Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Sept. '15. No. 1994
<t" "?
r
Stoomploeg
Dubbele arbeiderswoning
Vreedzame Nederlandsche
Gebiedsuitbreiding *)
Het is nu bijna acht jaar geleden dat te
Zeyen gevlagd werd wegens den aankoop,
door mij, van een groot deel var. het
Zeyerveld, circa 620 H. A. ruwe schapenheide in
Drente. En nu den 6en Augustus van het jaar
1915, werd hier weer gevlagd omdat de
gedenksteen van het afloopende
ontginningswerk werd gelegd, in de laatste, de vijftiende
pachthoeve, die nu wordt gebouwd.
In Februari 1908 ging de grond in mijne
handen over na moeilijke voorbereiding;hij
behoorde toch aan een zestigtal eigenaars,
die echter ten slotte onder n hoed gevan
gen werden.
Dadelijk daarna werd met het ontginnen
aangevangen. De eerste spade voor den
hoofdader van het bedrijf, het kanaal dat
de gronden doorsnijdt en met het Drentsche
hoofdkanaal verbindt, werd gestoken door
mevrouw Cremer.
Den sluitsteen heb ik gaarne zelf willen
leggen eerlijk gezegd omdat mij met dien
steen een pak van het hart gaat. Zoo'n
achtjarig werk toch brengt heel wat zorg
mede, heel wat overleg en kosten. Met
Inbegrip van het gebouwenkapitaal heb
ben de ontginningskosten per H. A. rond
f 1100.?bedragen.
't Gold hier een stuk barre heide, aan alle
kanten omringd door heide en verstoken
van elke bruikbare verbinding. En tevens
omringd door een gordel van oude, verkre
gen rechten, waar men doorheen moest
breken, zonder op ? veel medewerking te
mogen rekenen.
De kanaal-aansluiting (lang 5Vs K.M.) werd
na veel moeite verkregen; die aan verharde
wegen behoort nog tot de vrome wenschen,
zooals de gasten bij het leggen van den sluit
steen moesten ervaren. Noch naar de zoo nabij
gelegen hoofdplaats van het gewest, waar
markten, winkels, kerken, de bewoners van
het veld zouden trekken, noch naar de kom
dezer gemeente Vries voert een ver
harde weg. Telkens is aanleg daarvan voor
gespiegeld, o. a. in het tijdschrift der Nederl.
Heide-Maatschappij van 1908.Het waren lucht
spiegelingen, zooals men die ziet in Egypte,
fata morgana; hoe sneller men al dat schoons
denkt te naderen, des te sneller wijkt het!
Hier is het echter niet de plaats om alle
zorgen op te sommen, die dit werk bracht;
de voltooiing stemt tot vreugde.
Daarbij komt dat de Heide-Mij., die de
aandacht op dit land had gevestigd, mij bij de
eerste bezichtiging op tegenvallers reeds
had voorbereid, 't Was op den 31 en Augustus
1907, een heel warmen dag, dat een amb
tenaar der maatschappij ons daar den weg
moest wijzen, waar weg noch steg was.
We moesten maar letten op de gaatjes, die
er tot grondonderzoek gegraven waren, en
den molen van Zeyen in 't oog houden!
Maar we raakten de gaatjes kwijt na uren
gaans, en toen bleek, dat we den molen van
Norg in plaats van dien van Zeyen in 't
vizier hadden. Hoe warm het was en hoe
ver!" En een Engelschman van het gezel
schap slaakte de verzuchting: There is not
even a tree to hang yourself! Maar
's avonds te Zwolle Koninginne-verjaardag
vierend te midden van vroolijke Staphorster
boeren en boerinnetjes, was al het leed ver
geten en besloot ik het land te koopen.
Nu is de lange weg der ontginning
afgeloopen, en nu zijn er wél boomen, maar
wanneer ons oog die zoekt is het niet met
wanhopige gedachten, maar denken we aan
lommerrijke lanen, die niet alleen zullen
beschutten tegen de zonnestralen, maar ook
tegen schrale winden en nagelvlagen. Tegen
hagel, zooals die bij een later Pinksterbezoek,
den halven oogst had geknakt.
Het plan tot bebossching op groote
schaal, waarvoor 164 H. A. waren bestemd,
is echter opgegeven, toen de grond zoo veel
belovend bleek voor landbouw en grasland.
Nu zie ik de toekomst met vertrouwen
tegemoet, dank zij het degelijke hier ver
richte werk.
Waterleidingen zijn aangelegd; de grond is
geëgalisterd, geëgd en geploegd, waarbij de
stoomploeg zwaren arbeid kreeg in het met
hunnenkeien" doorspekte terrein. De zand
grond werd door lupinen- en
serradellagewas verrijkt", en het terrein ingedeeld
om in grootere en kleinere bedrijven te
worden uitgegeven. De bodem is nu geheel
in cultuur.
Van harte hoop ik dat allen, die hier hun
werkkring zullen vinden, eveneens met
opgewektheid en moed zullen arbeiden, al
is het werk vaak zwaar en al brengt het
boerenbedrijf bij voorspoed ook dikwerf
tegenslag.
Nu weldra al de grond met zijn vijftien
hoeven (van 20 tot 50 bunder) en negentien
arbeiderswoningen in pachtershanden zal zijn
overgegaan, moeten al de lasten gezamenlijk
gedragen worden; anders zou ontginning op
groote schaal niet goed mogelijk zijn.
Want men moet deze onderneming niet
bezien als een liefdadigheids-inrichting. De
heer van der Tuin heeft, in het Nieuws van
den Dag, in een zijner weekbeschouwingen
onlangs zoo terecht aangetoond dat heide
ontginning niet kan dienen voor werkver
schaffing, voor armenzorg of liefdadigheid.
Zij moet rusten op commercieelen basis, op
rentabiliteit, anders deugt zij niet, en trekt
zij niet aan tot navolging.
Daarom heb ik de medewerking der Ned.
Heide-Maatschappij ingeroepen om de ont
ginning te vestigen op deugdelijke, weten
schappelijke grondslagen, en ik neem deze
gelegenheid te baat om haar nogmaals dank
te zeggen voor haar voortreffelijk werk. Zij
heeft zonder twijfel hare zoo noodige ervaring
ook door dit werk vermeerderd, want zij
heeft zich met ernst er aan gewijd. Blijft
zij zich gehee_l en onverdeeld aan het
ontginningswerk in Nederland wijden, dan heeft
zij een schoon en onbegrensd arbeidsveld
voor zich, en ik hoop dat het Zeyerveld
een der staaltjes zal zijn, waarop zij met
trots zal kunnen wijzen.
Ontginningen 't zij groote, 't zij kleine
zijn als olievlekken, die zich steeds uitbrei
den op de kaart van Nederland. Zij zullen
ons land grooter, krachtiger en gelukkiger
maken!
En al is ontginning dan geen liefdadigheids
werk voor den ondernemer, toch is ook waar,
wat mij door een landbouwer hier indertijd
werd gezegd: 't Is toch wel zoo aardig,
meneer, voor je geld zooveel te zien groeien,
als om het in die effectenpapieren in de lade
van je kabinet te hebben."
Zoo hoop ik dat ik hier nog veel zal zien
groeien en bloeien, en veel anderen met mij
dit zullen aanzien.
Zeyerveld is nu geworden een woon- en
werkplaats voor tal van gezinnen, en vormt
een klein dorp. Het was reeds gedurende de
jaren der ontginning, een voorbeeld, waar
mede velen kennis kwamen maken. Het heeft
voor Drente het bewijs van goede kansen
geleverd, en op allerlei plaatsen in de omge
ving is ontginning ter hand genomen. Tal
van landbouwers uit andere provincies, vooral
uit Holland, Friesland, Zeeland en Groningen,
hebben zich in Drente gevestigd. De
aardappelteelt op het Zeyerveld heeft een coöpe
ratieve aardappelmeelfabriek doen ontstaan.
Moge hun, die als pachters hun lot aan
het Zeyerveld hebben verbonden, dit nooit
berouwen, en naar goede cultuur en naar
vriendschappelijke, nuttige samenwerking
worden gestreefd. Mogen goede oogsten en
talrijke gezinnen hun rijkdom vormen.
Aan allen arbeiders en andere medewerkers,
wier huisjes hier staan, wensch ik een flink
bestaan toe en tevredenheid.
Moge hier steeds vrede heersenen naar
binnen en naar buiten, zoodat wij ontginnen
kunnen als elders wordt verwoest, en wij
voortgaan met bouwen, terwijl elders ook
's landmans woning wordt vernield.
*) In dit artikel kan de Amsterdammer"
weergeven een door den heer J. T. Cremer bij
het leggen van den sluitsteen op de ontginning
Het Zeyderveld" gehouden toespraak.
Kudde Drentsche schapen
Juliana Hoeve
ICIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIlrlMIIMIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIIIIUnlIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMItllMIIIIHIMIIMIIIIIItllllllUIMIIMIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHlnilHIIIIIIMMlnlIIIIII
Binnen de Wet. Tooneelspel in 4 bedrij
ven (5 tafereelen) van Bayard en
Veiller. N. V. Het Tooneel".
Is het een teeken voor het komende
seizoen, dat Royaard's
tooneelcampagne voor dezen winter opent met een
modern melodrama (onder den naam
tooneelspel"), waarin chantage, rechercheurs,
diefstallen, inbraken, revolvers, vermoorde
onschuld, wraak, en al dergelijke
bioscoopsensatiemiddelen den toeschouwer in span
ning moeten houden? Het stuk is er echt
een om een pracht van een film ran te
maken.
Ik heb een vriend hij is theosoof, dit
begrijpt men die alle minderwaardige
vertooningen en uitvoeringen, als schunnige
revues, laffe operettes, slechte melodrama's,
povere concerten, die veel publiek trekken,
als onvermijdelijke, en zelfs nódige dingen
beschouwt. Die dingen zijn er, zegt hij,
omdat een middelmatig ontwikkeld publiek
ze in het lage stadium van zijn ontwikkeling
nog noodig heeft. Anders waren ze er niet.
Alles is er, omdat het er zijn moet.
Nog een anderen vriend heb ik, een
Duitscher, die mij, op een zeer gewichtige wereld
vraag eens antwoordde: Die Antwort auf
die Frage gibt der Erfolg."
Deze twee vrienden moet ik goed voor
mijn geest houden, vooral den eersten, als
ik over het melodrama, waarmede de Royaards
de foorieel-corripagne begint, serieus wil
schrijven. Het is gemakkelijk, zulke ver
tooningen met een schouderophalen en een
lachje voorbij te gaan, zonder er notitie
van te nemen, maar als verschijnselen in
onze tooneelgeschiedenis zijn ze ernstig
genoeg.
Er komt nog iets bij, en ik zeide dit reeds
naar aanleiding van het melodrama Pro
Domo." Zulke stukken, om bij het publiek
in te slaan, moeten kwaliteiten nebben,
die tooneelstukken van een hoogere soort,
die niet inslaan, missen. In het kort ge
zegd zou:men het zókunnen uitdrukken:
deze Schlagers" boeien, en houden het
publiek in spanning door pakkende handeling.
Als der Erfolg" verder een maatstaf is,
dan heeft Binnen de Wet" aan de bedoeling
beantwoord *). Terugroepingen bij open doek,
vier en vijfmaal halen" na ieder bedrijf,
als dat geen Erfolg" is, is niets het. Er zat
in de Stalles een dame achter mij, die ik
herhaalde malen prachtig! prachtig", pok
wel eens ;?hè, hoe eng" en hoe heerlijk!"
hoorde uitroepen, en die na elke acte me
vrouw Sophie de Vries, aanbad met: wat
'n goddelijke actrice" en andere verheer
lijkingen.
1 Ik zou het niet aardig vinden, aan de
lezers van De Groene, die er nog heen
moeten, de spannende intrignéin haar ge
heel te verklappen, evenmin als ik aan
iemand, die aan een hoogst interessante
shilling-shocker', 'gaat beginnen, de inge
nieuze plot" er van vertellen zou.
Laat ik er dus alleen maar van zeggen
dat er alzoo in voorkomen:
Een meisje uit een mode-warenhuis, dat on
schuldig, wegens een niet gepleegden diefstal
de gevangenis ingaat, door het drijven van
haar chef, en die een ware engel is. Na drie
jaar zitten" komt ze terecht in een first
rate inbrekers- en chanteursbende, maar
waar ze dat in dezen korten tijd, gewezen
engel-onschuld, geleerd heeft mag Joost
weten binnen een jaar is ze zóvolleerd
in recht, en strafwet, dat ze alleen maar
btnnen de wet" opereert, en alle parketten
en advocaten in de luren legt. Als wraak"
op haar vervolger vangt zij het zoontje, een
echt jochie, van den chef in haar netten,
en trouwt hem. Haar naam was weg, en in
de gevangenis een nummer geworden, nu
heeft zij den naam van haar vuigen ver
volger, Qilder, uitgesproken als zij het dezen
in 't gezicht slingert: Gilderrrrr (frenetiek
applaus, vijfmaal halen).
Er komen nog een paar overheerlijke typen
in voor. Een edelaardige maker van valsche
handteekeningen", die de wraakzuchtige
engel nobel liefheeft en zich voor haar
opoffert, en die tevens een zér verdienstelijk
inbreker is, een paar uitgeslapen advocaten,
niet zoo uitgeslapen echter als de heldin,
een rechercheur, een inspecteur van politie,
een agent-provocateur, oud-cambrioleur, een
stel desperado-boeven, eenige agenten, enz.
enz. Een paar telefoon-toestellen en een
nieuw Kultur" revolver, die zonder knal
een menschenleven supprimeert, vervullen
ook gewichtige rollen.
Het derde bedrijf vertoont ons een inbraak,
waar de bioscoop jaloersch op kan zijn, met
Royaards (die den ongesteld geworden de
Vriendt verving) als eerste inbreker, chef
der Apachen van New-York. Ik hoorde de
dame achter mij zeggen: als die ooit bij
mij logeert laat ik eerst al mijn tafelzilver
naar de bank brengen", en dit is zeker wel
de hoogste lof, dien men aan de schitterende
creatie van deze rol kon toekennen. Het
verrassende slot van dezen inbraak is t
pakkend om er een woord van te verklappen.
Ik heb maar n aanmerking op de ver
tooning, namelijk deze, dat de agenten van
den inspecteur, die de Apachen moeten
overvallen, zulke slecht doorvoede, onaan
zienlijke mannetjes waren. De pootige
Royaards-Garson zou ze in een ommezien
omver blazen als de nood aan den man
kwam. Wellicht staat dit echter met de
duurte der levensmiddelen en de slechte
tijden voor acteurs in verband.
Een verdienste van zulke mélodramas is
stellig, dat ze de spelers zoo voortdurend
in actie houden (in plaats van hun, deftig
in stoelen, ellenlange verzen of filosofische
beschouwingen te doen opzeggen) en dat ze
er allen duchtig in los kunnen komen.
Mevrouw de Vries kon jammeren
enkrijschen, en met de r's rollen naar hartelust,
alsof ze tien campagnes bij Stoel en Spree
achter den rug had. Het enthoesiaste applaus
dat haar telkens ten deel viel der Erfolg"
bewees, hoe het publiek, in het stadium der
evolutie, waarin het zich nog bevindt, om
met mijn vriend den theosoof te spreken,
zulke dik op te leggen speel-scènes tot op
het laatste kluifje toe verslindt. Royaards
maakte van den expert in valsche hand
teekeningen", tevens meester-inbreker, door
zijn sober, ingehouden spel een pracht-type,
overladen met de sympathie der geheele zaal;
Ko van Dijk als de Inspecteur had alle stijve
Leidsche Plein tradities overboord gegooid
en was een mannetjesputter van belang; van
Praag gaf een ware creatie, geheel er in"
van den rechercheur, en Verenet was een
boef-provocateur om direct een plannetje
mee te verzinnen voor een inbraak bij minister
Treub. Kortom, wat spee/kunstaangaat, zonder
meer, hebben allen in zoo'n stuk gelegenheid,
om, met alle forto pedalen aangehouden steeds
crescendo, en nog eens crescendo, tot furioso
toe, van het instrument, dat hun lichaam is,
en niet te vergeten van hun stem, zonder
genade het uiterste te vergen. Vooral Sophie
de Vries haalde er uit wat er uit te halen is.
Ik blijf het succes van zulke stukken altijd
een aanwijzing en eene waarschuwing vin
den voor moderne tooneelschrijvers, en wel
deze, dat zij moeten zorgen, in hun werken
allereerst aan te brengen: handeling,handeling,
en nog eens handeling, maar geen te lange
gesprekken en filosofische bespiegelingen.
De filosofie, zoo die er is, moet juist uit den
loop der handeling, maar niet uit breedsprakige
omschrijving, in hoe schoon proza of ver
heven poëzie ook, blijken. Op het gebied van
handeling kan er van drakige melodrama's
heel wat nuttige 'leering worden getrokken.
Als Royaards nog eens melodramatische
stukken aandurft, denke hij eens om Tolstoï's
Macht der Duisternis", of aan het
tooneelstuk, getrokken uit Dostoiëwski's Schuld
en Boete". Levendig herinner ik mij nog,
al is het meer dan vijf en twintig jaar ge
leden, welk een schoone, diepgevoelde
creatie hij daar in gaf van den student
Raskolnikow.
Intusschen kondigt hij voor dit seizoen
reeds aan: Julius Caesar, van Shakespeare,
en geeft ons daarmede blijde verwachting.
HENRI BOREL
*) Ik woonde te Rotterdam de opvoering
van dit stuk bij, dat thans te Amsterdam
gaat".
millllllHh' UtUMIMIIIIIItMIIIMlmlIIIIMII
Nederlandsche Monumenten
Met genoegen noteeren wij de verschijning
van het derde deel van de Voorloopige lijst
der Nederlandsche monumenten van geschie
denis en kunst, opgemaakt en uitgegeven
door de Rijkscommissie tot het opmaken
en uitgeven van een inventaris en eene
beschrijving van de Nederlandsche monu
menten enz. (Utrecht, A. Oosthoek). Dit
deel, dat de provincie Zuid-Holland omvat,
is uit den aard der zaak heel wat omvang
rijker geworden dan de twee vorige, die de
gewesten Utrecht en Drente betroffen. Het
nut van zulk een voorloopige lijst springt
in het oog. Terwijl de uitvoerige inventaris
der kunstwerken wordt voorbereid tot
dusverre verscheen daarvan een zware
kwartijn over de monumenten der baronie
van Breda heeft de rijkscommissie zich
gezet aan het samenstellen van een
voorloopig overzicht, dat de grondslag kan
worden voor den definitieven inventaris.
Zoo wordt in meer dan n zin vastgelegd,
wat wij aan kunstbezit op het oogenblik
hebben. Wij weten nu vrij nauwkeurig, wat
wij het onze mogen noemen en wat dus ook
kans heeft het onze te blijven, nu het een
maal geregistreerd is. Geheel zeker zijn wij
natuurlijk niet; zonder een monumentenwet
kan tegen vervreemding van oude kunst niet
anders dan met zachte overreding worden
opgetreden; waar deze faalt, staat men
machteloos. Is niet onlangs in Poeldijk een
oud jachthuis kunnen worden afgebroken
zonder dat iemand het vernam of bemerkte?
Tegen zoo iets kan een inventaris niet
behoeden, maar wel wordt sterker de aan
dacht op de monumenten gevestigd en dus
hun veiligheid meer gewaarborgd. En met
genoegen zal de lezer van deze lijst be
speuren, hoe veel van allerlei aard nog is
bewaard, hoe er bijna geen dorp is, of het
heeft nog wel een oude kerk, een eerwaardig
raadhuis, een belangrijk particulier gebouw,
om niet te spreken van de interieurs. Wij
zouden alleen willen vragen: gaat de com
missie in haar beschrijving niet wat ver,
wanneer zij soms allerlei meubels en ge
bruiksvoorwerpen in particulier bezit zorg
vuldig vermeldt. Met onroerend goed gaat
dat; maar wat heeft men b.v. aan de weten
schap, dat zich te Bleiswijk in particulier
bezit een in 1910 opgegraven gevelsteen van
1679 bevindt, vermoedelijk afkomstig van het
raadhuis ? Een ander bezwaar geldt de in
deeling. Dat bij elkander wordt gehouden,
wat binnen n gemeente aanwezig is, ligt
voor de hand. Maar minder spreekt het van
zelf of liever in het geheel niet, dat de ge
meenten in alphabetische volgorde worden
beschreven. Deze volgorde is zoo gekunsteld,
dat zij eigenlijk alleen bezwaren heeft.
Waarom hier de oude historische indeeling
niet is gevolgd, is onbegrijpelijk, als men
monumenten beschrijft van geschiedenis
en kunst.
Maar deze bezwaren zijn veel minder groot
dan de verdiensten van dezen inventaris. Wij
brengen alle hulde aan de commissie en haar
actieven secretaris, dr. Jan Kalf.
H. BRUGMANS
* * *
Hollandsche Teekenmaatschappij
DEN HAAG, PULCHRI STUDIO
I
Zeker is hier geen enkel portret dat van
den droom omluisterd staat. Wie zal dat
nog maken? Even zeker is hier afbeeldsel
noch beeltenis, waarin het psychische zoo
schril of zoo fijn benaderd wierd, dat het
tot een spanning of tot een pijn van begrij
pen wordt voor den toeschouwer. Deze
mogelijke dingen zijn zeldzaam in onzen
tijd (als in een anderen). Er is hier geen
enkel mensen om wien de weemoed den
krans hing van zijn eenzaamheid als een
looverlooze aureool.
Toch zijn hier portretten.
Haverman, die gaarne karikaturiseert (uit
eigen onrust) teekende zeker twee menschen,
die leven: Professor van de Sande
Bakhuijzen (een kop vol van door-elkander gesmeten
rimpels), en Frederik van Eeden, een
fauneske tronie". Daarenboven was hij in een
portret van een vrouw niet on-eerbiedig
(wat hij dikwijls is) en eer teeder in dat
van den ouden mensen met de dichte oogen.
Het laatste werk is zwak.
Veth vertoont een aantal dingen, die hij
voorzichtiger wijze voor-studies noemt. Het
innigst is dat van Mevrouw H. (173); het
meest karakteriseerend dat van een der drie
professoren hier (181). In Mr. ]. Heemskerk
Azn. is de observatie het
uitgesprokenlevendigst. Zijn Kloos overtreft den Kloos
niet, dien ik ken, en die de grootheid be
zit, welke deze mist.
Anders dan deze twee toch verwanten is
Mevrouw Thérèse Schwartze. Zij is de schil
deres van de Hollandsche Zwierigen en
Deftigen; van die soort onzer landgenooten,
die zelden de schoone roekeloosheid bezit
ten om in uitbundigheid te leven en des
noods te gronde te gaan. Zij is echter steeds
het best, wanneer de voorstelling haar aan
leiding geeft tot een intimiteit (beeltenissen
van familie-leden) of tot soberheid. Een
harte-looze vorm is haar gevaar; een een
tonigheid van geest en in factuur, zooals
de tentoonstelling der kinderportretten te
Amsterdam liet zien En dit is steeds tot
ergernis, omdat er naast deze fouten te veel
bestaat wat in Holland zeldzaam is en
onderschat (Het beste als typeering is hier
No. 92, 't Portret van Mevrouw v. D. uit 1907).
De overige werken van dezen aard geven
geen aanleiding tot wijder bespreken. Alleen
wanneer ge het Jonge Meisje" (No. 27) van
Neuhuys als portret wilt beschouwen, dan
overtreft dit in fijne schildersmacht
gemaklijk al de genoemde. Natuurlijk is hier de
zinnende en zoekende psychologie niet als
allereerste te vinden; bovenal vindt ge hier
kleur, maar kleur van een hoedanigheid, die
in zijn tijd zelfs zeldzaam was. Het is niet
het rijpste, volledigste en meest grootsche
werk van dezen schilder, de Vrouw met de
Muts (tot en met de, later er bij geschil
derde, handen is dat) maar het is zeker op
deze tentoonstelling een triompheerend werk.
PLASSCHAERT
Tentoonstellingen
NOTITIES
l . Domburg. Er ontstaat hier langzamerhand
de gewone verwording. Vroeger had deze
tentoonstelling iets van een vriendelijk onder
malkanderen zijn ; niet allen waren even
sterk en niet allen waren even krachtig, maar
op enkelen na (die, naar het schijnt, geduld
moesten worden) gevoeldet ge u in een be
schaafden kring. Er was verscheidenheid en
verschil. Er waren allerlei richtingen, soms
nuttelooze uitingen, maar het geheel geleid
door Toorop bewoog zich, voldoende be
langwekkend. uit jaar is het anders. Toe
vallige badgasten zijn uitgenoodigd. Er zijn
te veel vage en veege plekken langs de wanden
gekomen. Naast Toorop, met werk uit allerlei
tijdperken, is Walter Vaes zeker te noemen
om zijn ets : l'Invasion des Monstres. Heyse
en Nibbrig hebben de eerste bloedwarmer,
de tweede zachtkleuriger werk dan ze ge
woonlijk vertoonen. Het overige kan, om
verschillende redenen, onbesproken blijven.
2. Arnhem. Steuntentoonstelling. Er zijn
tentoonstellingen, die de lust benemen naar
schilderijen te gaan zien. Deze in Arnhem
behoort daartoe. Zij is een verzameling van
de kreupelen der schilderkunst; het is of de
kleine lieden" allen te samen kwamen en
hun onkunde en ijver tegelijk wilden ver
toonen, om te doen zien wat niet-zijn en
niet-kunnen niet vermag. Natuurlijk is er
een enkele uitzondering: Lizzy Ansingh is
altijd vlot en geestig in een schets; Betsy
Osieck is hier luchtig en beschaafd van
kleur ; G. Baksteen is grof en krachtig,
Fr. Hogerwaard is beter van modélédan
van kleur, maar de enkele krachten kunnen
de steunloozen niet stutten, tot een stevigheid
ontstaat ; zij kunnen geen hevigheid brengen,
waar geen weerstand is.
PLASSCHAERT
MM1IIII MINIMI IIIIIIIIIIIIIIIMIIlnlIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIÜIIIIIIIIIIIIII
Sonnet
Aan Louis Couperus
Zij die de schoonheid van hun ziel belijden,
Die, onaantastbaar in hun godenwaan,
Want doelbewust, sterk in het leven staan :
Zij zijn de voor altijd gebenedijden.
Zij zijn de brengers van het altoos blijde
En droef verhaal van komen en weer gaan,
Want hebben diep in zich de stem verstaan
Der weemoed om het eind van alle strijden.
En van het wonder dat hun dag vermooit
Ligt in den glimlach die hun mond omplooit
Het onontwarbaar raadsel opgesloten ;
Zij zingen van dat wonder in hun lied,
Maar kennen zelf den hoogen oorsprong niet
Der klanken die hun van de lippen vloten.
1915 J. v. R.