Historisch Archief 1877-1940
Zondag 3 October
.,,.,?_ ,
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER
Atemicmetrt per 3 maanden . « . . . . . . . . . ? 1.65
VÓ^het Bnitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afnoderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . ?0.25
. . .0.30
. . . 0.40
JMada. l: Lasteraars, door Frederik
Wft Jtóléa* Bet Ned. Roode Kinis. - Confetti.
HHmF»1fr'MHat Overzicht, door G. W. Kernlamp.
fc NeJterlandsohe Volkskonde, door H. Bragmans.
Prof. Carel L. "Dake. Mr. O. Th. van Deventer f,
door mr. Th. H. de Meester. BIJ't Licht van de
> Oorlogsvlam, door fred. van Beden. 3 Offluieele
Kuurt, door fprof. dr. W. Martin. Feuilleton:
Jan BnnfieU ging uit vrijen, I, door Jaafc Boonen.
51.Uit de Natnur, door Jao. F. Th(Jsse. Voor
Vrouwen, door Elia. M. Bogge. 6: Twee
Engelsche Otesonenken, teekening van George van
Baemdottefcj?Dramatische Kroniek, door Henri Borel.
Dg film Cabiria, door Simon B. Stokvis. Frans
Hato en Jan Steen, door G. D. Gratama. t Le
Faoconniér, dór H. 7: De Openluchtnitvoering
van, de Oratorium-Vereeniging, door Sem Dresden,
teekeningen van Joan Oolette. Mnziek in de
Hoofdstad, door Sem Dresden. 10: Het Damhótel,
.door J. D. Santilhano. Wanneer een Hollander
hard loopt, teekening van Henri van de Velde.
.XrOf 3*r vlrjtlge geïnterneerden, door Melis Stoke.
TJit den Haag, door Een blanwe. 11: Zal Bulgarije
«ioh *an Dvitsehland's zyde scharen? teekening
van Joh.'Braakensiek. Onze Puzzles.'?Onze
Te*k*nprgskamp Damrnbriek, red. K.'O. de
Jong*. Schaakspel, red. dr. A. Q. Olland.
1 ' Bijvoegsel: Het einde van den Godsvrede,
teekening yan Joh. Braakensiek. ^a , ..~*a.
iiiMUiiuiimiiiiuiiiiiiimiiiiiuiiiiiluiiiiiiimiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitn
LASTERAARS UW
He ? ontving weeder een correspondentie
van . den schrijver van J'accuséen van dr.
'
C.
van,
deezen laatsten is men thans in
voldoende ingelicht. Men weet dat
f| lig Leiden promoveerde, en nog tal van
Vrienden r en verwanten, in Holland heeft.
tem nader kecnen noemt
Qk, Directeur van het
useum, jhr. O. C. Quarles van Ufford,
ur van de Sabang-Maatschappij, mr.
Menalda, Griffier van de Prov. Staten
Friesland, professor Hugo de Vries.
Van andere zijde wist ik reeds dat de strikte
probiteit van dr. A. Suter door niemand
in twijfel wordt getrokken.
S Sirflyer en uitgeever van j'accuse" zen
den mq de volgende verklaring, diémeede
onderteek^nd is door den heer Charles
Naihé, hUfl vriend «n partijgenoot (S. D.),
lid van den Zwitserschen Nationalen Raad
en dvokaat.
,f)e reedenen waarom de schrijver van
J'accase" zich niet bekend maken kan, be
hoeven bij de teegenwoordige toestanden in
Duitschland geen toelichting.
DéSchrijver ziet geen reeden om den ver
volger? en onderdrukkers der waarheid het
handwerk makkelijker te maken, en wenscht
ook. voor de toekomst vrij te blijven om zijn
stèfa voor 't welzijn van zijn volk te ver
heffen, , Hij heeft nog te minder aanleiding
uti zijn anonymiteit te treeden, nu de SCHAN
DELIJKE LASTERINGEN in de Deutsche
Wochenzeitung" van een anonymus koomen,
die zijn eerloos denuncianten handwerk ach
ter het masker van een hoch angesehenen
schweizerischen Rechtsgelehrten" verbergt".
De beweeringen van deze rechtsgeleerde"
omtrent uitgeeven en schrijven zijn van be
gin tot einde zonder uitzondering geloogen
en verzonnen.
/ Het boek is niet door een wegen dunkler
Sacfaen gefluchteten advocaten" geschreeven.
Het is niet in Frankrijk ontstaan, noch door
de Fransche Regeering gekend, be-invloed
of wel betaald.
Dat, men zulke insinuaties dient te be
wijzen als men ze uitspreekt is moraal van
zoo gewoone soort dat men met een blaadje
dat zich daar buiten stelt geen reekening
behoeft te houden.
Dat de heer Suter nooit van een lijst van
advocaten" geschrapt is kan hij gemakkelijk
bewijzen. Hij heeft nooit het beroep van
advocaat uitgeoefend. Van 1896 tot 1899
was hjj in Bern Secrétaire adjoint du
L>epartment Politique Suisse". Uit die betrek
king heeft hij eervol ontslag gevraagd en
gekregen omdat hij genoeg had van 't
ambtenaarswerk en zelfstandig op sociaal
gebied wilde gaan werken.
Dat hij van de Fransche regeering gén
geld gekreegen heeft is natuurlijk moeijelijk
voor hém te bewijzen, maar hij kan ten
minste aantoonen dat het uitermate onwaar
schijnlijk is, in aanmerking genoomen zijn
finantieele positie en zijn sociale arbeid.
Hei fcömt mij trouwens vór dat de eerste
rechtsreegel is dat schuld moet beweezen
worden en niet het ontbreeken er van.
Dr. Suter is voorneemens een klacht
weegens beleedlging teegen het Duitsche schend
blaadje in te dienen. Het is jammer dat men
daarmee den lasteraar altijd een zeekere
eer aandoet die hij niet waard is, en die
hem voldoening geeft, zelfs al wordt hij
veroordeeld en gestraft.
Maar het groote gewigt van de zaak maakt
een vervolging toch alligt wenschelijk.
FREDERIK VAN EEDEN
* * *
Noodzakelijke Reorganisatie
van het Nederlandsche
Roode Kruis
Het in dit artikel aangeroerde onder
werp is inderdaad van het grootste ge
wicht. Bij ingewijden bestaat de over
tuiging, dat de toestand van ons Roode
Kruis grondig moet worden herzien.
Alleen schijnt het moeilijk, dat op inder
daad krachtige, doelbewuste en deskun
dige wijze wordt ingegrepen. Ook heerscht
er schroom, het vraagstuk in het publiek
te bespreken.
De Amsterdammer" is evenwel bereid
tot de opneming van in het belang dezer
zaak ingezonden opmerkingen, als in
onderstaand artikel. De schrijver is
iemand, die onder de meest tot
oordeelen en spreken bevoegden behoort. De
redenen, waarom hij onder een schuil
naam schryft, zijn billijk en onover
komelijk. f ?
In het beknopt historisch overzicht van
het Nederlandsche Roode Kruis door den ge
pensioneerden generaal-majoor der infanterie,
W. Hingman *) vinden wij opgeteekend, dat
de Vereeniging tot het verleenen van hulp
aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd
van oorlog", bij Koninklijk Besluit van 19
Juli 1867 (no. 60) werd opgericht.
Dezevereenlging had oorspronkelijk een oorlogstaak
met opdracht zich in vredestijd daartoe te
bekwamen en voor te bereiden. Later werd
daaraan toegevoegd: mede te werken tot
leniging van den nood bij rampen in
binnenen buitenland, dus, een vredestaak, en meer
in overeenstemming met deze laatste kreeg
zij in November 1895 den titel van:
Vereeniging het Nederlandsche Roode
Kruis.
In alle gemeenten van het Rijk kunnen
afdeelingen van het Roode Kruis worden
opgericht, die geheel of gedeeltelijk uit vrou
wen kunnen bestaan." In 1913 bedroeg het
"aantal Comité's vijf en vijftig, waaronder zes
vrouwelijke en negen correspondentschappen
met gezamenlijk 6199 leden.
De algemeene leiding berust bij het
Hoofdcomité, gevestigd te 's-Gravenhage."
Telkens na afloop van een oorlog, waar
aan -het Nederlandsche Roode Kruis
werkdadig heeft deelgenomen, en verder om de
twee jaren, wordt er een algemeene verga
dering gehouden, waarin alte belangen der
Vereeniging worden besproken en daarom
trent beslist."
Alle leden van het Hoofdcomitéen de
afgevaardigden der Comité's zijn stemge
rechtigd ; voor de Comités wordt het aantal
stemmen naar het aantal hunner leden be
rekend."
De leden van het HoofdcomitéWorden,
op voordracht der algemeene vergadering,
door de Kroon benoemd; voorts hebben
daarin zitting, krachtens hun ambt: de Inspec
teurs van den Militairen Geneeskundigen
Dienst bij Land- en Zeemacht, en, door
koninklijke aanwijzing, n afgevaardigde
van de Commendery der Johanniter Orde,
en n afgevaardigde van de Nederlandsche
afdeeling der Ridders van Malta."
De drie en twintig, zoogenaamde Versla
gen der Handelingen van de Vereeniging
Het Nederlandsche Roode Kruis", waarin
de handelingen van Hoofd- en Plaatselijke
Comités, het verslag der algemeene ver
gaderingen en alle bijzonderheden omtrent
personeel, materieel en financiën zijn opge
teekend, geven ons nu het typische beeld
van den aerdt" der Hollanders.
Veel meer dan geschiedkundige waarde
hebben deze verslagen niet, tenzij men er
de les uit wenscht te putten, hoe een op ver
keerde grondslagen opgebouwde organisatie
tot onvruchtbaarheid gedoemd is. Toen dan
ook in de eerste mobilisatiedagen, als gevolg
van jaren lang onverkwikkelijke
vechtpar,-tijtjes en eindeloos gepraat, het een en
ander opgeteekend in defdrie en twintig boven
genoemde vrij lijvige boekdeelen, het Roode
Kruis zich plotseling van een dreigende
oorlogstaak zag geplaatst, meldde het zich
in zijne wanhoop met eene bede om samen
werking tot de Groene en Witte
Kruisafdeelingen hier te lande.
Al aanstonds werd dit door de bestuur
ders dier Vereenigingen een heilloos" plan
geacht.
In het maandschrift van het Groene en
Witte Kruis vindt men in de Maart, April
en Mei-nummer 1915 de volgende motieven'
aangegeven, die ons een beeld geven van
Roode Kruistoestanden, zooals men die zelfs
in een despotisch land niet aantreft!
De positie van Voorzitter en Hoofdbe
stuurders, die ten slotte hunne bevoegd
heden ontleenen aan een Koninklijke benoe
ming, 't zij dan ook na het indienen eener
voordracht van aanbeveling door de alge
meene vergadering, kenmerkt zich door
een onafhankelijkheid en een overwicht
tegenover de algemeene vergadering, welke
men kwalijk in o vereenstemming kan achten
met den geest en inzichten van ons volk.
Reeds nu heerscht er in sommige kringen
teleurstelling wegens de leiding van het
Roode Kruis. Bovendien klaagde men, dat
er tot nu toe van de zijde van het Roode
Kruis, met name die van het Hoofdcomité,
nooit veel gemerkt was van Groene
Kruis
*) Het Reddingswezen in Vredes en Oor
logstijd. 1914. No. 30 en 31.
idealen of van bereidheid tot samenwerking,
b.v. door gezamenlijke bevordering van het
ziekenvervoer, waarvoor van de zijde van
het Groene Kruis bij herhaling vruchtelooze
stappen waren gedaan."
Wijst niet ook het bestaan van zoovele
bloeiende Vereenigingen als het Groene, het
Witte, het Oranje Kruis, de Maatschappij
tot Redding van Schipbreukelingen, Eerste
Hulp bij Ongelukken, enz. enz. er op, dat
er voor een vredestaak van het Roode Kruis
geen plaats of geen behoefte bestaat?
Geeft ook niet de Overzichtschrijver van
de Geschiedenis van het Roode Kruis aan,
dat de algeheele overeenstemming tusschen
Hoofdcomitéen Plaatselijke Comités te
wenschen overlaat, in hoofdzaak door de
uiteenloopende opvattingen der Vredestaak?"
In den boezem van het Hoofdcomitéis
over dit punt reeds menig hartig woord
gesproken, en menig lid heeft zich om deze
reden genoodzaakt gezien uit het Hoofdbe
stuur te treden.
Het Roode Kruis staat thans op het doode
punt. Noch van een vredestaak, nog m i
nder van een goed voorbereide
oorlogstaak valt er iets te be
speuren.
Thans zijn dan ook uit den boezem van
het Roode Kruis stemmen tot reorganisatie
opgegaan.
Een commissie uit drie leden van het
Hoofdcomitéen drie uit de Afdeelingen
buiten de algemeene vergadering om be
noemd, hebben zich onder voorzitterschap
van den vice-president van den Raad van
State geconstitueerd, ten einde eene reorga
nisatie van het Roode Kruis vór te bereiden.
Wij zouden met de nuchtere uiteenzetting
van de lijdensgeschiedenis" van de Neder
landsche Vereeniging het Roode Kruis, die
tot eene reorganisatie aanleiding heeft ge
geven, kunnen volstaan en met ongeduld
de resultaten van de reorganisatiecommissie
kunnen afwachten. Voor den belangstellenden
lezer van dit Weekblad, en wie stek niet belang
in deze nationale zaak, willen wij evenwel in
grove trekken een schets van Ontwerp in
dienen, naar welker grondbeginselen volgens
onze meening, het Roode Kruis zal moeten
worden opgebouwd.
In de allereerste plaats keere men terug
tot het doel, waarmede de Vereeniging tot
het verleenen van hulp aan zieke en gewonde
krijgslieden in t ij d van o o r l o g" werd
opgericht.
Een hulpbetoon niet uitsluitend beperkt
tot zieken en gewonden-transport of ver
pleging. De tegenwoordig gevoerde groote
oorlog geeft ons een vingerwijzing, dat voor
vluchtelingen als anderszins voor het Roode
Kruis een grootsche en zeer omvangrijke
taak is weggelegd.
Waar ook algemeene weerbaarheid nood
zakelijk is gebleken, klemt een goed voor
bereide oorlogszaak nog meer dan vroeger.
Het Roode Kruis beperke zich daarom in
zijne werkzaamheden tot een oorlogstaak in
den meest uitgebreiden zin.
Het Roode Kruis is door de regeering aan
het hoofd gesteld der, erkend onmisbare,
vrije hulp in oorlogstijd. Wanneer die hulp
onmisbaar erkend is, zoo dient ook de Staat
waarborgen te stellen voor die onmisbare
hulp, het Roode Kruis dient daarom onder
Staatstoezicht te staan.
Deze Staatsinmenging is voor de levens
vatbaarheid van het Roode Kruis noodzakelijk,
te meer omdat Staatsinmenging beteekent:
Staatshulp.
De Staat, die omgekeerd meent, dat de
verzorging van den zieken en gewonden
soldaat niet geheel in eigen beheer genomen
kan worden mag die erkend noodzakelijke
hulp niet aan het bloote toeval overlaten.
Zij wijze nauwkeurig de plaatsen aan, waar
die hulp gewenscht wordt. Zij wijze den vorm
aan van de hulpverleening en de hoegrootheid
dier hulp en als zoodanig, het is haast onnoodig
te zeggen, dient het Roode Kruis een plaats
in de leger organisatie in te nemen.
Voor de hulpverleening aan onze zieke en
gewonde soldaten heeft het Roode Kruis
noodig: personeel en materieel.
Het ligt niet in de bedoeling den lezer te
vergasten op den onverkwikkelijken strijd van
het Roode Kruis om verpleegkrachten aan te
werven. Die pogingen hebben schatten gelds
gekost, veel teleurstelling en ontevredenheid
gezaaid en... tot niets geleid!
Het verslag spreekt van gemis aan plicht
besef bij de zusters en verdere bijkomende
omstandigheden.
Zietdaar een smet geworpen op onze Neder
landsche zusters, die zeker niet verdiend is.
Gemis aan inzicht bij de Hoofdbestuurders
van het Roode Kruis ware een royale be
kentenis geweest voor de ondoelmatigheid
zijner pogingen!
Wie meentop moreele gronden een dwang
te kunnen uitoefenen, komt bij ons, vrij ge
vochten Nederlanders, slecht uit. Zelfs van
de hooge, zelfopofferende liefde der zusters
mag men niet te veel eischen!
Aangezien de personeelkwestie voor het
Roode Kruis een levenskwestie beteekent
en goede zusterhulp een onmisbare schakel
in de verpleging beteekent, zoo is een waar
borg voor deze hulp alleen op finantieelen
weg te bereiken.
Wanneer het aantal voor oorlogsdoeleinden
beschikbare zusters zal zijn vastgesteld (de
burgerverpleegden hebben ook hunne
eischen en de eerste mobilisatiedagen heb
ben doen vaststellen hoevele patiënten geen
dringende zusterhulp noodig ? hadden), dan
sluite men met de zusters een contract.
Men verhooge het pensioen, waarvoor deze
catagorie van verpleegsters zich verbinden
tot een oorlogstaak op eigen bodem.
Bij contractbreuk vervalt natuurlijk deze
pensioensverhooging, terwijl ter verhooging
hunner oorlogsbruikbaarheid, de zusters op
bepaalde tijden, b.v. om de 2 of 3 jaren
voor eene oefening kunnen opgeroepen
worden.
Voor de mannelijke niet-dienstplichtige
verpleegkrachten make men een dergelijk
contract, terwijl het overige mannelijke per
soneel uit de dienstplichtigen bij den Land
storm zoude kunnen worden gerecruteerd.
Voor het een n ander is, zooals duidelijk
blijkt, staatshulp noodig.
Beschikken we in de tegenwoordige om
standigheden over een leger van
indisponibelen zonder eenig mobilisatie-voorschrift,
met het materieel is de toestand al niet roos
kleuriger.
Door gemis aan eenige aanwijzing zijn
er in de mobilisatiedagen reusachtige kapi
talen weggesmeten aan den inkoop van ondoel
matig en slecht materieel.
Ten slotte dient er op gewezen, dat een
slecht georganiseerde Vrijwillige Hulpver
leening nog meer dan zorgeloosheid be
teekent.
Wij hebben het beleefd, hoe het geheele
land als met n Roode Kruisvlag was be
plant, en een vijandelijk artillerieprojectiel
had dan ook niet zijn weg kunnen nemen,
zonder eenige malen de Conventie van
Genève te schenden! Hieraan waren even
wel particuliere eigendomsbelangen, aller
minst vreemd. Een dergelijk door het Roode
Kruis gesanctioneerd optreden evenwel is
verbrokkelend, gevaarlijk en verblindend!
Gevaar dreigt er door een dergelijk
onbekookt optreden voor de geneeskundige for
maties van eigen troepen, en verblindend zijn
dergelijke sancties, omdat men waant, daar
mede de zaak van het Roode Kruis te
dienen.
Wie de zaak van een nuchterder standpunt
beschouwt, ziet in die vrijwillige, vaak
aandringerige aanbieding va_n verpleegruimte
niets anders dan een bewijs van koopman
schap l Wie de clausule op de brandwaar
borgpolis kent, dekt zijne bezitting gaarne
met de Roode Kruisvlag.
Aan dergelijke wantoestanden dient reeds
op taktische gronden door het legerbestuur
paal en perk gesteld te worden.
Is het werkelijk ernst met reorganisatie
plannen en geen comedie, en wie is niet
overtuigd van de ernstige noodzakelijkheid,
dan schoeie men de organisatie op degelijke
grondslagen. Men neme in het bestuur der
Nederlandsche Vereeniging van het Roode
Kruis bevoegden, onverschillig hunne
politieke richting, godsdienst of maatschappe
lijke positie, terwijl ook vrouwen in dit col
lege vertegenwoordigd dienen te zijn.
Men breke ook bij de behartiging van dit
nationaal belang met het instituut van plaatse
lijke comités, met hunne eigenaardige vaak
plaatselijk geldende begrippen. Men kenne
slechts het Nederlandsche Roode Kruis.
Dit voorkomt lange onvruchtbare rede
neeringen en finantieele versnippering.
Het Roode Kruis, een naam, die bij velen
nog een. reine beteekenis heeft, worde een
levende kracht!
En laat de oorlog, die over Nederland
mocht komen, geen, misdaad genoemd worden,
omdat de verpleging onzer gewonde soldaten
aan onvaardige handen was toevertrouwd!
TRIBUNUS
De Nieuwe Rott. 'Courant van heden avond
(29 Sept., Avondblad B) geeft een uittreksel
van een rede, door Botha op zijn
verkiezingstournée in den Vrijstaat gehouden.
In die rede heeft hij opnieuw verzekerd,
dat de rebellie van Maritz niet een gevolg
was van het besluit van het Parlement der
Unie van Zuid-Afrika om een veldtocht
tegen Zuid-West te ondernemen. Die veld
tocht was alleen een lekker stokje om al
die blaam, daarop te zetten en dit was een
lekker handpaardje om die mensen aan te
sporen"; maar reeds geruimen tijd vroeger,
in 1913, had Maritz onderhandelingen aan
geknoopt niet de regeering van Duitsch
Zuid-West-Afrika. De Deutsche keizer wist
daarvan en zou beloofd hebben de vrijheid
van de gewezen Zuid-Afrikaansche repu
blieken te erkennen en te waarborgen, nadat
die door een opstand tegen Engeland was
bevochten.
Botha zei verder: Wat mij vandaag hin
dert, is, dat er diegenen zijn, die zeggen
dat zij wensen dat de Duitsers de over
winning in Europa mogen behalen. Ik be
jammer ons als ons toekomst in de handen
van de Duitsers moet worden gelaten. Maar
er bestaat geen kans voor de Duitsers om
Inzendingen voor déze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met .op
den omslag het motto: .Confettf'.
t Onlangs is de maatschappij Nederland
verplaatst naar den Theemsmond:
De Koningin Emma van den Maat
schappij Nederland voor den
Theemmond loopt op een mijn.
Nieuws van den Dag 22 September 3e blad
pag. 11.
Wellicht nog tragischer was de bok
die Tschigorin in 1892 te Havana maakte.
in een partij om het wereldkampioen-!
schap tegen Steimitz. |
(Uit een schaakverslag in de
N. Rott. Ct.)
Wij echter herinneren ons het geval van
zekeren Meijer, levende in 1532 en toenter
tijd woonachtig te Bilbao, die een bijna
even tragischen bok maakte in een
dominosimultaan-séance.
*
Reizigers naar Indië vermijdt toch de
gevaarlijke zee, waarom u te wagen.
Ga onder onze veilige leiding over land.
Welk een belangelooze naastenliefde
spreekt er uit deze advertentie van zeker
reisbureau!
*
Men fluistert, dat zeker jong en succesvol
Amsterdamsch raadslid, dat in Provinciale
Staten en Staten-Generaal reeds een veel
gehoorde figuur" geworden is een nieuwe
glorie bij de lijst zijner eeretitels zal voegen;
nl. doctor honoris causa van de medische
oppositie in den Amsterdamschen Raad.
te winnen dit zou het ongelukkigste ding
wezen dat wij in Zuid-Afrika nog ooit heb
ben beleefd. Wat reden hebben wij om de
Keizer te omhelzen ? Wat heeft hij nog ooit
gedaan om ons land te bevrijden? In ons
worstelstrijd met Groot Brittanje heeft hij
niets gedaan om ons te helpen, en toen
Frankrijk en Rusland gereed waren om tussen
Groot Brtttanje en ons op te treden, heeft
Duitsland geweigerd dit te doen."
Ten slotte herinnerde hij er aan, dat
Keizer Wilhelm aan Koningin Victoria, na
het voor Engeland ongelukkige begin van
den Zuid-Afrikaanschen oorlog, een veld
tochtsplan aan de hand gedaan had, dat
door Lord Roberts tegen de Boeren was
uitgevoerd; dat hij geweigerd had Kruger
te ontvangen en toen hij (Kruger) op de
grens kwam van Duitsland, was er een ge
wapende macht om hem te ontzeggen over
het grens te gaan"; dat Duitsland nu wel
protesteerde tegen het leveren van
oorlogsmaterieel door de Vereenigde Staten aan
de bondgenooten, maar tijdens den Boeren
oorlog Engeland 'daarvan voorzien had.
Een lid der redactie van de Nieuwe Rott.
Courant voegt aan het uittreksel van Botha's
rede het volgende toe:
Het zijn merkwaardige beschuldigingen,
die de generaal hier San het adres van
Duitschland geuit heeft. Maar het moet toch
wel een zonderlingen indruk maken, dat
het volgens Botha! Duitschland zou
zijn geweest, dat in 1899-1902 een inter
ventie van Rusl nd en Frankrijk tegen
Enfeland had belef. De oorlogsverklaring van
ngeland aan Duitschland om... toevallig
juist Frankrijk en Rusland te helpen, zou
dan in een heej merkwaardig licht komen."
In dit naschrift wordt dan verder vol
komen terecht gezegd, dat er natuurlijk
geen woord van waar is, dat aan de Duitsche
grens soldaten zouden hebben klaar gestaan
om Kruger tegen te houden. Maar dat is
dan ook de eenige merkwaardige" beschul
diging, die wij in Botha's rede hebben aan
getroffen. De overige waren bekend.
Dat Maritz reeds geruimen tijd vór dezen
oorlog met de Duitschers in Zuid-West zou
hebben onderhandeld, was al vroeger ver
kondigd. Of het juist is, kunnen wij niet
beoordeelen. Maar het merkwaardige" van
de beschuldiging'ontgaat ons.
Dat Keizer Wilhelm een veldtochtsplan
voor de Engelschen in den Zuid-Afrikaan
schen oorlog heeft uitgewerkt, heeft hij zelf
verzekerd. In het vermaard gebleven ver
slag van een onderhoud van een aanzienlijk
Engelschman met Keizer Wilhelm een
stuk, dat destijds heel Duitschland in rep
en roer heeft gebracht, en dat den Kanselier
vpn Bulow bewoog om terstond ontslag uit
zijn ambt te verzoeken (daartoe is het niet
gekomen) in dit verslag, op 28 October
1908 door de Daily Telegraph gepubliceerd,
nadat het aan den Keizer zelf was voorge
legd en nadat deze zich vergewist had, dat
het ministerie van buitenlandse/ie zaken
(Bulow zelf was toen met vacantie) geen
bezwaar had tegen de publicatie ervan, leest
men : I (Keizer Wilhelm) worked out what
I considered to be the best plan of compaign
under the circumstances and submitted it
to my general staff for their criticism. Then
I despatched it to England, and that docu
ment is among the State papers at Windsor
Castle, awaiting the serenely impartial
ver