De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 19 september pagina 7

19 september 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

~NDE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND -A: -r- jfej Al V De Indische Tentoonstelling te Amsterdam Het gastvrije stedelijk Museum te Amster dam heeft eenige zaten beschikbaar gesteld jroor de Eerste bijzondere tentoonstelling 1>etreffende Oud-javaansch'en hedendaagsch Balisch Hindoeïsme." Bijzonder" is deze tentoonstelling in hooge mate, want wat daar door de zorgen van den heer J. C. van Eerde, Directeur, van de van Koembhakarna, polychrome beelden, wapens enz. mythologie zal men de beteekenis dier zaken niet voldoende apprecieeren. Men onderscheide allereerst het Brahmanisme en het Boeddhisme. Het eerste gaat uit van de Trimoerti, de drieëenheid, gevormd door Brahma, Vishnoe en Cl wa. De eerste is de schepper, de tweede de onderhouder, de god van zon en licht, de derde de verderver, doch tevens vernieuwer van het geschapene, als zoodanig de lingga tot symbool hebbend. Van hen genoot Ciwa de grootste ver eering op Java en werd aangebeden als Mahadewa (groote leeraar), Icwara (heer), Goeroe- (groote leeraar), Mahayogi (groote asceet), Mahakala (de alles vernielende tijd), Bhairava (de verschrikkelijke). Zijn cakti (vrouw) is Oema of Parwati. Samen in n lichaam vereenigd heeten zij Arddhanari. Oema treedt op als Doerga, de godin die het kwaad in den vorm van een asura (demon) bestrijdt. Zoo beeldt men haar af met acht armen, in heftige beweging, op een stier. arhats, de goden (dewa's), de Brahma's, de Gandharwas (hemelsche zangers), de garoeda's (mythische vogels), de naga's (mythische slangenwtzens), de Yaksha's (dwergen), de Kumbbanda's (kabouters), de Asura's (demo non), de Rakshasa's (reuzen), de Preta's schimmen) en ten slotte de bewoners der helschë duisternis. (Men leze Kern. Geschie denis va^i het Buddhisme in Indie). Als hoogste Boeddha wordt vereerd AdlBoeddha, die zich openbaart in vijf MytnerBoeddha's t.w.: 1. Vairocana, 2. Akshobya, '3. Ratnasambava, 4. Amithaba, 5. Amogasiddha. Deze Dhyani-Boeddha's spiegelen zich af in vijf Dhyani-Bodhisatva's, die de Boedd histische Gemeente beschermen en waarvan vooral bekend is Padmapani, dezelfde als de bekende Quan-Yin. Behalve deze soorten kent het Boeddhisme nog de Menschelijke Boeddha's, waarvan vooral bekend is de Boeddha Cakyamuni, Gautama, Prins Siddharta, zoon van Koning Coeddhodana en Koningin Maya, op wien betrekking hebbende 24 Boro-Boedoerbasreliefs aan de groote wand in de eerezaal, welke bas-reliefs jaren lang bewaard zijn op een der zolders van het Sted. Museum en die later in het gebouw van het Kolo niaal Instituut in het Oosterpark eehe plaats zullen krijgen. Onder deze reliëfs liggen de lichtdrukken van Boro-Boedoer-reliefs, welke Majoor van Erp destijds liet vervaardigen, een der belangrijkste inzendingen dezer ten toonstelling. Deze afgietsels geven een klein idee van de schoonheid van Java's beroemdsten tempel. Ook in de vierde zaal zijn een aantal photo's geëxposeerd van dit bouw werk. 'Deze photo's en die; genomen van Tjandi Mendoet, Prambanan, Panataran, Toempang enz., zijn een prachtig materiaal voor hem, die belang stelt in Indische archaeologie. Aan de hand der Rapporten van de Commissie in Nederlandsch-Indië voor oud heidkundig onderzoek op Java en Madura kan men door deze photo's, die het Kolo niaal Instituut steeds welwillend aan ieder ter inzage verstrekt, eenigszins bekend raken met de Hindoecultuur op Java. Non cuivis homini continent adire Corinthum: niet ieder is in de gelegenheid naar den Oost te gaanom zelfde Hindoemonumenten te bezichtigen. Zelfs prof. Veth, de groote'Javakenner, moest de verzuchting slaken, dat het hem nog eens mocht gegeven worden dat schoone land te zien. We moeten het maar doen met de photo's, met de kille afgietsels, met de beKrisdrager met kris en twee beeldjes Godenbeeldjes (Raboet Sedana) in een vergulden draagstoel met naga- en lotusornament Afdeeling Volkenkunde van het Koloniaal Instituut, is bijeengebracht, is zóschoon, zóbelangrijk, dat ik het Nederlandsche publiek, dat zoo zelden in de gelegenheid is Indische kunst te zien, niet geneeg op het hart kan drukken hunne schreden te wen den naar de Pauius Potterstraat en het vele dat daar is bijeengebracht te gaan zien. Ik voeg hierbij de raadgeving zich eerst de door genoemden heer van Eerde geschreven Gids aan te schaffen en dit boekje grondig te bestudeeren. Want hij, die niet op de hoogte is van Brahmanjsme en Boeddhisme, voor wien Ciwa, Vishnoe, Boeddha in het kort het Hindoepantheon vreemden zijn, zal de belangrijkste dingen voorbijloopen zonder te bevroeden welke diepe zin daarin verscholen lag. Men moge de bas-reliefs, de beelden, de kostbare wapens, de fraaie doeken bewonderen, als men niet eenigszins vertrouwd is met de HindoeHun zoon is Ganesha of Ganapati, de heer der scharen, de god der wijsheid, steeds voorgesteld met een olifantskop. Brahma, wiens vrouw Saraswati is, wordt afgebeeld met drie hoofden; Vishnoe, wiens vrouw Laksmi Is genaamd, de godin van overvloed en vruchtbaarheid, ziet men veelal zittende op zijn vahana (rijdier), den mythi sche^ vogel Garoeda, den Koning der vogelen. Vishnoe wordt vereerd in zijn tien avatara's (verschijningen) zooals Leeuw, Schildpad, Ever, Kreshna, Rama en Boeddha. Vooral Kreshna, (de Zwarte) en Rama zijn populair op Java. Ik verwijs hem, die meer ervan wil weten, naar het boek van dr. C. Hille Ris Lambers De Wijzen van het Oosten. Bij het Boeddhisme, dat op Java naast Ciwaisme bestond, evenals thans nog in Bali, staan bovenaan de Boeddha's (zonnen). Daarop volgen de Pratyekaboeddha's, de Teekenlngen van W. O. J. Nieuwenkamp, doeken, snijwerk enz. schrijvingen van hen, die wel het geluk mochten smaken onder de palmen te loopen. De beelden in het kleine zaaltje, dat in een mysterieus duister is gehuld, geven de vijf Dhyani-Boeddha's te zien, zoomede de beroemde Prainaparamita uit 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden (Rapenburg), wel te verstaan afgietsels daarvan. De roomige, warme kleur der Boro-Boedoer-reliefs hebben deze beelden helaas niet; ze zijn wat koel wit, maar gelukkig wordt die kille witheid verdoezeld door het schemerdonker. Als men de echte koppen van Boeddha's, die in dit zaaltje zijn opgesteld, vergelijkt met de pleisterbeelden, dan ziet men nog een geweldig verschil tusschen origineel en afgietsel. Behalve deze koppen zijn er nog talrijke andere echte beelden, Hij, die het Ethnographisch Museum van Artis kent, zal hier vele oude kennissen ontmoeten, zooals Ciwa, Doerga, Ganesha, Vishnoe, enz. Ook de inzending van den heer Komter is be langrijk. Behalve de beelden en de bas-reliefs ge tuigen de bronzen beeldjes van de oude Hindoebeschaving op Java. De meeste inzen dingen zijn van Artis. Fraaie stukken zijn No. 211, een Bodhisatva en No. 634, Boeddha met de Bodhisatva's Padmapani enManjoecri. Onder de bronzen beeldjes zijn er verschil lende, die geen Oud-Jayaansche beeldjes zijn, maar handige imitaties. Ik verwijs hiervoor naar de brochure van C. Leemans. Over metalen beeldjes op Java in Versl. Meded. Kon. Acad. v. Wet. afd. Lett. III. Zoo noteerde ik de nos. 218, 219, 221, 222, 225, 392, 393, 394, die naar mijn overtuiging niets met Hindoekunst te maken hebben. Het zijn m.i. vervalschingen van den handigen Javaan Semito, wiens trucs door genoemden Leemans zijn ontdekt. Zij.dateeren uit ongeveer 1854. Menigeen is er al ingeloopen. In het Leidsch Museum bevinden zich vele exemplaren, beschreven in den catalogus Javaansche Oudheden blz. 122 e.v. Behalve de beeldjes geven de zodiakbekers, de schaaltjes, de tempelschellen enz. een goed beeld van de hoogstaande bronsgietkunst der Javaansche middeleeuwen. De Islam maakte voorgoed een eind aan den gouden tijd der Javaansche kunst. Voorgoed was het uit met de beeldhouw- en bronsgietkunst. Wat de Javaan thans produceert is slechts een flauwe herinnering aan de kunst van weleer. Bezien wij nu de tweede rubriek van inzendingen: de proeven van Balineesche kunst. Te dien aanzien moet ik bekennen, dat wat ik zag mijn stoutste verwachtingen beschaamde. Vooral de houten beelden en de doeken zijn buitengewoon fraai. De zijden sarongs, de ikatweefsels, de plangidoeken en de met goudornament bedrukte lappen, die ingezonden werden door het Kol. Museum en door de heeren Boissevain, Nieuwenkamp en Kerckhoff, zijn een verrukking voor de oogen. Het polychrome snijwerk, de statie wapens, de gouden en zilveren voorwerpen, de geschilderde doeken zijn evenzoovele getuigen van de hoogstaande Balineesche kunst. Ik vestig vooral de aandacht op No. 627 een gouddruk-doek met Hanuman; No. 451 een zijden ikattan; No. 594 een oranjedoek met zilverdraad; No. 646 een paarse doek met gouddraad. Voorts werd ik getroffen door No. 543, een polychroom houten beeldje, Vishnoe in gepeins (inzending van den heer Nieuwen kamp), een antiek stuk, buitengewoon mooi; op No. 550 raam van een woning (ook van den heer N.) en No. 463, een deurtje uit de Poer! te Kareng-Asem (eig. van den heer Th. Delprat). Maar eigenlijk kon ik wel alle nnmmers noemen, want elk stuk is fraai het is een uitgelezen collectie. Het is een zeldzaam genot eens stil in de groote zaal te zitten en zijn oogen over de daar geëxposeerde voorwerpen te laten gaan. Dat goud en rood is betooverend schoon, net vlamt u tegen van de wanden en taf els. De goden van het Balisch pantheon doen u verbijsterd stilstaan, houden u vast met de monische kracht, dwingen u te kijken naar het prachtige snijwerk en del felle kleuren. En dat alles geeft nog maar een klein idee van wat op Bali zelf te zien is. Dat eilandje is een levend stuk kunst, een openbaring. Maar evenmin als men de schoonheid van Oud-Egyptische of Assyrlsche f Chineesche kunst kan apprecieeren zonder ter dege daarvan een studie gemaakt te hebben, evenmin kan men de zoo ongemeene, de zoo gansch eigen kunst van Bali ten volle ge nieten zonder zich van den godsdienst der Baliers, van hun zeden en gebruiken een studie te maken. Wanneer men de ethnografische collecties hier te lande bezoekt bijv. te Amsterdam, Haarlem, Rotterdam en bauwen beschouwt, zooals te zien zijn in de derde zaal, dan raakt men vertrouwd met al het vreemde en grotesquë; dan ziet men in waarom dat alles zoo is; dan zal men die kunst gaan bewonderen als eene die een eigen plaats inneemt ' Het Koloniaal Instituut geef t thans aan het Nederlandsche volk de gelegenheid kennis of nader kennis te-maken met de kunst van het Java van weleer en van hét Bali van heden. Het beoogt met déze tentoonstelling belangstelling te wekken voor en een denk beeld te geven van de Hindoebeschaving in Nederlandsch-Indië. Deze tentoonstelling zal het groote publiek niet trekken. Slechts de intellectueelen zullen onder de Makara-poort doorgaan. Mogen de intellectueelen, de artiesten en geletterden, als contrapraestatie voor de schatten, die Holland al driehonderd jaar lang uit Indië haalt, achting en belang stelling toonen voor de Indonesische kunst. Deze verdient die ten volle. Toen in Holland nog geen sterveling dacht aan kunst, werd de Boro-Boedoer gebouwd. Hondend jaar na den val van Modjopahit brak voor ons eerst de gouden eeuw aan. De Indische kunst en beschaving zijn de onze maareen zeshonderd jaar vór. Meer niet. Gedurende de maand September in het Stadion Kermis: Triomf van banaliteit. Ge durende de maand September in het Stede lijk Museum Indische tentoonstelling: Triomf van schoonheid en devotie. Amst., Sept 1915 Mr. J. G. HuYSER iiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiiiii LITERAIRE BESCHOUWINGEN Louis COUPERUS. Van en over alles en iedereen. Ter illustratie van deeze beschouwing oover Couperus kies ik de twee hierbij gerepro duceerde teekeningen van R. Gockinga. Misschien zal Couperus eevenals van Eysinga, er zich oover beklagen dat ik twee geheel ongelijksoortige dingen vergelijk. Dat gaat niet aan! zei van Eysinga. Van mijn kant zeg ik dat die opmerking mij niet aangaat. Ik vergelijk wat mij leerrijk voorkomt. Ik weet dat de jonge teekenaar, wiens Leiden; leest wat over Bali is geschreven bijv. door Nieuwenkamp, en nauwkeurig de photo's en teekeningen van Balineesche geeerstelingen wij hier weergeeven, en die nog geheel onbekend is, een groote bewon dering voor Couperus heeft en zelfs min of

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl