De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 26 september pagina 7

26 september 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

'Sïf jSSÜi*! 25 Sépt. '15. No. 1996 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND *- .T <t' DE OPENING, VAN DE KAMERS DER STATEN-GENERAAL OP 21 SEPTEMBER 1915 . . (Impressies van onzen teekenaar Jean Collette) H.H-'5 OP -T QL/I rtn HOF R iO O i R i. imiiifiiiiiiriiiiiiiiiiimiiiiMiMMiiii IIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIII1IIIIII1IIIIIIII iiiiiiiniii iiititMiiiHimmiiiiiiiiiiiiitimmiiiiiiHimmiiiMiiimiiiimiiiiiiiiiiiiim^ De Stad als Cultuurbeeld M De geschiedenis der Nederlandsche steden is nooit armoedig behandeld. Van oudsher heeft men in dit stedenland bij uitnemend heid zich aangetrokken gevoeld tot het onderzoek van haar historie. Talrijklzijn uit.'de zeventiende en achttiende eeuw de smaakvol, soms zelfs rijk uitgevoerde stedebeschrij vingen, waaraan nog steeds onze boeken liefhebbers smullen. In den modernen tijd kwam de uiterlijke verluchting wel eens ten achteren bij de inwendige degelijkheid. Wetenschappelijk gingen wij vooruit, artis tiek slechts zelden. Wij zijn zoo gelukkig thans een boek te kunnen, aankondigen, dat smaakvolle uit voering vereenigt met wetenschappelijker! zin. Dr. M. Eisler, hoofd van een afdeeling van het K.K. Kunsthistorisch Instituut der Universiteit van Weenen, schonk ons Die Geschichte eines hollandischen Siadtbildes, Groote'Houtstraat. Schilderij van C van Noorde, naar N. Hals Kultur und 'Kunst (Haag, Martinus Nijhoff). Het boek is royaal uitgevoerd, aangenaam fedrukt en verlucht met twee kaarten en l afbeeldingen naar oude schilderijen, prenten en ook moderne stadsgezichten. Wij willen dadelijk wel zeggen, dat wij het boek van dr. Eisler met groote aandacht en warme belangstelling hebben doorgelezen. De gedachte komt al lezende bij ons op, waarom geen kunstzinnig historicus ten onzent dit merkwaardige probleem heeft ge zien en aangedurfd. Dat een buitenlander ons in de beschrijving van het historische stadsschoen van ons eigen land voor moet zijn, stemt beschamend en ontmoedigend. Zeker, wij hebben tal van goede stedegesqhiedenissen van degelijke geleerden; zeer veel is reeds onderzocht omtrent regeering en bestuur, recht en rechtspraak, handel en nijverheid, economische en maatschappelijke verhoudingen, kerk en godsdienst, verster king en verdediging, stoffelijken en geeste lijken groei van onze oude steden. Maar nog nimmer is ten onzent gedaan, wat door dr. Eisler is geschied, het historische onder zoek naar den oorsprong van het stadsbeeld als product van een bepaalde cultuurperiode. Met name is de naspeuring van de formatie van den plattegrond onzer steden nog nauwelijks begonnen. Het voornaamste bezwaar van dit onderzoek is minder te vinden in de stof dan in den bewerker. De stof ligt gereed voor wie haar wil grijpen; maar wie waarborgt voor een misgreep, nu de onderzoeker over zoovele hoedanigheden moet beschikken als in den regel niet samen gaan? Hij moet zoowel bekwaam technicus zijn als fijnvoelend artist, even goed scherp speurend historicus als goed stilist. Dat dr. Eisler al deze uitnemende hoe danigheden in zich vereenigt, valt moeilijk te ontkennen. Maar niet even gul kan worden toegegeven, dat al die kwaliteiten bij hem in evenwicht zijn. Hij hangt wat zwaar over naar den artistieken kant, dat wil in wetenschappelijken zin zeggen, naar de fantastische zijde. Een boek als dit zou niet spoedig zoo in Holland worden geschreven. Dat is een lof, maar niet minder een blaam. Wat ver heffing kan men onze geschiedvorschers nog wel toewenschen; maar aan den anderen kant missen zij ook gelukkig in den regel de wilde fantasie, die overal problemen ziet en ze dan ook vaardig aanvat en met stelligheid oplost. Een voorbeeld. De stad, door dr. Eisler met groote voorliefde beschreven, is Haarlem. In 1598 bouwt de stad haar eerste waag, het bekende fraaie gebouw van Lieven de Key aan het Spaarne, dat een gelukkig ge sternte voor ons heeft bewaard. Reeds van de vroegste tijden af behoort het toezicht op de markt en dus ook op maat en gewicht tot de gewichtigste functiën van het stads bestuur; er zal [dan ook stellig reeds lang vór 1598 van stadswege te Haarlem zijn gewogen. Waarom bouwt Haarlem nu eerst in dat jaar een waag? Wij, nuchtere Hol landers, zouden zeggen, omdat de behoefte daaraan nog niet was gebleken of omdat men nog geen geld daarvoor beschikbaar had; men zal eenvoudig op de markt en aan de kade hebben gewogen, zooals het in alle eeuwen geschiedde en ook nog wel geschiedt. Deze verklaring schijnt nog al eenvoudig, maar juist daarom is zij verdacht. De zaak zit veel dieper; immers: Wenn jetzt erst das stadtische Waghaus zu einem der Bedeutung des Handels im Wirtschaftsleben des Gemeinwesens entsprechenden Gebaude kam, so fand darin das zur kraftvollsten Blüte gelangte konomische Element wohl seinen zeitgemaszen baulichen Ausdruck. Aber ebensosehr gab sich gerade hier der nachschleppende Einschlag der Stadtbaukunst in ihrer kulturellen Darstellung zu erkennen, die, auf den Hemmnissen einer schwer verrückbaren, organischen Gesamtanlage beruhend, Bau und Situation der Würde wirtschaftlicher Entwicklung erst verspatet angleichen konnte." Men zal moeten toegeven, dat dat nog al ingewikkeld is. Maar men zou dr. Eisler toch onrecht doen door zijn boek naar zulke zware zinnen en gezochte verklaringen af te meten. Al is de lectuur niet licht,' de inspanning wordt beloond door het genot, dat men ervan smaakt, en-ook door de vele leering, die men opdoet. Alle Haarlemmers kennen de Oroote Houtstraat. Maar hoe weinigen zullen haar kennen als dr. Eisler. Doorwandel haar aan zijn hand en gij zult verrukt staan door de. afwisselende schilderachtige uitzichten, die zij met haar telkens andere flauw gebogen lijnen u biedt. Laat dr. Eisler medenemen naar de Groote Markt en hij zal u als de Berckheijdes de schoonheid van de St. Bavo onder steeds afwisselenden gezichtshoek laten zien. Wilt gij weten, waarin de bekoring ligt van de vleeschhal, hij zal het u ten volle duidelijk maken; mr. Lieven de Key heeft zelden een overtuigder bewonderaar gevonden dan dr. Eisler. De bekoring, die nu nog na heel wat misvorming van Haarlems stadskern uit gaat, is volgens dr. Eisler gemakkelijk te verklaren, al is die verklaring niet zoo licht onder woorden te brengen. Wat de Middel eeuwen ons aan stedeplannen of liever aan stedelichamen hebben nagelaten, is zelden gemaakt, maar in den re^el gegroeid. Van daar die behagelijke onregelmatigheid, die aan den anderen kant een zekere orde niet uitsluit. Want onze oude stedenbouwers lieten stellig lang niet alles aan het slordige toeval over, maar omgekeerd schreven zij den natuurlijken groei ook geen strakke lijnen voor. Zij zorgden even goed als hun nakroost voor de richting en den loop der nieuwe straten, maar zij volgden daarbij de historische ontwikkeling, die zelden recht op haar doel afgaat. Inderdaad komt in zulk een oud stadsplan eenontwikkelingsperiode tot uiting, waarin de samenleving spontaan groeide zonder dat haar door specialisten bepaalde lijnen werden voorgeschreven. Zulk een tijdvak komt later; het is de verdienste van dr. Eisler daarop scherp licht te hebben doen vallen. Tegenover Lieven de Key, den maatschappelijken kunstenaar, stelt hij Jacob van Campen, den hoog begaafden individua list. Dr. Eisler stelt dezen laatste stellig te laag; de Haarlemsche St. Annakerk is trou wens zeker niet zijn beste bouwwerk. Maar in de hoofdzaak ziet dr. Eisler juist: van Campen staat in zijn bouwwerken geheel buiten de beschaving van zijn land; zijn heerlijkste monument, het stadhuis van Amsterdam, staat in alle opzichten geheel los van zijn omgeving. Er zou nog veel meer te schrijven zijn over Haarlem en zijn bouw. naar aanleiding van het boek van dr. Eisler. Maar wij moeten en mogen ook wel hiermede volstaan. De hoofdzaak is, dat dit boek, al is het wat zwaar en ook wat te fantastisch, ten volle de belangstelling verdient van allen, die iets voelen voor Hollands eenig stedenschoon. H. BRUGMANS Spaarne met Waag en Kraan. Schilderij van G. Berckheyde Stadsgezicht van de Turf markt op de St. Bavo. Gravure van H. Spilman

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl