De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 12 september pagina 11

12 september 1915 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

12'Sept '15. No. 1994 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Nadruk verboden Hoe zal Amerika Strijden? (Teekening voor de Amsterdammer" van Johan Braakensiek) IWlLSON : ZOU DAN TOCH DE PEN SCHERPER KUNNEN ZIJN DAN . , . HET ZWAARD . . . ? Oorlogskarikaturen *) De worstelstrijd, dien we thans moe ten beleven, heeft de geesten wel ontketend! Naast de millioenen, die hun leven in de waagschaal stellen, strijden er duizenden met de pen, en nogmaals duizenden met de teekenstift en het is opmerkelijk, hoe in de gelederen der beide laatste categorieën van strijders ook talrijke onderdanen van neu trale landen een plaats hebben ingenomen. Geen beter bewijs, hoe gansch de menschheid vervuld is van het ontzettende, waar van we in deze dagen getuige zijn. Meenoemde sportterreinen achter het Stadion bevinden. Men had mij verteld, dat werptentgodinnen zich plachten te schminken op de Stadion tennis-courts en dat allerlei woonwagengebroed de Hockeyvelden verontreinigde ... ik had er geen geloof aan geslagen... Maar wat nu in enkele secunden geschiedde, deed mij niet langer twijfelen. Mijn zwaarlijvige vriend was nl. in woede ontstoken, en zijn schrille stem klonk boven draaiorgels en' electrische piano's uit: zwij nen" riep hij kermisgespuis, lolmaken in oorlogstijd, dat kanne jullie hè? Geen man en geen cent om je land te bescher men, nietwaar, en hier honderden mannen en ieder twaalf en een halve cent entree plus stedelijke belasting, plus lachhuis, plus Alpensport, plus danspaleis, vroolijke keuken en lekkere bakker, plus elite-draaimolen, plus..." Van alle zijden was men toegesneld; uit de wrakkige woonwagens en uit de helverlichte tentportieken kwamen vieze kerels en sjofele gehoogehoede heeren, en goudschit terende portiers toesnellen, die zich mengden onder de somber zwijgende bezoekers... Een oogenblik was het onheilspellend stil, allén klonk knal-knal van de kop van Jut, en er joedelde iemand hoog in de Alpensport. Feestvierders, profiteerders," riep mijn vriend nog, en ik hield mij wat afzijdig toen hij er aan toevoegde: exerceeren most je hier, inplaats van hossen. Geen man en geen cent voor de kermis ! Hoera !" Pats! daar daalde de hamer van de kopvan-Jut op mijn vriends hoofd, en dit was het sein voor den aanval. Stokken en parapluies werden gezwaaid, dof gevloek klonk en een dichte menschenklomp, waarvan nujn zwaarlijvige vriend het onzichtbaar middel punt moest zijn, werkte zich naar den uitgang... Laffe fuivers," hoorde ik hem nog eens roepen, met zijn laatste adem. Toen was hij buiten. Ik volgde of-ik-er-niet-bijhoorde. Onder een lantaarnpaal vond ik hem terug, bont en blauw geslagen. Hij betastte zijn pijnlijke ledematen. Van af den weg hebben wij toen nog een poos samen naar het kermisfeest gestaard. Een roodige walm hing in de duistere lucht boven de tenten. Een orgel zaagde aldoor denzelfden deun, en de vette baklucht was in den windzucht die tot ons overwaaide. Domme bruten" zuchtte mijn vriend." Och man, gun de menschen dan ook d'r lol!" zeide korzelig een voorbijgaande juf frouw, die alles aangezien had... Men verzekert mij, dat de kermis goed bezocht wordt... Volgens mijn vriend, den secretaris van het Bureau van Controle der Amsterdamsche Kunstzinnighe.d waren er Zondagavond 32000 bezoekers tegen 746 in onzen groot sten Schouwburg!... MELIS STOKE e a 8f doen, daadwerkelijk mededoen aan den strijd, mag men niet, wil of kan men niet, doch waar het hart vol van is loopt de mond van over en men spreekt, men schrijft, men tee kent over niets dan den oorlog. En dit laatste is den menschen door de techniek gemak kelijk gemaakt. In de dagen van '70 moest de teekening, die men wenschte te reproduceeren, in hout gegraveerd, op steen ge bracht worden. Dat waren de goedkoopste vormen van reproductie. Thans echter, nu de chemiegrah'e de reproductie beheerscht, nu langs mechanischen weg de foto wordt ingeëtst op het zink, nu is reproductie bij wijze van spreken geen zaak meer van tijd en van kosten : wat 's morgens de teekenaar voltooide, is des middags in een oplaag van duizenden voor een kleinigheid te koopen. Dat de teekenaar, zich in zijn kunst gevende, daarin zijn haat in de eerste plaats uit spreekt, is begrijpelijk, en spot, ironie, satire zijn de vormen waarin hij zulks doet. >t Is ontzettend zooveel karikaturen er over VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag het mo:to Leekenspiegel", en onder opgave van naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden besc houwd.) S. C. te A. Gaarne zag ik in uwe rubriek de vraag beantwoord of het woord cafeïne" of caffeï'ne" met n f" of met twee /'s" geschreven wordt. Koenen volgt de eerstge noemde en van Dale de andere schrijfwijze. De laatste vijfde druk van van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche taal geeft zoowel c a f e n e als c a f f e n e, en ook onze meening is dat beide schrijfwijzen goed zijn. Het woord is afgeleid van het arabisch kahuah, kahoeah of kahoua, op zijn Turksch uitgesproken als kahoe of kahwe en van daaruit in de verschillende talen overgenomen als caffè(Stal.); coffee (Eng.); kaffee (Duitsch) en café(Fransch). In wetenschappelijke werken vindt men ook meermalen de spelling c o f f e n e. PREÜKZAMI HetStaatkundigEvenwicht inEuropa Ik meende, dat een van de vaststaande feiten, die uit dezen wereldoorlog zonneklaar gebleken zijn, dit was: dat de politiek van het Staatkundig evenwicht, waardoor de vrede in Europa verzekerd was," als ten eenenmale onhoudbaar, afgedaan had De Duitsche Rijkskanselier heeft het in zijn zelfbewuste rede terecht nog eens ge zegd. Maar ook de leiders van de Entente politiek zeggen het niet anders. Een Europa waa-bij thans reeds de Midden-Europeesche rijken geïsoleerd zijn, een werelddeel waarbij de leiders der Entente bij het grootste ge deelte maar steeds meer willen toevoegen een tnple-entente, die tot een quadrupl entente geworden is en waarvan de politiek is, door het vormen van een Balkanbond dezen aan haar te verbinden en aldus een vijfyoudig verbond te stellen tegenover de centralen daar is toch zeker de politiek van het staatkundig evenwicht reeds lans los gelaten. ft gansch de wereld het licht zien. Oorlogvoe renden zoowel als neutralen wedijveren in de publicatie er van; 't is een nimmer op houdende prenten- en platenregen, die op het menschdom neerdwarrelt. Maar een regendruppel verzinkt ras in den grond en het is haast onbegrijpelijk zoo spoedig als teekeningen, in periodieken ge publiceerd, zeldzaam worden! Daarom heb ben we met groote ingenomenheid de publi E. H. NUNES motief, Kopstukken en Over neutraliteit en neutralen. De indeeling had Feith zal het zelf wel erkennen, ook anders kunnen zijn, en hij zal zich bij de samenlezing van de gravures weieens afgevraagd hebben of een of ander plaatje behoorde bij het hoofd stuk wat de een den ander verwijt" of ver woeste steden", bij kopstukken" of de geschiedenis van den oorlog". Maar wat doet het er op stuk van zaken toe ? De te repro Guckkasten ; heid van hen, die zijn de Oorlog in Prent" ter hand nemen, zijn geschrijf voor kennis geving aannemen en zich verdiepen in de aanschouwing der prenten! We willen wel erkennen, dat ook wij be gonnen zijn met te kijken en het lezen eerst later gevolgd is. Laten we hem troosten met de mededeeling, dat er menschen moeten zijn, die de Groene" alleen inzien om Braakensiek's Punch Duitsche Michel: Permitteert u, heer buur man, dat ik de deur open. We hebben|namelijk een beetje tocht noodig." De Wolf: Goeie morgen, klein Roodkapje. Wil ik je niet een van m'n verhaaltjes vertellen?" Kleine juffrouw Holland: Dank je; maar ik ben gén klein Roodkapje, en ik verlang niet naar je sprookjes!" catie gezonden van een bloemlezing van spotprenten, door Jhr. Jan Feith bezorgd. In een boekwerk heeft hij bijeengebracht een collectie reproducties, van door hem als nijver verzamelaar bijeengebrachte karika turen en hij heeft daarmede het publiek een grooten dienst bewezen. Nu toch kan men over een paar jaar in zijn boekenkast terug vinden, wat anders wellicht slechts zeer flauw in de herinnering zou blijven voort leven. Het was geen gemakkelijk werk, dat Feith ondernam. Immers hij kon maar niet vol staan met een bundeltje karikaturen naar den zincograaf te zenden; er moest een zekere gedachtenlijn bij de reproductie voor zitten en bovendien mocht een woord van toelichting, waarom de keuze juist op de gereproduceerde karikaturen was gevallen, een woord van kritische waardeering voor reproducties, zelfs een woord van verklaring soms van eenige af beeldingen niet ontbreken. Den vlotten schrijver en handigen jour nalist Jan Feith was echter dat werk wel toevertrouwd! Veel systeem kon hij natuurlijk in zijn bloemlezing niet brengen. Hij deelde haar in negen afdeelingen in : De allegorie van den oorlog, De geschiedenis van den oorlog, Wat de een den ander verwijt, Ver woeste steden, Hun strijdmachten, De oor logspers in de karikatuur. Sport als oorlogsZeker, de bedoelde passus in de rede van den Rijkskanselier is van gewicht, maar van niet meer gewicht dan de verklaringen die we telkens hooren uit Engeland, Frankrijk, Rusland: wij zullen niet eerder rusten, voor dat het Pruisisch militarisme vernietigd is... Elzas Lotharingen ... oorlogsschatting waar door het Duitschland onmogelijk zal zijn in de eerste vijftig jaar te denken aan aan vallen ... enz. Tenzij het gevaar daarin gezien wordt, dat de schaal van het politiek evenwicht en ook de gewichten thans zoo sterk vastge houden worden door de centralen, dat slechts zij bepalen naar welke zijde de evenwichtsnaald zal wijzen. Maar dat heeft niet meer te maken daar mee, dat de balance- of powertheorie, vol gens het eenstemmig oordcel der Enlente en der Centralen afgedaan heeft. A. KROPVELD Jr. duceeren teekening was aan de vergetelheid ontrukt en dat was de hoofdzaak. En van dien kant de zaak beschouwende, nemen we ook de causerie van den heer Feith op den koop toe. Hij is een onderhoudend verteller, een man van geest en smaak en zijn bijge schreven tekst laat zich best lezen, maar..., tien tegen een, dat de overgroote meerderE. jHÜBNER Redacteur: Dr. A. G. OLLAND Predikheerenkerkhof l, Utrecht EINDSPELSTUDIE No. 22 VAN W. EN M. PLATOFF ZWART f g a b c d e WIT Wit: Kb6, Ddl, Lfl. Zwart: Kg5, Uhl, pionnen c5 en g6. Wit speelt en wint. Oplossing over 14 dagen. PAUL RUDOLF VON BILGUER Wanneer er van Bilguer sprake is denken,; de schakers in de eerste plaats aan het* handboek van Bilguer, dat kortweg de Bilguer genoemd wordt. Ook in deze rubriek heeft men herhaalde malen kunnen lezen: Bilguer geeft hier de volgende speelwijze; of volgens Bilguer is deze zet niet aan te bevelen. Geen schaker, die er naar streeft uit te blinken, kan het tegenwoordig buiten Bilguer stellen en met groote voldoening werd dan ook een paar jaar geleden ver nomen, dat een nieuwe uitgave, de achtste, van Bilguer's handboek zou verschijnen onder redactie van Carl Schlechter den be roemden Weenschen schaakmeester. Nu is voor enkele weken reeds de negende aflevering van de nieuwe uitgave ver schenen en nadert het boek zijn voltooiing. Voor hen, die niet precies weten, wat de Bilguer dan wel bevat, zij medegedeeld, dat in de voornaamste plaats Bilguer's hand boek is een gids in den doolhof der openings varianten. In Bilguer kan men van de meest gebruikelijke openingen een zee van vari anten vinden. Hij, die goed thuis is in Bilguer heeft bij het spelen van de opening een grooten voorsprong boven zijn tegen stander, die, ofschoon wellicht evengoed positie- of combinatiespeler, geen werk ge maakt heeft van de studie der openingen. Daarom is het voor natuurspelers, dat zijn zij, die niet theoretisch onderlegd zijn, ook onmogelijk, hoe sterk zij overigens spelen, met succes den strijd aan te binden met de moderne meesters, die allen zonder onder scheid de theorie der voornaamste openingen kennen. Om een uitblinkend schaakspeler te zijn moet men tegenwoordig studeeren en het gewichtigste studieboek is daarbij de Bilguer. Hoe weinigen, die door de be studeering van Bilguer in de opening der partij reeds een gewonnen stelling krijgen denken daarbij aan den man wiens naam dit handboek draagt. Het is den 21sten September van dit jaar juist 100 jaar ge leden, dat Paul Rudolf von Bilguer, de stichter van het handboek, geboren werd. *) Zijn vader was soldaat; tijdens de geboorte van zijn zoon Paul, Hauptmann te Ludwigslust in Meckelenburg. Natuurlijk moest Paul ook soldaat worden. Op school onderscheidde hij zich in de mathesis en over het geheel door een meer dan alledaagsche begaafdheid. Had hij aan zijn natuurlijke neiging gevolg kunnen geven dan zou hij jurist geworden zijn, maar zijn vader wilde het anders. Zoo k wam hij alsofficier bij de Pruisische infanterie. Bilguer was van zeer delicaten lichaams bouw. De zware dienst onder een strengen chef ondermijnden zijn gezondheid. Met zijn kameraden ging hij weinig om, daar zijn voorliefde voor het schaakspel slechts door weinigen der officieren van het regiment werd gedeeld. Wel is w^ar werd hij geluk kigerwijze in 1837 naar de krijgsschool te Berlijn gestuurd, waardoor zijn geestelijk leven meer kleur kreeg, maar de toenemende ziekelijkheid van zijn lichaam dwong hem in 1839 weer in zijn garnizoensplaats terug te keeren en nog in hetzelfde jaar het sol datenleven vaarwel te zeggen. Door zijn *) Meer bizonderheden vindt men in: Paul Rudolf v. Rilguer, Ein Lebensbild, von O. Koch, Leipzig 1915, Verl. Hans Hedewig. teekeningen en de rest voor kennisgeving aannemen! Gelijk we reeds zeiden, moest Jan Feith, door de uitgevers uit den aard der zaak aan een zekeren maat gebonden, zich bepalen tot een bloemlezing uit zijn rijkdommen aan prentkunst. Maar de uitgave slaat in bij het publiek daar valt niet aan te twijfelen zou dat dan voor hem en de uitgevers niet een reden zijn om hun werk voort te zetten? De platen- en prentenregen duurt voort, neemt zelfs toe. Laat hij dan, ten minste zoolang hij er berging voor kan vinden, zijn bundels blijven verzamelen en de uitgevers overtuigen van de noodzakelijkheid om een vervolgbundel, misschien, ris de oorlog lang duurt, nog een derde bloemlezing in het licht te geven. Zijn tijdgenooten verplicht hij er mede, de geschiedschrijvers der toekomst echter niet minder! KELLER *) Jan Feith, De oorlog in Prent", uitgave van Scheltens en Giltay, Amsterdam 1915. Fransche Pers: Gister heb ik bijna mijn eigen overwinningsbulletin niet ge loofd !" korten diensttijd kreeg hij geen pensioen, zoodat hij volkomen van alle middelen ver stoken was. Bilguer verloor echter den moed niet. Hij begaf zich naar Berlijn en trachtte daar door het schrijven van artikels, kritieken op pas verschenen boeken en door onderricht te geven in de mathesis de kost te verdienen. Hierdoor echter ging hetgeen hem van zijn gezondheid restte verloren. Slechts schijnbaar genezen vertrok hij, na eenigen. tijd in een kliniek doorgebracht te hebben naar zijn geboorteplaats, in de hoop in de kring zijner familie de verloren ge zondheid te herwinnen. Ijdele hoop! hij ging steeds meer achteruit. Zijn krachten namen immer af. Zijn oogen begonnen hun dienst te weigeren, zoodat hij in de laatste dagen van zijn leven zijn vrienden en familie leden slechts aan hun stem herkennen kon en den 16 September 1840, nog geen 25 jaar oud, viel hij als slachtoffer van de tering. Paul Bilguer was volgens de beschrijvin gen een teer en gevoelig mensch, een min der geschikt persoon voor het soldatenleven kan men zich moeilijk denken. Hij haatte lichamelijke inspanning, vreesde voor koude. Op zijn adel, die trouwens van niet zeer ouden datum was, ging hij niet prat, hij gevuelde zich meer tot het burgerlijk milieu aangetrokken. Zijn ziekelijk gestel en de eenzaamheid gedurende zijn militaire loop baan konden hem somwijlen toch ergeren, ofschoon hij gewoonlijk zeer rustig was en niet liet bemerken, ook niet bij het schaken, dat iets zijn gemoedsstemming in beroering bracht. Hoe en waar Bilguer het schaken leerde is een onopgelost raadsel. Een feit is het slechts, dat hij, toen hij in 1837 de krijgsschool te Berlijn bezocht, terstond met den Berlijnschen meester Bledow in aan raking kwam en zich weldra als meester ontpopte. Na een tijd van malaise Deschapelles, de beroemde Fransche schaakmeester, die na de slag bij Jena Berlijn bezocht ver haalt, dat de hoofdstad van Pruisen slechts schaakstumpers telde met wie Deschapelles onder groote voorgiften moest spelen was het schaakspel te Berlijn ineen stadium van opkomenden bloei. Bledow een leeraar te Berlijn had daartoe veel bijgedragen. Hij wist de jongeren te bezielen en te leiden en al ras vormde zich een keurbende van meesters, die in de schaakgeschiedenis be kend staan als het Berlijnsche zevengesternte. Het waren behalve Bledow de meesters Horwitz, Mayet, Hanstein, von der Lasa, Bilguer en Schorn. Deze kwamen tezamen in de in 1827 opgerichte Berliner Schachgesellschaft." Des zomers vergaderde men in den Blumengarten" gelegen in de voorstad Potsdam waar in prachtige kastanjelanen de schoonste combinaties werden uitgebroeid, des winters in caféBelvédère, midden in Berlijn gelegen en waar gespeeld werd te midden van al het lawaai, dat het verkeer in een drukbezocht koffiehuis met zich brengt. In deze beide gelegenheden was Bilguer een bekende persoonlijkheid. Reeds het ver schijnen van een Pruisisch officier te midden van uitsluitend burgers, baarde opzien. Het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl