Historisch Archief 1877-1940
5 Sept. '15. No. 1993
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Oorlogsindrukken uit de portefeuille van M. Bauer
(Eenige onuitgegeven teekeningen, ter reproductie aan de Amsterdammer" afgestaan)
Onze Schilders
IX
M. BAUER
Als 't zin had, iemand te benijden om
gayen en aanleg, zoodat wij er zelf beter
en dieper van inhoud door werden, dan zou
't Bauer zijn.
Bedeeld met een rijke verbeelding, met
een dichterlijken kijk op de werkelijkheid,
heb ik dezen kunstenaar altijd n onzer
belangrijkste schilders gevonden. Immer
groot en grootsch de dingen ziende, bouwt
hij zijn werk als in de ruimte zelf en mag
het ontleend zijn aan 't hedendaagsche
oosten, hij droomt en dicht een duizend
en n nacht."
Vol devotie, weidsche praal en feestelijk
heid, vol van 't zwoele en geurenrijke, maar
vooral vol licht en zonnestoven zijn de ver
beeldingrijke: godsdienstige handelingen,
optochten, moskeeën en paleizen. Zijn
rnaandoorweven nachten zijn als die, waarin
-Sherezade haar onuitputtelijken schat van
boeiende vertellingen doet. Die nachten, ze
zijn als droomverloren gezien, met inge
houden adem en een ontroering, die bang is,
?dat zooveel schoons geen stonde blijven kan
«n al te vroeg voorbij zal gaan.
Bauer werd in 1867 in den Haag geboren.
Het Nieuwe Jaar
Een geboren kunstenaar als hij, heeft na
tuurlijk altijd geteekend en zijn genegenheid
voor 't dichterlijke en verbeeldingrijke uitte
zich reeds als jongen, toen school- en
schrijfboeken vol gekrabbeld werden met
oostersche voorstellingen.
Hoe moet 't hem dus te moede geweest
zijn, (nadat hij vanaf zijn zestiende jaar de
lessen aan de Haagsche academie gevolgd
had), toen hij door wijlen, de zoo juist te
onderscheiden wetende, E. J. van Wisselingh,
in staat gesteld werd, om een studie-reis
naar Constantinopel te maken en in werke
lijkheid te zien, waarvan zijn jongensziel
vervuld was geweest. Dat was in 1888.
Ik heb de teekeningen gezien, welke hij
in die drie maanden gemaakt heeft en zij
troffen mij bijzonder door hun raakheid en
als oogenblikkelijknaar'tleven opgeschreven.
Hoe onbewust Bauer zelf tegenover dat
werk uit dien tijd gestaan heeft, bewijst wel,
dat zij jaren onuitgepakt gebleven zijn. Het
zou de moeite loonen, daar eens een ten
toonstelling van te zien.
Na Constantinopel, na die eerste reis, zijn
vele gevolgd; werden Palestina, Egypte,
Britsch-Indië, Marocco bezocht. Rusland,
tijdens de kroning van den Czaar, Italië,
Spanje, om van de meer nabij gelegen lan
den niet te spreken, kregen hun beurt.
Als een zoeker naar kostbare en weinig
geziene dingen, bracht hij van elke reis een
schat mee naar huis, waarvan wij de ge
volgen in reeksen van etsen, teekeningen
en schilderijen uitgestrooid zien.
En steeds treft zijn werk opnieuw door
evenwicht, prachtige verdeeling van licht
en donker, rijkheid van groepeering en com
positie, maar bovenal door ruimte. Vandaar
die ijlheid, vandaar is alles toon en staat
ook in zijn grootste krachten het licht er
vór, wordt alles daaraan ondergeschikt.
Nog moet ik wijzen op zijn werk ontleend
aan den Bijbel en 't vorige jaar, toen de
firma Van Wisselingh een tentoonstelling
hield van zijn Bijbelsche schetsen was het
onder meer opmerkelijk, zijn voorliefde te
zien voor den propheet Jeremia, die hem
inspireerde tot telkens weer andere compo
sities. Prachtige illustraties (etsen) maakte
hij bij de Akadisseryl" van Villiers de
l'Isle Adam, in de vertaling van Lodewijk
van Deyssel; bij La jeunesse inaltérable"
en 't vroegste dichterlijke werk van Arthur
van Schendel.
Van een nog niet gekenden kant zijn de
hierbij gereproduceerde Oorlogsimpressies"
uit eene onuitgege
ven verzameling in
Bauer's portefeuille. " ".
Dat een zoo gevoe- '
lig mensch, sterk on
der den indruk zou
komen van deze
vreeDe Vlaamsche Leeuw en de Duitsche Adelaar
selijke tijden, van een oorlog, die als een
geesel de menschheid striemt, een ellende,
laagheid en onwaardigheid te voorschijn
roept, zoo ontzettend treurig, behoeft niet
te verwonderen.
Evenmin, dat Bauer ook hier gedachtenrijk
en zielvol werk te zien geeft. Want waar
hij zijn krachten geeft, wordt het tot iets
schoons, omdat de kunst bij hem natuur is
en hij in waarheid een scheppend kunstenaar.
F. BOBELDIJK
Chantecler
Vór den slag
?IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIiiiiiiiiiiiiiilllllllllllirllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIHII
miiiiiiimmMiimiiiiiiiiiiiiiiminiiiiiii
III llllttllllllllllllllltllllllMIIII
Jan Veth
ii
Veth is een schilder, die zijn belangrijk
heid moet winnen door intellectualiteit; noch
in kleur noch in droom is hij groot. Dit
beteekent ten eenen male, dat hij het latente
mist, en dat de overtuigende stem uit de
diepte zelden in het koor der kleuren gehoord
wordt in zijn werken.
De Intellectualiteit, die Veth en anderen
eigen is, kan op twee wijzen zich openbaren
in de schilderkunst. Zij kan zijn scherpe
bepaling van het voorgestelde, vaste schik
king der elementen van ziel en kunst, en
zij kan door die scherpte altijd op nieuw
den geest tot zich trekken, en door blank
heid van wezen steeds verrukken. Zij is dan
als een scherp en ijl- schijnsel op hooge
toppen. Zij is koel maar lucht en opjagend
als het licht zelf. Zij is vlijmend-scherp.
Zij is kristallijn; scherp-gesneden en door
de groote mate van de hoedanigheid die
zij bezit blijvend. Zij mist zekere lokkingen
van de zwoele kleur maar zij bezit de
grootere eigenschappen van den klaren, uit
alle troebelheden overgedistilleerden geest.
Voor deze smetteloosheid, die zuiver gees
telijk is en als hel zingen, is er in Veth een
'iets, waardoor hij haar nooit bereiken zal:
een weeke romantische neiging verhindert
het blinkend opstijgen.
Er is een tweede intellectualiteit, die de
mindere zuster van de eerste is, en door
de meesten onzer daarom liever over onzen
drempel genood wordt. Zij is minder schep
pend, minder hooghartig en eenzaam; zij
heeft de neiging om op aardschen grond
te compileeren, liever dan in 't haast witte
blauw zingend te verdwijnen.
Deze tweede intellectualiteit vindt ge in
Veth's werk; niet eens in de belangrijkste
kracht. Veth's werk bezit détails; bezit
psychologie (van n soort); bezit zekere
(liever: bepaalde) bezinning, die niet altijd
zeker is.
Het détail in Veth's schilderijen komt niet
ten eerste voort uit een psychisch zeer ver
indringenden geest, maar het komt recht
streeks voort uit zijn zucht tot verzamelen,
Zijn psychologisch bevattingsvermogen is.
om het met deferentie te zeggen, niet buiten
gewoon. Te veel portretten wijzen dit voor
wie zien kan uit. Hij heeft nooit verrast
door intellectueele vondsten, en er is geen
enkele zijner uitingen die glans verleent aan
't tijdperk, waarin hij schildert. Hij is wel
licht het best, wanneer hij geleerden weer
geeft', wier lichaam wat lijdend is. Voor
regenten-koppen, burgemeesters, bewinds
lieden mist hij de gebiedende macht; voor
meisjes mist hij het gevoel der iele gratie
en der ontluikende gevoelens; voor de wer
kelijke voornaamheid is hij te burgerlijk. Hij
is als type in de schilderkunst een gedegen
Hollander; vol conventie, vasthoudend; maar
niet verrijkend; een daaglijksch boek van
goede hoedanigheid.
Door zijn intellectualiteit van tweede orde
is ook de bezinning, de overweging in de
portretten, wat bouw betreft en kleur aan
gaat, nook zó, dat zij treft bij langdurig
beschouwen. Dit element is in werken van
sommigen een verrukking. Ge gevoelt, hoe
de spits-denkende geest zon en zocht en zich
vermeide, en gespiegeld werd in de subti
liteiten of grootheden van den onderbouw
van 't schilderij. Ge voelt dien geest zich
wenden of op-klimmen; ge merkt hoe iedere
vezel van het denken trilt in rijke
spankracht. Wie vindt dit of vond dit ooit bij Veth?
En toch waren deze de hoedanigheden,
die hem belangrijk moeten maken. Want
een leugen is wat een niet-onpartijdige laatst
schreef, dat in Veth's portretten de kleur
wierd als in de latere Jozef Israels'(vlietend;
romantisch, wichtloos is ze daar in); Veth's
kleur had in zijn jeugd alleen iets belang
rijkers. En even zeker als dit onjuist is, is
juist, dat ook de Droom in geen enkele der
Vethsche schilderijen zijn zinnenden mond
vertoont en de oogen zijner weemoed, die
kimme-loos is...
Veth is een schilder, wiens intellectualiteit
van de tweede orde zich openbaart in een
aantal werken, waar soms de psychologische
bepaling (van een zeekre klasse geleerden)
niet onbelangrijk is, maar wiens kleur in de
werken zijner jeugd alleen bekoring voor
mij heeft.
PLASSCHAERT
*
Jan Sluyters
Niet lang geleden trachtte ik in een psy
chologisch portret het wezen van dezen
schilder in groote trekken te omlijnen. Een
uitval van den geportretteerde en een kort
woord van verweer, koeler naar mate de
uitval onhoffelijker was, volgde van mijn
kant. Na deze schermutselingen van geen
belang volgde de tentoonstelling in den
Haag, die opnieuw, nu in grooter getal, de
uitingen van Sluyters voor mijn oogen bracht.
Opnieuw trof mij de vurigheid van dit talent.
Deze vurigheid is een goede eigenschap.
Zij zal het later werk, wanneer de geest
meer betoomd is, blijven verwarmen. Deze
uitbundige vurigheid is daarom goed, omdat
zij tot een regelmatigen gloed kan worden.
Maar wil zij daartoe stijgen, en wil zij met
de fijne kleur (die soms tot rijk-aan-rouw
wordt) ons een schilder brengen van belang,
dan moet elke zucht tot vreemdheid, die van
buiten-af komt gemeden worden, als een
verzwakkende kwaal. Deze meening, die ik
in het psychologisch portret" neerschreef,
is na deze tentoonstelling onveranderd ge
bleven ...
Uitvoeriger karakteriseering van dit werk
behoud ik mij voor, maar hier zij vastgesteld,
dat Sluyters zich in den Haag vertoonde
als een schilder soms van bloem-achtige
kleur (in de badende vrouw); soms groot
van contour in de zpogende Moeder", en
daar tevens psychologisch, even zeer als hij
psychologisch en rijk aan droeve-kleur was
in 't portret der staande Vrouw; vlot en
fijn in de Kinderen".
PLASSCHAERT
Het economisch karakter der
middeleeuwsche stad *)
Met groote belangstelling heb ik de dis
sertatie van dr. van Dillen gelezen. Met
groote belangstelling, ook met groote waar
deering voor de massa arbeid, die er aan is
besteed, doch tot mijn spijt niet met even
groote instemming ten aanzien van het be
reikte resultaat.
De schrijver heeft m. i. zijn groote doel
gemist; ten eerste door een verkeerde op
vatting van de door hem bestreden theorieën
en ten tweede door ter bestrijding van de
theorie van Bücher zooals van Dillen die
opvat een weg in te slaan, die tot het
beoogde doel niet kon leiden.
Büchers theorie van de gesloten
Stadtwirtschaft is een economische toestand, waarin
een maatschappelijke arbeidsverdeeling be
staat tusschen een stad en het omringende
platte land, doch waarbij het economische
leven zich toch binnen een kring met zeer
kleinen straal afspeelt. Die straal is de af stand,
welke de plattelands-bewoners kunnen afleg
gen om te voet of met een wagen langs
*) Dr. J. G. VAN DILLEN, Het economisch
karakter der middeleeuwsche stad.