Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
5 Sept. '15. --No. 1993
De zware eischen, door den oorlogstoe
stand aan de schatkisten der verschillende
Staten gesteld, hebben er toe geleid in de
? meeste landen bepalingen te maken en
maatregelen te nemen om zooveel mogelijk
het binnenlandsch kapitaal dienstbaar te
maken aan de voorziening in die eischen.
Zoowel in Engeland als Duitschland, en tot
zekere hoogte ook ien onzent zijn wettelijke
voorschriften gemaakt, die den invoer van
buitenlandsche fondsen zoo niet geheel
onmogelijk maken dan toch belemmeren,
teneinde ,de binnenlandsche besparingen
uitsluitend te kunnen doen dienen ter voor
ziening in de door den oorlogstoestand in
het leven geroepen aanzienlijke behoeften
van de schatkist.
Ook in dit opzicht staan wij niet voor een
nieuw probleem, maar leert ons de ge
schiedenis, dat in vroegere perioden tot
gelijksoortige krachtsmaatregelen toevlucht
genomen werd. Toen ik onlangs den in
vloed, dien de aan den slag van Waterloo
voorafgaande en volgende gebeurtenissen
op de fondsenmarkt gehad hebben, naging,
viel mijn oog op een Koninklijk Besluit van
9 Januari 1816, luidende als volgt:
Gelet op het nadeel, hetwelk aan Koop
handel, het Fabrijkwezen en den Landbouw,
mitsgaders aan den prijs der publieke
Nederlandsche Fondsen wordt toegebragt, door
openbare gelegenheid, en zelfs buitengewone
faciliteiten te geven, om de Kapitalen welke
anderszins tot uitbreiding en aanmoediging
der drie eerste bronnen van welvaart van
den Staat, of tot aankoop van laatstgenoemde
Nationale Fondsen zouden worden besteed,
in vreemde Fondsen te plaatsen;
Hebben besloten en besluiten
Alle Consenten, Vergunningen of Toe
stemmingen, welke ten deze vór Onze
komst tot de Regering dezer landen mogten
zijn verleend, worden bij deze verklaard,
voor het vervolg van geene kracht hoege
naamd meer te zijn, en alzoo gesteld buiten
eenige werking, enz."
Art. 2. Onze Minister van Financiën
wordt bij deze gelast, om van alle bestaande
kantoren van administratie en associatie of
kompagnieschappen, hier te lande, onder
welke titel of firma dezelve mogen bekend
zijn, welke recepissen, obligatiën, certificaten
en akten of bewijzen van aandeel,
behoorende tot andere dan nationale publieke
fondsen, hebben uitgegeven, te vragen,
schriftelijke declaratoiren, onder presentatie
van Eede, door de directeuren en bewaar
ders of commissarissen, daar er zijn, van
voornoemde kantoren of kompagnieschappen
geteekend, en inhoudende aanwijzing en
opgave .van den tegenwoordigen staat en
hoegrootheid van de kapitalen, onder
derzelver beheer, directie of bewaring, van het
oorspronkelijke grond-fonds, waarop en
waarover de voorgeschrevene recepissen,
obligatiën, certificaten en akten of bewijzen
van aandeel zijn uitgegeven, en van de
nummers, het getal en bedrag derzelve:
alles, ten einde zich daardoor in staat te
stellen om aan ons, onder behoorlijke, ge
heimhouding, het geheel montant der tot
dato dezes aldus uitgegeven obligatiën, cer
tificaten, akten of bewijzen van aandeel te
doen kennen."
Dit koninklijk besluit, waarbij de uitgifte
en plaatsing van buitenlandsche fondsen hier
te lande feitelijk verboden werd, was slechts
de voorlooper van een enkele maanden later
ingediend wetsvoorstel, waarin de materie
nader geregeld werd. Den 14den Maart 1816
werd nml. een wetsontwerp ingediend, be
geleid van eene koninklijke missive, waarin
doel en strekking van het ontwerp als volgt
werden uiteengezet:
Edel Mogende Heeren,
Het leenen van geld aan vreemde mogend
heden hier te lande in de tijden der grootste
welvaart gebruikelijk geworden, heeft bij min
der gunstige omstandigheden de bijzondere
aandacht van het bestuur tot zich moeten
trekken. Hiervan getuigen onder anderen de
maatregelen, in 1808 en 1809 door de toen
malige regering der noordelijke provinciën
vastgesteld, doch tengevolge van derzelver
inlijving in Frankrijk uit het oog verloren,
of zonder genoegzame»ernst gehandhaafd.
De zorg dat geene kapitalen op een
onzekeren voet en voor doeleinden, die aan onze
belangen vreemd zijn, ten behoeve van bui
tenlandsche regeringen, opgeofferd worden,
limiMIIIMMMII
Een Toekomst-Staat
Bloemen en Tuinen, door
C. JlNARAJADASA. (T. M.
M., Amsterdam.)
Het is te voorzien, dat na den oorlog en
gedeeltelijk ook reeds nu, gedurenda den
oorlog, de belangstelling voor hetgeea uit
het Oosten komt, in hooge mate toeneemt.
Er wordt, zooal nog niet verstandelijk,
toch reeds intuïtief begrepen, dat er aan
onze westersche cultuur zeer veel ontbreekt
en dat ontbrekende zullen we van het Oosten
moeten krijgen.
Het plotselinge, overgroote succes van
Rabindranath Tagore is daar al een teeken
van geweest. Men voelde direct: dit is
kunst, dit is ook wijsheid, van een hooger
soort, dan die, welke ons hier in Europa
wordt gegeven.
Rabindranath- Tagore is de eenige niet,
al is hij een van de allergrootsten, van wien
wij het ons in 't Oosten ontbrekende met
dankbare harten mogen aannemen.
Een van de vele anderen is C. Jinarajadasa.
Deze geleerde en kunstenaar (ik wees er in
mijn artikel over Petrucci reeds op dat deze
in 't Oosten geen tegenstellingen zijn) heeft
eenige maanden geleden in Ardyar, bij
Madras, een voordracht gehouden over de
betéekenis van kunst in den allerhoogsten
zin, die i alle beperkte, bekrompen kunst
opvattingen ,van onze westersche
vak"kunst-critici wegvaagt, en enkel den rang
van kunstenaar tevens geleerde en wijs
geer toekent aan hem, die de Goddelijke
wetten in zijn werk neerlegt. Ideeën, zegt
hij o. a., als zou de kunstenaar, slechts in
een toestand van vage onbewustheid zijne
inspiraties ontvangen, zijn in het Westen
nog algemeen ,gangbaar, maar dat een
grondslag van kennis van de goddelijke
komt veoral te pas in een tijdstip, dat de
herleving der scheepvaart Ien de begunsti
ging van alle takken van volksvlijt het
emplooi van alle aanwezige fondsen niet
alleen toelaat en gedoogt, maar ook uitlokt.
Ook hadden wij reeds sedert eenige maanden
voorgenomen, om de vereischte bepalingen
op dit onderwerp in eene wet te verzamelen,
en aldus voor het geheele Rijk toepasselijk
te maken; maar het stond te vreezen, dat de
tijd die na de voordragt van zoodanige wet,
tot aan hare voltooijing en afkondiging,
verloopen moet, door verschillende speculanten
besteed zoude worden tot het vormen van
nieuwe engagementen op buitenlandsche
fondsen en tot het uitbreiden der reeds
bestaande; en het was ter voorkoming van
dergelijke handelingen door welke de maat
regelen, tot wering van het kwaad, in groote
mate illusoir zouden gemaakt zijn, dat Wij ons
verpligt achtten, om door een voorloopig
besluit, het effect der voorheen verleende
permissien en autorisatien te doen ophouden,
en aldus te zorgen, dat de zaak, tot op den
afloop der deliberatien van U Edel Mogende,
in haar geheel bleef. De bedoelde wet thans
aan deze deliberatien onderwerpendu, hou
den Wij het voor nuttig, het gezigtspunt,
waaruit dezelve beschouwd moet wor
den, op te helderen door U Edel Mo
gende mede ,te delen, dat onlangs het
fonds der Nederlandsche Bank, door aan
zienlijke particuliere inschrijvingen, deszelfs
primitief bepaalde hoogte van vijf millioenen
guldens bereikt heeft; terwijl de toeloop,
om deel te nemen in de negotiatie, gevestigd
pp het provenu der tollen van eenige wegen,
insgelijks het sluiten derzelve, spoediger
dan men verwacht had, heeft veroorloofd;
twee alleszins voordeelige daadzaken, waar
van het verband met de in het begin van
dit jaar bevolen stremming der speculatiën
op vreemde fondsen niet twijfelachtig schijnt.
Willem."
Uit deze Missive blijkt dus, dat het denk
beeld van uitsluiting van buitenlandsche
fondsen reeds vaststond, toen het besluit
van 9 Januari werd uitgevaardigd en dit
besluit ten doel had, den aanvoer van buiten
landsche fondsen reeds tijdens de voorbe
reiding van de Wet tegen te gaan. De
voornaamste bepalingen van het Ontwerp,
dat na door de Kamers te zijn aangenomen,
den 21sten Augustus 1816 tot wet verheven
werd, waren:
In de eerste acht artikelen werd bepaald,
dat het vo_ortaan aan niemand geoorloofd
zal zijn, eenige inschrijving op buitenlandsche
fondsen hier te lande te openen of nog niet
reeds hier te lande geplaatste stukken van
reeds bestaande leeningen in te voeren,
zonder daartoe vooraf Ons consent te
hebben bekomen." Voor het verkrijgen van
zoodanige consenten moest, ten behoeve
van 's lands Amortisatiekas, eene retributie
van 2 pet. van het beloop der negotiatie
betaald worden onverminderd de gewone
regten van zegel, registratie en hypotheek."
Ten bewijze dat voor de stukken die in
omloop gebracht werden het Koninklijk
consent verleend was, moesten zij dooreen
notaris gecontrasigneerd en door den Direc
teur-Generaal van 's Lands Amortisatiekas
geviseerd zijn, welke beide autoriteiten zich
vooraf moesten vergewissen, dat geene
stukken in omloop gebracht werden boven
het bedrag, waar voor het consent verleend was.
Bij art. 9 werd het drukkers of uitgevers
van maandwerken of dagbladen verboden
advertentiën, prospectussen of annonces,
ter zake voormeld of daartoe betrekkelijk,
te drukken en uit te geven of te distribueren
dan met uitdrukkelijke vermelding van Ons
consent, waarvan dezelve alvorens een extract,
door een notaris geautentiseerd, zullen moeten
vragen en ter hunner verantwoording be
waren." Een en ander op straffe van een
geldboete van f600, en intrekking van het
patent des overtreders,' voor den tijd van
zes jaren.
In art. 10 werd het aan provinciale, plaat
selijke of stedelijke besturen, directies van
Armenkassen, Diakoniën, pieuse gestichten,
voogden of curators enz. expresselijk ver
boden, om de ledig liggende gelden, door
hen in derzelver administratiën of boedels
gevonden, te beleggen in, of daarvoor aan
te koopen eenige buitenlandsche fondsen,
of ook eenige alhier te lande met of zonder
ons consent uit te geven obligatiën enz.;"
met dien verstande nogtans, dat aanwezige
vreemde effecten in natura zullen kunnen
behouden blijven.
In het oorspronkelijk ontwerp was nog
een alinea bij dit artikel gevoegd, waarin
een boete van f 1000, benevens vergoeding
van kosten, schade en interest op overtre
ding van die bepaling gesteld was. In de
wet komt die bepaling niet voor, zoodat zij
wetten hiermede bedoeld ook: de my
stieke Levensbron en de occulte mysteriën
van het Leven in den gansenen kosmos
een noodzakelijke voorwaarde is voor het
scheppend Genie, wordt in het Westen te
weinig begrepen. Jinarajadasa zeide in die
voordracht:
Kunst bereikt haar hoogtepunt, wanneer
ze op de volkomenste, zuiverste wijze ons
in aanraking brengt met de Goddelijke Bron.
Daartoe is noodig, dat de kunstenaar de
Goddelijke wetten kent, in zijn kunstwerk
neerlegt en bewust met ze samenwerkt".
Dit zelfde is vór eeuwen in China reeds
gezegd door den grooten chineeschen schil
der Sie Ho (479-503 n. C.) in zijne bekende
Zes Principes der Schilderkunst".
Als een der hoogste voorbeelden hiervan
wijst Jinarajadasa, voor de kunst der archi
tectuur, op de egj'ptische Pyramiden, won
dere symbolieke bouwwerken, die maar door
weinige westersche vak"-geleerden door
grond zijn, maar die, voor den in symboliek
ingewijden oosterling, uiterlijk verzinnebeel
den het groote scheppende beginsel der
natuur, en tegelijk afbeelden de beginselen
der meetkunde, wiskunde, astrologie en
sterrekunde.
Die pyramiden bevatten de sleutel der
wiskunde in haar belichaming van het
getal, en zij symboliseeren meetkundige
verhoudingen als: den omtrek, dichtheid en
vorm der aarde, afstanden van zon, aarde,
maan, en planeten, enz.
Jinarajadasa legt in zijn voordracht den
nadruk op de groote noodzakelijkheid van
een grondslag van kennis, ten einde het
besef te krijgen van de Eenheid voor Weten
schappen, Wijsbegeerte, Godsdienst en Kunst,
aan de menschheid te geven tot het ver
krijgen van inzicht.
Alles, wat wij hier in 't Westen leeren
er blijkbaar bij de behandeling uitgelicht is.
Op overtreding van de bepalingen der
eerste acht artikelen werd een boete gesteld
van zes duizend gulden, benevens gevangenis
van niet minder dan twee en niet langer dan
zes maanden.
Bij het oorspronkelijk ontwerp was voor
gesteld de geldboeten te appliceeren" n
derde ten behoeve van 's Lands amortisa
tiekas, n derde ten behoeve van den offi
cier, die de calange" doen zal en n derde
ten behoeve van den aanbrenger. Bij de
behandeling is deze verdeeling echter blijk
baar weggevallen, want in de definitieve
wet wordt alleen gesproken van boeten
ten behoeve van 's Lands amortisatiekas."
Den 21sten Augustus 1816 werd deze wet
door den Koning bekrachtigd. Bijna acht
jaar bleef zij in werking. In November 1823
werd namelijk een wetsontwerp ingediend,
houdende nieiuve bepalingen omtrent de
heffing der regten van zegel, registratie,
hypotheken en successie," waarin ook een
artikel opgenomen was, houdende intrekking
van de wet van 21 Augustus 1816 op bui
tenlandsche fondsen, behoudens de bepaling
van Art. 10 betreffende de belegging van
ledig liggende" gelden, die gehandhaafd
bleef. Aan die intrekking had de toenmalige
regeering echter vastgekoppeld een nieuwe
heffing, nml. van eene coupon-belasting op
buitenlandsche effecten, die aan de bron
zoude geheven worden, d.w.z. evenals
thans nog bij de income-tax in Engeland
geschiedt door de bankiers en
betaalkantoren bij de verzilvering der coupons zoude
worden ingehouden en met het Rijk verrekend.
Deze coupon-belasting vond echter heftige
bestrijding in de Tweede Kamer, en ofschoon
de intrekking van het verbod tot uitgifte van
buitenlandsche fondsen algemeen instem
ming vond en zelfs de regeering in hare
memorie van toelichting verklaard had, dat
de wet van 1816 nimmer het beoogde doel
bereikt had, werd het nieuwe ontwerp den
27sten December 1823 met 60 tegen 41 stem
men verworpen, uitsluitend omdat de Kamer
hare sanctie niet wilde verleenen aan de
voorgestelde couponbelasting.
In Mei daaraanvolgende diende de regee
ring een gewijzigd ontwerp in, waarbij de
aanvankelijk voorgestelde coupon-belasting
vervangen werd door de heffing van een
speciaal zegel van 3 per mille op buiten
landsche fondsen, met een minimum van
f 0.75 voor stukken van minder dan f 250.
van f l .50 voor stukken van f 250?f 500.
en van f 3.?voor stukken van f 500- f 1000.
Ook tegen dit zegelrecht bestond groote
oppositie, maar minder dan tegen de cou
pon-belasting. In den gewijzigden vorm
werd de wet dan ook den 29sten Mei 1824
aangenomen, maar slechts met eene meer
derheid van 55 tegen 45 stemmen.
Zooals 'in den aanvang van dit artikel
medegedeeld, was eene hoofdoverweging
voor het maken van bepalingen tot beper
king van de plaatsing van buitenlandsche
fondsen, om daardoor de koersen van de
Nationale fondsen te steunen. Dat dit doel
niet bereikt werd, kan hieruit blijken, dat
van 1816 tot 1824 de prijs van Integralen
zich vrij constant op een koers van 47pCt.
bleef bewegen. Niet zoodra was echter het
voorstel tot intrekking der wet van 1816
ingekomen, of eene Belangrijke koersver
heffing van Integralen had plaats en binnen
enkele maanden kon die koers zich in het
midden van 1824 tot 62 pCt. verheffen.
Of die plotselinge koersverheffing een
gevolg was van die intrekking, of ondanks
die intrekking plaats had, waag ik niet te
beslissen. Opmerkelijk blijft het in elk geval,
dat maatregelen, expresselijk getroffen met
het doel om de koersverheffing van de
Nationale Schuld te bevorderen gedurende
de acht jaren, dat zij in werking waren
geen doel getroffen hebben en dat
onmiddelijk na de opheffing dier geforceerde
maatregelen, de nationale fondsen .uit de
natuur zich aanmerkelijk in koers konden
verheffen.
J. D. SANTILHANO
Lof der Benzinisten
Militair Automobiel-Concours in het Stadion
Hoe vreemd", fluisterde mijn beproefde
vriend ter rechterzijde, dat men hier niets
van den bandennood bemerkt!" Zijn goed
moedig, dikrond gelaat, waarop lichte
dauwdroppels parelden, was vragend tot mij
opgeheven.
Wij bevonden ons in het Stadion en het
was de laatste Zondagnamiddag in Augustus
1915. Om ons heen rezen de tribunes wijd
uit en van de torentransen wapperden
hangt los aan elkaar, in aparte vakjes, zon
der Eenheid. Men leert chemie, men leert
wiskunde, genees- en heelkunde, technische
wetenschappen, oude talen, oude godsdien
sten, euz. enz., maar de Eenheid, die aan
alles ten grondslag ligt, daarvan heeft het
Westersche onderwijs, noch 't Lagere, noch
't Hoogere, geen vaag besef. En daarom is
onze westersche cultuur zoo voos, en is zij
op de jammerlijke catastrofe van dezen oor
log kunnen uitloopen.
In zijn juweel van een boekje Bloemen
en Tuinen', geeft de dichter-geleerde-filosoóf,
die Jinarajadasa is, een droom dien hij door
leefde, een droom van een schoonen toe
komst-staat, een staat, waarin de mensch
heid, behalve het gewone mentale verstand,
dat het Westen uitsluitend bezit, ook nog
een ander, ongewoon verstand zal bezitten
om haar te verlichten, namelijk de Intuïtie.
Waar de gewone vorm, de mentale methode,
het Westen, met zijn zuiver empirische weten
schap, tot debacle en catastrophe geleid
heeft, zal de Intuïtie het verstand aanvullen
en den weg wijzen tot dieper, mystiek
inzicht in het Wezen der dingen en ver
schijnselen.
Een droom, en vooral een droom als
deze, waarvan Jinarajadasa overtuigd is, dat
hij hem door een Hooger Wezen (onbekend
in de westersche empirische wetenschap,
beoefend door het gewone Verstand) is
gezonden, is niet iets om te beschrijven en
critisch-mentaal uit te rafelen. Deze droom,
dichterlijk verbeeld in het kleine, eenvou
dige boekje Bloemen en Tuinen" is ook
eigenlijk allén te doorvoelen door de
zeldzamen in het Westen, die begiftigd zijn met
dat andere, ongewone verstand, dat de
dreorner van dit gedicht Intuïtie noemt. Ik zal
hier dus enkel dit boekje aankondigen, maar
niet met grove mentale procédés deze b
venDe barrière opzij!
De chauffeur, ietwat illusionair geholpen door zijnen meester, ruimt de versperring op
vreemdsoortige vlaggencombinaties als:
Fransch-Duitsch, Engelsch-Turksch, of
Russisch-Oostenrijksch, op een nattig mot
regenwindje.
Rondom het Wijde gras-ovaal snorden de
wagens onzer gegradueerde chauffeurs
elkander na.
Juist werd luitenant M..n..s, achter het
stuur zijner luxe-limousine, door eenige
kogels in het achterhoofd getroffen en
snorrend raasde zijn wagen achteruit, zonder
strafpunten, buiten het bereik der vijandelijke
schutters.
Het Militair Auto-Concours was in vollen
gang
Men zegt mij", ging mijn vriend, tot
groote ergernis van enkele omstanders, voort:
dat de opperbevelhebber groote zuinigheid
in het bandengebruik heeft aanbevolen, dat
het beter is, indien van militaire banden
geen gebruik wordt gemaakt voor tochtjes
naar Zandvoort "
Weer klonken eenige knallen.
Verschrikt wendden wij onze blikken naar
luitenant M., maar deze verkeerde reeds
lang weer in veiligheid. De schoten hadden
geklonken uit het Buffet H., waar de eere
wijn ontkurkt werd.
Terwijl mijn vriend nog wijders betoogde
en inmiddels zijn regenjas wat hooger
toeknoopte, gingen de behendigheidswjdstrijden
voort. Telkens weer verscheen snorrend een
andere wagen voor de onophoudelijk ver
nielde en dan weer herstelde brug en ver
schenen een andere heer en dienaar, om
hunne pionierslusten bot te vieren aan de
splinterige balken.
Goedig, telkens even applaudisseerend om
de ijzige stilte wat te breken, zagen wij
toe, hoe de brug werd vernield, hersteld,
overreden en weer vernield....
Toen legde mijn zwaarlijvige vriend weer
plots zijn hand op mijn schouder en vraagde,
schuchterder dan tevoren, terwijl hij de vol
gende deelnemers bekeek:
Is het waar,... zouden er ... zijn er aan
het ambt van automobiel-officier zekere, hm,
hm,... zekere gelófseischen verbonden...?"
Hij bladerde schijnbaar achteloos het pro
gramma door, en juist wilde ik hem naar
mijn beste weten antwoorden, toen een luid
geroep uit een der loges onze aandacht trok.
Bij den ingang was nl. iemand ver-chenen,
die een hoogen hoed droeg, en in minder
dan geen tijd was deze persoon omstuwd
door een groot aantal commissarissen en
portiers. Zelfs de knaap die luidkeels:
kwatta en handperen" te koop aanbiedt,
was toegesneld, en reeds zag ik mijn vriend
van bank op bank springen, en zijn
corpulente leden in den groep dringen.
Even later keerde hij terug, en zeide, het
zweet van zijn voorhoofd vegend:
Men dacht dat het de burgemeester was,
die dit eerste militaire' auto-feest kwam
bezoeken maar het was iemand anders! "
Inmiddels waren de benzinisten er toe over
gegaan, om hunne behendigheid weer op
andere wijze te afficheeren.
Wij zatig kleumig bijeen, en keken toe,
hoe de wagens weer rondsnelden, om het
tartend-ledige middenterrein.
Volgens het programma vervoerde de
vluchtende wagen belangrijke militaire docu
menten, maar het eenige wat men zien kon,
was het glundere gelaat van den
voetballllllllllllllllllllimlIIIIIMIMHIIIIt lllllllmlMMIIIIHUmlMlllllinlmlMMll
mentale, ijle sfeer trachten te doorwroeten.
Men leze het, en zoo men wat intuïtief is
aangelegd, zal men een voorgevoel krijgen
van een toekomststaat, waarin verschrikke
lijke oorlogs-catastrophes als die, welke
wij thans beleven, onmogelijk zullen zijn,
omdat de menschheid het diepere inzicht
zal hebben in alle leven en ontwikkeling
van Leven.
Wél wil ik even met nadruk wijzen op
hetgeen Jinaradasa, als hij zijn droom heeft
uitverteld, als na-woord zegt over hetgeen
thans in het Westen aan onzen staat en
onze opvoeding ontbreekt. (Ik zal hier en
daar cursiveeren.)
De grond van de zaak" zegt Jinarajadasa,
ligt in het feit, dat wat wij den staat noe
men onze wetten, ons opvoedingsstelsel,
onze burgerlijke idealen de intieme en
werkelijke dingen van het leven niet raakt.
Waarom moeten onze staatslieden alleen wet
ten maken om ons te bedwingen alsof wij
menschen waren ontwikkeld uit den aap en
ook niet wetten, om ons tot leiding te dienen,
waar wij toch ook engelen zijn, voor een
wijle nedergedaald uit den hemel ?"
Hij vergeet er bij te zeggen, hoewel hij
't wel weet, dat dan ook, zooals reeds Plato,
en ook Conf ucius leerde, de staatslieden
wijsgeeren zouden moeten zijn.
Al het werk, dat thans gedaan wordt in
onzen staat, acht Jinarajadasa zonder doel
en wet, zoolang het levensbegrip zelf niet is
veranderd,en hij schrijftdeze gulden woorden:
Want de grootste ellende in de wereld
ontstaat niet door honger en dorst en ziekte.
het wereldwee komt voort uit het feit dat de
menschen niet weten hoe te leven, zelfs indien
elke fysieke behoefte werd bevredigd. Behalve
een weinig godsdienstonderwijs, dat heden
ten dage alle godsdiensten meer naar de
letter dan naar den geest leert, onderwijst
official, die, ook niet dom ,'alle tochtjes
medemaakte.
Hoe droevig" zuchtte mijn vriend ont
wakend. .. Hier binnen zijn auto's te over,
en buiten is geen taxi te krijgen, want er
is bandennood; hier heeft men tot 16 maal
toe gewichtige documenten vervoerd, die
niet eens bestaan,... en ik zal door die
piasregens naar huis moeten wandelen, en
van avond alles behalve gefingeerd verkou
den zijn... want- er is bandennood... l"
Hij was ondertusschen in vuur geraakt,
en, boven op de bank staande riep hij luid
en voortdurend: Bandennood, haha, banden
nood, hahaha, verkwisters, bandenvreters!"
Ik trachtte hem bij de jas te grijpen, en
naar beneden te rukken, doch hij weer
stond mij.
De menschen om ons heen waren allen
ontwaakt en keken, aanvankelijk wat suffig,
maar allengs woedender, toe...
Eindelijk stond iemand op, en riep: Hoe
durft u, mijnheer, nu toonen onze
benzineofficieren tenminste dat ze mér kunnen
dan een mooi pakje dragen... zij...
Nonsens, bandenvreters", riep mijn vriend,
purper van woede en koude, zij rijden met
papa's toerwagens! Kom eens in Duitschland!
Geen militaire wagen nder de 30 p.k., stoere
chassis, stevige motoren en hier... vliegen
zijn er bij, muggen,... militaire dillettanten,
bandenvreters... bandennood ... haha !
Het tumult werd onbeschrijfelijk... men
sleurde mijn vriend van de bank en naar
den uitgang (Ik volgde
of-ik-er-niet-bijbehoorde!) Men ranselde met stokken en
regenschermen en boven alles klonk nog
hoewel ietwat heigend het schrille
bandennood", haha!" van mijn zwaarlijvigen,
nu tot het uiterste opgezweepten, vriend
Buiten vond ik hem gehavend doch fier
terug. Het carousselrijden der
motorwielrijders hebben wij gemist.
Maar men verzekert mij, dat het hél
aardig geweest moet zijn.
MELIS STOKE
AMSTERDAM. ROMN 1tó,
DEM HAA6vli9«at>ttH»E 202.
iiiiiiiiiiiiiiiiii
niemand de burgers van een land in de eerste
beginselen van het levent Onze staten maken
meer wetten om misdaad te voorkomen dan
om deugd aan te kweeken. Wie van ons,
die school- en universiteit-opleiding hebben
gehad, kan zeggen, dat zij ons onderricht
hebben te leven ? Leeren wij het boek des
levens niet eerst lezen na de school en de
universiteit wanneer wij voor ons zelven de
vraagstukken oplossen, van wier bestaan men
ons nauwelijks een aanduiding gegeven had?
Hebben onze onderwijzers en professoren
ons geleerd, dat leven alleen werkelijk leven
is, wanneer wij er buiten staan en het ge
bruiken om de behoefte onzer ziel te dienen ?"
En ten slotte deze gewichtige woorden:
Onze regeerders prediken voor ons wan
neer wij het dier in ons uitleven, maar
welken strijdkreet hebben zij ons te geven,
wanneer wij kampen in de rangen van het
idealisme ?"
Men overwege de ernstige woorden van
dezen geleerden, dichterlijken oosterling
goed Het zijn de woorden, die wij, juist
in deze oorlogs-crisis-tijden als brood en
water noodig hebben voor onzen
toekomstigen staat, onze toekomstige opvoeding.
Ik kan voorloopig reeds mededeelen, dat
ook in ons land door verschillende mannen
en vrouwen deze ernstige dingen, ons onder
wijs en onze opvoeding rakend, buiten dit
boekje van Jinarajadasa om, geheel uit eigen
gevoelde behoefte, overwogen zijn Er be
staan hieromtrent groote plannen, die ik in
dit weekblad nader hoop te behandelen als
de tijd daar is.
HENRI BOREL