De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 10 oktober pagina 1

10 oktober 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

U*. 1998 Zondag 10 October A°, 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER Abonnement per 3 maanden .... f 1.65 . Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/ 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . ?0.25 . . ,0.30 040 INHOUD : Bladz. l: Politieke Peilingen, door T. H. Noodzakelijke Reorganisatie van het Ned. Roode Kruis, door Tribnnus, II. Landjuweel. Confetti. Baitenlandsch Overzicht, door G. W. Kernkamp. 2: Nederland en de Zee. door Zee lander. James Keir Hardie f, door Jos. Loopuit. 3 : De Geest en de Slagvaardigheid in het Leger. Medische Kroniek, door Asenlaap. Feuilleton: Jan Snnffels ging uit vrijen, II, door Jaak Boonen. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Het Marker Corset, door Th. Molkenboer. Uit de Natuur, door Jae. P. Thjjsse, 6: In Hooger Beroep, door W. Dryver. Boekbespreking: Vertroostinge aanden Vertoornden Meester,doorThomas den Rijmer. 7: J. Jelgeihuis Bzn., door dr. M. B. Mendes da Costa, 8: De Verschrikkingen vau den Oorlog, teefcening vanGeorge van Raemdonck. Camille Saint-Saëns, door 8. Bottenheim. 9: Het Nieuwe Ministerie van Binnenlandsche Zaken, door 8. de Clercq, 10: Litteraire Beschouwingen, IV, door Pred. van Eeden. De Staatsbegrooting van Afdeeling Kansten en Wetenschappen voor 1916, door XY. Willy Sluiter, door Plasschaert. Democratiseering van Kunst, door B.. Verzen van Noto Soeroto en Edward B. Koster. Haegsche Erievun, door jhr. mr. dr. Erneste van L. 't H.?11: Kn. en Econ. Kron.,door J. D. Santilhano. 12: De Stad der Paalwoningen, door Sam Trip, teekeningen van Henri van de Velde. 13: Lekker toch, of maaKt geen slapende honden wakker, teekening van Joh. Braakensiek. ??Leekenspiegel. Schaakspel, red. dr. A. G. Ollard. j,?.,il4 : Damrubriek, red. K. C. de Jonge. "^W**.! Bijvoegsel: De Wedloop naar Konstantinopel, teekening van Joh. Braakensiek. jg>_ flHIIIIIIIlMIIIMIIIIIIIIIIllllllllHllllllllllllllllllllllllltllllllllllllltllllllllllll POLITIEKE PEILINGEN De inwerking, die aangrijpende ge beurtenissen op de menschen hebben, is vaak veel geringer, dan men verwach ten zou. Het voorbeeld, dat dezer dagen weder eens de ronde heeft gedaan van eene schijndoode, die nog "te rechter tijd hare bedroefde huisgenooten is komen ver rassen, omdat het slechts eene flauwte was geweest, brengt het verhaal in her innering van dien anderen, beroemden, schijndoode, den heer Jeremias Pierlala. Wien heugt het niet, hoe de man in een van zijn dolle dansbuien plotseling door een hartcollaps was getroffen, en voor dood opgevat? Maar hoe hij ter elfder ure nog uit z'n plankenhuis weer overeind stapte, en de droefheid der ach tergebleven verwanten kwam verstoren! In onthutste en ademlooze spanning wachtten dezen op de eerste plech tige gedachten, welke de aanraking met het rijk des doods den ouden grappen maker toch wel moest hebben ingegeven. Doch niets daarvan! Ha-ha," riep Pier lala, ha-ha"; en ging voort met de oude potsierlijke grollen. Hij had niets vergeten, en niets geleerd. Zelfs in een vleugje eeuwigheid niet. * * Menigeen heeft zich de vraag gesteld, of niet de alles doordringende schok, waarmede de wereldoorlog ons land in zijne voegen heeft doen trillen, ook een ommekeer zou teweeg brengen in onze binnenlandsche politiek, in het partijleven. Ook hier, zoo werd gedacht, zullen nietige verhoudingen en kleine beweeg redenen voor grooter en machtiger trekken terugzinken. Het partijbestand van 't laatste jaar, heette daarvan een voorteeken. Daar mede was iets nieuws ingezet. En nu het geregelde staatkundige leven weder een aanvang neemt, nu in en buiten 'slands vergaderzalen, in persen partij, de pleidooien worden hervat, rijbt de vraag: is er iets veranderd? Of klinkt niet anders dan het oude ha ha!" ons tegemoet? Dat er wenschen worden gekoesterd, om onze politieke verhoudingen tot een ander plan te zien komen, daarvan zijn blijken te over. Hier verschijnt een pleidooi voor de samensmelting tusschen Liberale Unie en Vrijzinnig Democratischen Bond, waardoor de kracht van een democra tisch liberalisme vertienvoudigd zou kunnen worden. Daar grijpt een ander nog hooger, en roept liberalisme en calvinisme toe, zich te vereenigen in eene nationale, vrijheidlievende volkspartij. Ginds zoekt eene Algemeene Staats partij op te treden, die zich over de overgeleverde partijgeschillen wenscht heen te zetten. Onder de vrijzinnigen breekt eene ethische richting' haren weg, tot meer vriendschap, meer synthese", tusschen het staatkundige en het religieuse leven. En in groote dagbladen wordt de les verkondigd, dat wij, links en rechts, moeten zoeken beter te worden; niet terugvallen in 't schismatische parlementarisme, doch ons verheffen tot een nieuwe orde, tot een geest van godsvrede." Nog immer ook is een Kabinet aan 't roer, waarvan verzoening en herschep ping werden verwacht. Teekenen te over, al zijn het dan weinig anders dan persoonlijke, van ontevredenheid met het traditioneele staatkundige partijleven. En wie zou dan ook niet hartelijk wenschen, dat over ons binnenlandsch staatkundig leven een grootere geest vaardig worden mocht, waardoor de belangen van de natie en van hare leden, langs krachtiger lijnen zouden worden bewogen! De voorbeelden van heiligen ommekeer, in de verschillende staten van het buitenland, wekken hiertoe des te dringender op. * * Intusschen, het baat niet, of zulke dingen al door dezen en genen worden beredeneerd. En het moet erkend, dat wat de werkelijkheid thans nog te zien geeft, zeer weinig afwijking van het vroegere doet blijken. Het einde van den godsvrede is vrij wel van alle zijden begroet als een her leving uit den schijndood; en voor wie nog anders verwachtte, wordt het steeds duidelijker, dat 't geheel achter ons liggende jaar slechts eene flauwte is ge weest. De steekspelen der partijen zijn hervat volgens de oude programpunten, en de betere verstandhouding van het afgeloopen jaar blijkt niet te zijn voort gekomen uit een nieuwen gemeenschappelijken wil, maar enkel uit gemeenschappelijken schrik. Met dezelfde pijlbundels als van vór 1914, stellen zich de mannen van rechts weder op. Zij hebben in de nade rende voorstellen tot kiesrechtsuitbreiding, in de doorzetting van het staatspe/zsioneeringsplan, de oude trefbare plekken der tegenstanders herkend. Ook kan reeds voorspeld, dat de onvermijdelijkheid van belastingvermeerdering, hun geen beletsel zal zijn, om deswege de regeering te bestrijden. Aan de linkerzijde wordt de oude wapenrusting eveneens opgepoetst. In het bijzonder moet men er zich reeds opmaken voor den strijd om de Statenverkiezingen, in 1916, een strijd waarvan de vrucht immers kan zijn: de aantasting van de rechtsche meerderheid der Eerste Kamer. Zoo grijpen de raderen als vroeger ineen. Ook in kleineren kring is in de prak tijk breedere samensmelting nog ver te zoeken. Het blijkt bijvoorbeeld bij de voorziening in de Kamervacature voor Assen. De man, dien de dood daar heeft weggerukt, was vór alles, ook vór zijne vrijzinnig-democratie, vertegen woordiger van eene vrijzinnige koloniale politiek. Aan eene figuur als van toewan Van Deventer", waarvan men tot in afge legen Javaansche dessah's, en onder ont wikkelde inlandsche hoofden met ge hechtheid kon hporen spreken, heeft zij veel van haren invloed te danken. Maar wanneer nu deze ledige plaats moet worden bezet, valt van een zoeken in dézen geest niets te bespeuren, en is het eenvoudig, wie bovenaan staan op de vrijzinnig-democratische lijst. Niemand make zich illusie's. Van nieuwe bewegingen in ons partijleven en in onze politieke wereld, is voors hands nog niets te bemerken. De zaken worden op den ouden voet voortgezet. En degenen, die in dezen ouden voet tal van gebreken en tekortkomingen be speuren ; die er meer verheffende kracht in zouden wenschen voor 't geheele natio nale leven; en die voor de toekomst van het staatkundig leven, van den publieken geest, van de volksvertegenwoordiging, een wakkere leiding zouden willen zien uitgaan, een toekomst immers, welke voor ons land zulke nieuwe banen opent, met ongekende moeilijkheden, maar ook met ongedroomde mogelijkheden: wat betreft onze internationale positie, onze economische en koloniale werkzaamheid, onze volkswelvaart, zij zullen in hunne uitzichten worden teleurgesteld, en ge duld moeten oefenen. Doch, wie spreekt van geduld oefenen, blijft toch verwachten. En inderdaad mag worden gerekend, dat de wereldoorlog toch ook ten onzent nieuwe feiten heeft teweeggebracht, die eerlang in de staatkundige verhoudingen zullen doorwerken. Natie. Menigte. Burgerzin. Staatsbemoeiïng, en staatsmacht. Sociaal besef. Productieve kracht. Samenhang tusschen arbeid en kapitaal. Zou het voor niets gelden, dat al deze begrippen weer in een nieuw, vaak onverwacht levenslicht, op den voor grond zijn getreden; "én hun waarde aan alle, aan de meest uiteenloopende kringen, hebben doen gevoelen? Heeft niet de mobilisatietijd verschil lende groepen der bevolking nader bijeen gebracht, in belangen, in organisaties, en onder de wapenen vooral, en over en weer bestaande opvattingen en indrukken gewijzigd? Er is toch te veel in de inzichten ge beurd, dan dat de oude leiddraden en lesjes nog gewoon zouden kunnen blijven passen. Een behoefte aan nieuwe ver houdingen en scheidslijnen zal niet uit blijven. Vooral onder de jongere gene raties. Want dit moet niet worden ver geten, dat thans nog de pas geheel wordt aangegeven door de zelfde personen, prae-oorlogieten" zou men ze kunnen noemen, die volkomen in de politieke sfeer van vór den oorlog zijn vastgedacbt, en die wegens de oude kringen, weinig oog hebben voor de nieuwe lijnen, welke de werkelijkheid toch bezig is te trekken. Juist daardoor zullen in dezen tijd persoonsveranderingen en ver jongingen groote richtingsveranderingen medebrengen. En wanneer men bovendien bedenkt, dat onder de tegenwoordige partijen voor de twee, die in bijzondere mate van eene persoonlijke leiding afhangen, eerlang met eene leidersverwisseling valt te rekenen, en dus waarschijnlijk met een geheele dooreenschudding, dan is de voorspel ling niet gewaagd, dat de komende jaren belangrijke andere . scheidslijnen in ons politieke leven zullen brengen. Scheidslijnen natuurlijk toch weer. Ver wachtingen van paradijsachtige parlemen taire verhoudingen moet niemand zich bouwen ; zelfs niet willen bouwen. Deze laten zieh alleen denken onder den drang van militaire noodzaak. In het algemeen echter werkt zeker het staatsleven, in dien dit ook iri waarheid met het volks leven wil samengaan, door tegenstellingen en onvoldaanheid het krachtigst voort. * * Op welke nieuwe tegenstellingen en partijverdeelingen men zich heeft voor te bereiden, zietdaar waar het ge vaarlijk wordt, zich aan profetiën te wagen. En toch is 't hier tevens het belangrijkste! Maar is het bedriegelijk, in dat alles de voorteekenen te zien van eene wer kelijk het volksleven weerspiegelende democratie, die zich minder toespitst op algemeene leerstellingen en vertoogen, doch krachtiger aansluiting vindt bij de werkelijke behoeften, idealen en instinc ten van den ouden Nederlandschen aard; die den spoorslag aanvaardt van gemeen schappelijke Nederlandsche belangen, stoffelijke, geestelijke en staatkunkundige, belangen, waarin productieve kracht, sociale rechtvaardigheid, geestelijk leven en volksbewustzijn, zeer zeker ondereen hooren? Gesteld tegenover al wat de ervaring heeft getoond dat als doctrinarisme, van welken kant ook, slechts steenen heeft te bieden voor brood; tegenover al wat uit conservatisme, uit bekrompenheid, uit eenzijdigheid, uit zelfzucht, of uit hooghartigheid, de gezamenlijke volks kracht slechts miskent of vertroebelt, zal zij ook hare tegenpartijen vinden. Maar in den tijd van handhaving en herschepping, die te wachten staat, zal zij, zullen hare medestanders het kunnen zijn, die de consequentie's trekken uit de ondervinding en de wenschen van nu. v. H. Noodzakelijke Reorganisatie van het Nederl. Roode Kruis. Onder dit hoofd plaatste de redactie hare verklaring dat zij bereid is in het belang der zaak ingezonden opmerkingen over dievereeniging op te nemen. De aangeboden gelegenheid is welkom. Inderdaad heeft het Nederlandsch publiek behoefte meer te vernemen omtrent het doen en laten van het Nederlandsche Roode Kruis en heeft de Nederlandsche Pers zich tot op heden te weinig bemoeid met wat er sinds de mobilisatie door deze vereeniging is verricht. Het doel der vereeniging in oorlogstijd mag geacht worden algemeen bekend te zijn. Ieder weet dat aan haar de schoone en zware taak is opgedragen den militair geneeskun digen dienst te helpen in de verzorging der gewonde en zieke militairen. Dientengevolge bestaat er ook voor deze vereeniging be langstelling, die groeit naarmate de kans dat de vereeniging effectief deze taak zal moeten gaan verrichten grooter wordt. Nu ruim een jaar is verloopen sinds de wereld oorlog uitbrak vraagt men allerwege met belangstelling naar hetgeen door het Roode Kruis is verricht, en of het is gebleken op gewassen te zijn voor hare taak. Men begint te verlangen naar antwoord pp die vragen omdat het nu wellicht nog tijd zou zijn veranderingen aan te brengen indien het mocht blijken dat de vereeniging, die nagenoeg het monopolie heeft voor hulpbe toon aan gewonde en zieke militairen, in dit jaar nog niet verricht heeft wat noodig is om klaar te zijn als haartaak mocht aanvangen. De Pers heeft dus recht zich mef haar doen en laten te gaan bemoeien en dit niet over te laten aan hetgeen in internen kring tusschen de leden onderling daarom trent verhandeld wordt. ? * Wat heeft het Ned. Roode Kruis verricht sinds den dag van de mobilisatie ? Eene vraag die haar beantwoording be hoorde te vinden in de verwijzing naar een uitvoerig jaarverslag. Behoorde te vinden ja, wellicht bij elke vereeniging doch niet bij het Ned. Roode Kruis. Hoe vreemd het ook klinkt: over hetvereenigingsjaar 1914 is door het Hoofd-comit een verslag niet uitgegeven. Indien Nederlands burgerij wil weten wat er door deze vereeniging voor voorbereidende maatregelen zijn genomen zal het geduld moeten hebben want volgens de statuten is het Hoofd-comiténiet verplicht over het jaar 1914 een verslag te geven en van de bevoegdheid die daartoe bestond heeft het Hoofd-comitégeen gebruik gemaakt. Ofh'cieele gegevens ontbreken dus wil men zich neerzetten tot het zoo goed mo gelijk beantwoorden van die vraag, dan zal men zich dus moeten bepalen tot de gege vens die de couranten tot op heden hebben verschaft, tot hetgeen de plaatselijke comité's in hare vergaderingen hebben medegedeeld. * * * Van de jaarverslagen der plaatselijke comité's zijn intusschen verschillende ge publiceerd en daaruit blijkt wel dat ver schillende der afdeelingen sinds Augustus 1914 zich ernstig met de voorbereiding hunner taak hebben beziggehouden. Een samenhangend geheel vormen zij uit den aard niet daartoe zou juist het niet uit gebrachte verslag van het Hoofd-Comit wellicht de schakel hebben kunnen vormen. Voor het overige zijn wij omtrent de verrichtingen van het Hoofd-Comitéslechts schaars ingelicht. Eenige malen hebben wij gelezen dat een der leden van het HoofdComiténaar de grens is vertrokken om zwaar gewonde Duitschers of Engelschen door ons grondgebied te begeleiden waarbij overigens steeds de afdeelingen feitelijk het werk verrichtten herhaaldelijk hebben wij gelezen dat de Voorzitter, met hoogst prijzenswaardigen ijver zich naar diverse oefeningen van plaatselijke colonnes heeft begeven, dan wel, in verschillende ge meenten, de oprichting eener nieuwe afdeeling bevorderd heeft doch eenige mededeelingen waaruit zou kunnen worden afge leid dat het Hoofd-Comiténa verloop van de eerste mobilisatie-maandendeorganisatie van het Roode Kruis tot een zoodanige vol maaktheid heeft gebracht dat het Nederland sche volk te dien opzichte met gerustheid den dag kan afwachten waarop de verpleging zijner zonen effectief zal worden dusdanige mededeelingen zijn tot nu uitgebleven. En toch mochten wij die verwachten. Waar een elk weet dat de organisatie van den Militair Geneeskundigen dienst niet zoodanig is dat zij zonder steun van het Nederlandsche Roode Kruis de verpleging van al de bij een oorlog te verwachten zieken en gewonden kan bezorgen mag geëischt worden publiciteit omtrent hetgeen is verricht. Publiciteit mag niet afhankelijk zijn van het inzicht van het Hoofd-Comité. Het is dus niet alleen een vereenigingsdoch een algemeen belang, dat art. 18 der Statuten hetwelk slechts de verplichting op legt na eiken oorlog en minstens alle twee jaren een vergadering van leden te houden, waarin een verslag wordt uitgebracht, wordt gewijzigd. In de Statuten moet aan het Hoofd-comit de verplichting worden opgelegd elk jaar een ui.voerig schriftelijk verslag te publi ceer en zoowel van zijne verrichtingen als van die der Comité's. Aan de reorganisatie-commissie van het Nederlandsche Roode Kruis, wordt hiermede dit punt onder de aandacht gebracht. Dit punt hangt samen met een ander wellicht van meer principieel belang: de samenstelling van het Hoofd-Comitéen diens verhouding tot de Comité's. We stellen ons voor, dit in een volgend artikel te bespreken. TRIBUNUS II Van de vele onopgehelderde" gebeurte nissen" in dezen oorlog is er nu alvast n i verdwenen van de lange lijst der onzeker1 heden. ' Ter wille van de historici, die later de Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confetti". Het Binnen-Gasthuis heeft een merkwaar dige installatie. Bij de discussie in den Raad over de successie van prof. Winkler is telkens sprake van neurologische bedden, nog wel ten getale van 60. Straks krijgen wij nog psychratrische kussens en dekens. Wij willen hopen, dat de patiënten er niet te veel hinder van zullen hebben en er rustig op zullen slapen. * Reuter" seint: De verbeelding zinkt in 't niet bij de werkelijkheid van den zeeslag die geleverd zou worden, indien de Duitsche vloot den slag zou aanvaarden. Zou de Duitsche vloot ook in het niet verzinken? Voorloopig is zij daarop ingericht, en vaart er wél bij". * Moleschot", 4 Sept. 19:5: Indien ook de mannen zwanger konden worden, dan zouden de meesten ingetogener leven." Men zou het niet willen gelooven? Nog sterker l Ajs mijn oom een vrouw was, dan was hij mijn tante. * Uit het officieele verslag van den Amsterdamschen Gemeenteraad, vergadering van Woensdag 14 Juli 1915, dezer dagen ver schenen: De Voorzitter (blz. 795): Dan wensch ik den Raad te bevestigen, wat ik schriftelijk den Raad reeds heb medegedeeld, (men denkt natuurlijk, dat er heel wat komt!) namelijk, dat het mijn voornemen is (let wel!) te half vier de benoemingen aan de orde te stellen en daarna over te gaan in geheime zitting." Ja, ja, daarvoor moest plechtig tweemaal onmiddellijk na elkaar den Raad" worden gezegd, en daarvoor moest mondeling iets worden bevestigd wat schriftelijk was mede gedeeld. Andere menschen doen gewoonlijk juist het tegenovergestelde. Landjuweel De Amsterdammer vraagt ditmaal aan zijne lezers een vierregelig versje, waarin antwoord wordt gegeven op deze vraag: Waarom moet, terwijl in verschil lende landen een belasting op de buiten gewone oorlogswinsten reeds is ingevoerd en het voorstel daartoe door n enkelen minister was ontworpen, de voorbe reiding daarvan in Nederland thans nog worden opgedragen aan eene Staatscom missie van 33 gewichtige heeren?'' (zie de bladen van 6 Oct. 1915). Voor de geestigste drie inzendingen zal een boekwerk als prijs worden toegekend. Inzendingen vór 19 October aan het redactiebureau onder motto Landjuweel" buiten op de enveloppe. geschiedenis van den grooten Europeeschen oorlog zullen moeten beschrijven, mag men zich daarover verheugen. Wanneer men be denkt, dat eerst kort voor het uitbreken van den tegenwoordigen oorlog de historici wij zeggen niet: het eens waren geworden over de oorzaken van en de aanleiding tot den Fransch-Duitschen oorlog van 1870-71, maar toch langzamerhand zooveel daarover hadden geschreven, dat er niet veel nieuws meer over gezegd scheen te kunnen worden ; wanneer men dus bedenkt, dat zij ruim veertig jaar noodig hebben gehad om de voorgeschiedenis te leeren kennen van een oorlog, die tot dien van nu zoo ongeveer in dezelfde verhouding staat als het palingoproer te Amsterdam tot de Fransche revo lutie; daar slaat iemand de schrik van om het hart, als hij volgens den regel van drieën heeft uitgerekend, hotveel jaren er nog zullen verloopen, voordat de historici het hunne zullen hebben gezegd over de oor zaken van en de aanleiding tot den grooten Europeeschen oorlog van 1914 en laat me zeggen : volgende jaren. Daarom wordt de taak van de generaties van geschiedschrijvers, die zulleo zwoegen aan dit onderwerp, althans eenigermate ver licht, wanneer er nog tijdens den oorlog volle zekerheid komt over de toedracht van gebeurtenissen uit dien oorlog zelf, die een tijdlang onopgehelderd" bleven. Onopgehelderd" is nog altijd, tot welke nationaliteit de vliegers behoorden, die bommen hebben geworpen naar de stoom boot Zevenbergen en naar den stoomtreiler 's Gravenhage; maar daar reeds in den tegenwoordigen tijd geen Nederlander zich meer druk maakt over de herkomst van bommen, die hun doel hebben gemist, zal vermoedelijk ook de toekomstige geschied schrijver van dezen oorlog meenen, dat hij geen moeite behoeft te verspuien aan een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl