De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 19 september pagina 6

19 september 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

E^^ ?l*ir'7""C3ir; .F-T ^TT^, ^>~ ,?,. , 4 . t -f. * -A». ?",?(( S^C'" V -- I ? ', l ^ "P DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NELDERLAND 19 Sept. '15. ^0. 1995 ?Toegang, tof Hofwijck, de grootste der Amsterdamsche , , - Volkstuinen Het mooiste tuintje op Hofwijck Volkstuinen aan", in den trant van het oudtertje dat bang 'is door te breken, breidt 1909, toen de eerste opgericht, het getal volks, __. _ «een de volkstuinen in ais der Duitschje Lauben-koloniën", dtöbedoeld «ïn als tegenwicht tegen nadeden va»ftet groote-stadsleyen, en 4e arbeiders-tuinen", die meer dienen in soort van toeslag op de lage loonen. Er zijn nu negen volkstnfnen in ons land eopend, aL (in alphibetische volgorde) te au, Amsterdam, 's-Gravenhage, Gronin gen, Leeuwarden, Leiden, Rotterdam, Scfaieiam en Utrecht dank zij in het bijzonder ;vdtn ?teufi' van het «Nuf, wiens vroegeren secretaris, de heer Bruinwold Riedel, een der ijverigste apostelen voor de nieuwe leer Is geweest. \ te Aatsterdam, de stad die in deze onder 4e eerste behoorde, telt men thans drie groepen: een aan de Linnaeusstraat (Tuinwijck), een aan de Boerenwetering (Hof wtjck) en een aan de Baarsjes (Nieuw-Amsterdam). iTe zanten beslfim ze een oppervlakte van ruim 14 H.A., en In het geheel bieden ze 1 ruimte voor pi. m. 780 huurders. Wat nog niet veel is, gezien het inwonerstal van de hoofdstad (immers ruim 600,000 zielen) ook «l beschouwt men eiken huurder als gezins hoofd, en rekent men de gezinnen, d. w. z. de familieleden die direct meegenieten van ? den tuin, op 3?4 personen, (totaal dus 2300 a 3100). 'Wij zijn nog een heel eind «f van het ideaal van het comité: Amster dam te omringen met een Krans van volks tuinen l De ligging van de drie groepen is door toevallige omstandigheden nogal verschil lend. Hofwijck en Nieuw-Amsterdam zijn in dit opzicht meer begunstigd dan Tuinwijck, de oudste der stichtingen, dat zelf IIHIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII - ij L-f/ i,»t« ? ' ^ t 'f' ." k 1 fc' . Ff * Dr. Jekyll en Mr. Hyde. Drama in vier Bedrijven naar R. L. Stcvenson, door mr. J. Comijns Carr. (?Die Haghespe/ Iers* dlr. E. Verkade). Heb ik de vorige week nog zoowat luchtig schertsend kunnen schrijven over de in elk geval amusante en spannende mélodraak Binnen de Wet", waarmede Royaards' ge, zelschap de campagne opent, voor het be neden alle critiek onbelangrijke en onaesthetische melodrama, waarvan de titel hier boven staat kan ik lach noch scherts vinden, omdat bittere verontwaardiging te groot is. Hier immers was het geval anders. Hier gold het gastvoorstellingen van Louis Bouw meester", mogelijk gemaakt door de nieuwe combinatie op fooneelgebied, die men niet geheel ten-onrechte de Tooneeltrust heeft genoemd. Men heeft Indertijd begrijpelijkerwijze gejuicht en gejubeld, toen Nederlands rste tooneelspeler, de grootste van onze grooten, die jaren geleden (het woord is historisch) dpor den Raad van Beheer genoodzaakt werd, als spelende beambte" de Koninklijke Vereeniging uit te treden, zoodat hij op 65-jarigen leeftijd in den vreemde moest gaan zwerven, met eere weer door het Neerlandsch" is binnengehaald. Ik heb in Indië deze lijdensgeschiedenis meermalen bijgewoond, ik heb den bege nadigden ras-artiest in eenige uithoeken van Indië, in een Schmiere" omgeving op schamele tqoneeltjes zien spelen, omdat Nederland hem had verguisd, en toen heb ik mij voor mijn volk geschaamd, dat niet krachtig genoeg hiertegen protesteerde. Thans is de groote man terug op de plaats, die hem toekomt, en onlangs is hem er is nog humor, zij het' bittere, in de wereld het eere-lidmaatschap van den Raad van Bekeer aangeboden! Maar om zijn kunst eere aan te doen, om hem de gelegenheid te geven, het aller hoogste, geweldigst grandioze te toonen, wat zijn kunst vermag, daaraan is niet gedacht, ofschoon dit toch de nige voor name hulde was, aan zijn genie te brengen. Het vorige seizoen hebben wij den grooten Louis door Nederland rond zien sollen met het kunstlooze, op grof volks-effect berus tende Pro Domo"., waarin zijn genie ge prostitueerd is op aanstootelijke wijze. Thans wordt dit genie misbruikt in een drakerig melodrama, zóbeneden alle critiek belache lijk en wanstaltig, dat zelfs Bouwmeester, met al zijn nog steeds groote dramatische kracht het niet redden kon, en men hoorbaar, in de meest tragisch bedoelde momenten, om hem gelachen heeft. Ja, het dient nu maar eens gezegd te worden, zonder er doekjes om te winden, zooals anderen, met beminnenswaardige piëteit nog gedaan hebben. In, dit zelfs voor een onkun dig publiek dat vél slikt; en dat Pro Domo" nog geaccepteerd heeft tébar en tédrakerig stuk is, meermalen onze grootste tooneelspeler uitgelachen, waar hij zijn best deed, de hem opgelegde taak naar plicht te vervullen. Aan den nen kant een eere lidmaatschap met een oorkonde, en een aandoenlijke attentie, in de lieve handjes wel zoo'n stadsmensch lijkt, opgesloten als 't is tusschen de huizen, de gasfabriek en de spoorbaan, terwijl Hofwijck en NieuwAmsterdam deel uitmaken van de over blijfselen der vroegere landelijke omgeving: het domein der warmoezeniers aan de Boerenweterihg, met zijn lage tuinderswonin gen, gezellig nestelend onder wat oude boomen, bij den wit-geschuurden houten wal en de welhaast verdwijnende oudAmsterdamsche Sla-tuintjes, waar tusschen door het aardig begroeid slingerpad, van de Baarsjes naar den Haarlemmerweg leidt. Zoo is de ligging der drie groepen dus wel wat verschillend, maar in hoofdzaak bieden ze toch hetzelfde beeld. Het is het beeld dat menigeen heeft opgevangen als hij per trein langs de achterzijde van Tuinwijck passeerde, en zoo wat van uit de hoogte" (ik denk natuurlijk aan de hoogte van den spoordijk) neerblikte op den volkstuin. Hij zag een groot stuk land, verkaveld in kleine brokjes van demokratische gelijk heid, die te zamen als 't ware een lappen deken vormen; een lappendeken van lilliputterachtige tuintjes, elk met zijn eigen saamgeknutseld huisje, meestal een beetje kinderachtig versierd met een vlaggetje, en een windwijzertje, en een paar beeldjes of vaasjes, met gordijntjes Voor de raamp jes, en vooraan het tuintje een hekje, met een poortje, alles zoo'n beetje poppenhuis achtig. En vooral in den winter, als de allesvermooiende tooi van gretig opschietende planten en bloemen is weggevallen, de tuinen er haveloos en kleurloos uitzien, moet Tuinwijck met zijn hutjes en hokjes op menigeen een wat stumperigen en poveren Indruk hebben gemaakt, zoo'n beetje als een kolo nie van arme slokkers. Arme slokkers l Wie op de hoogte is weet wel beter. De lijsten van de door de huurders uitgeoefende beroepen wijzen aan, dat «r niet slechts en vooral gezeten" werklieden iiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiii van zijn eigen dochter gegeven (ik heb dit meisje als zuigeling in Indië van plaats tot plaats zien medetrekken, waar vader, uitgestoóten, in dep vreemde zwierf), aan den anderen kant een rol, hem opgelegd, waarin men hem er aan bloot stelde uitgelachen te worden! De kwestie, of hij zelf deze rol, en die in Pro Domo" graag speelt of niet, kan hier buiten beschouwing blijven, en ik weet dit ook niet. De groote geniale kinderen, die zulke artiesten zijn, hebben somtijds zonder linge voorliefden voor mélo-rollen, en om een stuk als kunst-geheel bekommeren zij zich dan niet. Maar eene directie, met artis tieke leiders, kan en moet -beter weten. Als men naar een middel had gezocht om dezen kunstenaar in de oogen van het publiek te vernederen, had men geen beter rol voor hem kunnen uitkiezen, dan deze, waarin men hem, In oogenblikken, dat hij dramatisch effect van angst en ontzetting moet bereiken, een voudig meermalen heen uitgelachen. Het is het gebrek aan piëteit voor onze acteurs, dat mij zoo herhaalde maieitschouwburgbezoek tot iets pijnlijks maakt. Er zijn acteurs en actrices in ons land met voor treffelijke kwaliteiten, die zich nooit ont wikkelen, omdat men hun de gelegenheid niet geeft, of erger, omdat men die kwali teiten verstikt of afstompt door minder waardig werk. Men moge het onpractisch, en niet business-like" vinden, maar ik zie in onze tooneel-artiesten nu eenmaal iets anders dan werktuigen om goede recettes mede te maken, en in tooneel iets anders dan een amusement. Ik heb het bij den aan vang van deze kronieken in dit Weekblad al eens'gezegd: het hoogste kan voor hun kunst niet hoog genoeg zijn. Als ik onze acteurs, de jongere, door het métier" nog niet afgestompte vooral, menschen, die met hooge, nobele aspiraties voor hun kunst begonnen zijn, en die er iets edelers en gecstelijkers in zagen dan enkel broodverdiening en recettes-jagen, gebruikt zie voor laffe vertooningen en grimassen-makerij, voor effecten van valsch pathos en wee gejammer, dan voel ik, welk een groot onrecht, ook welk een prostitutie er hier aan hun geschiedt, n door de directies, n door het publiek. PC vertooning van Dr Jekyll en Mr. Hyde" was mij echter een verblijdend teeken, dat er voor het publiek althans nog grenzen zijn. Want dit melodrama, waarin een inte ressante, en heel niet belachelijke studie vertelling van R. L. Stevenson (?The strange case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde") op onver antwoordelijke wijze verknoeid en ontwricht wordt, is door het publiek (althans op de voor stelling, die ik in De Seinpost" te Scheveningen zag) niet geaccepteerd. Men heeft voortdurend gelachen, waar het stuk de bedoeling had; te slaan met ontzetting. Daardoor heeft deze vertooning ook alweer hare goede zijde, want zij heeft nu eens eindelijk bewezen, dat men toch niet alles met het publiek doen kan, en dat er ook hier grenzen zijn. Zelfs de piëteit voor een door allen geliefd en geëerbiedigd kunstenaar als Louis Bouwmeester was hier niet in staat, de hilariteit te smoren, want de belachelijk heid der vertooning ging hier die grenzen verre te buiten. Het effect van boeien en spannen, waarop de geheele studie van Stevenson's origineel werk berust, het most thrilling and exciting" slot-effect namelijk, als het blijkt dat Dr. Jekyll en Mr. Hyde n Ik zijn, dat in die twee gescheiden is door occulte middelen, wordt door den onhandigen bewerker van dit drama onder zijn, zooals beambten in dienst van Rijk en Gemeente of van particulieren, maar ook kantoorbedienden, musici, onderwijzers, enz. Trouwens, om de huur van zoo'n tuintje te kunnen betalen (in Tuinwyck en Hofwyck kost zoo'ir stukje van 100 M*. ? 5 per jaar, in Nieuw-Amsterdam, dat uit beteren tuingrond bestaat, ? 7.40) moet men toch al een zekeren welstancbgenieten l Arme slokkers l neen, die lieden die men hier ziet zaaien en oogsten en knut selen, zijn veeleer de rijkaards van de buurt. Zij zijn bevoorrecht boven velen die k hunkeren naar het bezit van zoo'n kleine oase in den woestijn van steen, maar die door het comitémoeten worden teleurge steld, omdat dit onmogelijk aan alle aan vragen kan voldoen. En ook zijn zij benij denswaardig in dezen zin dat zij, ondanks hun wonen in de groote stad, levend onder niet al te gunstige omstandigheden, onder worpen aan allerlei smaakbedervende invloe den, toch hebben behouden dat frissche, zuivere gevoel: de Ontvankelijkheid voor de Natuur. Er is iets ontroerends in de vast houdendheid waarmee zelfs de stadsmenschen-van geboorte onbtwust dit oerinstinct bewaren. Onder niet al te ongunstige omstandig heden t Ik druk mg met opzet gematigd uit, en treed niet in bij zonderheden omtrent loon en arbeidstijden, enz. Maar nu ik dit schrijf moet ik toch even terugdenken aan de in leiding tot een bezoek dat ik kortgeleden aan Hof wyck bracht; aan mijn wandeling daarheen door de Pijp, die schande op het gebied der moderne stadsuitbreiding, waar voor het thans levend geslacht, waarvoor het stadsbestuur van gisteren, de zware schuld draagt. Vooral denk ik aan die nauwe n grauwe uovert Flinckstraat, waarin men steeds weer loopt langs dezelfde levenlooze voorgevelrooilijn van leelijke, goedkope huizen, producten van den revolutie bouw op z'n smalst; die straat van over bevolkte, bekrompen volkswoningen, met donkere trappen en portalen, hokkerige, gehoorige vertrekken, onvoldoende woon- en slaap- en kook- en waschgelegenheid, onvol doende licht en lucht. En stel u nu eens voor, den fabelachtigen rijkdom van een daar wonend gezin, dat plotseling, als door een wonder, in het bezit komt van een tuin, een eigen tuin, waar het zijn eigen groenten kan verbouwen, zijn eigen bloemen en vruchten kan kweeken, waar een huisje, koepeltje of prieeltje kan worden gezet om in te zitten als 't regent of guur weer is of de zon al te fel brandt. Waar het gezin tenminste des Zondags kan yerkeeren, den heelen goddelijken dag in buitenlucht en landelijke rust, niet als dagjesmenschen, maar als de bezitters van een stukje .natuur, in staat er telkens weer terug te keeren. Waar de eentonige arbeid in fabriek of werkplaats, in kantoor en school kan worden vergeten, terwijl men spit of plant of snoeit of giet, dan wel in zalige dolce-far-nlente met het geheele gezin geniet van de stilte, het gezoem der insecten en het gefluit der vogels; waar de groote stadsmensch als 't ware teruggevoerd wordt tot eene vorige periode in zijn en ons aller geschiedenis, zich weer neerbuigt naar den moeder-grond, zélf weer gaat zaaien en oogsten, en door het van nabij volgen van het ontwikkelingsproces van zaad tot bloem en van bloem tot vrucht nieuwen eerbied krijgt voor, nieuw inzicht in, nieuwe kennis van de wonderen der natuur. De oprichting van volkstuinen in de on middellijke nabijheid van de steden is eene weldaad in verschillend opzicht voor de bevolking. Men bevordert er 'de volksge zondheid door, maar men doet velen ook in geestelijken zin herboren worden. Incipit vita nuova" hier begint een nieuw leven zou menige werkman of kleine burger, nadat hij in het bezit van zoo'n volkstuintje is gekomen, Dante kunnen naschrijven. ? Men lette in dit verband eens op den aard der uit en door de Amsterdamsche volkstuinen-huurders gevormde commissies. Aan de coöperatie-commissie, die inhet groot mest, zaden enz. koopt; aan de commissie voor het maken van reisjes naar bekende kweekerijen en bloemisterijen; aan de commissie tot vermeerdering -van kennis, wier doel het is door gezamenlijk bezoek bijv. aan den Hortus Botanicus, onder leiding van des kundigen, en het laten houden van lezingen en tentoonstellingen van bloemen, de bota nische kennis der huurders te vermeerderen; aan de Feestcommissie, aan de Verfraaiings commissie, aan de Muziekvereeniging, aan het gezamenlijke Maandblad.... Incipit vita nuova. Ja waarlijk! Moge daarom het getal volkstuinen te Amsterdam en elders spoedig toenemen t Amsterdam. D. KOUWENAAR Zomerdag in Hofwijck Tuinbouw op Hofwijck lllllllltllllllllllllllllllllllHllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIHtlllllllMllllllllllllllllM geheel onmogelijk gemaakt, omdat hij dit geheim immers al in de eerste acte verklapt. Er blijft nu niets over dan een slecht melo drama van ve«Éfil!M,*PPrging en keelafsnijding, en efBSpÜWTpcöe Jongejannerij van gedaanteyierwlsseling. Het monster Hyde, dat Bouwmeestec'te transformeeren had uit Dr. Jekyll, en dat- meer op een boeman voor kinderen leek, moest ontstellen en doen rillen, maar behaalde het tegenovergestelde lachsucces. Ik heb zelden zóals bij deze voorstelling gevoeld, hoe weinig, hoe in 't geheel niet men nog in het' Westen beseft, wat eigenlijk tooneelkunst wel zijn moet, en in welke sfeer, en welke omgeving zij behoort te worden geboden. Het jammerlijke getjingel van lievïg-weëe stukjes op een piano, en het krassen van een paar violen en een cel (?orkest" heetten op 't programma een pianino, 2 violen en een cel, de slechtgestemde oude pianino was als vleugel" geannonceerd), deze afgedraaide mopjes in de pauzen, om de stemming" onder 't publiek te verhoogen, een opdringerige kellner met bladen thee en koffie, die hij onder uw neus duwt, een bleek jochie in goor-wit kokscostuum met vlekken, die sjokla" te koop aanbiedt, dit alles is zoo hopeloos ordinair en banaal, dat eigenlijk alle idee aan kunst bij zooiets een paskwii lijkt. Gelukkig leven wij thans in groote tijden. Ik zeg gelukkig", ondanks den jammer en de ellende der menschenslachting; want ik gevoel met groote zekerheid de zekerheid van intuïtie, die verstand voorlicht dat er, na dezen wereld-ommekeer, groote her vormingen te gebeuren staan, omdat nieuwe verlangens en geweldige geestelijke aspiraties om vervulling roepen, wetend, dat der tijden volheid nabij is. Die -hervorming, die geestelijke verlangens zullen zich stellig ook openbaren op tooneelgebied, en de nabije toekomst is vol hoop en belofte voor die ernstigen en onvoldanen onder onze acteurs en actrices, die diep in hun ziel lijden onder een cabotin" bestaan, dat hun tot clowns en grimassenmakers verlaagt, om stoffelijk belang. HENRI BOREL N.B. Boven besproken stuk is driemaal te Scheveningen vertoond, gaat" thans te Rotterdam en zal ook wel spoedig te Amsterdam worden opgevoerd. IlIIIIIIIIIIUIIIItllH IIUIIIIIIIIIIIIIII1I1IIIIIMIMIIMII imiiiiiilliiliii MUZIEK Nieuwe uitgaven en uitvoeringen. Ingenhoven; Bischoff. Jan Ingenhoven is een der weinige Hol landers die anders willen en doen dan het grootste deel. Hij wijkt af van de wegen die men met gerust geweten betrouwbaar kan noemen en vermoedt andere dingen die hij langs een nieuwen weg wil bereiken. Hij staat tegenover het conservatisme, dat al te spoedig, vooral waar het kunst betreft, inwortelt. In productiviteit wint hij het van de meeste serieuse Hollandsche componisten: de uitge ver A. A. Noske te Middelburg gaf van hem in druk 3 orkestwerken, sinfonisches Tonstück no. l, 2 en 3, symphonische Fantasie ber Zarathustras Nachtlied voor een baritonstem en orkest, Klaus Tink, ballade voor dezelfde bezetting, 2 liederen met piano-begeleiding, 4 kwartetten voor zangstemmen a capella, St. Jans Vier voor gemengd koor a capella. Elders zijn nog verschenen het orkestwerk Brabant en Holland, vrouwenkoren, 2 strijk kwartetten een kwintet voor blaasinstru menten, terwijl waarschijnlijk nog veel in manuscript is gebleven. Wat het aantal uitgegeven werken betreft neemt hij hier onder de jongeren dus wel een eerste plaats in; in ander opzicht echter komt hij helaas tamelijk achteraan en dat is wat aangaat het getal der uitgevoerde werken. Het is veel waard dat I's werk gedrukt is en zoo voor het nageslacht blijft bestaan, maar toch is er een groote tweespalt tusschen hetgeen verschenen is en het feit dat bijv. deze week voor het eerst door het Concert gebouw-orkest een werk van hem werd ge speeld. Er zou van hem meer gegeven kunnen worden; veel wacht nog op een eerste uitvoering o. a. zijn koorwerken en liederen, Klaus Tink. Met dit zou kunnen" nu is het eigenaardig gesteld. Al zijn werk biedt voor uitvoering groote moeilijkheden van bijzondere soort aan en verlangt een grondige studie, een zich verdiepen ten eerste in den aard der meiismen en ten tweede in de rhythmiek, die zeer gecompliceerd is. Had Ingenhoven liederen of kleinere werkjes geschreven die bij benadering door liefhebberende dames zouden kunnen worden gezongen of gespeeld dan zou zijn stijl waarschijnlijk spoediger doordringen. Nu echter moeten de uitvoe ringen van hooger hand komen en dat gaat niet zoo gauw. I.'s stijl is vooral ongewoon zpoals ik reeds opmerkte ten opzichte van melodie en rhythme. Harmonisch is hij wel zeer gewaagd, soms gezocht, maar niet zóongewoon of een modern oor kan hem volgen... Tenminste na nauwgezette bestudeering, welke een meer verfijnde genieting geeft, naarmate men alles klaarder gaat hooren. Zijn rhythmisch weefsel echter wijkt af van hetgeen men hier gewend is (uitgezonderd misschien Diepenbrock, met wien hij hier en daar overeenkomst heeft). Bij nauwkeurige uitvoering geeft deze afwij king van de starre, altijd door 2 of 3 deel bare rhythmische indeeling als resultaat een veel ongedwongener beweging; de scherpe omtrekken vervagen zich en maken op deze wijze het weefsel soepeler, losser. Immers de verschillende stemmen worden onafhankelij ker juist hoe meer zij zich in incongruente rhythmische figuren bewegen en hoe minder zij dus als even groote deeltjes of veelvou den daarvan passen in het geheel, zooals de gelijke cubussen in een kinder blokkendoos. De melodische lijn bestaat gewoonlijk uit een aantal korte motieven, die jammer, niet altijd van beteekenis zijn en groeikracht missen, zoodat de opbouw vooral bij grootere vormen moet mislukken. Een motief kan zich eerst goed ontwikkelen, uitgroeien, als er een groote mate van viriliteit in zit; zonder deze noodzakelijke eigenschap, die moeilijk nader te definieëren is (slechts te hooren!) kan een melodie geen lang leven (d. i. hier geen lange ontwikkeling, om vorming) beschoren zijn. Ingenhoven werkt met korte meiismen, probeert het vaak met nieuwe kiemen; telkens opnienw plant hij, maar zijn gewas schiet niet uit en brengt het tot een kortstondig leven. Men kan niet met bloemzaad een aanplant krijgen die zelfs in de verte lijkt op een bosch. Zijn goede hoedanigheden komen het meest tot hun recht in de werken van kleiner omvang en voor kleinere bezetting, waar de detail-arbeid niet een bijkomend onder deel, maar integreerend deel van het geheel is. In de grootere werken gaan de details verloren, en vooralsnog heb ik in den indruk dat het teekenen met groote lijnen, het llllliilliimiliilllllllllllllllliililiiiiiiiiiiiiiflililllHiliiiliiiiiiiimiliiiiiiit opbouwen van een groot plan I's. werk niet is. Dit kwam sterk uit bij uitvoering van zijn Toonstuk No. 21.1. Zondag door het Concertgebouw-orkest onder Cornelis. s En toch dit liever dan een nieuw bosch van oude, overgeplante stammen, zooals Bischoff verkiest. Deze legt een geweldig woud aan met oude boomen die reeds elders tot vollen wasdom zijn gekomen, en bij overplanting in den nieuwen grond armelijk omkomen. Het lijkt alsof zij verder zullen groeien maar spoedig begeeft den op anderen bodem geteelden de kracht en sterven zij een langzamen dood. Van Bischoff werd, eveneens onder Cornelis, dien ik hulde breng voor zijn initiatief, een groote, te lange sinfonie gespeeld, die wat het eerste deel betreft niet kwaad is hoewel men achtervolgd wordt door van Strauss geleend materiaal en afgebruikte accoorden die tijdelijk in de mode zijn, maar zich verliest in leege, holle, quasi-pathetische frases in het tweede deel, schijnbaar levendige figuren met geijkte blazer passages in het scherzo en eindigt in een vervelende geleerd bewerkte finale zonder vinding. De instrumentatie van dit werk is ook alleen in het Ie deel acceptabel, hoewel wat grof. De andere gedeelten zijn te zwaar van kleur voor den mageren inhoud. Ik wil dus zeggen dat met dergelijke wer ken nooit iets nieuws zal worden bereikt. hoezeer men de kennismaking op prijs mag stellen. Ook Ingenhoven gaf in zijn Toonstuk No. 2 teleurstelling wat betreft de instrumentatie. Bij een volgende uitvoering wanneer de groepen voorzichtiger tegen elkander afge wogen zijn, zal allicht de kleur beter worden. Ik prefereer het Toonstuk No. l dat beperkter van omvang en bezetting is en waarschijnlijk niet zooals No. 2 drie coupures zal behoeven om de aandacht gespannen te houden. Moge, hiervan spoedig een uitvoering plaats hebben. Op de andere werken die ik hierboven noemde hoop ik binnenkort nader terug te komen. Voorloopig wil ik de aandacht ves tigen van zangers en zangeressen op de 2 liederen met pianobegeleiding, die beide zeer intiem van stemming zijn en een uit voering behoeven. SEM DRESDEN iiiiiiiiimiiiiliiiMiiiiiiiiilliiiniiiiiiilllliiliiiitiiiiiilliiillilllliiiilliiiiitiir VERZEN Uw Avondhemel Uw avondhemel spreidt zich voor mijn oogen wijd uit tot n grijs-glanzende' oceaan. Mijn bloemekelken, door geen wind bewogen, zijn schuchter de' avondschaadwen ingegaan. Luchtig beschut door 't open dak der hooge en breed-beblaarde waroc-boomen staan zij af te wachten, vroom terneergebogen, het toornen van Uw komenden orkaan. Stille angst in rust: het vaag en ver gegrom van donder doet mijn bloemen weenend vragen wie onder haar zal vallen door Uw slagen. In 't duistrend woudgebergt heerst stilte alom: alleen uit 't dal (welk' fluit-man mag er wonen ?) hoor 'k kwijnend stijgen weemoed-donkre [tonen. NOTO SOEROTO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl