Historisch Archief 1877-1940
~NDE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
-A:
-r- jfej
Al
V
De Indische Tentoonstelling
te Amsterdam
Het gastvrije stedelijk Museum te Amster
dam heeft eenige zaten beschikbaar gesteld
jroor de Eerste bijzondere tentoonstelling
1>etreffende Oud-javaansch'en hedendaagsch
Balisch Hindoeïsme."
Bijzonder" is deze tentoonstelling in hooge
mate, want wat daar door de zorgen van
den heer J. C. van Eerde, Directeur, van de
van Koembhakarna, polychrome beelden, wapens enz.
mythologie zal men de beteekenis dier zaken
niet voldoende apprecieeren.
Men onderscheide allereerst het
Brahmanisme en het Boeddhisme. Het eerste gaat uit
van de Trimoerti, de drieëenheid, gevormd
door Brahma, Vishnoe en Cl wa. De eerste is de
schepper, de tweede de onderhouder, de god
van zon en licht, de derde de verderver,
doch tevens vernieuwer van het geschapene,
als zoodanig de lingga tot symbool hebbend.
Van hen genoot Ciwa de grootste ver
eering op Java en werd aangebeden als
Mahadewa (groote leeraar), Icwara (heer),
Goeroe- (groote leeraar), Mahayogi (groote
asceet), Mahakala (de alles vernielende tijd),
Bhairava (de verschrikkelijke). Zijn cakti
(vrouw) is Oema of Parwati. Samen in n
lichaam vereenigd heeten zij Arddhanari.
Oema treedt op als Doerga, de godin die
het kwaad in den vorm van een asura (demon)
bestrijdt. Zoo beeldt men haar af met acht
armen, in heftige beweging, op een stier.
arhats, de goden (dewa's), de Brahma's, de
Gandharwas (hemelsche zangers), de
garoeda's (mythische vogels), de naga's (mythische
slangenwtzens), de Yaksha's (dwergen), de
Kumbbanda's (kabouters), de Asura's (demo
non), de Rakshasa's (reuzen), de Preta's
schimmen) en ten slotte de bewoners der
helschë duisternis. (Men leze Kern. Geschie
denis va^i het Buddhisme in Indie).
Als hoogste Boeddha wordt vereerd
AdlBoeddha, die zich openbaart in vijf
MytnerBoeddha's t.w.: 1. Vairocana, 2. Akshobya,
'3. Ratnasambava, 4. Amithaba, 5. Amogasiddha.
Deze Dhyani-Boeddha's spiegelen zich af
in vijf Dhyani-Bodhisatva's, die de Boedd
histische Gemeente beschermen en waarvan
vooral bekend is Padmapani, dezelfde als
de bekende Quan-Yin.
Behalve deze soorten kent het Boeddhisme
nog de Menschelijke Boeddha's, waarvan
vooral bekend is de Boeddha Cakyamuni,
Gautama, Prins Siddharta, zoon van Koning
Coeddhodana en Koningin Maya, op wien
betrekking hebbende 24
Boro-Boedoerbasreliefs aan de groote wand in de eerezaal,
welke bas-reliefs jaren lang bewaard zijn
op een der zolders van het Sted. Museum
en die later in het gebouw van het Kolo
niaal Instituut in het Oosterpark eehe plaats
zullen krijgen. Onder deze reliëfs liggen de
lichtdrukken van Boro-Boedoer-reliefs, welke
Majoor van Erp destijds liet vervaardigen,
een der belangrijkste inzendingen dezer ten
toonstelling. Deze afgietsels geven een klein
idee van de schoonheid van Java's
beroemdsten tempel. Ook in de vierde zaal zijn een
aantal photo's geëxposeerd van dit bouw
werk. 'Deze photo's en die; genomen van
Tjandi Mendoet, Prambanan, Panataran,
Toempang enz., zijn een prachtig materiaal
voor hem, die belang stelt in Indische
archaeologie. Aan de hand der Rapporten van de
Commissie in Nederlandsch-Indië voor oud
heidkundig onderzoek op Java en Madura
kan men door deze photo's, die het Kolo
niaal Instituut steeds welwillend aan ieder
ter inzage verstrekt, eenigszins bekend raken
met de Hindoecultuur op Java. Non cuivis
homini continent adire Corinthum: niet ieder
is in de gelegenheid naar den Oost te
gaanom zelfde Hindoemonumenten te bezichtigen.
Zelfs prof. Veth, de groote'Javakenner, moest
de verzuchting slaken, dat het hem nog eens
mocht gegeven worden dat schoone land te
zien. We moeten het maar doen met de
photo's, met de kille afgietsels, met de
beKrisdrager met kris en twee beeldjes
Godenbeeldjes (Raboet Sedana) in een vergulden draagstoel
met naga- en lotusornament
Afdeeling Volkenkunde van het Koloniaal
Instituut, is bijeengebracht, is zóschoon,
zóbelangrijk, dat ik het Nederlandsche
publiek, dat zoo zelden in de gelegenheid
is Indische kunst te zien, niet geneeg op
het hart kan drukken hunne schreden te wen
den naar de Pauius Potterstraat en het vele
dat daar is bijeengebracht te gaan zien. Ik
voeg hierbij de raadgeving zich eerst de
door genoemden heer van Eerde geschreven
Gids aan te schaffen en dit boekje grondig
te bestudeeren. Want hij, die niet op de
hoogte is van Brahmanjsme en Boeddhisme,
voor wien Ciwa, Vishnoe, Boeddha in
het kort het Hindoepantheon vreemden
zijn, zal de belangrijkste dingen
voorbijloopen zonder te bevroeden welke diepe
zin daarin verscholen lag. Men moge de
bas-reliefs, de beelden, de kostbare wapens,
de fraaie doeken bewonderen, als men niet
eenigszins vertrouwd is met de
HindoeHun zoon is Ganesha of Ganapati, de
heer der scharen, de god der wijsheid, steeds
voorgesteld met een olifantskop.
Brahma, wiens vrouw Saraswati is, wordt
afgebeeld met drie hoofden; Vishnoe, wiens
vrouw Laksmi Is genaamd, de godin van
overvloed en vruchtbaarheid, ziet men veelal
zittende op zijn vahana (rijdier), den mythi
sche^ vogel Garoeda, den Koning der vogelen.
Vishnoe wordt vereerd in zijn tien avatara's
(verschijningen) zooals Leeuw, Schildpad,
Ever, Kreshna, Rama en Boeddha. Vooral
Kreshna, (de Zwarte) en Rama zijn populair
op Java.
Ik verwijs hem, die meer ervan wil weten,
naar het boek van dr. C. Hille Ris Lambers
De Wijzen van het Oosten.
Bij het Boeddhisme, dat op Java naast
Ciwaisme bestond, evenals thans nog in
Bali, staan bovenaan de Boeddha's (zonnen).
Daarop volgen de Pratyekaboeddha's, de
Teekenlngen van W. O. J. Nieuwenkamp, doeken, snijwerk enz.
schrijvingen van hen, die wel het geluk
mochten smaken onder de palmen te loopen.
De beelden in het kleine zaaltje, dat in
een mysterieus duister is gehuld, geven de
vijf Dhyani-Boeddha's te zien, zoomede de
beroemde Prainaparamita uit 's Rijks
Ethnographisch Museum te Leiden (Rapenburg),
wel te verstaan afgietsels daarvan. De
roomige, warme kleur der Boro-Boedoer-reliefs
hebben deze beelden helaas niet; ze zijn
wat koel wit, maar gelukkig wordt die kille
witheid verdoezeld door het schemerdonker.
Als men de echte koppen van Boeddha's,
die in dit zaaltje zijn opgesteld, vergelijkt
met de pleisterbeelden, dan ziet men nog
een geweldig verschil tusschen origineel en
afgietsel. Behalve deze koppen zijn er nog
talrijke andere echte beelden, Hij, die het
Ethnographisch Museum van Artis kent, zal
hier vele oude kennissen ontmoeten, zooals
Ciwa, Doerga, Ganesha, Vishnoe, enz. Ook
de inzending van den heer Komter is be
langrijk.
Behalve de beelden en de bas-reliefs ge
tuigen de bronzen beeldjes van de oude
Hindoebeschaving op Java. De meeste inzen
dingen zijn van Artis. Fraaie stukken zijn
No. 211, een Bodhisatva en No. 634, Boeddha
met de Bodhisatva's Padmapani enManjoecri.
Onder de bronzen beeldjes zijn er verschil
lende, die geen Oud-Jayaansche beeldjes
zijn, maar handige imitaties. Ik verwijs
hiervoor naar de brochure van C. Leemans.
Over metalen beeldjes op Java in Versl.
Meded. Kon. Acad. v. Wet. afd. Lett. III.
Zoo noteerde ik de nos. 218, 219, 221, 222,
225, 392, 393, 394, die naar mijn overtuiging
niets met Hindoekunst te maken hebben.
Het zijn m.i. vervalschingen van den
handigen Javaan Semito, wiens trucs door
genoemden Leemans zijn ontdekt. Zij.dateeren
uit ongeveer 1854. Menigeen is er al
ingeloopen. In het Leidsch Museum bevinden
zich vele exemplaren, beschreven in den
catalogus Javaansche Oudheden blz. 122 e.v.
Behalve de beeldjes geven de
zodiakbekers, de schaaltjes, de tempelschellen enz.
een goed beeld van de hoogstaande
bronsgietkunst der Javaansche middeleeuwen. De
Islam maakte voorgoed een eind aan den
gouden tijd der Javaansche kunst. Voorgoed
was het uit met de beeldhouw- en
bronsgietkunst. Wat de Javaan thans produceert
is slechts een flauwe herinnering aan de
kunst van weleer.
Bezien wij nu de tweede rubriek van
inzendingen: de proeven van Balineesche
kunst. Te dien aanzien moet ik bekennen,
dat wat ik zag mijn stoutste verwachtingen
beschaamde. Vooral de houten beelden en
de doeken zijn buitengewoon fraai. De zijden
sarongs, de ikatweefsels, de plangidoeken
en de met goudornament bedrukte lappen,
die ingezonden werden door het Kol. Museum
en door de heeren Boissevain, Nieuwenkamp
en Kerckhoff, zijn een verrukking voor de
oogen. Het polychrome snijwerk, de statie
wapens, de gouden en zilveren voorwerpen,
de geschilderde doeken zijn evenzoovele
getuigen van de hoogstaande Balineesche
kunst. Ik vestig vooral de aandacht op
No. 627 een gouddruk-doek met Hanuman;
No. 451 een zijden ikattan; No. 594 een
oranjedoek met zilverdraad; No. 646 een
paarse doek met gouddraad.
Voorts werd ik getroffen door No. 543,
een polychroom houten beeldje, Vishnoe in
gepeins (inzending van den heer Nieuwen
kamp), een antiek stuk, buitengewoon mooi;
op No. 550 raam van een woning (ook van
den heer N.) en No. 463, een deurtje uit de
Poer! te Kareng-Asem (eig. van den heer
Th. Delprat). Maar eigenlijk kon ik wel alle
nnmmers noemen, want elk stuk is fraai
het is een uitgelezen collectie.
Het is een zeldzaam genot eens stil in de
groote zaal te zitten en zijn oogen over de
daar geëxposeerde voorwerpen te laten gaan.
Dat goud en rood is betooverend schoon,
net vlamt u tegen van de wanden en taf els.
De goden van het Balisch pantheon doen u
verbijsterd stilstaan, houden u vast met de
monische kracht, dwingen u te kijken naar
het prachtige snijwerk en del felle kleuren.
En dat alles geeft nog maar een klein idee
van wat op Bali zelf te zien is. Dat eilandje
is een levend stuk kunst, een openbaring.
Maar evenmin als men de schoonheid van
Oud-Egyptische of Assyrlsche f Chineesche
kunst kan apprecieeren zonder ter dege
daarvan een studie gemaakt te hebben,
evenmin kan men de zoo ongemeene, de zoo
gansch eigen kunst van Bali ten volle ge
nieten zonder zich van den godsdienst der
Baliers, van hun zeden en gebruiken een
studie te maken. Wanneer men de
ethnografische collecties hier te lande bezoekt
bijv. te Amsterdam, Haarlem, Rotterdam en
bauwen beschouwt, zooals te zien zijn in
de derde zaal, dan raakt men vertrouwd
met al het vreemde en grotesquë; dan ziet
men in waarom dat alles zoo is; dan zal
men die kunst gaan bewonderen als eene
die een eigen plaats inneemt '
Het Koloniaal Instituut geef t thans aan het
Nederlandsche volk de gelegenheid kennis
of nader kennis te-maken met de kunst van
het Java van weleer en van hét Bali van
heden. Het beoogt met déze tentoonstelling
belangstelling te wekken voor en een denk
beeld te geven van de Hindoebeschaving in
Nederlandsch-Indië. Deze tentoonstelling zal
het groote publiek niet trekken. Slechts de
intellectueelen zullen onder de Makara-poort
doorgaan. Mogen de intellectueelen, de
artiesten en geletterden, als contrapraestatie
voor de schatten, die Holland al driehonderd
jaar lang uit Indië haalt, achting en belang
stelling toonen voor de Indonesische kunst.
Deze verdient die ten volle. Toen in Holland
nog geen sterveling dacht aan kunst, werd
de Boro-Boedoer gebouwd. Hondend jaar
na den val van Modjopahit brak voor ons
eerst de gouden eeuw aan. De Indische
kunst en beschaving zijn de onze maareen
zeshonderd jaar vór. Meer niet.
Gedurende de maand September in het
Stadion Kermis: Triomf van banaliteit. Ge
durende de maand September in het Stede
lijk Museum Indische tentoonstelling: Triomf
van schoonheid en devotie.
Amst., Sept 1915 Mr. J. G. HuYSER
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiiiii
LITERAIRE
BESCHOUWINGEN
Louis COUPERUS. Van en over alles
en iedereen.
Ter illustratie van deeze beschouwing oover
Couperus kies ik de twee hierbij gerepro
duceerde teekeningen van R. Gockinga.
Misschien zal Couperus eevenals van
Eysinga, er zich oover beklagen dat ik twee
geheel ongelijksoortige dingen vergelijk. Dat
gaat niet aan! zei van Eysinga.
Van mijn kant zeg ik dat die opmerking
mij niet aangaat. Ik vergelijk wat mij leerrijk
voorkomt.
Ik weet dat de jonge teekenaar, wiens
Leiden; leest wat over Bali is geschreven
bijv. door Nieuwenkamp, en nauwkeurig de
photo's en teekeningen van Balineesche
geeerstelingen wij hier weergeeven, en die
nog geheel onbekend is, een groote bewon
dering voor Couperus heeft en zelfs min of