De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 12 september pagina 6

12 september 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Sept. '15. No. 1994 <t" "? r Stoomploeg Dubbele arbeiderswoning Vreedzame Nederlandsche Gebiedsuitbreiding *) Het is nu bijna acht jaar geleden dat te Zeyen gevlagd werd wegens den aankoop, door mij, van een groot deel var. het Zeyerveld, circa 620 H. A. ruwe schapenheide in Drente. En nu den 6en Augustus van het jaar 1915, werd hier weer gevlagd omdat de gedenksteen van het afloopende ontginningswerk werd gelegd, in de laatste, de vijftiende pachthoeve, die nu wordt gebouwd. In Februari 1908 ging de grond in mijne handen over na moeilijke voorbereiding;hij behoorde toch aan een zestigtal eigenaars, die echter ten slotte onder n hoed gevan gen werden. Dadelijk daarna werd met het ontginnen aangevangen. De eerste spade voor den hoofdader van het bedrijf, het kanaal dat de gronden doorsnijdt en met het Drentsche hoofdkanaal verbindt, werd gestoken door mevrouw Cremer. Den sluitsteen heb ik gaarne zelf willen leggen eerlijk gezegd omdat mij met dien steen een pak van het hart gaat. Zoo'n achtjarig werk toch brengt heel wat zorg mede, heel wat overleg en kosten. Met Inbegrip van het gebouwenkapitaal heb ben de ontginningskosten per H. A. rond f 1100.?bedragen. 't Gold hier een stuk barre heide, aan alle kanten omringd door heide en verstoken van elke bruikbare verbinding. En tevens omringd door een gordel van oude, verkre gen rechten, waar men doorheen moest breken, zonder op ? veel medewerking te mogen rekenen. De kanaal-aansluiting (lang 5Vs K.M.) werd na veel moeite verkregen; die aan verharde wegen behoort nog tot de vrome wenschen, zooals de gasten bij het leggen van den sluit steen moesten ervaren. Noch naar de zoo nabij gelegen hoofdplaats van het gewest, waar markten, winkels, kerken, de bewoners van het veld zouden trekken, noch naar de kom dezer gemeente Vries voert een ver harde weg. Telkens is aanleg daarvan voor gespiegeld, o. a. in het tijdschrift der Nederl. Heide-Maatschappij van 1908.Het waren lucht spiegelingen, zooals men die ziet in Egypte, fata morgana; hoe sneller men al dat schoons denkt te naderen, des te sneller wijkt het! Hier is het echter niet de plaats om alle zorgen op te sommen, die dit werk bracht; de voltooiing stemt tot vreugde. Daarbij komt dat de Heide-Mij., die de aandacht op dit land had gevestigd, mij bij de eerste bezichtiging op tegenvallers reeds had voorbereid, 't Was op den 31 en Augustus 1907, een heel warmen dag, dat een amb tenaar der maatschappij ons daar den weg moest wijzen, waar weg noch steg was. We moesten maar letten op de gaatjes, die er tot grondonderzoek gegraven waren, en den molen van Zeyen in 't oog houden! Maar we raakten de gaatjes kwijt na uren gaans, en toen bleek, dat we den molen van Norg in plaats van dien van Zeyen in 't vizier hadden. Hoe warm het was en hoe ver!" En een Engelschman van het gezel schap slaakte de verzuchting: There is not even a tree to hang yourself! Maar 's avonds te Zwolle Koninginne-verjaardag vierend te midden van vroolijke Staphorster boeren en boerinnetjes, was al het leed ver geten en besloot ik het land te koopen. Nu is de lange weg der ontginning afgeloopen, en nu zijn er wél boomen, maar wanneer ons oog die zoekt is het niet met wanhopige gedachten, maar denken we aan lommerrijke lanen, die niet alleen zullen beschutten tegen de zonnestralen, maar ook tegen schrale winden en nagelvlagen. Tegen hagel, zooals die bij een later Pinksterbezoek, den halven oogst had geknakt. Het plan tot bebossching op groote schaal, waarvoor 164 H. A. waren bestemd, is echter opgegeven, toen de grond zoo veel belovend bleek voor landbouw en grasland. Nu zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet, dank zij het degelijke hier ver richte werk. Waterleidingen zijn aangelegd; de grond is geëgalisterd, geëgd en geploegd, waarbij de stoomploeg zwaren arbeid kreeg in het met hunnenkeien" doorspekte terrein. De zand grond werd door lupinen- en serradellagewas verrijkt", en het terrein ingedeeld om in grootere en kleinere bedrijven te worden uitgegeven. De bodem is nu geheel in cultuur. Van harte hoop ik dat allen, die hier hun werkkring zullen vinden, eveneens met opgewektheid en moed zullen arbeiden, al is het werk vaak zwaar en al brengt het boerenbedrijf bij voorspoed ook dikwerf tegenslag. Nu weldra al de grond met zijn vijftien hoeven (van 20 tot 50 bunder) en negentien arbeiderswoningen in pachtershanden zal zijn overgegaan, moeten al de lasten gezamenlijk gedragen worden; anders zou ontginning op groote schaal niet goed mogelijk zijn. Want men moet deze onderneming niet bezien als een liefdadigheids-inrichting. De heer van der Tuin heeft, in het Nieuws van den Dag, in een zijner weekbeschouwingen onlangs zoo terecht aangetoond dat heide ontginning niet kan dienen voor werkver schaffing, voor armenzorg of liefdadigheid. Zij moet rusten op commercieelen basis, op rentabiliteit, anders deugt zij niet, en trekt zij niet aan tot navolging. Daarom heb ik de medewerking der Ned. Heide-Maatschappij ingeroepen om de ont ginning te vestigen op deugdelijke, weten schappelijke grondslagen, en ik neem deze gelegenheid te baat om haar nogmaals dank te zeggen voor haar voortreffelijk werk. Zij heeft zonder twijfel hare zoo noodige ervaring ook door dit werk vermeerderd, want zij heeft zich met ernst er aan gewijd. Blijft zij zich gehee_l en onverdeeld aan het ontginningswerk in Nederland wijden, dan heeft zij een schoon en onbegrensd arbeidsveld voor zich, en ik hoop dat het Zeyerveld een der staaltjes zal zijn, waarop zij met trots zal kunnen wijzen. Ontginningen 't zij groote, 't zij kleine zijn als olievlekken, die zich steeds uitbrei den op de kaart van Nederland. Zij zullen ons land grooter, krachtiger en gelukkiger maken! En al is ontginning dan geen liefdadigheids werk voor den ondernemer, toch is ook waar, wat mij door een landbouwer hier indertijd werd gezegd: 't Is toch wel zoo aardig, meneer, voor je geld zooveel te zien groeien, als om het in die effectenpapieren in de lade van je kabinet te hebben." Zoo hoop ik dat ik hier nog veel zal zien groeien en bloeien, en veel anderen met mij dit zullen aanzien. Zeyerveld is nu geworden een woon- en werkplaats voor tal van gezinnen, en vormt een klein dorp. Het was reeds gedurende de jaren der ontginning, een voorbeeld, waar mede velen kennis kwamen maken. Het heeft voor Drente het bewijs van goede kansen geleverd, en op allerlei plaatsen in de omge ving is ontginning ter hand genomen. Tal van landbouwers uit andere provincies, vooral uit Holland, Friesland, Zeeland en Groningen, hebben zich in Drente gevestigd. De aardappelteelt op het Zeyerveld heeft een coöpe ratieve aardappelmeelfabriek doen ontstaan. Moge hun, die als pachters hun lot aan het Zeyerveld hebben verbonden, dit nooit berouwen, en naar goede cultuur en naar vriendschappelijke, nuttige samenwerking worden gestreefd. Mogen goede oogsten en talrijke gezinnen hun rijkdom vormen. Aan allen arbeiders en andere medewerkers, wier huisjes hier staan, wensch ik een flink bestaan toe en tevredenheid. Moge hier steeds vrede heersenen naar binnen en naar buiten, zoodat wij ontginnen kunnen als elders wordt verwoest, en wij voortgaan met bouwen, terwijl elders ook 's landmans woning wordt vernield. *) In dit artikel kan de Amsterdammer" weergeven een door den heer J. T. Cremer bij het leggen van den sluitsteen op de ontginning Het Zeyderveld" gehouden toespraak. Kudde Drentsche schapen Juliana Hoeve ICIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIlrlMIIMIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIIIIUnlIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMItllMIIIIHIMIIMIIIIIItllllllUIMIIMIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHlnilHIIIIIIMMlnlIIIIII Binnen de Wet. Tooneelspel in 4 bedrij ven (5 tafereelen) van Bayard en Veiller. N. V. Het Tooneel". Is het een teeken voor het komende seizoen, dat Royaard's tooneelcampagne voor dezen winter opent met een modern melodrama (onder den naam tooneelspel"), waarin chantage, rechercheurs, diefstallen, inbraken, revolvers, vermoorde onschuld, wraak, en al dergelijke bioscoopsensatiemiddelen den toeschouwer in span ning moeten houden? Het stuk is er echt een om een pracht van een film ran te maken. Ik heb een vriend hij is theosoof, dit begrijpt men die alle minderwaardige vertooningen en uitvoeringen, als schunnige revues, laffe operettes, slechte melodrama's, povere concerten, die veel publiek trekken, als onvermijdelijke, en zelfs nódige dingen beschouwt. Die dingen zijn er, zegt hij, omdat een middelmatig ontwikkeld publiek ze in het lage stadium van zijn ontwikkeling nog noodig heeft. Anders waren ze er niet. Alles is er, omdat het er zijn moet. Nog een anderen vriend heb ik, een Duitscher, die mij, op een zeer gewichtige wereld vraag eens antwoordde: Die Antwort auf die Frage gibt der Erfolg." Deze twee vrienden moet ik goed voor mijn geest houden, vooral den eersten, als ik over het melodrama, waarmede de Royaards de foorieel-corripagne begint, serieus wil schrijven. Het is gemakkelijk, zulke ver tooningen met een schouderophalen en een lachje voorbij te gaan, zonder er notitie van te nemen, maar als verschijnselen in onze tooneelgeschiedenis zijn ze ernstig genoeg. Er komt nog iets bij, en ik zeide dit reeds naar aanleiding van het melodrama Pro Domo." Zulke stukken, om bij het publiek in te slaan, moeten kwaliteiten nebben, die tooneelstukken van een hoogere soort, die niet inslaan, missen. In het kort ge zegd zou:men het zókunnen uitdrukken: deze Schlagers" boeien, en houden het publiek in spanning door pakkende handeling. Als der Erfolg" verder een maatstaf is, dan heeft Binnen de Wet" aan de bedoeling beantwoord *). Terugroepingen bij open doek, vier en vijfmaal halen" na ieder bedrijf, als dat geen Erfolg" is, is niets het. Er zat in de Stalles een dame achter mij, die ik herhaalde malen prachtig! prachtig", pok wel eens ;?hè, hoe eng" en hoe heerlijk!" hoorde uitroepen, en die na elke acte me vrouw Sophie de Vries, aanbad met: wat 'n goddelijke actrice" en andere verheer lijkingen. 1 Ik zou het niet aardig vinden, aan de lezers van De Groene, die er nog heen moeten, de spannende intrignéin haar ge heel te verklappen, evenmin als ik aan iemand, die aan een hoogst interessante shilling-shocker', 'gaat beginnen, de inge nieuze plot" er van vertellen zou. Laat ik er dus alleen maar van zeggen dat er alzoo in voorkomen: Een meisje uit een mode-warenhuis, dat on schuldig, wegens een niet gepleegden diefstal de gevangenis ingaat, door het drijven van haar chef, en die een ware engel is. Na drie jaar zitten" komt ze terecht in een first rate inbrekers- en chanteursbende, maar waar ze dat in dezen korten tijd, gewezen engel-onschuld, geleerd heeft mag Joost weten binnen een jaar is ze zóvolleerd in recht, en strafwet, dat ze alleen maar btnnen de wet" opereert, en alle parketten en advocaten in de luren legt. Als wraak" op haar vervolger vangt zij het zoontje, een echt jochie, van den chef in haar netten, en trouwt hem. Haar naam was weg, en in de gevangenis een nummer geworden, nu heeft zij den naam van haar vuigen ver volger, Qilder, uitgesproken als zij het dezen in 't gezicht slingert: Gilderrrrr (frenetiek applaus, vijfmaal halen). Er komen nog een paar overheerlijke typen in voor. Een edelaardige maker van valsche handteekeningen", die de wraakzuchtige engel nobel liefheeft en zich voor haar opoffert, en die tevens een zér verdienstelijk inbreker is, een paar uitgeslapen advocaten, niet zoo uitgeslapen echter als de heldin, een rechercheur, een inspecteur van politie, een agent-provocateur, oud-cambrioleur, een stel desperado-boeven, eenige agenten, enz. enz. Een paar telefoon-toestellen en een nieuw Kultur" revolver, die zonder knal een menschenleven supprimeert, vervullen ook gewichtige rollen. Het derde bedrijf vertoont ons een inbraak, waar de bioscoop jaloersch op kan zijn, met Royaards (die den ongesteld geworden de Vriendt verving) als eerste inbreker, chef der Apachen van New-York. Ik hoorde de dame achter mij zeggen: als die ooit bij mij logeert laat ik eerst al mijn tafelzilver naar de bank brengen", en dit is zeker wel de hoogste lof, dien men aan de schitterende creatie van deze rol kon toekennen. Het verrassende slot van dezen inbraak is t pakkend om er een woord van te verklappen. Ik heb maar n aanmerking op de ver tooning, namelijk deze, dat de agenten van den inspecteur, die de Apachen moeten overvallen, zulke slecht doorvoede, onaan zienlijke mannetjes waren. De pootige Royaards-Garson zou ze in een ommezien omver blazen als de nood aan den man kwam. Wellicht staat dit echter met de duurte der levensmiddelen en de slechte tijden voor acteurs in verband. Een verdienste van zulke mélodramas is stellig, dat ze de spelers zoo voortdurend in actie houden (in plaats van hun, deftig in stoelen, ellenlange verzen of filosofische beschouwingen te doen opzeggen) en dat ze er allen duchtig in los kunnen komen. Mevrouw de Vries kon jammeren enkrijschen, en met de r's rollen naar hartelust, alsof ze tien campagnes bij Stoel en Spree achter den rug had. Het enthoesiaste applaus dat haar telkens ten deel viel der Erfolg" bewees, hoe het publiek, in het stadium der evolutie, waarin het zich nog bevindt, om met mijn vriend den theosoof te spreken, zulke dik op te leggen speel-scènes tot op het laatste kluifje toe verslindt. Royaards maakte van den expert in valsche hand teekeningen", tevens meester-inbreker, door zijn sober, ingehouden spel een pracht-type, overladen met de sympathie der geheele zaal; Ko van Dijk als de Inspecteur had alle stijve Leidsche Plein tradities overboord gegooid en was een mannetjesputter van belang; van Praag gaf een ware creatie, geheel er in" van den rechercheur, en Verenet was een boef-provocateur om direct een plannetje mee te verzinnen voor een inbraak bij minister Treub. Kortom, wat spee/kunstaangaat, zonder meer, hebben allen in zoo'n stuk gelegenheid, om, met alle forto pedalen aangehouden steeds crescendo, en nog eens crescendo, tot furioso toe, van het instrument, dat hun lichaam is, en niet te vergeten van hun stem, zonder genade het uiterste te vergen. Vooral Sophie de Vries haalde er uit wat er uit te halen is. Ik blijf het succes van zulke stukken altijd een aanwijzing en eene waarschuwing vin den voor moderne tooneelschrijvers, en wel deze, dat zij moeten zorgen, in hun werken allereerst aan te brengen: handeling,handeling, en nog eens handeling, maar geen te lange gesprekken en filosofische bespiegelingen. De filosofie, zoo die er is, moet juist uit den loop der handeling, maar niet uit breedsprakige omschrijving, in hoe schoon proza of ver heven poëzie ook, blijken. Op het gebied van handeling kan er van drakige melodrama's heel wat nuttige 'leering worden getrokken. Als Royaards nog eens melodramatische stukken aandurft, denke hij eens om Tolstoï's Macht der Duisternis", of aan het tooneelstuk, getrokken uit Dostoiëwski's Schuld en Boete". Levendig herinner ik mij nog, al is het meer dan vijf en twintig jaar ge leden, welk een schoone, diepgevoelde creatie hij daar in gaf van den student Raskolnikow. Intusschen kondigt hij voor dit seizoen reeds aan: Julius Caesar, van Shakespeare, en geeft ons daarmede blijde verwachting. HENRI BOREL *) Ik woonde te Rotterdam de opvoering van dit stuk bij, dat thans te Amsterdam gaat". millllllHh' UtUMIMIIIIIItMIIIMlmlIIIIMII Nederlandsche Monumenten Met genoegen noteeren wij de verschijning van het derde deel van de Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschie denis en kunst, opgemaakt en uitgegeven door de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monu menten enz. (Utrecht, A. Oosthoek). Dit deel, dat de provincie Zuid-Holland omvat, is uit den aard der zaak heel wat omvang rijker geworden dan de twee vorige, die de gewesten Utrecht en Drente betroffen. Het nut van zulk een voorloopige lijst springt in het oog. Terwijl de uitvoerige inventaris der kunstwerken wordt voorbereid tot dusverre verscheen daarvan een zware kwartijn over de monumenten der baronie van Breda heeft de rijkscommissie zich gezet aan het samenstellen van een voorloopig overzicht, dat de grondslag kan worden voor den definitieven inventaris. Zoo wordt in meer dan n zin vastgelegd, wat wij aan kunstbezit op het oogenblik hebben. Wij weten nu vrij nauwkeurig, wat wij het onze mogen noemen en wat dus ook kans heeft het onze te blijven, nu het een maal geregistreerd is. Geheel zeker zijn wij natuurlijk niet; zonder een monumentenwet kan tegen vervreemding van oude kunst niet anders dan met zachte overreding worden opgetreden; waar deze faalt, staat men machteloos. Is niet onlangs in Poeldijk een oud jachthuis kunnen worden afgebroken zonder dat iemand het vernam of bemerkte? Tegen zoo iets kan een inventaris niet behoeden, maar wel wordt sterker de aan dacht op de monumenten gevestigd en dus hun veiligheid meer gewaarborgd. En met genoegen zal de lezer van deze lijst be speuren, hoe veel van allerlei aard nog is bewaard, hoe er bijna geen dorp is, of het heeft nog wel een oude kerk, een eerwaardig raadhuis, een belangrijk particulier gebouw, om niet te spreken van de interieurs. Wij zouden alleen willen vragen: gaat de com missie in haar beschrijving niet wat ver, wanneer zij soms allerlei meubels en ge bruiksvoorwerpen in particulier bezit zorg vuldig vermeldt. Met onroerend goed gaat dat; maar wat heeft men b.v. aan de weten schap, dat zich te Bleiswijk in particulier bezit een in 1910 opgegraven gevelsteen van 1679 bevindt, vermoedelijk afkomstig van het raadhuis ? Een ander bezwaar geldt de in deeling. Dat bij elkander wordt gehouden, wat binnen n gemeente aanwezig is, ligt voor de hand. Maar minder spreekt het van zelf of liever in het geheel niet, dat de ge meenten in alphabetische volgorde worden beschreven. Deze volgorde is zoo gekunsteld, dat zij eigenlijk alleen bezwaren heeft. Waarom hier de oude historische indeeling niet is gevolgd, is onbegrijpelijk, als men monumenten beschrijft van geschiedenis en kunst. Maar deze bezwaren zijn veel minder groot dan de verdiensten van dezen inventaris. Wij brengen alle hulde aan de commissie en haar actieven secretaris, dr. Jan Kalf. H. BRUGMANS * * * Hollandsche Teekenmaatschappij DEN HAAG, PULCHRI STUDIO I Zeker is hier geen enkel portret dat van den droom omluisterd staat. Wie zal dat nog maken? Even zeker is hier afbeeldsel noch beeltenis, waarin het psychische zoo schril of zoo fijn benaderd wierd, dat het tot een spanning of tot een pijn van begrij pen wordt voor den toeschouwer. Deze mogelijke dingen zijn zeldzaam in onzen tijd (als in een anderen). Er is hier geen enkel mensen om wien de weemoed den krans hing van zijn eenzaamheid als een looverlooze aureool. Toch zijn hier portretten. Haverman, die gaarne karikaturiseert (uit eigen onrust) teekende zeker twee menschen, die leven: Professor van de Sande Bakhuijzen (een kop vol van door-elkander gesmeten rimpels), en Frederik van Eeden, een fauneske tronie". Daarenboven was hij in een portret van een vrouw niet on-eerbiedig (wat hij dikwijls is) en eer teeder in dat van den ouden mensen met de dichte oogen. Het laatste werk is zwak. Veth vertoont een aantal dingen, die hij voorzichtiger wijze voor-studies noemt. Het innigst is dat van Mevrouw H. (173); het meest karakteriseerend dat van een der drie professoren hier (181). In Mr. ]. Heemskerk Azn. is de observatie het uitgesprokenlevendigst. Zijn Kloos overtreft den Kloos niet, dien ik ken, en die de grootheid be zit, welke deze mist. Anders dan deze twee toch verwanten is Mevrouw Thérèse Schwartze. Zij is de schil deres van de Hollandsche Zwierigen en Deftigen; van die soort onzer landgenooten, die zelden de schoone roekeloosheid bezit ten om in uitbundigheid te leven en des noods te gronde te gaan. Zij is echter steeds het best, wanneer de voorstelling haar aan leiding geeft tot een intimiteit (beeltenissen van familie-leden) of tot soberheid. Een harte-looze vorm is haar gevaar; een een tonigheid van geest en in factuur, zooals de tentoonstelling der kinderportretten te Amsterdam liet zien En dit is steeds tot ergernis, omdat er naast deze fouten te veel bestaat wat in Holland zeldzaam is en onderschat (Het beste als typeering is hier No. 92, 't Portret van Mevrouw v. D. uit 1907). De overige werken van dezen aard geven geen aanleiding tot wijder bespreken. Alleen wanneer ge het Jonge Meisje" (No. 27) van Neuhuys als portret wilt beschouwen, dan overtreft dit in fijne schildersmacht gemaklijk al de genoemde. Natuurlijk is hier de zinnende en zoekende psychologie niet als allereerste te vinden; bovenal vindt ge hier kleur, maar kleur van een hoedanigheid, die in zijn tijd zelfs zeldzaam was. Het is niet het rijpste, volledigste en meest grootsche werk van dezen schilder, de Vrouw met de Muts (tot en met de, later er bij geschil derde, handen is dat) maar het is zeker op deze tentoonstelling een triompheerend werk. PLASSCHAERT Tentoonstellingen NOTITIES l . Domburg. Er ontstaat hier langzamerhand de gewone verwording. Vroeger had deze tentoonstelling iets van een vriendelijk onder malkanderen zijn ; niet allen waren even sterk en niet allen waren even krachtig, maar op enkelen na (die, naar het schijnt, geduld moesten worden) gevoeldet ge u in een be schaafden kring. Er was verscheidenheid en verschil. Er waren allerlei richtingen, soms nuttelooze uitingen, maar het geheel geleid door Toorop bewoog zich, voldoende be langwekkend. uit jaar is het anders. Toe vallige badgasten zijn uitgenoodigd. Er zijn te veel vage en veege plekken langs de wanden gekomen. Naast Toorop, met werk uit allerlei tijdperken, is Walter Vaes zeker te noemen om zijn ets : l'Invasion des Monstres. Heyse en Nibbrig hebben de eerste bloedwarmer, de tweede zachtkleuriger werk dan ze ge woonlijk vertoonen. Het overige kan, om verschillende redenen, onbesproken blijven. 2. Arnhem. Steuntentoonstelling. Er zijn tentoonstellingen, die de lust benemen naar schilderijen te gaan zien. Deze in Arnhem behoort daartoe. Zij is een verzameling van de kreupelen der schilderkunst; het is of de kleine lieden" allen te samen kwamen en hun onkunde en ijver tegelijk wilden ver toonen, om te doen zien wat niet-zijn en niet-kunnen niet vermag. Natuurlijk is er een enkele uitzondering: Lizzy Ansingh is altijd vlot en geestig in een schets; Betsy Osieck is hier luchtig en beschaafd van kleur ; G. Baksteen is grof en krachtig, Fr. Hogerwaard is beter van modélédan van kleur, maar de enkele krachten kunnen de steunloozen niet stutten, tot een stevigheid ontstaat ; zij kunnen geen hevigheid brengen, waar geen weerstand is. PLASSCHAERT MM1IIII MINIMI IIIIIIIIIIIIIIIMIIlnlIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIÜIIIIIIIIIIIIII Sonnet Aan Louis Couperus Zij die de schoonheid van hun ziel belijden, Die, onaantastbaar in hun godenwaan, Want doelbewust, sterk in het leven staan : Zij zijn de voor altijd gebenedijden. Zij zijn de brengers van het altoos blijde En droef verhaal van komen en weer gaan, Want hebben diep in zich de stem verstaan Der weemoed om het eind van alle strijden. En van het wonder dat hun dag vermooit Ligt in den glimlach die hun mond omplooit Het onontwarbaar raadsel opgesloten ; Zij zingen van dat wonder in hun lied, Maar kennen zelf den hoogen oorsprong niet Der klanken die hun van de lippen vloten. 1915 J. v. R.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl