Historisch Archief 1877-1940
10 Oct. '15. No. 1998
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het Marker-Corset
Eigenlijk is deze mondaine" betiteling
van dit onderdeel van de volks-kleederdracht
der Marker-vrouwen niet juist. Maar de
lezer(es) zal allicht beter begrijpen welk
kleedingstuk hier bedoeld wordt als ik over
een corset" spreek', in plaats van het ding
bij zijn waren naam van rijglijf" te noemen.
Corset" is témodieus voor dit
ouderwetschdegelijk, schilderachtig maar ongracieus klee
dingstuk, terwijl het woord rijglijf" waar
schijnlijk door velen als een téduidelijke, t
directe, te naturalistische Hollandsche ver
taling van het Fransche woord zal worden
gehouden. En toch is de bedoeling en de
werking van beide, het corset en het rijglijf,
hetzelfde, al zijn niet allén de eigen vor
men van ieder van deze twee
kleedingstukken zeer verschillend, en al geven ze beide
op nog zoo andere wijze vorm aan het
lichaam dat ze corsetteeren" of inrijgen."
Want al komen beide voort uit de eene
idee van de buste te ondersteunen en het
figuur te verbeteren, zoo is toch hun berei
ken in deze zeer verschillend. Afgezien van
de vele modes" die ook op 't stuk van
corsetten in de laatste jaren dit
kleedingstuk, en daardoor het vrouwelijke figuur
hebben veranderd, is het tot nog toe (maar
wie weet wat nog komen kan) niet doel
van het moderne corset geweest de buste
maar de heupen weg te werken", terwijl
juist het Marker rijglijf zijn naam juist op
dat punt alle eer aan doet en déheupen
breed maakt. Want, zoo dan wellicht niet
heelemaal het doel, dan is het toch zeker
de uitwerking van het Marker rijglijf het
vrouwelijke figuur, tusschen de hals en de
taille (de corsage dus) zoo (rechtvaardig),
plat en stijf mogelijk te maken.
En dit wordt voornamelijk bereikt door
de constructie van dit kleedingstuk. Want
het omvat niet alleen de taille en de buste,
maar gaat ook over de schouders, en wordt
daardoor een soort vest, een soort bolero,
maar een waarmede, door de allén van
voren aangebrachte baleinen, het figuur in
bijzondere mate vervlakt" wordt.
In hoeverre dit kleedingstuk zijn vorm
ontleend aan het zooveel oudere keurs-lijf,
dat ook bijzonder recht van voren (maar
Marker kinaer-rijglijf van voren
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimüiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Marker kinder-rijglijf van achter
Marker vrouwen-rijglijf van voren
l l iiiiiiiiiiimii in i iiiiiiilliiiiiiiilllililiiil uu i uiii in u immuun
daarom nog niet droit-devant) was, kan ik
niet uitmaken, omdat op 't stuk van de
woidingsgeschiedenis van onze nationale
kleederdracht slechts zeer weinig met zeker
heid na te speuren en vast te stellen is.
Evenmin in hoeverre de snit, en vooral de
kleur en de versiering van dit eigenaardige
kleedingstuk, en vooral van het daar over
gedragen jakje van vuur-rood laken of baai
(genaamd de voorpanden") zou kunnen
doen denken aan een verwantschap van een
dergelijk kleedingstuk van Noordsche en
Zweedsche afkomst. Over dat alles zal het
zeer moeilijk zijn de juiste oorzaak en het
gevolg aan te toonen.
Zooveel is echter zeker, dat het
Markercorset zooals het thans nog op Marken door
meisjes en vrouwen gedragen wordt, en,
wat interressanter is, door de draagster zelf
vervaardigd en versierd wordt, een van de
meest merkwaardige details is van de over
blijfselen van onze nationale kleederdrachten.
En te moeielijker is het in deze iets te boek
te stellen omdat dit, kleedingstuk onder vele
anderen verborgen is, maar toch niet zoo,
dat het niet ook bij volledige aankleeding
van de Marker vrouw, nog gedeeltelijk te
Rijglijf van de Marker vrouw, waarbij de rollen die de heupen breed maken
goed te zien zijn
iiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiii
iniiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII
Onze Bonte Kraaien
De ene bonte kraai, die volgens het
optimistische spreekwoord nog geen winter
maakt, komt aan in de tweede helft van
September, soms op den eersten herfstdag
zelve. Gaandeweg verschijnen er meer en
gedurende de geheele Octobermaand kan
men het trekken van deze vogels waarne
men, in 't Oosten en op de Wadden-eilanden
beter dan in 't Westen, want voor vele van
deze trekkers is Holland en Zeeland het
einddoel van de reis.
Gatke heeft er reeds op gewezen en latere
waarnemingen hebben zijn bewering gestaafd,
dat de drukste vogeltrek zich voordoet bij
Z. O. wind en vochtig weer. Doorgaans
brengt October een paar dagen van
miraculeuzen vogeltrek. Dag en nacht vervullen
troepen van allerlei vogels de lucht en het
is ook op zulke tijden dat op de rustrekken
van den vuurtoren den Brandaris alle plaat
sen, ongeveer dertigduizend, bezet zijn, ter
wijl nog honderden uitgeputte reizigers zich
vastklemmen aan muurankers, raamkozijntjes,
aan elk bruikbaar spleetje of uitsteekseltje
van de hooge torenmuren, zooals dat in
1912 en in 1913 in de nachten van 21 tot
23 October het geval is geweest.
Gedurende die enkele Octoberdagen zijn
langs de heele Noordduitsche vlakte van
Memel tot Den Helder vogelmassa's in be
weging geweest van welker talrijkheid men
zich moeilijk een begrip kan vormen.
In het Jahresbericht der Vogelwarte
Rossitten" over 1913 geeft prof. Thienemann
als resultaat van zijn tellingen ongeveer een
kwart millioen kraaien per dag, trekkende
alleen over de Kurische Nehrung. Dat waren
dan voornamelijk bonte kraaien, maar er
waren ook roeken en kauwtjes bij. Zoo
mooi heb ik het nooit gezien, maar ik heb
toch wel op Terschelling, op een dag dat
het weer niet eens zoo bijzonder gunstig
was, in een half uur 430 bonte kraaien, 252
roeken, 67 kauwtjes precies geteld zien
voorbij trekken en daarboven te hoog voor
exacte waarneming naar schatting nog op
zijn minst duizend van die vogels. Bij zeer
gunstig weer vliegen ze vrij laag, ongeveer
op dezelfde hoogte en zijn dan gemakkelijk
te tellen. Thienemann had op die October
dagen het mooist mogelijke weer: Zuid
oosten wind, windkracht 4,
vochtigheidstoestand van de lucht in den loop van den
dag afnemend van 100 pCt. tot 85 pCt.,
barometerstand 772 m.M., temperatuur in
den morgen 5°C, in den namiddag 10°C., eerst
een zeer geringe bewolking, later helderen
zonneschijn. Ik hoop dat wij in deze maand
ook een paar dergelijke dagen mogen be
leven en ik kan u verzekeren dat de her
innering aan een dergelijken onovertrefbaar
schoonen dag levendiger blijft, naarmate
men meer vogels heeft gezien.
De bonte kraaien onderscheiden zich op
die dagen door hun rustigheid. Kalmpjes
vliegen zij voort, met geregelden vleugel
slag meest in troepjes van drie tot twintig.
Van tijd tot tijd roepen zij elkander eens
aan, maar het gevalt wel dat zij al den tijd
dat ze in 't gezicht zijn, geen enkel geluid
geven. De andere vogels daarentegen zijn
druk en zenuwachtig en de kauwen, die
toch zeer na aan de kraaien verwant zijn,
gedragen zich met de grootste uitbundig
heid, krassen en tieren en keffen zonder
ophouden en slieren in de allerzonderlingste
wanorde langs het uitspansel. Ook zonder
dat ik op het weer heb gelet kan ik aan
het gedrag dier kauwtjes al te weten komen
dat er een groote trek aan den gang is. De
kleinere vogeltjes helpen de drukte
vergrooten, sommige zingen onder het reizen,
zooals de kneutjes, andere slaken hun
alarmkreten zooals de lijsters en nog weer andere
bepalen zich ertoe, om elkaar vriendelijk en
bemoedigend toe te roepen. Alle vliegen
sneller en onrustiger dan zij gewoon zijn,
alleen de bonte kraaien blijven onverstoorbaar.
Nu moet het erkend worden, dat voor hen
de trek eenvoudiger en gemakkelijker is, dan
voor de meeste andere vogels. Ze hebben
niet ver te gaan, wellicht zelfs zijn de meeste
bonte kraaien niet eens trekvogels. Geen
enkele vogelsoort heeft een zoo zonder
linge verspreiding. In den zomer, in den
zien is. Bij meisjes is het minder verborgen,
en geeft dan ook voor den oplettenden be
schouwer een zeer bijzonder cachet aan deze
zeer ingewikkelde kinder-kleederdracht.
Deze Marker rijglijven worden gemaakt
van zwaar (meestal) blauw of (voor kinderen)
zwart of bruin baai (of laken) gevoerd met
stevig ongebleekt katoen. Van voren zijn,
tot onder de armen, baleinen aangebracht,
en deze zijn, alle evenwijdig aan elkaar,
stevig tusschen de voering en de bovenstof
vastgeregen. Daardoor is dit kleedingstuk,
van voren zoo stijf als een plank, en daar
het (bij de vrouwen) van voren met een
witten veter wordt dichtgeregen, staat het,
bij steviger gebouwde vrouwen, meestal
naar boven, over de buste, open.
De algemeene vorm is in zooverre altijd
dezelfde, dat het over de schouders gaat, dus
armsgaten vormt, en aan de hals, van voren,
laag is uitgesneden, en over de taille heen
rijkt met een schootje ringsom. Maar voor
de meisjes sluit dit rijglijf van achter, bij
de vrouwen van voren, tengevolge waarvan
de meisjes van voren (door de baleinen)
bijzonder platte figuren krijgen.
Bijzonder opmerkelijk is verder de ver
siering. In platten en kruissteek zijn allerlei
randen en rozetten (in wol) en in zeer sterke
kleuren, op het ruige baai geborduurd. De
patronen voor deze versieringen zijn onge
veer altijd dezelfde. Bij een oud rijglijf in
het Rijksmuseum zijn de dessins geheel
zooals die tegenwoordig worden gemaakt,
maar het is begrijpelijk dat, waar de Marker
vrouwen dit bijzondere kleedingstuk zelf
geheel vervaardigen en be-borduren, de
afwerking en de qualiteit van de gebruikte
materialen zeer verschillend is. Maar de
algemeene intieeling, de versiering, en de
omrande gaatjes voor de,n witten rijgveter
zijn ongeveer altijd gelijk...
Opmerkelijk is verder datde Marker vrouw
aan dat rijglijf, over het schootje in de taille,
ringsom een soort qeue de Paris" draagt,
waarop de rokken steunen. Deze rokken zijn
trouwens niet meer dan twee in getal, maar
door die quen" staan zij zeer wijd uit.
Men moge dit kleedingstuk dan al niet
bijzonder gracieus" noemen naar de
Parijsche" beteekenis van dit woord, men
moge het misschien niet hygiënisch vinden
omdat het te zeer het lijf rijgt", (maar is
het in dit opzicht erger dan modieuse cor
setten?) maar in ieder geval is dit kleeding
stuk, bezien, van uit een folklore en
kunst-historisch oogpunt, een van de meest
kunstvolle, effectrijke en schilderachtige
détails van wat op het stuk van nationale
kleedij en echte volkskunst nog in Holland
overbleef. En, vooral ook omdat het door
de draagsters zelf geheel gemaakt wordt, en
het geheele figuur, de habitus" van de
draagster, de huizen en de omgeving zoo
wónder-wel bij deze bijzondere kleedij aan
sluiten, is het in ieder opzicht
onzebelangIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMI
broedtijd, bewonen zij behalve Westelijk
Siberië nog geheel Europa op het stuk na
tusschen de Ebro en de Elbe. Ze broeden
dan in Spanje en in Jutland, in Schotland
en in Italië, doch niet in het stuk
daartusschen, in Frankrijk, België, Nederland en 't
stroomgebied van Rijn en Weser. Er is geen
enkele reden op te geven, waarom zij daar
niet zouden broeden, maar zij doen het
eenvoudig niet. Het heet, dat zij in dit gebied
zijn vervangen door hun verwant, de zwarte
kraai die ook in Oost-Siberië broedt.
Intusschen lijkt het er in 't geheel niet naar, dat
de zwarte kraaien in Nederland de bonte
kraaien zouden beletten hier te broeden,
daarvoor zijn ze lang niet talrijk genoeg.
Een voedselkwestie kan het niet zijn, want
beide soorten zijn omnivoor en de bonte
kraai heeft nog een bijzondere voorliefde
voor de zee, de onuitputtelijke spijskast
voor heel het dierenrijk.
Nu loopt in het winterhalfjaar dat onbe
zette gebied vol met bonte kraaien, die het
in den winter in Rusland en Siberië te kwaad
krijgen. De Midden-Europeesche, Britsche
en Zuidelijke bonte kraaien verplaatsen zich
weinig of niet; men weet dat de Schotten
zich ermee vergenoegen het kustgebied op
te zoeken, ook de kraaien rondom het
Kattegat blijven op hun plaats. De millioenen
uit Rusland afkomstig trekken voor een
groot deel over den Kurische Nehrung, waar
ze van ouds door de bevolking in netten
worden gevangen om gegeten te worden.
In de laatste jaren zijn er daar vanwege de
Vogelwarte" duizenden gevangen, geringd
en losgelaten en daardoor heef t m en kunnen
uitmaken dat zij trekken naar het stroom
gebied van den Rijn, ook, en dat is pas in
1914 met zekerheid uitgemaakt, naar Neder
land. Wellicht echter komen de meeste van
onze gasten uit Scandinavië, maar daar
weten we nog lang niet alles van.
In ieder geval is de bonte kraai een heer
lijke aanwinst voor het natuurleven in den
winter: een gemakkelijke, plezierige vogel,
van alle markten thuis, een nimmer ont
brekende stpffeering van het landschap, even
goed thuis in de stad als op het platte land.
Hij heeft een wijden gezichtskring en weet
zich daardoor altijd te redden. Van zijn
boomtop of daknok overziet hij groote
uitgestrektheden en niets ontgaat aan zijn
stelling waard als iets echts"... En het
is voor die Marker vrouwen daar op dat
eiland, veel natuurlijker en alles bij elkaar
een veel echter" geheel vormend, dan men
tegenwoordig van veel niet goed gedragen
en niet bij de draagster passende moderne
(corsetten) kleedij kan zeggen.
TH. MOLKENBOER
iiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiliiuiiilimiiiiiiiliiiiiiiiiiiiimii iiiiiiiiiiiiiiin
INGEZONDEN
Geachte Redactie,
Ik heb met groote verbazing in de Groene
van 25 Sept. het stuk van mej, Scheidius
gelezen over Wat vrouwenarbeid op de hei
vermag", omdat mij daaruit blijkt, dat mej.
S., die het vluchtoord te Ede schijnt te
hebben bezocht, van de toestanden niet
voldoende op de hoogte is, en het dan ook
beter was geweest, wanneer zij er niet over
had geschreven.
Een groepje kleuters onder geleide van
een pater stapte naar school," schrijft mej. S.
Dit schijnt mij vreemd toe, daar alleen
onderwijzers en gewone Belgen als bege
leiders worden gebruikt, en daarvoor de
hulp van paters dus niet noodig is. Wel
kan zij bewaarschool-kinderen hebben gezien,
van 3 tot en met 5 jaar, onder geleide van
een non, doch deze is moeilijk voor een
pater te houden,
Het arbeidsloon met dit werk verdiend,
bedoeld is met het naaien in de naaischool,
wordt ingeschreven op een spaarbankboekje."
Mej. S. had moeten schrijven, dat de helft
van het arbeidsloon op spaarbankboekjes
wordt gezet, en de andere helft iedere
Zaterdag aan de vrouwen wordt uitbetaald.
Aan ieder, die werk verricht, wordt loon
uitbetaald, zijnde een kwartje per dag,"
schrijft mej. S. verder, doch dit ook is be
zijden de waarheid, daar die loonen loopen
van f 0.10 tot f 0.40 per dag.
Mej. S. beweert, dat tot het werk ook behoort
het wasschen van eigen kleeren, dat daarvoor
bestemd is een gebouw, welks midden wordt
ingenomen door houten met tin bekleede
bakken, van schotjes en afvoerpijpen voor
zien." Deze gebouwen dienen echter enkel
om de menschen 's morgens gelegenheid te
kunnen geven zich te wasschen. Het zelf
wasschen van kleeding is zelfs streng ver
boden ; hiervoor is een modern ingerichte
wasscherij, electrisch gedreven, met o. a.
drie groote waschmachines, strijkerij,
droogkamers enz.
Hoe mej. S. kan schrijven dat de menschen
een potje hebben voor boter, een kaart om
de hoeveelheid brood aan te geven, die ieder
toekomt, en verder, dat de menschen in hun
cabine het ontbijt en de koffie mogen ge
bruiken, is mij een raadsel. Aan niemand
is een potje voor boter verstrekt. Wel heeft
ieder een kaart, allen hetzelfde soort, doch
alleen om bij ontvangst van het eten voor
controle te laten knippen. In de cabine mag
IIIMIHIIIIIIIIMIMMIIIIIlnnlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIItllllllllllll
scherpen blik. Geen enkele vogel is zoo
leerzaam en zoo moeilijk te verschalken.
Hij onderscheidt jagers en niet jagers, en
ofschoon hij de eersten ontziet om hun ge
weren, volgt hij ze toch in de hoop op een
buitenkansje. Het eenige wat hem uit zijn
gelijkmoedigheid brengt is de verschijning
van een roofvogel. Hij heeft een zeer bijzon
der geluid om hen te begroeten en als ge
dat hoort, behoeft ge maar even rond te
zien om een of meer bonte kraaien te ont
waren, die bezig zijn een sperwer, valk of
buizerd te kwellen en te vervolgen. Heeft
zoo'n roover een prooi bemachtigd dan
trachten de kraaien hem die afhandig te
maken, meestal met goed gevolg. Soms ge
beurt het echter, dat ze te doen hebben met
een sterk en vastberaden wijfje en dan loopt
het vaak leelijk voor hen af, dat heb ik nog
al eens een enkelen keer gezien.
Zooeven gewaagde ik van de voorliefde
van de bonte kraaien voor de zee. Inderdaad
overtreft het aantal der bonte kraaien aan
het strand vaak dat der meeuwen. Ze hou
den onder de mossels even hevig huis als
de scholeksters, maar hebben een andere
manier om het weekdier zelf te bereiken.
Aan de pieren van Ymuiden of de beton
en bazalthoofden van onze zeeweringen kan
men vaak zien hoe zij met de mossel in den
bek tien, twintig meter hoog vliegen en dan
het dier op de steenen laten vallen, zoodat
de schelp berst. Hetzelfde doen ze met krab
ben! Zeeëgels pluizen ze netjes uit en gar
nalen schrobben ze met huid en haar naar
binnen. Die garnalen vangen ze in plassen
en zwinnen en ze ontzien zich niet om
daarvoor in 't water rond te ploeteren, tot
dat ze van onderen kletsnat zijn.
Op sommige tijden schijnen die garnalen
talrijker te zijn dan anders en dan trekken
bij eb scharen van bonte kraaien naar de
zee, dat is zelfs in de binnenduinen, een
uur gaans van de kust, nog jwaar te nemen.
Ze slapen hier in een groot bosch en een
duinvallei: een halven kilometer boomen vol
bonte kraaien. De grond onder de boomen
ligt in zoo'n garnalenperiode vol lang
werpige ballen van pantsers en sprieten,
die de bonte kraai uitbraakt, precies zooals
de roofvogels hun veer- en haarballen. Van
de duindoornbessen nemen zij het leeuwen
deel, de rest is voor de spreeuwen en de
Marker vrouwen-rijglijf van achter
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
in geen geval het ontbijt en de koffie ge
bruikt worden, dit is zelfs ten strengste
verboden, en wordt dan ook, evenals het
eten, in de eetzalen genuttigd.
Het geheel is verdeeld in vijf dorpen"
wordt verder gemeld. Er zijn echter nooit vijf
dorpen geweest, maar vier, n.l. Scheldedorp,
Maasdorp, Leiedorp en het zoogenaamde
vierde dorp, dat bestaat uit scholen, 6 stuks,
kerk, dienstgebouwen, cantine enz.
Over verschillende punten, als
RockefellerComité, controle van verpleegsters in de
slaapzalen, en anderen, zou ik nog kunnen
schrijven, doch ik geloof wel door boven
staand bewezen te hebben, dat het beter
ware geweest indien, mej. S. zich bij haar
bezoek nauwkeuriger van alles op de hoogte
had gesteld, of haar artikel in de pen had
gehouden.
Ik achtte mij gedrongen deze bestrijding
te schrijven, omdat ik in de 7 maanden, die
ik daar, eerst als beheerder van de
kleedingmagazijnen, later als hoofdopzichter, werk
zaam was, het kamp en zijn bewoners heb
lief gekregen, en daarom liever de waarheid
er over lees.
Onder dankzegging voor de plaatsing,
. G. N. BRONKE Jr.
HOFLEVERANCIER.
H. MEIJER,
KONINGSPLEIN
AMSTERDAM
WOLLEI
DEKESS
- DOOR TIJDIGEN EN
VOORDEELIGEN INKOOP
TOT NIET VERHOOGDE
PRIJZEN
VANAF f 9.
lijsters. Wat de jachtopziener ervan voor
zijn fazanten wenscht te behouden moet hij
door een netwerk van draden tegen de
slimme vogels beschermen. Eikels eten zij
in de boomen zelf, evenals de duiven en
de gaaien of ze zoeken ze op den grond.
Ook weten ze heel goed, dat onder het
groene mos schatten verborgen liggen, hetzij
eikels of beukenootjes door de gaaien erheen
gesleept, hetzij vlinderpoppen of overwinte
rende insecten. Ze graven niet op goed
geluk, maar nemen systematisch een heel
boschperceel, een heele helling onderhanden
en keeren stuk voor stuk ieder mosbrokje
om, om te kijken wat er onder ligt. Ge
lukkig dat het mos er tegen kan, menigmaal
wordt zoo'n bewerkt stukje in den loop van
't jaar nog mooier dan te voren.
Ze zijn 's morgens niet het vroegst
bij de hand en gaan ook 's avonds eerder
te kooi dan de lijsters en roodborstjes.
Echter vinden ze doorgaans gelegenheid om
in den namiddag op sommige plaatsen bij
honderden saam te komen om daar te
keuvelen, te stoeien en te spelen, en ze
hebben er niets tegen, dat dan de wind een
beetje komt meedoen, want met al hun
langzaamheid zijn ze toch buitengewoon
behendige vliegers. Een zeer belangrijke
speelplaats ligt in de buurt van de ruïne
van Brederode en daar spelen ze 't meest
in den tijd van Kerstmis en Nieuwjaar.
Als 't voorjaar wordt, krijgen ook zij nieuwe
geluiden, die in Maart en April behoorlijk een
plaats innemen naast het geroffel van de
specht of vinkenslag en leeuwerikzang. Het
duurt nog wel tot half April eer ze ons
weer hebben verlaten, zoodat ze dan wel
den langsten tijd van 't jaar ten onzent hebben
doorgebracht. Het gaat dus heelemaal niet
aan, hen vreemde gasten te noemen; ik ken
wel menigen vogel die hier broedt en die
veel eerder vreemd" mocht heeten, omdat
hij hier zeer kort toeft: b.v. de wielewaal
en de gierzwaluw. We kunnen daarom dan
ook met het volste recht spreken van onze
bonte kraaien, temeer daar het ieder jaar
dezelfde families zijn, die onze gastvrije
stranden komen opzoeken.
JAC. P. THIJSSE