inlanders (Amboineezen, Timoreezen en Menadoneezen meegerekend), zullen zuiver Europeesche bataljons wel tot de vrome wenschen behooren, afgescheiden van het feit, of het goed zou zijn, oom Jan Fuselier van zijn bruinen neef te scheiden. Zeer typisch be titelt de bruine broeder in ons Indische Leger den blanke met Oom" en maakt hij de volgende ethnologische indeeling: een Duitscher is orangmob, een Franschman is orangdidong" (dis-donc),een Belg.satengahdidong (halve Franschman). Bouw van tropen-kazernes noemt kapitein Vermeer het moeilijkst oplosbare in den huidigen chaos van militaire vraagstukken. De kazerne-toestanden en kazerne-zedelijk heid, het gevolg van het concubinaat, dat van Regeeringswege, officieel wordt toege staan, hangen direct met dien bouw samen, doch moeten ook van uit een zelfde stand punt bekeken worden, als de woning-toe standen in Indië, en die in Nederland. Dat er nog veel rotten" is in die toe standen, weet een ieder, die de sociale verschijnselen in Indië en Nederland nader heeft bestudeerd. A. DE BRACOMER iiimiiiiiiHiiHiiiiimiiiHmiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiM heid: zedelijke beginselen en wetenschappe lijke gegevens in overeenstemming te brengen. Meestal bleven de zedelijke beginselen on gerept. Het jonge geslacht van nu is eerder geneigd tegenover die beginselen het eigen oordeel of zelfs wel het eigen streven of de eigen neigingen in de weegschaal te leggen. Maarten Maartens heeft getracht dat te be grijpen. Hij was een veel te goed waarnemer dan dat hij niet getroffen, waarschijnlijk zelfs verontrust zou zijn geworden door die nieuwe geestes-houding. Maar die wijze van denken was de zijne niet, hij kon zich die niet eigen maken, en er is iets min of meer droogs, min of meer gekunstelds in de novellen waarin hij haar weergeeft: als daar zijn An Arrangement," Our Lady of Lies," The Little Christian," The Last Word." Zijn beste novellen zijn die, die voor helden eenvoudigen en armen van geest hebben, als dat engelsche gouvernantetje van de Meezen, en de opgeofferde jongere zuster van Little Mary." In tegenstelling met deze, eindelijk, dient, om de kunst die het niet-uitgesprokene doet raden, een novelle die juist in een zeer wereldsche omgeving speelt, The Challenge" op een geheel afzonderlijke plaats in het oeuvre van Maarten Maartens gesteld. Toen hij die schreef had zijn petemoei, de toovergodin Abandantia, lichtelijk verstoord op hem als het wel lijkt, hem aan zichzelven overgelaten, en hij richtte zich naar eigen maat. Het bewijs ligt voor ons dat die soms uitnemend goed was. R. D. L. MAGNE lllllllllllllllltllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllfHIIIIIIIIIIHHtltlllHIIHIIHHIIII VERZEN Morgen zult Gij komen... En loomheid ligt op de oogen van de nacht; daar komt geen zon haar wangen rood te [streelen. Het zwijgend loof hing stil; geen vogelkeien zingen hun bruilofts-liedren, teer en zacht, als licht met duister pleegt te minnespelen. Een dof grijs rouwfloers dekt der aarde pracht; de wolken snellen in gehaaste jacht, die zich als vluchtelingen wijd verdeelen. Mijn Zon, mijn Zon, waar blijft Gij dezen [morgen ? Ach, zal mijn ziel zich weer in nieuwe zorgen vinden, van twijfel moedloos, smart-verblind ? Maar morgen, morgen zult Gij weder komen en licht met lach en lied doen klaat'rend [stroomen op vreugde-vleuglen van den wilden wind. NOTO SOEROTO a « * Onze Teekenprijskamp In het volgende nummer zullen wij een aanvang maken met het publiceeren der bekroonde inzendingen in onzen teekenprijskamp. Voorloopig noemen wij de namen der prijswinners. Eerste prijs (Beroepsteekenaars): De kunst schilder ROESSINGH te Westerbork en GEORGE VAN RAEMDONCK. Tweede prijs.: FELIX HESS te Amsterdam. Eerste prijs (Liefhebbers): J. VAN DER HOEDEN te Rotterdam. Tweede prijs: J. E. POST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl