Historisch Archief 1877-1940
M*
I2«epfc '15. No. 1994
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Roermond's Lijden en Ver
blijden
De ,Amsterdammer" gaf onlangs
e'enigt artikelen over
Zeeuwsch-Vlaan?deren. Een Nederlandsen gebied,
waarop in niet mindere mate het oog
?der internationale staatkund-e" zich
richt, is Lfmburg en 'het
Roermondxche. Roermond heeft voor eenigen tijd
met bffzonderen klem het feest ge
vierd van zyn 100-jarige
Nederlandsch-wording; en het is goed, de
tanden ook met dit landsdeel duide
lijk te gevoelen.
Met klimmende bezorgdheid volgde Neder
land in het begin van Augustus van het
vorig jaar de schokkende gebeurtenissen, die
in snel groeien voorbij gingen aan het Zui
delijkste puntje van ons land. Hoe zou 't ons
gaan ? Die eerste dagen waren vooral voor
?de bewoners van Limburg dagen van onge
rustheid, zorg en kommer; dagen van lijdelijk
afwachten van komen, wat er boven 't hoofd
hing, maar ook een tijd van vertrouwen
op het wijs beleid der regeering.
' Er was aanleiding tot ongerustheid.
Want weldra werd de stilte onder
broken door een dof gerommel, een onre
gelmatig vreemd geluid, als het toeslaan
van groote, zware deuren, afgewisseld ais
met harde, langklinkende slagen, op metalen
Teuzengongs. Dat was de morgengroet van
den oorlogsgod aan den komenden dag,
waarin het bloed wederom met stroomen
zou vloeien. Steeds nader op
Midden?Limburg toe klonk dat titanen gehamer
met zwaren nadreun door de luchten
over de rotsige heuvelen van het
Valkenburgerland, om neer te slaan over de dorpen
in de Maasvallei en ook daar onrust in de
gemoederen te brengen. Want eensdaags,
't was Zondag, klonken de slagen weer korter
stootend, nog feller slaande; men dacht, dat
de honderduizend Germanen, die bij Gulik
en Heinsberg stonden langs den kortsten
weg naar de Kempen getrokken waren en
de Maaseycker brug forceerden; zódon
derden en ploften de nieuwaangekomen 42
centimeters bij Luik. Gelukkig bleef Limburg
ongeschonden.
Limburg heeft eene zeer eigenaardige lig
ging. Neemt men de kaart ter hand, dan
ziet men hoe de lange grenslijn uren en
Het Gothische huis in de Brugstraat
uren in slangewindingen langs wegen en
beekjes, langs moerassen en heidevelden
loopend en de Maas volgend, het smalle heu
velland omvat, dat als een wigge tusschen
Pruisen en België zit. 't Ligt er geheel open
«n bloot, door de Maas in zijne geheele
?lengte bespeeld en doorsneden.
Limburgs vestingen Maastricht, Roermond
en Venlo hebben al lang hun oorlogsmantel
afgelegd.
De oude klerken, abdijen en
kloostergebouwen, vroeger door de' soldeniers en
krijgslieden als ruime woningen en kazernes
in gebruik genomen, zijn verlaten of hebben
?hunne bestemming als godsgebouwen weer
herkregen. Maar de tijden, toen de Belgische
Vivats voor van der Noot ook in Limburg
weerklank vonden, toen de Carmagnole voor
?de stadhuizen der steden gedanst werd op
?de sansculotten muziek zijn lang voorbij.
Eene enkele herinnering van ouderen van
dagen reikt nog tot den Belgischen bezet
tingstijd, toen de partisans hier met open
armen ontvangen werden en inlijving bij
België bij velen tot de vurige wenschen
behoorde. Daarna kwam de Hollandsche en
de Duitsche bondstijd met zijn Limburgsche
jagers en 't bondscontingent.
Maar het wentelende rad van den tijd stond
niet stil en bracht rust en berusting in de
landen van Niers, en Roer en Jeker.
Men leerde de goede bedoelingen der
Oranjevorsten waardeeren.
Want niet op ns kan men de sympa
thieën van een volksstam en dat zijn d(?
Limburgers door afkomst, gewoonten, taal
en inborst leiden in eene bepaalde rich
ting. Dat moet door zien, ondervinden, den
ken en waardeeren komen. Vooral bij een
opgewekt, vrijheidlievend en
scherpoordeelend volksdeel als hier woont.
De Limburgsche boer en stedeling heeft
in voorgaande tijden veel te lijden gehad.
Zijn land toch was de loopplaats der op
buit loerende soldatenbenden, die elkander
zonder ophouden opvolgden. Men heeft hier
Spanjaarden, gehuurde Italianen, Croaten
onder Piccolomini, Pikardiërs uit
NoordFrankrijk, Walen en Statenbenden gezien.
Maar de n was niet beter dan de andere.
De oude archieven staan vol van leveranties,
van brandschade, van geschenken in natura
aan de strenge heeren. Dan verschenen de
Fransche republiekeinen als veroveraars; na
hen in glorieglans Napoleon, die Limburg
in vergulde ketenen sloeg. Toen kwam het
vereenigde Landschap als provincie met een
stuk der Kempen bij Nederland, maar de
Hollandsche regeeringspolitiek was er niet
naar, om de katholieke Limburgers den blik
naar den Haag te doen richten, Holland en
de Hollanders behandelden Limburg en
bagatelle" en de Limburgers gingen even
hooghartig die liefelijkheden met schouder
ophalen voorbij. Ma'ar het wederzijdsch
respect werd er niet beter op. Men beoor
deelde den Limburger verkeerd. Men zag
voor onwil aan, wat de geschiedenis hem
als natuurlijk geleerd had, het mindere soli
dariteitsgevoel met de Hollandsche provin
cies. Wat was de Limburger zoo al geweest ?
De oude kaart van Limburg was een lap
pendeken, samengesteld uit allerlei bonte
lappen, als abdijgoederen, vorstendommen,
graafschappen, vrije heerlijkheden, klooster
goederen, rijksbaronieën, Pruisisch, Spaansch,
Oostenrij ksch en Statenland.
't Moet wel een bijzonder goed politicus
en rechtsgeleerde geweest zijn, die in dien
doolhof van eigen rechtsgebruiken en wetten
den weg wist te vinden. Hier voerde men
den bijendief of den dief van een
ploegkouter ter galg, daar wierp men hem ten
lande uit. Elders weer werd de geldsnoeier
op een rad gevlochten, en sloeg de beul
hém armen en beenen met een koevoet stuk,
terwijl men hem op eene andere plaats de
hand afkapte en geeselde. Eenheid bestond
er niet.
Wel bracht de tijd eenige eenstemmig
heid over grootere landsgedeelten, maar 't
is een feit, dat de Lulker bisschop honderde
jaren regeerde naast den Spaanschen grande,
vertegenwoordiger eener vreemde, onpopu
laire macht; dat de Thorner Rijksvorstin
hare landen had liggen langs en in de
Spaansche, later Oostenrijksche bezittingen
en de Staten'weer steden en enclaves had
den in anderer landskeeren bezittingen; ter
wijl later de- oude Frits ook zijn deel van
Limburg kreeg en het naar zijn model door
Pruisische administratieve ambtenarendeed
verpruisen. Maastricht lag verder vlak tegen
het Walenland, het land der oude
Bourguignons. en deze stad nam er Franschen
zwier en luchtig l«ven van over.
En al deze heterogene deelen met ver
schillende geschiedenis werden ten slotte
onder n scepter, onder den naam Limburg,
dien het slechts voor een klein deel toe
kwam, vereenigd. Wel werden al die deelen
saamgehouden door dezelfde taal en werkte
dezelfde oerstamming nog voort in karakter,
levensopvatting en denkwijze. Maar men
dacht, dat met den gemeenschappelijken
naam en een inlijven in n land een ge
heel volk ook zou gaan leven, denken, be
minnen en haten als de hoofdmassa. En
hierin bleek de natuur weer sterker dan de
leer.
Het ligt niet in onze bedoeling, om hier
een overzicht te willen geven van de wor
ding, de positie van Limburg dat zou te
vér voeren, maar ook een geheel andere
opzet eischen. Wij willen ons bepalen bij
het hart der provincie, de stad die nmaal
de hoofdstad was van een aanzienlijk land
schap, een parel aan de kroon van Gelder
land die zooals de dichter zeide: aan twee
rivieren zat te tierelieren n.l. het oude Roer
mond, Gelre, het oude bekenland want
gel" is beek was door vreemd tusschen
gelegen territoir" in stukken gescheiden.
Het zuidelijkste noemde men het
Overkwartier, omdat het van Arnhem gezien, over
anderer heeren landen heen slechts-bereikt
kon worden. Van dit gedeelte was Roer
mond van ouds de hoofdstad. Op den naam
afgaande zou men geneigd zijn de stad aan
te zien, als aan den mond der Roer gelegen.
De stad lag wel aan de Roer, die aan ne
zijde de verdediging vormend een half uur
verder in de Maas liep, maar niet aan den
mond van dit riviertje. Zelfs de Maas bleef
ver van de stad, liep in een groote bocht
langs het kasteel Hom en is in de middel
eeuwen doorgegraven, zoodat Roermond eene
Maasstad werd.
Eene betere naamsverklaring is die van
de hoogte, de mond" (Fransen mont,
Engelsch mount) aan de Roer, de heuvel,
waarop de eerste huizen zich veilig rondom
de parochiekerk samendrongen. Nog kan
men uitstekend de wording van de stad uit
het plan nagaan. Kort bij de kerk ontstond
de Markt, waarop de straten uitliepen, waar
men den wade of den overgang ver de
rivier vond. Rond de Markt lagen de huizen
dicht aaneen, de straten waren nauw; nog
vindt men op het Bergske, thans deftig
Berghstraat alleen winkels, evenals langs den ouden
toegangsweg der stad, de Brugstraat.
Munsterkerk vór de restauratie
Huis de Steenen Trappen"
De Brugstraat was vroeger een der drukste handelstraten van
Roermond, toen de groote weg nog liep van Gulikkerland, Aken
en Luik over Merum, Roode Brug, voorstad Sint Jacob, Steenen
brug; de Stad in. Uit dien tijd dateert dit groote koopmanshuis
Hetzelfde opmerkelijk verschijnsel, dat in
andere Limburgsche steden gevonden wordt,
treft men ook in de Roerstad aan. De kerk
toren der parochiekerk ligt aan een kant der
stad. Men ziet dit te Venlo, te Arcen, te Gen
nep, te Stevensweert, te Neeritter, te Echt,
te Sittard, te Weert en te Maastricht en wij
wachten nog steeds op eene juiste verkla
ring van dit vreemde feit, dat niet enkel
eene strategische oorzaak kan hebben. Roer
mond kan er niet pp bogen, kan ten minste
geen bewijzen bijbrengen, dat het eene
Romeinsche vestiging is evenals de grootere
zuster Maastricht, welke het ook verder
gebracht heeft in de wereld en trots hare
zuidelijke ligging aan het uiteinde der pro
vincie residentie is van het gewestelijk be
stuur.
De stad wordt genoemd in 1130 toen eene
edele dame uit Ruregemundi, Reinwides ge
naamd, aan de abdij Kloosterrade anderhalve
hoeve gronds schonk, ook in 1191 en in
1203 in Sloets oorkondenboek. Dan gaf de
stichting van het prachtgebouw, de Mun
sterkerk met de abdij door Graaf Gerard III
van Nassau en Margaretha van Brabant groote
bekendheid aan en toeloop aan Roermond.
Vorstengunst maakte haar tot stad in 1231
en bevestigde haar. Ze werd het middel
punt der landsaristocratie en van het lands
bestuur. Hare grenzen en muren werden wijd
uitgezet, zoodat er ruimte bleef voor ge
stichten en tuinen. De nieuwe straten kregen
eene behoorlijke breedte, de Markt werd een
ruim vierkant en nieuwe marktdagen en ver
keerswegen brachten welvaart en vertier.
De landsstenden gingen er vergaderen, het
aantal schepenen nam toe, de Maas werd
doorgegraven en langs de stad gelegd, zoo
dat de handel met het Walenland, Holland
en de Limburgsche kleinere steden bloeide.
Het gildewezen was vroeg in wezen, bracht
organisatie onder het volk en behield de
degelijkheid en de kunstvaardigheid in het
handwerk. Eene eigenaardige indeeling der
stad bleef tot op onze dagen in stand, de
indeeling in putten. De buren uit een wijk
haalden allen water aan n openbaren put.
Zij onderhielden dezen, vervulden tegenover
elkander alle burenplichten bij huwelijk, be
graven en brandgevaar. Dat gaf nog meer
samenhoorigheid ook in de afzonderlijke
deelen. Roermond staat hierin gelijk met de
Nederrijnsche steden, waar overal dezelfde
inrichting gevonden werd.
* *
*
Roermond heeft geworsteld om zijn bestaan,
is grooter geworden, maar heeft groote rampen
onderstaan. In 1213 werd de pas opbloeiende
stad geplunderd, maar herstelde zich. In 1336
was zelfs de welvaart door de Maasvaart
zógestegen, dat het Hanzestad werd. Kloos
ters werden gesticht als in 1307 in de bij
de stad getrokken wijk, het Zwartbroek, het
Minderbroederklooster met de mooie
Gothise kerk, die eenige jaren geleden door
steun van alle zijden en niet het minst van
de stad zelf, tot een fraai bedehuis voor de
Hervormden werd omgebouwd en hersteld.
De Karthuizers,
een geestelijke orde,
waarin eenvoud,
zelfbeheersching zich
aan godsdienst paar
den, stichten hier hun
woonstee in 1380 en
andere weldoende en
ziekenverplegende
orden volgden, naar
het Begijnhof dat uit
den eersten tijd der
stad dateerde en
waarvan de resten
nog zichtbaar en aan
wezig zijn.
Den 16en Juli 1554
werd de stad bijna
geheel in de asch
gelegd door het aan
leggen van lonten in
stroodaken. De felle
brand liep zoo snel
voort dat de inwo
ners nauwelijks tijd
hadden zich met
hunne kinderen voor
de vlammen te ber
gen; huis en goed
werden vernield; der
tien personen kwa
men om; een ge
deelte der Groote
Kerk werd verwoest;
de lakenfabrieken
verbrandden en de
fabrikanten verhuis
den naarD
ren,Montjoeïen Verviers. Nog
is het terrein, waar
de fabrieken stonden
onbebouwd en draagt
den naam van In
de Ramen".
Toen kwam de Her
vormingen werd hier
doorHagepreekers uit
het Sittarder land,
waar steeds veel Ana
baptisten gewoond
hadden, gepredikt. De magistraat wenschte
bij het oude te blijven en toen het volk naar
een Hagepreek liep op het Guliksch territoir,
deed deze de poorten sluiten en hield de
nieuwgezinden er buiten. Hunne vrouwen
en kinderen liet men in manden van de muren
af naar buiten. Het banvonnis volgde allen.
Toen werd Roermond een bisdom en
Lindanus, blakende van ijver, reisde onver
moeid rond.
Roermond bleef trouw aan Spanje en
deelde al het oorlogsleed tot Frederik Hen
drik op 3 Juni 1632 Venlo en Straelen ver
overde en 6 Juni op Roermond aantrok en
de stad deed opeischen. De magistraat wilde
in onderhandeling treden, maar de gouver
neur van Orsoy en de burgemeester Peter
Bossman teekenden hiertegen hevig verzet
aan. De burgemeester brak de redeneeringen
af door zich voor de op de Markt gepos
teerde Compagnie te plaatsen en te roepen
Ik zal de eerste zijn voor te gaan, wieden
burgemeester lief heeft, volge hem", en ze
trokken ter verdediging naar de wallen.
Maar het fiere gedrag van den getrouwen,
vigilanten ende manhaften" burgemeester,
zooals de protocollen hem noemen, kon niet
baten. Roermond werd Staatsch en bleef dit
tot 1637.
De commissarissen der Staten-Generaal,
die men op Roermond afzond, waren niet
van de handigsten. Zij begonnen dadelijk
met hooge eischen te stellen, die over het
verdrag heen reikten. De Sint Joriskerk, die
de Hervormden toegewezen was wilden ze
niet hebben, de Begijnhofkerk was hun te
klein en toen zij de H. Geestkerk of Kapittel
kerk niet dadelijk konden krijgen, braken zij
deze open en namen ze met geweld.
Men kan begrijpen, welken indruk dit in
de geheel Roomsche stad maakte. Een plaats
in het schepencollege werd hun gegund, maar
toen de goeverneur het luiden verbood, gaf
men daaraan geen gehoor. Het bleek hoe
langer hoe meer, dat men niet bij elkaar
paste en beide partijen verlieten elkaar in
1637 zonder berouw of weemoed.
De oude Spaansche regeering werd weer
ingezet en men teekende aan, dat men ge
lukkig was weer onder het bestuur te komen
van den wettigen en natuerlycken Heere en
Domineerder".
De stad werd een kwart eeuw daarna door
een groote ramp getroffen, die haar geluk
voor langen tijd verduisterde.
Men hoore het chronijckje:
Den laetsten May op kermisdagh,
als in de stadt men vieren zagh,
De borgherij met vroolijckheyt,
de Heyligste Dryvuldigheyt
Sijn tot elfhondert huijsen toe,
in brant geraek, men weet niet hoe,
Met negen kerken en daerbij,
vijf kloosters, 't noenhof, een abdij
't Jaer duijsent seshondert 't zestig vijf,
is 't ongeluck, waarvan ick schrijf
Te Rnremond gesien gheweest,
op haere alderblijdste feest;
Soe haest volght droefheyt naer de vreucht,
soo haest verdwijnt, wat hier
verheucht.
horrlBILE fUIt InCenDlUM.
De hitte moet ondragelijk geweest zijn,
de ellende niet om te dragen.
De mare doorliep 't land en van alle kanten
kwam hulp; Venlo, Nijmegen, Arnhem steun
den, Aken zond brood en geld, Gelder en
Gulik troostten.
De stad werd regelmatiger herbouwd, de
huizen werden in de rooilinie gelegd en
naar ik meen hebben de twee groote branden
er veel toe bijgedragen, om in de'stad het
stratennet zoo goed verdeeld, aangenaam
voor het oog en gemakkelijk voor 't verkeer
te maken.
Het duurde echter wel een halve eeuw
vór de achterstand in prosperiteijt" weer
bijgehaald was.
Daarna kreeg het veel verkleinde
Overkwartier het milde Oostenrijksche Bestuur.
Nog klinkt met eere de naam van de
landsmoeder Maria Theresia, die de typische,
hardsteenen Roerbrug deed leggen en het
Prinsenhof afstond voor hospitaal. De por
tretten der Oostenrijksche vorsten in de ver
gaderzaal ten stadhuize in de gebeeldhouwde
lijsten hangen daar als die van vrienden der
bevolking, verstandige helpers in nood en
al teekende men ook hier protest aan tegen
het [osephisme, men deed niet mee aan den
opstand.
Maar toen brak de Fransche revolutie los,
na dat het eerst al te Luik gespookt had.
Ook hier werden de Fransche sansculotten
door het gewone volk jubelend ontvangen;
men danste, sprong en zong, om de beelden
van de Wet en Rede, die nog op 't stadhuis
bewaard worden.
De Brabantsche daalders, Fransche oude
kronen, de pattacons als rekenmunten, moes
ten wijken voor de waardelooze assignaten,
waarvan men er nu nog met honderden in
de kisten op zolder vindt.
Het bloed van Roermonds zonen vloeide
ook op de slagvelden voor den
wereldbeheerschenden Corsikaan en vele Limburgers
maakten Napoleons debacle mede aan de
Bérésina of bleven in Ruslands
sneeuwvlakten.
De stad werd doodarm door leveringen,
requisities, brandschattingen, inlegering en
stilstand van handel en nijverheid.
Men snakte naar vrede en rust. Eindelijk
kwam die, toen Roermond en Limburg bij
Nederland ingelijfd werden.
?? * :;
De eerste jaren waren vreemde jaren. De
vestingwerken en poorten waren geslecht;
de waterlooze grachten bestonden nog. Men
moest zich in den nieuwen toestand inleven
en dat ging na al die jaren van beroering
niet zoo gemakkelijk. Maar als verstandige
menschen voegden ze zich.
De muziek, eene behoefte voor den Lim
burger, herleefde; men werkte, maar men
maakte ook pret; men begon nieuwe zaken,
maar deed de oude weer opfleuren-en alles
ging den weg op van zichtbaren vooruitgang.
Tot... weer eene siddering het volk van
de Maas en Roergouw doorliep en in België
de roodgeel zwarte vlag, de oproervaan,
omhoog gestoken werd,
Toen kwamen de oude sympathiën weer
op en het begon te bruisen en te koken,
waar men alleen kalmte meende te zien.
Wel hielden enkele plichtgetrouwen stand
bij de Nederlandsche driekleur; Maastricht
hield stand te midden der hoogstaande
golven der volksbeweging, maar de Belgen
bezetten Limburg en Roermond tot 1839, toen
het weer aan Nederland kwam. En het klinkt
ons nu nog stootend in de ooren, als de
Belgen van Limbourg Cédé", het afgestane
Limburg spreken, als of hunne geschiedenis
bij 1830 begon.
Z. M. Willem II, de ridderlijke vorst, be
zocht Limburg in 1841; 't was werkelijk eene
blijde inkomst, voor den vorst en voor
't volk. Overal zag men toenadering, blijde
vrijheid en goed gemeende beloften van
trouw! Limburg kreeg daarna zijn grooten
verkeersweg van Maastricht naar Roermond,
Venlo en Nijmegen, een weg van groote
beteekenis voor handel en verkeer. Ook in
den Haag werden de Limburgsche afge
vaardigden goed ontvangen. Hun onbe
schroomd strijden voor recht en billijkheid
boezemde respect in en nog kan Limburg
met trots bogen op zijne vertegenwoordigers
in 's lands vergaderzaal, die met moed en
volharding de belangen van het land en van
het zoo vaak ten onrechte gesmade don
kere Zuiden" weten te behartigen. In volle
harmonie werken in Limburg de vertegen
woordigers der Koningin, Jhr. Ruijs, een
Roermondenaar met de gewestelijke staten
samen en staat aan de spits van hen, die
voorgaan in eerbied voor de landswetten,
matigheid en werkzaamheid.
Door coöperatie is de landbouw, de vee
teelt, de zuivelberetding zeer veel vooruit
gegaan. De eierenproductie is reusachtig.
De tuinbouw leeft op. De boer heeft geld
en vreest zijn schuldenaar niet meer. De
vreemde pasmunt is over de grenzen ge
drongen en de jenever verschraalt in de
flesschen, waar hij vroeger als vuurwater
het geluk der huisgezinnen 'verschroeide.
Men treedt overal tegen de onmatigheid en
met succes op, en wanneer nu de Maas nog
gekanaliseerd is, de industrie groote vlucht
neemt, de treinenloop verbetert, dan zijn vele
langgekoesterde wenschen in vervulling ge
gaan. Men gevoelt zich evengoed Neder
lander als de Noordhollander en als wie ook.
Bij de bezoeken van H. M. de Koningin
aan de Zuidelijkste provincie, was alles in
actie. Zij zelf moet wel verbaasd gestaan
hebben over zoo vele onbedwongen uitin
gen van aanhankelijkheid.
De klokken van alle torens, zelf s der kleinste
kapellen, luidden hun welkomstgroet overstad
en land. Toen de Koningin verscheen was het
een eindelooze jubel van straat tot straat, van
plein tot plein. Bedolven als 't ware onder
bloemen hield ze hare blijde inkomsten en op
de Markt scheen de gouden reuzen Christoffel,
patroon der stad, opblinkend in schel licht,
mede te jubelen bij zoo blij een feest.
* * *
En nu verneemt Roermond nog bij wijlen
de geschutdonder uit de vlakten over de
grens, waar volkeren elkander decimeeren.
Gelukkig zijn wij voor die ramp bewaard
gebleven. Het vertrouwen, dat Roermond,
zoo aan twee zijden bedreigd in Hare Maje
steit en de regeering had, is niet beschaamd.
Met wijs beleid kiest men de richtige paden
der neutraliteit.
Limburg wendt dan ook niet de blik, zoo
als vór een eeuw naar 't Zuiden, vanwaar
slechts onrust kwam maar sinds lang
naar Holland, waar de fiere dochter uit den
Oranjestam waakt voor ons aller belang.
Dat blijve zoo ! A. F. VAN BEURDEN
Roermond, Zomer 1915.
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllll
DRIE GENERATIES
De kunstenaarsfamilie Schwartze
LIZZY ANSINGH
Zondag, 12 September, wordt in Arti de
tentoonstelling geopend van werken van