De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 12 september pagina 7

12 september 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

M* I2«epfc '15. No. 1994 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Roermond's Lijden en Ver blijden De ,Amsterdammer" gaf onlangs e'enigt artikelen over Zeeuwsch-Vlaan?deren. Een Nederlandsen gebied, waarop in niet mindere mate het oog ?der internationale staatkund-e" zich richt, is Lfmburg en 'het Roermondxche. Roermond heeft voor eenigen tijd met bffzonderen klem het feest ge vierd van zyn 100-jarige Nederlandsch-wording; en het is goed, de tanden ook met dit landsdeel duide lijk te gevoelen. Met klimmende bezorgdheid volgde Neder land in het begin van Augustus van het vorig jaar de schokkende gebeurtenissen, die in snel groeien voorbij gingen aan het Zui delijkste puntje van ons land. Hoe zou 't ons gaan ? Die eerste dagen waren vooral voor ?de bewoners van Limburg dagen van onge rustheid, zorg en kommer; dagen van lijdelijk afwachten van komen, wat er boven 't hoofd hing, maar ook een tijd van vertrouwen op het wijs beleid der regeering. ' Er was aanleiding tot ongerustheid. Want weldra werd de stilte onder broken door een dof gerommel, een onre gelmatig vreemd geluid, als het toeslaan van groote, zware deuren, afgewisseld ais met harde, langklinkende slagen, op metalen Teuzengongs. Dat was de morgengroet van den oorlogsgod aan den komenden dag, waarin het bloed wederom met stroomen zou vloeien. Steeds nader op Midden?Limburg toe klonk dat titanen gehamer met zwaren nadreun door de luchten over de rotsige heuvelen van het Valkenburgerland, om neer te slaan over de dorpen in de Maasvallei en ook daar onrust in de gemoederen te brengen. Want eensdaags, 't was Zondag, klonken de slagen weer korter stootend, nog feller slaande; men dacht, dat de honderduizend Germanen, die bij Gulik en Heinsberg stonden langs den kortsten weg naar de Kempen getrokken waren en de Maaseycker brug forceerden; zódon derden en ploften de nieuwaangekomen 42 centimeters bij Luik. Gelukkig bleef Limburg ongeschonden. Limburg heeft eene zeer eigenaardige lig ging. Neemt men de kaart ter hand, dan ziet men hoe de lange grenslijn uren en Het Gothische huis in de Brugstraat uren in slangewindingen langs wegen en beekjes, langs moerassen en heidevelden loopend en de Maas volgend, het smalle heu velland omvat, dat als een wigge tusschen Pruisen en België zit. 't Ligt er geheel open «n bloot, door de Maas in zijne geheele ?lengte bespeeld en doorsneden. Limburgs vestingen Maastricht, Roermond en Venlo hebben al lang hun oorlogsmantel afgelegd. De oude klerken, abdijen en kloostergebouwen, vroeger door de' soldeniers en krijgslieden als ruime woningen en kazernes in gebruik genomen, zijn verlaten of hebben ?hunne bestemming als godsgebouwen weer herkregen. Maar de tijden, toen de Belgische Vivats voor van der Noot ook in Limburg weerklank vonden, toen de Carmagnole voor ?de stadhuizen der steden gedanst werd op ?de sansculotten muziek zijn lang voorbij. Eene enkele herinnering van ouderen van dagen reikt nog tot den Belgischen bezet tingstijd, toen de partisans hier met open armen ontvangen werden en inlijving bij België bij velen tot de vurige wenschen behoorde. Daarna kwam de Hollandsche en de Duitsche bondstijd met zijn Limburgsche jagers en 't bondscontingent. Maar het wentelende rad van den tijd stond niet stil en bracht rust en berusting in de landen van Niers, en Roer en Jeker. Men leerde de goede bedoelingen der Oranjevorsten waardeeren. Want niet op ns kan men de sympa thieën van een volksstam en dat zijn d(? Limburgers door afkomst, gewoonten, taal en inborst leiden in eene bepaalde rich ting. Dat moet door zien, ondervinden, den ken en waardeeren komen. Vooral bij een opgewekt, vrijheidlievend en scherpoordeelend volksdeel als hier woont. De Limburgsche boer en stedeling heeft in voorgaande tijden veel te lijden gehad. Zijn land toch was de loopplaats der op buit loerende soldatenbenden, die elkander zonder ophouden opvolgden. Men heeft hier Spanjaarden, gehuurde Italianen, Croaten onder Piccolomini, Pikardiërs uit NoordFrankrijk, Walen en Statenbenden gezien. Maar de n was niet beter dan de andere. De oude archieven staan vol van leveranties, van brandschade, van geschenken in natura aan de strenge heeren. Dan verschenen de Fransche republiekeinen als veroveraars; na hen in glorieglans Napoleon, die Limburg in vergulde ketenen sloeg. Toen kwam het vereenigde Landschap als provincie met een stuk der Kempen bij Nederland, maar de Hollandsche regeeringspolitiek was er niet naar, om de katholieke Limburgers den blik naar den Haag te doen richten, Holland en de Hollanders behandelden Limburg en bagatelle" en de Limburgers gingen even hooghartig die liefelijkheden met schouder ophalen voorbij. Ma'ar het wederzijdsch respect werd er niet beter op. Men beoor deelde den Limburger verkeerd. Men zag voor onwil aan, wat de geschiedenis hem als natuurlijk geleerd had, het mindere soli dariteitsgevoel met de Hollandsche provin cies. Wat was de Limburger zoo al geweest ? De oude kaart van Limburg was een lap pendeken, samengesteld uit allerlei bonte lappen, als abdijgoederen, vorstendommen, graafschappen, vrije heerlijkheden, klooster goederen, rijksbaronieën, Pruisisch, Spaansch, Oostenrij ksch en Statenland. 't Moet wel een bijzonder goed politicus en rechtsgeleerde geweest zijn, die in dien doolhof van eigen rechtsgebruiken en wetten den weg wist te vinden. Hier voerde men den bijendief of den dief van een ploegkouter ter galg, daar wierp men hem ten lande uit. Elders weer werd de geldsnoeier op een rad gevlochten, en sloeg de beul hém armen en beenen met een koevoet stuk, terwijl men hem op eene andere plaats de hand afkapte en geeselde. Eenheid bestond er niet. Wel bracht de tijd eenige eenstemmig heid over grootere landsgedeelten, maar 't is een feit, dat de Lulker bisschop honderde jaren regeerde naast den Spaanschen grande, vertegenwoordiger eener vreemde, onpopu laire macht; dat de Thorner Rijksvorstin hare landen had liggen langs en in de Spaansche, later Oostenrijksche bezittingen en de Staten'weer steden en enclaves had den in anderer landskeeren bezittingen; ter wijl later de- oude Frits ook zijn deel van Limburg kreeg en het naar zijn model door Pruisische administratieve ambtenarendeed verpruisen. Maastricht lag verder vlak tegen het Walenland, het land der oude Bourguignons. en deze stad nam er Franschen zwier en luchtig l«ven van over. En al deze heterogene deelen met ver schillende geschiedenis werden ten slotte onder n scepter, onder den naam Limburg, dien het slechts voor een klein deel toe kwam, vereenigd. Wel werden al die deelen saamgehouden door dezelfde taal en werkte dezelfde oerstamming nog voort in karakter, levensopvatting en denkwijze. Maar men dacht, dat met den gemeenschappelijken naam en een inlijven in n land een ge heel volk ook zou gaan leven, denken, be minnen en haten als de hoofdmassa. En hierin bleek de natuur weer sterker dan de leer. Het ligt niet in onze bedoeling, om hier een overzicht te willen geven van de wor ding, de positie van Limburg dat zou te vér voeren, maar ook een geheel andere opzet eischen. Wij willen ons bepalen bij het hart der provincie, de stad die nmaal de hoofdstad was van een aanzienlijk land schap, een parel aan de kroon van Gelder land die zooals de dichter zeide: aan twee rivieren zat te tierelieren n.l. het oude Roer mond, Gelre, het oude bekenland want gel" is beek was door vreemd tusschen gelegen territoir" in stukken gescheiden. Het zuidelijkste noemde men het Overkwartier, omdat het van Arnhem gezien, over anderer heeren landen heen slechts-bereikt kon worden. Van dit gedeelte was Roer mond van ouds de hoofdstad. Op den naam afgaande zou men geneigd zijn de stad aan te zien, als aan den mond der Roer gelegen. De stad lag wel aan de Roer, die aan ne zijde de verdediging vormend een half uur verder in de Maas liep, maar niet aan den mond van dit riviertje. Zelfs de Maas bleef ver van de stad, liep in een groote bocht langs het kasteel Hom en is in de middel eeuwen doorgegraven, zoodat Roermond eene Maasstad werd. Eene betere naamsverklaring is die van de hoogte, de mond" (Fransen mont, Engelsch mount) aan de Roer, de heuvel, waarop de eerste huizen zich veilig rondom de parochiekerk samendrongen. Nog kan men uitstekend de wording van de stad uit het plan nagaan. Kort bij de kerk ontstond de Markt, waarop de straten uitliepen, waar men den wade of den overgang ver de rivier vond. Rond de Markt lagen de huizen dicht aaneen, de straten waren nauw; nog vindt men op het Bergske, thans deftig Berghstraat alleen winkels, evenals langs den ouden toegangsweg der stad, de Brugstraat. Munsterkerk vór de restauratie Huis de Steenen Trappen" De Brugstraat was vroeger een der drukste handelstraten van Roermond, toen de groote weg nog liep van Gulikkerland, Aken en Luik over Merum, Roode Brug, voorstad Sint Jacob, Steenen brug; de Stad in. Uit dien tijd dateert dit groote koopmanshuis Hetzelfde opmerkelijk verschijnsel, dat in andere Limburgsche steden gevonden wordt, treft men ook in de Roerstad aan. De kerk toren der parochiekerk ligt aan een kant der stad. Men ziet dit te Venlo, te Arcen, te Gen nep, te Stevensweert, te Neeritter, te Echt, te Sittard, te Weert en te Maastricht en wij wachten nog steeds op eene juiste verkla ring van dit vreemde feit, dat niet enkel eene strategische oorzaak kan hebben. Roer mond kan er niet pp bogen, kan ten minste geen bewijzen bijbrengen, dat het eene Romeinsche vestiging is evenals de grootere zuster Maastricht, welke het ook verder gebracht heeft in de wereld en trots hare zuidelijke ligging aan het uiteinde der pro vincie residentie is van het gewestelijk be stuur. De stad wordt genoemd in 1130 toen eene edele dame uit Ruregemundi, Reinwides ge naamd, aan de abdij Kloosterrade anderhalve hoeve gronds schonk, ook in 1191 en in 1203 in Sloets oorkondenboek. Dan gaf de stichting van het prachtgebouw, de Mun sterkerk met de abdij door Graaf Gerard III van Nassau en Margaretha van Brabant groote bekendheid aan en toeloop aan Roermond. Vorstengunst maakte haar tot stad in 1231 en bevestigde haar. Ze werd het middel punt der landsaristocratie en van het lands bestuur. Hare grenzen en muren werden wijd uitgezet, zoodat er ruimte bleef voor ge stichten en tuinen. De nieuwe straten kregen eene behoorlijke breedte, de Markt werd een ruim vierkant en nieuwe marktdagen en ver keerswegen brachten welvaart en vertier. De landsstenden gingen er vergaderen, het aantal schepenen nam toe, de Maas werd doorgegraven en langs de stad gelegd, zoo dat de handel met het Walenland, Holland en de Limburgsche kleinere steden bloeide. Het gildewezen was vroeg in wezen, bracht organisatie onder het volk en behield de degelijkheid en de kunstvaardigheid in het handwerk. Eene eigenaardige indeeling der stad bleef tot op onze dagen in stand, de indeeling in putten. De buren uit een wijk haalden allen water aan n openbaren put. Zij onderhielden dezen, vervulden tegenover elkander alle burenplichten bij huwelijk, be graven en brandgevaar. Dat gaf nog meer samenhoorigheid ook in de afzonderlijke deelen. Roermond staat hierin gelijk met de Nederrijnsche steden, waar overal dezelfde inrichting gevonden werd. * * * Roermond heeft geworsteld om zijn bestaan, is grooter geworden, maar heeft groote rampen onderstaan. In 1213 werd de pas opbloeiende stad geplunderd, maar herstelde zich. In 1336 was zelfs de welvaart door de Maasvaart zógestegen, dat het Hanzestad werd. Kloos ters werden gesticht als in 1307 in de bij de stad getrokken wijk, het Zwartbroek, het Minderbroederklooster met de mooie Gothise kerk, die eenige jaren geleden door steun van alle zijden en niet het minst van de stad zelf, tot een fraai bedehuis voor de Hervormden werd omgebouwd en hersteld. De Karthuizers, een geestelijke orde, waarin eenvoud, zelfbeheersching zich aan godsdienst paar den, stichten hier hun woonstee in 1380 en andere weldoende en ziekenverplegende orden volgden, naar het Begijnhof dat uit den eersten tijd der stad dateerde en waarvan de resten nog zichtbaar en aan wezig zijn. Den 16en Juli 1554 werd de stad bijna geheel in de asch gelegd door het aan leggen van lonten in stroodaken. De felle brand liep zoo snel voort dat de inwo ners nauwelijks tijd hadden zich met hunne kinderen voor de vlammen te ber gen; huis en goed werden vernield; der tien personen kwa men om; een ge deelte der Groote Kerk werd verwoest; de lakenfabrieken verbrandden en de fabrikanten verhuis den naarD ren,Montjoeïen Verviers. Nog is het terrein, waar de fabrieken stonden onbebouwd en draagt den naam van In de Ramen". Toen kwam de Her vormingen werd hier doorHagepreekers uit het Sittarder land, waar steeds veel Ana baptisten gewoond hadden, gepredikt. De magistraat wenschte bij het oude te blijven en toen het volk naar een Hagepreek liep op het Guliksch territoir, deed deze de poorten sluiten en hield de nieuwgezinden er buiten. Hunne vrouwen en kinderen liet men in manden van de muren af naar buiten. Het banvonnis volgde allen. Toen werd Roermond een bisdom en Lindanus, blakende van ijver, reisde onver moeid rond. Roermond bleef trouw aan Spanje en deelde al het oorlogsleed tot Frederik Hen drik op 3 Juni 1632 Venlo en Straelen ver overde en 6 Juni op Roermond aantrok en de stad deed opeischen. De magistraat wilde in onderhandeling treden, maar de gouver neur van Orsoy en de burgemeester Peter Bossman teekenden hiertegen hevig verzet aan. De burgemeester brak de redeneeringen af door zich voor de op de Markt gepos teerde Compagnie te plaatsen en te roepen Ik zal de eerste zijn voor te gaan, wieden burgemeester lief heeft, volge hem", en ze trokken ter verdediging naar de wallen. Maar het fiere gedrag van den getrouwen, vigilanten ende manhaften" burgemeester, zooals de protocollen hem noemen, kon niet baten. Roermond werd Staatsch en bleef dit tot 1637. De commissarissen der Staten-Generaal, die men op Roermond afzond, waren niet van de handigsten. Zij begonnen dadelijk met hooge eischen te stellen, die over het verdrag heen reikten. De Sint Joriskerk, die de Hervormden toegewezen was wilden ze niet hebben, de Begijnhofkerk was hun te klein en toen zij de H. Geestkerk of Kapittel kerk niet dadelijk konden krijgen, braken zij deze open en namen ze met geweld. Men kan begrijpen, welken indruk dit in de geheel Roomsche stad maakte. Een plaats in het schepencollege werd hun gegund, maar toen de goeverneur het luiden verbood, gaf men daaraan geen gehoor. Het bleek hoe langer hoe meer, dat men niet bij elkaar paste en beide partijen verlieten elkaar in 1637 zonder berouw of weemoed. De oude Spaansche regeering werd weer ingezet en men teekende aan, dat men ge lukkig was weer onder het bestuur te komen van den wettigen en natuerlycken Heere en Domineerder". De stad werd een kwart eeuw daarna door een groote ramp getroffen, die haar geluk voor langen tijd verduisterde. Men hoore het chronijckje: Den laetsten May op kermisdagh, als in de stadt men vieren zagh, De borgherij met vroolijckheyt, de Heyligste Dryvuldigheyt Sijn tot elfhondert huijsen toe, in brant geraek, men weet niet hoe, Met negen kerken en daerbij, vijf kloosters, 't noenhof, een abdij 't Jaer duijsent seshondert 't zestig vijf, is 't ongeluck, waarvan ick schrijf Te Rnremond gesien gheweest, op haere alderblijdste feest; Soe haest volght droefheyt naer de vreucht, soo haest verdwijnt, wat hier verheucht. horrlBILE fUIt InCenDlUM. De hitte moet ondragelijk geweest zijn, de ellende niet om te dragen. De mare doorliep 't land en van alle kanten kwam hulp; Venlo, Nijmegen, Arnhem steun den, Aken zond brood en geld, Gelder en Gulik troostten. De stad werd regelmatiger herbouwd, de huizen werden in de rooilinie gelegd en naar ik meen hebben de twee groote branden er veel toe bijgedragen, om in de'stad het stratennet zoo goed verdeeld, aangenaam voor het oog en gemakkelijk voor 't verkeer te maken. Het duurde echter wel een halve eeuw vór de achterstand in prosperiteijt" weer bijgehaald was. Daarna kreeg het veel verkleinde Overkwartier het milde Oostenrijksche Bestuur. Nog klinkt met eere de naam van de landsmoeder Maria Theresia, die de typische, hardsteenen Roerbrug deed leggen en het Prinsenhof afstond voor hospitaal. De por tretten der Oostenrijksche vorsten in de ver gaderzaal ten stadhuize in de gebeeldhouwde lijsten hangen daar als die van vrienden der bevolking, verstandige helpers in nood en al teekende men ook hier protest aan tegen het [osephisme, men deed niet mee aan den opstand. Maar toen brak de Fransche revolutie los, na dat het eerst al te Luik gespookt had. Ook hier werden de Fransche sansculotten door het gewone volk jubelend ontvangen; men danste, sprong en zong, om de beelden van de Wet en Rede, die nog op 't stadhuis bewaard worden. De Brabantsche daalders, Fransche oude kronen, de pattacons als rekenmunten, moes ten wijken voor de waardelooze assignaten, waarvan men er nu nog met honderden in de kisten op zolder vindt. Het bloed van Roermonds zonen vloeide ook op de slagvelden voor den wereldbeheerschenden Corsikaan en vele Limburgers maakten Napoleons debacle mede aan de Bérésina of bleven in Ruslands sneeuwvlakten. De stad werd doodarm door leveringen, requisities, brandschattingen, inlegering en stilstand van handel en nijverheid. Men snakte naar vrede en rust. Eindelijk kwam die, toen Roermond en Limburg bij Nederland ingelijfd werden. ?? * :; De eerste jaren waren vreemde jaren. De vestingwerken en poorten waren geslecht; de waterlooze grachten bestonden nog. Men moest zich in den nieuwen toestand inleven en dat ging na al die jaren van beroering niet zoo gemakkelijk. Maar als verstandige menschen voegden ze zich. De muziek, eene behoefte voor den Lim burger, herleefde; men werkte, maar men maakte ook pret; men begon nieuwe zaken, maar deed de oude weer opfleuren-en alles ging den weg op van zichtbaren vooruitgang. Tot... weer eene siddering het volk van de Maas en Roergouw doorliep en in België de roodgeel zwarte vlag, de oproervaan, omhoog gestoken werd, Toen kwamen de oude sympathiën weer op en het begon te bruisen en te koken, waar men alleen kalmte meende te zien. Wel hielden enkele plichtgetrouwen stand bij de Nederlandsche driekleur; Maastricht hield stand te midden der hoogstaande golven der volksbeweging, maar de Belgen bezetten Limburg en Roermond tot 1839, toen het weer aan Nederland kwam. En het klinkt ons nu nog stootend in de ooren, als de Belgen van Limbourg Cédé", het afgestane Limburg spreken, als of hunne geschiedenis bij 1830 begon. Z. M. Willem II, de ridderlijke vorst, be zocht Limburg in 1841; 't was werkelijk eene blijde inkomst, voor den vorst en voor 't volk. Overal zag men toenadering, blijde vrijheid en goed gemeende beloften van trouw! Limburg kreeg daarna zijn grooten verkeersweg van Maastricht naar Roermond, Venlo en Nijmegen, een weg van groote beteekenis voor handel en verkeer. Ook in den Haag werden de Limburgsche afge vaardigden goed ontvangen. Hun onbe schroomd strijden voor recht en billijkheid boezemde respect in en nog kan Limburg met trots bogen op zijne vertegenwoordigers in 's lands vergaderzaal, die met moed en volharding de belangen van het land en van het zoo vaak ten onrechte gesmade don kere Zuiden" weten te behartigen. In volle harmonie werken in Limburg de vertegen woordigers der Koningin, Jhr. Ruijs, een Roermondenaar met de gewestelijke staten samen en staat aan de spits van hen, die voorgaan in eerbied voor de landswetten, matigheid en werkzaamheid. Door coöperatie is de landbouw, de vee teelt, de zuivelberetding zeer veel vooruit gegaan. De eierenproductie is reusachtig. De tuinbouw leeft op. De boer heeft geld en vreest zijn schuldenaar niet meer. De vreemde pasmunt is over de grenzen ge drongen en de jenever verschraalt in de flesschen, waar hij vroeger als vuurwater het geluk der huisgezinnen 'verschroeide. Men treedt overal tegen de onmatigheid en met succes op, en wanneer nu de Maas nog gekanaliseerd is, de industrie groote vlucht neemt, de treinenloop verbetert, dan zijn vele langgekoesterde wenschen in vervulling ge gaan. Men gevoelt zich evengoed Neder lander als de Noordhollander en als wie ook. Bij de bezoeken van H. M. de Koningin aan de Zuidelijkste provincie, was alles in actie. Zij zelf moet wel verbaasd gestaan hebben over zoo vele onbedwongen uitin gen van aanhankelijkheid. De klokken van alle torens, zelf s der kleinste kapellen, luidden hun welkomstgroet overstad en land. Toen de Koningin verscheen was het een eindelooze jubel van straat tot straat, van plein tot plein. Bedolven als 't ware onder bloemen hield ze hare blijde inkomsten en op de Markt scheen de gouden reuzen Christoffel, patroon der stad, opblinkend in schel licht, mede te jubelen bij zoo blij een feest. * * * En nu verneemt Roermond nog bij wijlen de geschutdonder uit de vlakten over de grens, waar volkeren elkander decimeeren. Gelukkig zijn wij voor die ramp bewaard gebleven. Het vertrouwen, dat Roermond, zoo aan twee zijden bedreigd in Hare Maje steit en de regeering had, is niet beschaamd. Met wijs beleid kiest men de richtige paden der neutraliteit. Limburg wendt dan ook niet de blik, zoo als vór een eeuw naar 't Zuiden, vanwaar slechts onrust kwam maar sinds lang naar Holland, waar de fiere dochter uit den Oranjestam waakt voor ons aller belang. Dat blijve zoo ! A. F. VAN BEURDEN Roermond, Zomer 1915. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllll DRIE GENERATIES De kunstenaarsfamilie Schwartze LIZZY ANSINGH Zondag, 12 September, wordt in Arti de tentoonstelling geopend van werken van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl