De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 5 september pagina 10

5 september 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 Sept. '15. --No. 1993 De zware eischen, door den oorlogstoe stand aan de schatkisten der verschillende Staten gesteld, hebben er toe geleid in de ? meeste landen bepalingen te maken en maatregelen te nemen om zooveel mogelijk het binnenlandsch kapitaal dienstbaar te maken aan de voorziening in die eischen. Zoowel in Engeland als Duitschland, en tot zekere hoogte ook ien onzent zijn wettelijke voorschriften gemaakt, die den invoer van buitenlandsche fondsen zoo niet geheel onmogelijk maken dan toch belemmeren, teneinde ,de binnenlandsche besparingen uitsluitend te kunnen doen dienen ter voor ziening in de door den oorlogstoestand in het leven geroepen aanzienlijke behoeften van de schatkist. Ook in dit opzicht staan wij niet voor een nieuw probleem, maar leert ons de ge schiedenis, dat in vroegere perioden tot gelijksoortige krachtsmaatregelen toevlucht genomen werd. Toen ik onlangs den in vloed, dien de aan den slag van Waterloo voorafgaande en volgende gebeurtenissen op de fondsenmarkt gehad hebben, naging, viel mijn oog op een Koninklijk Besluit van 9 Januari 1816, luidende als volgt: Gelet op het nadeel, hetwelk aan Koop handel, het Fabrijkwezen en den Landbouw, mitsgaders aan den prijs der publieke Nederlandsche Fondsen wordt toegebragt, door openbare gelegenheid, en zelfs buitengewone faciliteiten te geven, om de Kapitalen welke anderszins tot uitbreiding en aanmoediging der drie eerste bronnen van welvaart van den Staat, of tot aankoop van laatstgenoemde Nationale Fondsen zouden worden besteed, in vreemde Fondsen te plaatsen; Hebben besloten en besluiten Alle Consenten, Vergunningen of Toe stemmingen, welke ten deze vór Onze komst tot de Regering dezer landen mogten zijn verleend, worden bij deze verklaard, voor het vervolg van geene kracht hoege naamd meer te zijn, en alzoo gesteld buiten eenige werking, enz." Art. 2. Onze Minister van Financiën wordt bij deze gelast, om van alle bestaande kantoren van administratie en associatie of kompagnieschappen, hier te lande, onder welke titel of firma dezelve mogen bekend zijn, welke recepissen, obligatiën, certificaten en akten of bewijzen van aandeel, behoorende tot andere dan nationale publieke fondsen, hebben uitgegeven, te vragen, schriftelijke declaratoiren, onder presentatie van Eede, door de directeuren en bewaar ders of commissarissen, daar er zijn, van voornoemde kantoren of kompagnieschappen geteekend, en inhoudende aanwijzing en opgave .van den tegenwoordigen staat en hoegrootheid van de kapitalen, onder derzelver beheer, directie of bewaring, van het oorspronkelijke grond-fonds, waarop en waarover de voorgeschrevene recepissen, obligatiën, certificaten en akten of bewijzen van aandeel zijn uitgegeven, en van de nummers, het getal en bedrag derzelve: alles, ten einde zich daardoor in staat te stellen om aan ons, onder behoorlijke, ge heimhouding, het geheel montant der tot dato dezes aldus uitgegeven obligatiën, cer tificaten, akten of bewijzen van aandeel te doen kennen." Dit koninklijk besluit, waarbij de uitgifte en plaatsing van buitenlandsche fondsen hier te lande feitelijk verboden werd, was slechts de voorlooper van een enkele maanden later ingediend wetsvoorstel, waarin de materie nader geregeld werd. Den 14den Maart 1816 werd nml. een wetsontwerp ingediend, be geleid van eene koninklijke missive, waarin doel en strekking van het ontwerp als volgt werden uiteengezet: Edel Mogende Heeren, Het leenen van geld aan vreemde mogend heden hier te lande in de tijden der grootste welvaart gebruikelijk geworden, heeft bij min der gunstige omstandigheden de bijzondere aandacht van het bestuur tot zich moeten trekken. Hiervan getuigen onder anderen de maatregelen, in 1808 en 1809 door de toen malige regering der noordelijke provinciën vastgesteld, doch tengevolge van derzelver inlijving in Frankrijk uit het oog verloren, of zonder genoegzame»ernst gehandhaafd. De zorg dat geene kapitalen op een onzekeren voet en voor doeleinden, die aan onze belangen vreemd zijn, ten behoeve van bui tenlandsche regeringen, opgeofferd worden, limiMIIIMMMII Een Toekomst-Staat Bloemen en Tuinen, door C. JlNARAJADASA. (T. M. M., Amsterdam.) Het is te voorzien, dat na den oorlog en gedeeltelijk ook reeds nu, gedurenda den oorlog, de belangstelling voor hetgeea uit het Oosten komt, in hooge mate toeneemt. Er wordt, zooal nog niet verstandelijk, toch reeds intuïtief begrepen, dat er aan onze westersche cultuur zeer veel ontbreekt en dat ontbrekende zullen we van het Oosten moeten krijgen. Het plotselinge, overgroote succes van Rabindranath Tagore is daar al een teeken van geweest. Men voelde direct: dit is kunst, dit is ook wijsheid, van een hooger soort, dan die, welke ons hier in Europa wordt gegeven. Rabindranath- Tagore is de eenige niet, al is hij een van de allergrootsten, van wien wij het ons in 't Oosten ontbrekende met dankbare harten mogen aannemen. Een van de vele anderen is C. Jinarajadasa. Deze geleerde en kunstenaar (ik wees er in mijn artikel over Petrucci reeds op dat deze in 't Oosten geen tegenstellingen zijn) heeft eenige maanden geleden in Ardyar, bij Madras, een voordracht gehouden over de betéekenis van kunst in den allerhoogsten zin, die i alle beperkte, bekrompen kunst opvattingen ,van onze westersche vak"kunst-critici wegvaagt, en enkel den rang van kunstenaar tevens geleerde en wijs geer toekent aan hem, die de Goddelijke wetten in zijn werk neerlegt. Ideeën, zegt hij o. a., als zou de kunstenaar, slechts in een toestand van vage onbewustheid zijne inspiraties ontvangen, zijn in het Westen nog algemeen ,gangbaar, maar dat een grondslag van kennis van de goddelijke komt veoral te pas in een tijdstip, dat de herleving der scheepvaart Ien de begunsti ging van alle takken van volksvlijt het emplooi van alle aanwezige fondsen niet alleen toelaat en gedoogt, maar ook uitlokt. Ook hadden wij reeds sedert eenige maanden voorgenomen, om de vereischte bepalingen op dit onderwerp in eene wet te verzamelen, en aldus voor het geheele Rijk toepasselijk te maken; maar het stond te vreezen, dat de tijd die na de voordragt van zoodanige wet, tot aan hare voltooijing en afkondiging, verloopen moet, door verschillende speculanten besteed zoude worden tot het vormen van nieuwe engagementen op buitenlandsche fondsen en tot het uitbreiden der reeds bestaande; en het was ter voorkoming van dergelijke handelingen door welke de maat regelen, tot wering van het kwaad, in groote mate illusoir zouden gemaakt zijn, dat Wij ons verpligt achtten, om door een voorloopig besluit, het effect der voorheen verleende permissien en autorisatien te doen ophouden, en aldus te zorgen, dat de zaak, tot op den afloop der deliberatien van U Edel Mogende, in haar geheel bleef. De bedoelde wet thans aan deze deliberatien onderwerpendu, hou den Wij het voor nuttig, het gezigtspunt, waaruit dezelve beschouwd moet wor den, op te helderen door U Edel Mo gende mede ,te delen, dat onlangs het fonds der Nederlandsche Bank, door aan zienlijke particuliere inschrijvingen, deszelfs primitief bepaalde hoogte van vijf millioenen guldens bereikt heeft; terwijl de toeloop, om deel te nemen in de negotiatie, gevestigd pp het provenu der tollen van eenige wegen, insgelijks het sluiten derzelve, spoediger dan men verwacht had, heeft veroorloofd; twee alleszins voordeelige daadzaken, waar van het verband met de in het begin van dit jaar bevolen stremming der speculatiën op vreemde fondsen niet twijfelachtig schijnt. Willem." Uit deze Missive blijkt dus, dat het denk beeld van uitsluiting van buitenlandsche fondsen reeds vaststond, toen het besluit van 9 Januari werd uitgevaardigd en dit besluit ten doel had, den aanvoer van buiten landsche fondsen reeds tijdens de voorbe reiding van de Wet tegen te gaan. De voornaamste bepalingen van het Ontwerp, dat na door de Kamers te zijn aangenomen, den 21sten Augustus 1816 tot wet verheven werd, waren: In de eerste acht artikelen werd bepaald, dat het vo_ortaan aan niemand geoorloofd zal zijn, eenige inschrijving op buitenlandsche fondsen hier te lande te openen of nog niet reeds hier te lande geplaatste stukken van reeds bestaande leeningen in te voeren, zonder daartoe vooraf Ons consent te hebben bekomen." Voor het verkrijgen van zoodanige consenten moest, ten behoeve van 's lands Amortisatiekas, eene retributie van 2 pet. van het beloop der negotiatie betaald worden onverminderd de gewone regten van zegel, registratie en hypotheek." Ten bewijze dat voor de stukken die in omloop gebracht werden het Koninklijk consent verleend was, moesten zij dooreen notaris gecontrasigneerd en door den Direc teur-Generaal van 's Lands Amortisatiekas geviseerd zijn, welke beide autoriteiten zich vooraf moesten vergewissen, dat geene stukken in omloop gebracht werden boven het bedrag, waar voor het consent verleend was. Bij art. 9 werd het drukkers of uitgevers van maandwerken of dagbladen verboden advertentiën, prospectussen of annonces, ter zake voormeld of daartoe betrekkelijk, te drukken en uit te geven of te distribueren dan met uitdrukkelijke vermelding van Ons consent, waarvan dezelve alvorens een extract, door een notaris geautentiseerd, zullen moeten vragen en ter hunner verantwoording be waren." Een en ander op straffe van een geldboete van f600, en intrekking van het patent des overtreders,' voor den tijd van zes jaren. In art. 10 werd het aan provinciale, plaat selijke of stedelijke besturen, directies van Armenkassen, Diakoniën, pieuse gestichten, voogden of curators enz. expresselijk ver boden, om de ledig liggende gelden, door hen in derzelver administratiën of boedels gevonden, te beleggen in, of daarvoor aan te koopen eenige buitenlandsche fondsen, of ook eenige alhier te lande met of zonder ons consent uit te geven obligatiën enz.;" met dien verstande nogtans, dat aanwezige vreemde effecten in natura zullen kunnen behouden blijven. In het oorspronkelijk ontwerp was nog een alinea bij dit artikel gevoegd, waarin een boete van f 1000, benevens vergoeding van kosten, schade en interest op overtre ding van die bepaling gesteld was. In de wet komt die bepaling niet voor, zoodat zij wetten hiermede bedoeld ook: de my stieke Levensbron en de occulte mysteriën van het Leven in den gansenen kosmos een noodzakelijke voorwaarde is voor het scheppend Genie, wordt in het Westen te weinig begrepen. Jinarajadasa zeide in die voordracht: Kunst bereikt haar hoogtepunt, wanneer ze op de volkomenste, zuiverste wijze ons in aanraking brengt met de Goddelijke Bron. Daartoe is noodig, dat de kunstenaar de Goddelijke wetten kent, in zijn kunstwerk neerlegt en bewust met ze samenwerkt". Dit zelfde is vór eeuwen in China reeds gezegd door den grooten chineeschen schil der Sie Ho (479-503 n. C.) in zijne bekende Zes Principes der Schilderkunst". Als een der hoogste voorbeelden hiervan wijst Jinarajadasa, voor de kunst der archi tectuur, op de egj'ptische Pyramiden, won dere symbolieke bouwwerken, die maar door weinige westersche vak"-geleerden door grond zijn, maar die, voor den in symboliek ingewijden oosterling, uiterlijk verzinnebeel den het groote scheppende beginsel der natuur, en tegelijk afbeelden de beginselen der meetkunde, wiskunde, astrologie en sterrekunde. Die pyramiden bevatten de sleutel der wiskunde in haar belichaming van het getal, en zij symboliseeren meetkundige verhoudingen als: den omtrek, dichtheid en vorm der aarde, afstanden van zon, aarde, maan, en planeten, enz. Jinarajadasa legt in zijn voordracht den nadruk op de groote noodzakelijkheid van een grondslag van kennis, ten einde het besef te krijgen van de Eenheid voor Weten schappen, Wijsbegeerte, Godsdienst en Kunst, aan de menschheid te geven tot het ver krijgen van inzicht. Alles, wat wij hier in 't Westen leeren er blijkbaar bij de behandeling uitgelicht is. Op overtreding van de bepalingen der eerste acht artikelen werd een boete gesteld van zes duizend gulden, benevens gevangenis van niet minder dan twee en niet langer dan zes maanden. Bij het oorspronkelijk ontwerp was voor gesteld de geldboeten te appliceeren" n derde ten behoeve van 's Lands amortisa tiekas, n derde ten behoeve van den offi cier, die de calange" doen zal en n derde ten behoeve van den aanbrenger. Bij de behandeling is deze verdeeling echter blijk baar weggevallen, want in de definitieve wet wordt alleen gesproken van boeten ten behoeve van 's Lands amortisatiekas." Den 21sten Augustus 1816 werd deze wet door den Koning bekrachtigd. Bijna acht jaar bleef zij in werking. In November 1823 werd namelijk een wetsontwerp ingediend, houdende nieiuve bepalingen omtrent de heffing der regten van zegel, registratie, hypotheken en successie," waarin ook een artikel opgenomen was, houdende intrekking van de wet van 21 Augustus 1816 op bui tenlandsche fondsen, behoudens de bepaling van Art. 10 betreffende de belegging van ledig liggende" gelden, die gehandhaafd bleef. Aan die intrekking had de toenmalige regeering echter vastgekoppeld een nieuwe heffing, nml. van eene coupon-belasting op buitenlandsche effecten, die aan de bron zoude geheven worden, d.w.z. evenals thans nog bij de income-tax in Engeland geschiedt door de bankiers en betaalkantoren bij de verzilvering der coupons zoude worden ingehouden en met het Rijk verrekend. Deze coupon-belasting vond echter heftige bestrijding in de Tweede Kamer, en ofschoon de intrekking van het verbod tot uitgifte van buitenlandsche fondsen algemeen instem ming vond en zelfs de regeering in hare memorie van toelichting verklaard had, dat de wet van 1816 nimmer het beoogde doel bereikt had, werd het nieuwe ontwerp den 27sten December 1823 met 60 tegen 41 stem men verworpen, uitsluitend omdat de Kamer hare sanctie niet wilde verleenen aan de voorgestelde couponbelasting. In Mei daaraanvolgende diende de regee ring een gewijzigd ontwerp in, waarbij de aanvankelijk voorgestelde coupon-belasting vervangen werd door de heffing van een speciaal zegel van 3 per mille op buiten landsche fondsen, met een minimum van f 0.75 voor stukken van minder dan f 250. van f l .50 voor stukken van f 250?f 500. en van f 3.?voor stukken van f 500- f 1000. Ook tegen dit zegelrecht bestond groote oppositie, maar minder dan tegen de cou pon-belasting. In den gewijzigden vorm werd de wet dan ook den 29sten Mei 1824 aangenomen, maar slechts met eene meer derheid van 55 tegen 45 stemmen. Zooals 'in den aanvang van dit artikel medegedeeld, was eene hoofdoverweging voor het maken van bepalingen tot beper king van de plaatsing van buitenlandsche fondsen, om daardoor de koersen van de Nationale fondsen te steunen. Dat dit doel niet bereikt werd, kan hieruit blijken, dat van 1816 tot 1824 de prijs van Integralen zich vrij constant op een koers van 47pCt. bleef bewegen. Niet zoodra was echter het voorstel tot intrekking der wet van 1816 ingekomen, of eene Belangrijke koersver heffing van Integralen had plaats en binnen enkele maanden kon die koers zich in het midden van 1824 tot 62 pCt. verheffen. Of die plotselinge koersverheffing een gevolg was van die intrekking, of ondanks die intrekking plaats had, waag ik niet te beslissen. Opmerkelijk blijft het in elk geval, dat maatregelen, expresselijk getroffen met het doel om de koersverheffing van de Nationale Schuld te bevorderen gedurende de acht jaren, dat zij in werking waren geen doel getroffen hebben en dat onmiddelijk na de opheffing dier geforceerde maatregelen, de nationale fondsen .uit de natuur zich aanmerkelijk in koers konden verheffen. J. D. SANTILHANO Lof der Benzinisten Militair Automobiel-Concours in het Stadion Hoe vreemd", fluisterde mijn beproefde vriend ter rechterzijde, dat men hier niets van den bandennood bemerkt!" Zijn goed moedig, dikrond gelaat, waarop lichte dauwdroppels parelden, was vragend tot mij opgeheven. Wij bevonden ons in het Stadion en het was de laatste Zondagnamiddag in Augustus 1915. Om ons heen rezen de tribunes wijd uit en van de torentransen wapperden hangt los aan elkaar, in aparte vakjes, zon der Eenheid. Men leert chemie, men leert wiskunde, genees- en heelkunde, technische wetenschappen, oude talen, oude godsdien sten, euz. enz., maar de Eenheid, die aan alles ten grondslag ligt, daarvan heeft het Westersche onderwijs, noch 't Lagere, noch 't Hoogere, geen vaag besef. En daarom is onze westersche cultuur zoo voos, en is zij op de jammerlijke catastrofe van dezen oor log kunnen uitloopen. In zijn juweel van een boekje Bloemen en Tuinen', geeft de dichter-geleerde-filosoóf, die Jinarajadasa is, een droom dien hij door leefde, een droom van een schoonen toe komst-staat, een staat, waarin de mensch heid, behalve het gewone mentale verstand, dat het Westen uitsluitend bezit, ook nog een ander, ongewoon verstand zal bezitten om haar te verlichten, namelijk de Intuïtie. Waar de gewone vorm, de mentale methode, het Westen, met zijn zuiver empirische weten schap, tot debacle en catastrophe geleid heeft, zal de Intuïtie het verstand aanvullen en den weg wijzen tot dieper, mystiek inzicht in het Wezen der dingen en ver schijnselen. Een droom, en vooral een droom als deze, waarvan Jinarajadasa overtuigd is, dat hij hem door een Hooger Wezen (onbekend in de westersche empirische wetenschap, beoefend door het gewone Verstand) is gezonden, is niet iets om te beschrijven en critisch-mentaal uit te rafelen. Deze droom, dichterlijk verbeeld in het kleine, eenvou dige boekje Bloemen en Tuinen" is ook eigenlijk allén te doorvoelen door de zeldzamen in het Westen, die begiftigd zijn met dat andere, ongewone verstand, dat de dreorner van dit gedicht Intuïtie noemt. Ik zal hier dus enkel dit boekje aankondigen, maar niet met grove mentale procédés deze b venDe barrière opzij! De chauffeur, ietwat illusionair geholpen door zijnen meester, ruimt de versperring op vreemdsoortige vlaggencombinaties als: Fransch-Duitsch, Engelsch-Turksch, of Russisch-Oostenrijksch, op een nattig mot regenwindje. Rondom het Wijde gras-ovaal snorden de wagens onzer gegradueerde chauffeurs elkander na. Juist werd luitenant M..n..s, achter het stuur zijner luxe-limousine, door eenige kogels in het achterhoofd getroffen en snorrend raasde zijn wagen achteruit, zonder strafpunten, buiten het bereik der vijandelijke schutters. Het Militair Auto-Concours was in vollen gang Men zegt mij", ging mijn vriend, tot groote ergernis van enkele omstanders, voort: dat de opperbevelhebber groote zuinigheid in het bandengebruik heeft aanbevolen, dat het beter is, indien van militaire banden geen gebruik wordt gemaakt voor tochtjes naar Zandvoort " Weer klonken eenige knallen. Verschrikt wendden wij onze blikken naar luitenant M., maar deze verkeerde reeds lang weer in veiligheid. De schoten hadden geklonken uit het Buffet H., waar de eere wijn ontkurkt werd. Terwijl mijn vriend nog wijders betoogde en inmiddels zijn regenjas wat hooger toeknoopte, gingen de behendigheidswjdstrijden voort. Telkens weer verscheen snorrend een andere wagen voor de onophoudelijk ver nielde en dan weer herstelde brug en ver schenen een andere heer en dienaar, om hunne pionierslusten bot te vieren aan de splinterige balken. Goedig, telkens even applaudisseerend om de ijzige stilte wat te breken, zagen wij toe, hoe de brug werd vernield, hersteld, overreden en weer vernield.... Toen legde mijn zwaarlijvige vriend weer plots zijn hand op mijn schouder en vraagde, schuchterder dan tevoren, terwijl hij de vol gende deelnemers bekeek: Is het waar,... zouden er ... zijn er aan het ambt van automobiel-officier zekere, hm, hm,... zekere gelófseischen verbonden...?" Hij bladerde schijnbaar achteloos het pro gramma door, en juist wilde ik hem naar mijn beste weten antwoorden, toen een luid geroep uit een der loges onze aandacht trok. Bij den ingang was nl. iemand ver-chenen, die een hoogen hoed droeg, en in minder dan geen tijd was deze persoon omstuwd door een groot aantal commissarissen en portiers. Zelfs de knaap die luidkeels: kwatta en handperen" te koop aanbiedt, was toegesneld, en reeds zag ik mijn vriend van bank op bank springen, en zijn corpulente leden in den groep dringen. Even later keerde hij terug, en zeide, het zweet van zijn voorhoofd vegend: Men dacht dat het de burgemeester was, die dit eerste militaire' auto-feest kwam bezoeken maar het was iemand anders! " Inmiddels waren de benzinisten er toe over gegaan, om hunne behendigheid weer op andere wijze te afficheeren. Wij zatig kleumig bijeen, en keken toe, hoe de wagens weer rondsnelden, om het tartend-ledige middenterrein. Volgens het programma vervoerde de vluchtende wagen belangrijke militaire docu menten, maar het eenige wat men zien kon, was het glundere gelaat van den voetballllllllllllllllllllimlIIIIIMIMHIIIIt lllllllmlMMIIIIHUmlMlllllinlmlMMll mentale, ijle sfeer trachten te doorwroeten. Men leze het, en zoo men wat intuïtief is aangelegd, zal men een voorgevoel krijgen van een toekomststaat, waarin verschrikke lijke oorlogs-catastrophes als die, welke wij thans beleven, onmogelijk zullen zijn, omdat de menschheid het diepere inzicht zal hebben in alle leven en ontwikkeling van Leven. Wél wil ik even met nadruk wijzen op hetgeen Jinaradasa, als hij zijn droom heeft uitverteld, als na-woord zegt over hetgeen thans in het Westen aan onzen staat en onze opvoeding ontbreekt. (Ik zal hier en daar cursiveeren.) De grond van de zaak" zegt Jinarajadasa, ligt in het feit, dat wat wij den staat noe men onze wetten, ons opvoedingsstelsel, onze burgerlijke idealen de intieme en werkelijke dingen van het leven niet raakt. Waarom moeten onze staatslieden alleen wet ten maken om ons te bedwingen alsof wij menschen waren ontwikkeld uit den aap en ook niet wetten, om ons tot leiding te dienen, waar wij toch ook engelen zijn, voor een wijle nedergedaald uit den hemel ?" Hij vergeet er bij te zeggen, hoewel hij 't wel weet, dat dan ook, zooals reeds Plato, en ook Conf ucius leerde, de staatslieden wijsgeeren zouden moeten zijn. Al het werk, dat thans gedaan wordt in onzen staat, acht Jinarajadasa zonder doel en wet, zoolang het levensbegrip zelf niet is veranderd,en hij schrijftdeze gulden woorden: Want de grootste ellende in de wereld ontstaat niet door honger en dorst en ziekte. het wereldwee komt voort uit het feit dat de menschen niet weten hoe te leven, zelfs indien elke fysieke behoefte werd bevredigd. Behalve een weinig godsdienstonderwijs, dat heden ten dage alle godsdiensten meer naar de letter dan naar den geest leert, onderwijst official, die, ook niet dom ,'alle tochtjes medemaakte. Hoe droevig" zuchtte mijn vriend ont wakend. .. Hier binnen zijn auto's te over, en buiten is geen taxi te krijgen, want er is bandennood; hier heeft men tot 16 maal toe gewichtige documenten vervoerd, die niet eens bestaan,... en ik zal door die piasregens naar huis moeten wandelen, en van avond alles behalve gefingeerd verkou den zijn... want- er is bandennood... l" Hij was ondertusschen in vuur geraakt, en, boven op de bank staande riep hij luid en voortdurend: Bandennood, haha, banden nood, hahaha, verkwisters, bandenvreters!" Ik trachtte hem bij de jas te grijpen, en naar beneden te rukken, doch hij weer stond mij. De menschen om ons heen waren allen ontwaakt en keken, aanvankelijk wat suffig, maar allengs woedender, toe... Eindelijk stond iemand op, en riep: Hoe durft u, mijnheer, nu toonen onze benzineofficieren tenminste dat ze mér kunnen dan een mooi pakje dragen... zij... Nonsens, bandenvreters", riep mijn vriend, purper van woede en koude, zij rijden met papa's toerwagens! Kom eens in Duitschland! Geen militaire wagen nder de 30 p.k., stoere chassis, stevige motoren en hier... vliegen zijn er bij, muggen,... militaire dillettanten, bandenvreters... bandennood ... haha ! Het tumult werd onbeschrijfelijk... men sleurde mijn vriend van de bank en naar den uitgang (Ik volgde of-ik-er-niet-bijbehoorde!) Men ranselde met stokken en regenschermen en boven alles klonk nog hoewel ietwat heigend het schrille bandennood", haha!" van mijn zwaarlijvigen, nu tot het uiterste opgezweepten, vriend Buiten vond ik hem gehavend doch fier terug. Het carousselrijden der motorwielrijders hebben wij gemist. Maar men verzekert mij, dat het hél aardig geweest moet zijn. MELIS STOKE AMSTERDAM. ROMN 1tó, DEM HAA6vli9«at>ttH»E 202. iiiiiiiiiiiiiiiiii niemand de burgers van een land in de eerste beginselen van het levent Onze staten maken meer wetten om misdaad te voorkomen dan om deugd aan te kweeken. Wie van ons, die school- en universiteit-opleiding hebben gehad, kan zeggen, dat zij ons onderricht hebben te leven ? Leeren wij het boek des levens niet eerst lezen na de school en de universiteit wanneer wij voor ons zelven de vraagstukken oplossen, van wier bestaan men ons nauwelijks een aanduiding gegeven had? Hebben onze onderwijzers en professoren ons geleerd, dat leven alleen werkelijk leven is, wanneer wij er buiten staan en het ge bruiken om de behoefte onzer ziel te dienen ?" En ten slotte deze gewichtige woorden: Onze regeerders prediken voor ons wan neer wij het dier in ons uitleven, maar welken strijdkreet hebben zij ons te geven, wanneer wij kampen in de rangen van het idealisme ?" Men overwege de ernstige woorden van dezen geleerden, dichterlijken oosterling goed Het zijn de woorden, die wij, juist in deze oorlogs-crisis-tijden als brood en water noodig hebben voor onzen toekomstigen staat, onze toekomstige opvoeding. Ik kan voorloopig reeds mededeelen, dat ook in ons land door verschillende mannen en vrouwen deze ernstige dingen, ons onder wijs en onze opvoeding rakend, buiten dit boekje van Jinarajadasa om, geheel uit eigen gevoelde behoefte, overwogen zijn Er be staan hieromtrent groote plannen, die ik in dit weekblad nader hoop te behandelen als de tijd daar is. HENRI BOREL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl