De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 10 oktober pagina 5

10 oktober 1915 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

10 Oct. '15. No. 1998 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het Marker-Corset Eigenlijk is deze mondaine" betiteling van dit onderdeel van de volks-kleederdracht der Marker-vrouwen niet juist. Maar de lezer(es) zal allicht beter begrijpen welk kleedingstuk hier bedoeld wordt als ik over een corset" spreek', in plaats van het ding bij zijn waren naam van rijglijf" te noemen. Corset" is témodieus voor dit ouderwetschdegelijk, schilderachtig maar ongracieus klee dingstuk, terwijl het woord rijglijf" waar schijnlijk door velen als een téduidelijke, t directe, te naturalistische Hollandsche ver taling van het Fransche woord zal worden gehouden. En toch is de bedoeling en de werking van beide, het corset en het rijglijf, hetzelfde, al zijn niet allén de eigen vor men van ieder van deze twee kleedingstukken zeer verschillend, en al geven ze beide op nog zoo andere wijze vorm aan het lichaam dat ze corsetteeren" of inrijgen." Want al komen beide voort uit de eene idee van de buste te ondersteunen en het figuur te verbeteren, zoo is toch hun berei ken in deze zeer verschillend. Afgezien van de vele modes" die ook op 't stuk van corsetten in de laatste jaren dit kleedingstuk, en daardoor het vrouwelijke figuur hebben veranderd, is het tot nog toe (maar wie weet wat nog komen kan) niet doel van het moderne corset geweest de buste maar de heupen weg te werken", terwijl juist het Marker rijglijf zijn naam juist op dat punt alle eer aan doet en déheupen breed maakt. Want, zoo dan wellicht niet heelemaal het doel, dan is het toch zeker de uitwerking van het Marker rijglijf het vrouwelijke figuur, tusschen de hals en de taille (de corsage dus) zoo (rechtvaardig), plat en stijf mogelijk te maken. En dit wordt voornamelijk bereikt door de constructie van dit kleedingstuk. Want het omvat niet alleen de taille en de buste, maar gaat ook over de schouders, en wordt daardoor een soort vest, een soort bolero, maar een waarmede, door de allén van voren aangebrachte baleinen, het figuur in bijzondere mate vervlakt" wordt. In hoeverre dit kleedingstuk zijn vorm ontleend aan het zooveel oudere keurs-lijf, dat ook bijzonder recht van voren (maar Marker kinaer-rijglijf van voren iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimüiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Marker kinder-rijglijf van achter Marker vrouwen-rijglijf van voren l l iiiiiiiiiiimii in i iiiiiiilliiiiiiiilllililiiil uu i uiii in u immuun daarom nog niet droit-devant) was, kan ik niet uitmaken, omdat op 't stuk van de woidingsgeschiedenis van onze nationale kleederdracht slechts zeer weinig met zeker heid na te speuren en vast te stellen is. Evenmin in hoeverre de snit, en vooral de kleur en de versiering van dit eigenaardige kleedingstuk, en vooral van het daar over gedragen jakje van vuur-rood laken of baai (genaamd de voorpanden") zou kunnen doen denken aan een verwantschap van een dergelijk kleedingstuk van Noordsche en Zweedsche afkomst. Over dat alles zal het zeer moeilijk zijn de juiste oorzaak en het gevolg aan te toonen. Zooveel is echter zeker, dat het Markercorset zooals het thans nog op Marken door meisjes en vrouwen gedragen wordt, en, wat interressanter is, door de draagster zelf vervaardigd en versierd wordt, een van de meest merkwaardige details is van de over blijfselen van onze nationale kleederdrachten. En te moeielijker is het in deze iets te boek te stellen omdat dit, kleedingstuk onder vele anderen verborgen is, maar toch niet zoo, dat het niet ook bij volledige aankleeding van de Marker vrouw, nog gedeeltelijk te Rijglijf van de Marker vrouw, waarbij de rollen die de heupen breed maken goed te zien zijn iiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiii iniiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII Onze Bonte Kraaien De ene bonte kraai, die volgens het optimistische spreekwoord nog geen winter maakt, komt aan in de tweede helft van September, soms op den eersten herfstdag zelve. Gaandeweg verschijnen er meer en gedurende de geheele Octobermaand kan men het trekken van deze vogels waarne men, in 't Oosten en op de Wadden-eilanden beter dan in 't Westen, want voor vele van deze trekkers is Holland en Zeeland het einddoel van de reis. Gatke heeft er reeds op gewezen en latere waarnemingen hebben zijn bewering gestaafd, dat de drukste vogeltrek zich voordoet bij Z. O. wind en vochtig weer. Doorgaans brengt October een paar dagen van miraculeuzen vogeltrek. Dag en nacht vervullen troepen van allerlei vogels de lucht en het is ook op zulke tijden dat op de rustrekken van den vuurtoren den Brandaris alle plaat sen, ongeveer dertigduizend, bezet zijn, ter wijl nog honderden uitgeputte reizigers zich vastklemmen aan muurankers, raamkozijntjes, aan elk bruikbaar spleetje of uitsteekseltje van de hooge torenmuren, zooals dat in 1912 en in 1913 in de nachten van 21 tot 23 October het geval is geweest. Gedurende die enkele Octoberdagen zijn langs de heele Noordduitsche vlakte van Memel tot Den Helder vogelmassa's in be weging geweest van welker talrijkheid men zich moeilijk een begrip kan vormen. In het Jahresbericht der Vogelwarte Rossitten" over 1913 geeft prof. Thienemann als resultaat van zijn tellingen ongeveer een kwart millioen kraaien per dag, trekkende alleen over de Kurische Nehrung. Dat waren dan voornamelijk bonte kraaien, maar er waren ook roeken en kauwtjes bij. Zoo mooi heb ik het nooit gezien, maar ik heb toch wel op Terschelling, op een dag dat het weer niet eens zoo bijzonder gunstig was, in een half uur 430 bonte kraaien, 252 roeken, 67 kauwtjes precies geteld zien voorbij trekken en daarboven te hoog voor exacte waarneming naar schatting nog op zijn minst duizend van die vogels. Bij zeer gunstig weer vliegen ze vrij laag, ongeveer op dezelfde hoogte en zijn dan gemakkelijk te tellen. Thienemann had op die October dagen het mooist mogelijke weer: Zuid oosten wind, windkracht 4, vochtigheidstoestand van de lucht in den loop van den dag afnemend van 100 pCt. tot 85 pCt., barometerstand 772 m.M., temperatuur in den morgen 5°C, in den namiddag 10°C., eerst een zeer geringe bewolking, later helderen zonneschijn. Ik hoop dat wij in deze maand ook een paar dergelijke dagen mogen be leven en ik kan u verzekeren dat de her innering aan een dergelijken onovertrefbaar schoonen dag levendiger blijft, naarmate men meer vogels heeft gezien. De bonte kraaien onderscheiden zich op die dagen door hun rustigheid. Kalmpjes vliegen zij voort, met geregelden vleugel slag meest in troepjes van drie tot twintig. Van tijd tot tijd roepen zij elkander eens aan, maar het gevalt wel dat zij al den tijd dat ze in 't gezicht zijn, geen enkel geluid geven. De andere vogels daarentegen zijn druk en zenuwachtig en de kauwen, die toch zeer na aan de kraaien verwant zijn, gedragen zich met de grootste uitbundig heid, krassen en tieren en keffen zonder ophouden en slieren in de allerzonderlingste wanorde langs het uitspansel. Ook zonder dat ik op het weer heb gelet kan ik aan het gedrag dier kauwtjes al te weten komen dat er een groote trek aan den gang is. De kleinere vogeltjes helpen de drukte vergrooten, sommige zingen onder het reizen, zooals de kneutjes, andere slaken hun alarmkreten zooals de lijsters en nog weer andere bepalen zich ertoe, om elkaar vriendelijk en bemoedigend toe te roepen. Alle vliegen sneller en onrustiger dan zij gewoon zijn, alleen de bonte kraaien blijven onverstoorbaar. Nu moet het erkend worden, dat voor hen de trek eenvoudiger en gemakkelijker is, dan voor de meeste andere vogels. Ze hebben niet ver te gaan, wellicht zelfs zijn de meeste bonte kraaien niet eens trekvogels. Geen enkele vogelsoort heeft een zoo zonder linge verspreiding. In den zomer, in den zien is. Bij meisjes is het minder verborgen, en geeft dan ook voor den oplettenden be schouwer een zeer bijzonder cachet aan deze zeer ingewikkelde kinder-kleederdracht. Deze Marker rijglijven worden gemaakt van zwaar (meestal) blauw of (voor kinderen) zwart of bruin baai (of laken) gevoerd met stevig ongebleekt katoen. Van voren zijn, tot onder de armen, baleinen aangebracht, en deze zijn, alle evenwijdig aan elkaar, stevig tusschen de voering en de bovenstof vastgeregen. Daardoor is dit kleedingstuk, van voren zoo stijf als een plank, en daar het (bij de vrouwen) van voren met een witten veter wordt dichtgeregen, staat het, bij steviger gebouwde vrouwen, meestal naar boven, over de buste, open. De algemeene vorm is in zooverre altijd dezelfde, dat het over de schouders gaat, dus armsgaten vormt, en aan de hals, van voren, laag is uitgesneden, en over de taille heen rijkt met een schootje ringsom. Maar voor de meisjes sluit dit rijglijf van achter, bij de vrouwen van voren, tengevolge waarvan de meisjes van voren (door de baleinen) bijzonder platte figuren krijgen. Bijzonder opmerkelijk is verder de ver siering. In platten en kruissteek zijn allerlei randen en rozetten (in wol) en in zeer sterke kleuren, op het ruige baai geborduurd. De patronen voor deze versieringen zijn onge veer altijd dezelfde. Bij een oud rijglijf in het Rijksmuseum zijn de dessins geheel zooals die tegenwoordig worden gemaakt, maar het is begrijpelijk dat, waar de Marker vrouwen dit bijzondere kleedingstuk zelf geheel vervaardigen en be-borduren, de afwerking en de qualiteit van de gebruikte materialen zeer verschillend is. Maar de algemeene intieeling, de versiering, en de omrande gaatjes voor de,n witten rijgveter zijn ongeveer altijd gelijk... Opmerkelijk is verder datde Marker vrouw aan dat rijglijf, over het schootje in de taille, ringsom een soort qeue de Paris" draagt, waarop de rokken steunen. Deze rokken zijn trouwens niet meer dan twee in getal, maar door die quen" staan zij zeer wijd uit. Men moge dit kleedingstuk dan al niet bijzonder gracieus" noemen naar de Parijsche" beteekenis van dit woord, men moge het misschien niet hygiënisch vinden omdat het te zeer het lijf rijgt", (maar is het in dit opzicht erger dan modieuse cor setten?) maar in ieder geval is dit kleeding stuk, bezien, van uit een folklore en kunst-historisch oogpunt, een van de meest kunstvolle, effectrijke en schilderachtige détails van wat op het stuk van nationale kleedij en echte volkskunst nog in Holland overbleef. En, vooral ook omdat het door de draagsters zelf geheel gemaakt wordt, en het geheele figuur, de habitus" van de draagster, de huizen en de omgeving zoo wónder-wel bij deze bijzondere kleedij aan sluiten, is het in ieder opzicht onzebelangIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMI broedtijd, bewonen zij behalve Westelijk Siberië nog geheel Europa op het stuk na tusschen de Ebro en de Elbe. Ze broeden dan in Spanje en in Jutland, in Schotland en in Italië, doch niet in het stuk daartusschen, in Frankrijk, België, Nederland en 't stroomgebied van Rijn en Weser. Er is geen enkele reden op te geven, waarom zij daar niet zouden broeden, maar zij doen het eenvoudig niet. Het heet, dat zij in dit gebied zijn vervangen door hun verwant, de zwarte kraai die ook in Oost-Siberië broedt. Intusschen lijkt het er in 't geheel niet naar, dat de zwarte kraaien in Nederland de bonte kraaien zouden beletten hier te broeden, daarvoor zijn ze lang niet talrijk genoeg. Een voedselkwestie kan het niet zijn, want beide soorten zijn omnivoor en de bonte kraai heeft nog een bijzondere voorliefde voor de zee, de onuitputtelijke spijskast voor heel het dierenrijk. Nu loopt in het winterhalfjaar dat onbe zette gebied vol met bonte kraaien, die het in den winter in Rusland en Siberië te kwaad krijgen. De Midden-Europeesche, Britsche en Zuidelijke bonte kraaien verplaatsen zich weinig of niet; men weet dat de Schotten zich ermee vergenoegen het kustgebied op te zoeken, ook de kraaien rondom het Kattegat blijven op hun plaats. De millioenen uit Rusland afkomstig trekken voor een groot deel over den Kurische Nehrung, waar ze van ouds door de bevolking in netten worden gevangen om gegeten te worden. In de laatste jaren zijn er daar vanwege de Vogelwarte" duizenden gevangen, geringd en losgelaten en daardoor heef t m en kunnen uitmaken dat zij trekken naar het stroom gebied van den Rijn, ook, en dat is pas in 1914 met zekerheid uitgemaakt, naar Neder land. Wellicht echter komen de meeste van onze gasten uit Scandinavië, maar daar weten we nog lang niet alles van. In ieder geval is de bonte kraai een heer lijke aanwinst voor het natuurleven in den winter: een gemakkelijke, plezierige vogel, van alle markten thuis, een nimmer ont brekende stpffeering van het landschap, even goed thuis in de stad als op het platte land. Hij heeft een wijden gezichtskring en weet zich daardoor altijd te redden. Van zijn boomtop of daknok overziet hij groote uitgestrektheden en niets ontgaat aan zijn stelling waard als iets echts"... En het is voor die Marker vrouwen daar op dat eiland, veel natuurlijker en alles bij elkaar een veel echter" geheel vormend, dan men tegenwoordig van veel niet goed gedragen en niet bij de draagster passende moderne (corsetten) kleedij kan zeggen. TH. MOLKENBOER iiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiliiuiiilimiiiiiiiliiiiiiiiiiiiimii iiiiiiiiiiiiiiin INGEZONDEN Geachte Redactie, Ik heb met groote verbazing in de Groene van 25 Sept. het stuk van mej, Scheidius gelezen over Wat vrouwenarbeid op de hei vermag", omdat mij daaruit blijkt, dat mej. S., die het vluchtoord te Ede schijnt te hebben bezocht, van de toestanden niet voldoende op de hoogte is, en het dan ook beter was geweest, wanneer zij er niet over had geschreven. Een groepje kleuters onder geleide van een pater stapte naar school," schrijft mej. S. Dit schijnt mij vreemd toe, daar alleen onderwijzers en gewone Belgen als bege leiders worden gebruikt, en daarvoor de hulp van paters dus niet noodig is. Wel kan zij bewaarschool-kinderen hebben gezien, van 3 tot en met 5 jaar, onder geleide van een non, doch deze is moeilijk voor een pater te houden, Het arbeidsloon met dit werk verdiend, bedoeld is met het naaien in de naaischool, wordt ingeschreven op een spaarbankboekje." Mej. S. had moeten schrijven, dat de helft van het arbeidsloon op spaarbankboekjes wordt gezet, en de andere helft iedere Zaterdag aan de vrouwen wordt uitbetaald. Aan ieder, die werk verricht, wordt loon uitbetaald, zijnde een kwartje per dag," schrijft mej. S. verder, doch dit ook is be zijden de waarheid, daar die loonen loopen van f 0.10 tot f 0.40 per dag. Mej. S. beweert, dat tot het werk ook behoort het wasschen van eigen kleeren, dat daarvoor bestemd is een gebouw, welks midden wordt ingenomen door houten met tin bekleede bakken, van schotjes en afvoerpijpen voor zien." Deze gebouwen dienen echter enkel om de menschen 's morgens gelegenheid te kunnen geven zich te wasschen. Het zelf wasschen van kleeding is zelfs streng ver boden ; hiervoor is een modern ingerichte wasscherij, electrisch gedreven, met o. a. drie groote waschmachines, strijkerij, droogkamers enz. Hoe mej. S. kan schrijven dat de menschen een potje hebben voor boter, een kaart om de hoeveelheid brood aan te geven, die ieder toekomt, en verder, dat de menschen in hun cabine het ontbijt en de koffie mogen ge bruiken, is mij een raadsel. Aan niemand is een potje voor boter verstrekt. Wel heeft ieder een kaart, allen hetzelfde soort, doch alleen om bij ontvangst van het eten voor controle te laten knippen. In de cabine mag IIIMIHIIIIIIIIMIMMIIIIIlnnlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIItllllllllllll scherpen blik. Geen enkele vogel is zoo leerzaam en zoo moeilijk te verschalken. Hij onderscheidt jagers en niet jagers, en ofschoon hij de eersten ontziet om hun ge weren, volgt hij ze toch in de hoop op een buitenkansje. Het eenige wat hem uit zijn gelijkmoedigheid brengt is de verschijning van een roofvogel. Hij heeft een zeer bijzon der geluid om hen te begroeten en als ge dat hoort, behoeft ge maar even rond te zien om een of meer bonte kraaien te ont waren, die bezig zijn een sperwer, valk of buizerd te kwellen en te vervolgen. Heeft zoo'n roover een prooi bemachtigd dan trachten de kraaien hem die afhandig te maken, meestal met goed gevolg. Soms ge beurt het echter, dat ze te doen hebben met een sterk en vastberaden wijfje en dan loopt het vaak leelijk voor hen af, dat heb ik nog al eens een enkelen keer gezien. Zooeven gewaagde ik van de voorliefde van de bonte kraaien voor de zee. Inderdaad overtreft het aantal der bonte kraaien aan het strand vaak dat der meeuwen. Ze hou den onder de mossels even hevig huis als de scholeksters, maar hebben een andere manier om het weekdier zelf te bereiken. Aan de pieren van Ymuiden of de beton en bazalthoofden van onze zeeweringen kan men vaak zien hoe zij met de mossel in den bek tien, twintig meter hoog vliegen en dan het dier op de steenen laten vallen, zoodat de schelp berst. Hetzelfde doen ze met krab ben! Zeeëgels pluizen ze netjes uit en gar nalen schrobben ze met huid en haar naar binnen. Die garnalen vangen ze in plassen en zwinnen en ze ontzien zich niet om daarvoor in 't water rond te ploeteren, tot dat ze van onderen kletsnat zijn. Op sommige tijden schijnen die garnalen talrijker te zijn dan anders en dan trekken bij eb scharen van bonte kraaien naar de zee, dat is zelfs in de binnenduinen, een uur gaans van de kust, nog jwaar te nemen. Ze slapen hier in een groot bosch en een duinvallei: een halven kilometer boomen vol bonte kraaien. De grond onder de boomen ligt in zoo'n garnalenperiode vol lang werpige ballen van pantsers en sprieten, die de bonte kraai uitbraakt, precies zooals de roofvogels hun veer- en haarballen. Van de duindoornbessen nemen zij het leeuwen deel, de rest is voor de spreeuwen en de Marker vrouwen-rijglijf van achter iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii in geen geval het ontbijt en de koffie ge bruikt worden, dit is zelfs ten strengste verboden, en wordt dan ook, evenals het eten, in de eetzalen genuttigd. Het geheel is verdeeld in vijf dorpen" wordt verder gemeld. Er zijn echter nooit vijf dorpen geweest, maar vier, n.l. Scheldedorp, Maasdorp, Leiedorp en het zoogenaamde vierde dorp, dat bestaat uit scholen, 6 stuks, kerk, dienstgebouwen, cantine enz. Over verschillende punten, als RockefellerComité, controle van verpleegsters in de slaapzalen, en anderen, zou ik nog kunnen schrijven, doch ik geloof wel door boven staand bewezen te hebben, dat het beter ware geweest indien, mej. S. zich bij haar bezoek nauwkeuriger van alles op de hoogte had gesteld, of haar artikel in de pen had gehouden. Ik achtte mij gedrongen deze bestrijding te schrijven, omdat ik in de 7 maanden, die ik daar, eerst als beheerder van de kleedingmagazijnen, later als hoofdopzichter, werk zaam was, het kamp en zijn bewoners heb lief gekregen, en daarom liever de waarheid er over lees. Onder dankzegging voor de plaatsing, . G. N. BRONKE Jr. HOFLEVERANCIER. H. MEIJER, KONINGSPLEIN AMSTERDAM WOLLEI DEKESS - DOOR TIJDIGEN EN VOORDEELIGEN INKOOP TOT NIET VERHOOGDE PRIJZEN VANAF f 9. lijsters. Wat de jachtopziener ervan voor zijn fazanten wenscht te behouden moet hij door een netwerk van draden tegen de slimme vogels beschermen. Eikels eten zij in de boomen zelf, evenals de duiven en de gaaien of ze zoeken ze op den grond. Ook weten ze heel goed, dat onder het groene mos schatten verborgen liggen, hetzij eikels of beukenootjes door de gaaien erheen gesleept, hetzij vlinderpoppen of overwinte rende insecten. Ze graven niet op goed geluk, maar nemen systematisch een heel boschperceel, een heele helling onderhanden en keeren stuk voor stuk ieder mosbrokje om, om te kijken wat er onder ligt. Ge lukkig dat het mos er tegen kan, menigmaal wordt zoo'n bewerkt stukje in den loop van 't jaar nog mooier dan te voren. Ze zijn 's morgens niet het vroegst bij de hand en gaan ook 's avonds eerder te kooi dan de lijsters en roodborstjes. Echter vinden ze doorgaans gelegenheid om in den namiddag op sommige plaatsen bij honderden saam te komen om daar te keuvelen, te stoeien en te spelen, en ze hebben er niets tegen, dat dan de wind een beetje komt meedoen, want met al hun langzaamheid zijn ze toch buitengewoon behendige vliegers. Een zeer belangrijke speelplaats ligt in de buurt van de ruïne van Brederode en daar spelen ze 't meest in den tijd van Kerstmis en Nieuwjaar. Als 't voorjaar wordt, krijgen ook zij nieuwe geluiden, die in Maart en April behoorlijk een plaats innemen naast het geroffel van de specht of vinkenslag en leeuwerikzang. Het duurt nog wel tot half April eer ze ons weer hebben verlaten, zoodat ze dan wel den langsten tijd van 't jaar ten onzent hebben doorgebracht. Het gaat dus heelemaal niet aan, hen vreemde gasten te noemen; ik ken wel menigen vogel die hier broedt en die veel eerder vreemd" mocht heeten, omdat hij hier zeer kort toeft: b.v. de wielewaal en de gierzwaluw. We kunnen daarom dan ook met het volste recht spreken van onze bonte kraaien, temeer daar het ieder jaar dezelfde families zijn, die onze gastvrije stranden komen opzoeken. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl