De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 10 oktober pagina 6

10 oktober 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Oct. '15. No. 1998 L f t r De genummerde" boomen, van den Laarder Hoogte af gezien De genummerde" boomen, van Laren uit gezien In Hooger Beroep Plant een boom, en het nageslacht zegent U vel een boom en de tijdgenoot laakt U! OUDE SPREUK De Amsterdammer" meent in deze regelen uitdrukking te geven van het gevoelen van velen, die de boomen aan den weg bij Laren bedreigd zien. Men kan verwachten dat ook de vereeniging Heemschut" zich in dezen niet onbetuigd zal laten. Drie dingen, zegt een Oostersch spreek woord, maken een mensch tot man, n.l. het gewinnen van een zoon, het delven van een waterput en... het planten van een boom. En deze uitspraak ik weet niet wie de wijze was, die haar het eerst deed hooren behoeft zeker wel geen nadere verklaring. Naast de instandhouding van het menschelijk geslacht, werd als een daad van manlijkheid beschouwd, het tegemoet komen aan een der eerste behoeften van mensch en dier, het verschaffen van drink water, hetwelk inzonderheid in de heete landen vaak zoo moeilijk te verkrijgen en daarom van onschatbare waarde was. Van zeer groot belang, vooral voor den reiziger, gold een boom aan den weg, oader welks schaduw hij verkwikking en rust kan vinden. Wat voor den Oosterling geldt, heeft ook beteekenis voor ons Westerlingen. Er moge eenige overdrijving in zijn, toch, cum grano salis opgevat, ligt er waarheid in het woord, eens door iemand neergeschreven dat Ni. hij, die boomen plantte voor het nageslacht, zich verdienstelijker jegens de menschheid maakte, dan die wijsgeerige stelsels uitdacht. De dankbaaarheid van 't nageslacht jegens den man, die aan 't landschap bekoring wist te geven door het aanplanten van boomen, sprak zich meer dan eens op onverholen wijze uit. leder, die het Gooi bezoekt en daarbij niet verzuimde zijn schreden te richten naar het schilderachtige Valkeveen, heeft, op korten afstand van de uitspanning van dien naam, het eenvoudig monument op den ouden Venus berg" thans Leeuwen berg" gezien, aldaar opgericht ter nage dachtenis van den Amsterdamschen burge meester, Andries De Graaft, die, toen hij de landstreek bij Oud-Naarden, naar hem het Graeffenveld" genoemd, in bezit kreeg, het zich hier uitstrekkend terrein met boomen beplantte. Dit laatste bleek belangrijk genoeg om het aan de vergetelheid te ontrukken door oprichting van genoemd monument, waarvan het inschrift begint met deze woorden: lek ben door last van die Op Venusberg verheven Die eerst aan Venus-Neug De boomen heeft gegeven. Aan dit alles werd ik herinnerd bij 't lezen van een bericht in onze nieuwsbladen, volgens hetwelk de boomen aan den Amersfoortschen Straatweg bij Laren ten doode opgeschreven zijn, d. w. z. vallen moeten ten offer aan ons druk modern verkeer. Ach, was het niet met evenveel ontzet ting, als weemoed, dat andren met mij, in de eerste dagen der mobilisatie, getuigen moesten zijn van het raseeren van de ter reinen rond onze vesting. Wij hebben ze toen, de een na den ander, zien vallen, die statige boomen met hun breede kruinen, die zulk een prachtige verbingslaan vormden tusschen ons stadje en het bosch. Elke houw van den bijl des vellers deed ons zeer, maar, waar het landsbelang sprak, restte ons slechts te zwijgen. Het kon niet anders, het moest, de boomen stonden in den weg, bij een eventueele verdediging der vesting. Gelukkig gold de ontsiering slechts een klein gedeelte van den Laarderweg, er bleef ons nog zooveel moois over, ons en den stedelingen, die hier in 't Gooi zooals reeds Naarden's rector Lambertus Hortensius in zijn Chorographia Gooilandiae" zegt uit de nabijheid te zamen komen en zich verkwikken, gezeten in de schaduw van een wijdgetakten boom". 1) 1) Hic lassus gelida recubare viator in umbra Huc e vicinis vir mulierque venit. De Amersfoortsche Straatweg met de genummerde" boomen, bij Laren IIIHIIIIIIII1IIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI1IIIIII1IIIIIIHIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHHIIII Een Opwekkend Boek Education through Play by Henry S' Curtis, New-York, The Macmillan Company, 1915. Price: Dollar 1.50. Het is in dezen tijd van vernieling en oorlogsgeweld een verademing een boek als Opvoeding door Spel" te lezen; de kundige schrijver Henry S. Curtis, die zijn onderwerp geheel meester is en tal van speelvelden in Europa en Amerika bezocht heeft, is een enthousiast voor het spel in de school en hij draagt zijn boek dan ook op aan de twintig millioen schoolkinderen in de Vereenigde Staten. Maar hij bepleit niet alleen het nut en de noodzakelijkheid van het spel in de voorbereidende en de lagere school, maar hij wenscht het op alle scholen, ja zelfs op de hoogescholen te zien ingevoerd, terwijl hij ten slotte, even buiten het door hem zelf gekozen terrein gaande, de nog niet talrijke Amerikaansche gemeenten prijst, waar het schoolgebouw met zijn bijbehoorende terreinen het middelpunt ge worden is van het geheele maatschappelijk leven in zulk een gemeente. Ook in ons land begint men steeds meer in te zien en te erkennen, dat het spel in derdaad van groote opvoedende waarde is. De volwassene, die voor twintig jaren en thousiast over de verschillende openluchtspelen sprak, werd als een wonderlijke kerel beschouwd, die al evel wat raars" had. Maar sterker voor een jaar of vijf zou zeker nog niemand gedacht hebben, dat een Nederlandsch minister bij de Tweede Kamer een wetsontwerp zou indienen zooals 23 juli j.l. geschiedde, tot verklaring van het alge meen nut der onteigening van eigendommen noodig voor het aanleggen van een voetbal veld en vaneen zweminrichting te Veendam. En ongetwijfeld verdienen het gemeente bestuur van Veendam, de Gedeputeerde Staten van Groningen en de Minister van Binnenlandsche Zaken een woord van lof, dat zij voetballen en zwemmen van zoodanig algemeen nut oordeelen, dat er een ont eigeningswet voor wordt voorgesteld. Het spel ligt immers ook in ieders aard; de eenvoudige man neemt dit waar en is er tevreden mee, de geleerde zocht naar de verklaring van dit verschijnsel. Spencer noemt het bij de dieren het overschot van kracht, dat niet voor het levensbehoud noodig is. De locomotief, die stilstaat aan het station, moet stoom afblazen; het gezonde kind, dat niets anders te doen heeft moet spelen, aldus paraphraseert Curtis deze stelling. G. Stanley Hall noemt alle spel de over blijfselen van de vroegere eigenschappen van ons ras, die in wat gewijzigde vormen tot ons gekomen zijn. Men zou deze uit spraak een onderdeel kunnen noemen van een stelling, die Dr. Holmes aldus uitdrukt: De mensch is een omnibus, waarin al zijn voorvaderen een ritje doen". Het is ruim dertig jaren geleden, dat de eerste openbare speeltuin in het Wetering plantsoen te Amsterdam werd geopend; het doel was de kinderen van de straat te hou den' en op die wijze kattekwaad te voorko men. Met dat doel zijn overal in de wereld de speelterreinen geopend, maar later is gebleken, dat dit van-de-straat-houden slechts een bijkomend voordeel is; het hoofd doel moet zijn de lichamelijke ontwikkeling. Maar die ontwikkeling komt niet tot haar recht en tot haar hoogste kracht, indien ook niet de belangstelling van den speler tot zijn hoogste punt is opgevoerd. Een jager zei eens: Ik kan vijf en twintig mijl wandelen met een geweer op mijn rug, maar geen vijf zonder". Ziedaar een man, die een volkomen juiste psychologische en physiologische stelling uitsprak, zonder er zich in het minst van bewust te zijn. Zulke aardige voorbeelden uit het volksEen groot aantal boomen, die het sieraad uitmaken van den weg naar Laren, het dorp der meesters in de schilderkunst, zijn ten 1 doode opgeschreven. De weg moet ver breed, het belang van ons modern verkeer eischt het, wij zullen het in 't vervolg moeten stellen zonder groen, zonder scha duw, zonder verkwikking, zonder natuurschoon. Wat eens een mooie laan was, zal worden een breede verkeersweg, wat eens als lieflijke poëzie was, zal zijn als dor proza. De boomen aan den Laarderweg moeten geveld. Maar wij, die hen l:ef gekregen hebben, wij willen en kunnen onze vrienden in den nood niet verlaten. Met een traan in het oog hebben wij het doodvonnis ge lezen, en aanstonds maken wij ons op, om in hooger beroep te gaan tegen die uit spraak. En ook ik schaar mij gaarne in de voorste gelederen van hen, die in deze aan gelegenheid hun stem doen hooren. Ik doe een beroep op den eerbied, ver schuldigd aan de natuur en haar schoonheid, in casu het schoon van dezen Laarderweg. Ik doe een beroep pp de piëteit, ver schuldigd jegens hen, die eens die boomen daar plantten, een erfenis beschikkend aan het nageslacht. Ik doe een beroep op de welwillende medewerking van heJi, die in deze zaak te beschikken en te beslissen hebben ... zoo lang er nog n redmiddel is, laat dan deze wegbeplanting ongemoeid. Moet de weg breeder gemaakt, welnu, ziet uit naar een middel om hem te yerbreeden, maar met behoud van zijn mooie boomen! Gij herinnert u toch, wat eens Ypsilon in een van zijn Sermoentjes" schreef: De boom richt door zijn statigen vorm ons oog naar den hemel, wanneer het mijmerend de golvingen volgt van zijn opwaarts strevende twijgen. Zijn ruischen vertaalt ons de stem van den wind. Zijn groen is voor ons oog als balsem, voor ons gemoed als de kleur der hope. Zijn gebladerte spreidt over de aarde een koel tapijt en vlecht tegen het vlammend zwerk een gordijn van zachtkens wiegelende loofgestalten. De Boom is geschenk en voortbrenger, drenker en beschutter, sieraad en verkwikker, zinnebeeld en leeraar tegelijk!" Gij, die hier te handelen, te bevelen hebt, spaart de boomen aan den Laarderweg ..., laat ons Gooi-land toch Mooi-land blijven! Naarden, 2 Oct. '15. F. W. DRIJVER leven vlecht Curtis herhaaldelijk tusschen zijn betoogen. Neem b.v. dit verhaaltje. Een kleine jongen wees op een zwaargebouwden politieagent en zei: Kijk, daar heb je ouwe Bathles, de smeris. Hij hoeft ons niet meer te pakken, nu we een speel veld hebben. Dat speelveld is een buiten kansje voor hen en voor ons." Hoe zoo ?" vroeg de direkteur. Dat kan je wel zien; vroeger, toen hij ons altijd moest opjagen, was oude Bathles zoo stom als een stopnaald, maar nou is-i zoo dun als een tonnetje, omdat hij niets meer te doen heeft." En is het dan niet wonder, dat de speel plaatsen bij de scholen veel te weinig ge bruikt worden en buiten de schooluren vooral doelloos liggen, al staan er dan ook niet overal bordjes aan, als in een vrij groote stad van Arkansas, met het opschrift: Vijftig dollars boete voor ieder, die na schooltijd op deze speelplaats na schooltijd aangetroffen wordt. Curtis propageert het openstellen der speelplaatsen ook buiten de schooluren, maar wil daartoe veel ruimere speelplaat sen dan tegenwoordig en verschillende regeerings-colleges staan hem hierin reeds ter zijde. De Engelsche Education Board vraagt 30 vierkante voet (pl.m. 280 dM2.) speelterrein per kind, In den staat Washington werd een wet aangenomen die honderd vier kante voet per kind verplichtend stelde, doch hierover sprak de gouverneur zijn veto uit. Intusschen gaan meer en meer Amerikaan sche gemeenten ertoe over een geheel bouw blok voor elke school te bestemmen. Curtis zegt, dat in de Zuidelijke en Westelijke staten dat thans regel is en men in vele plaatsen zelfs verder gaat. De kleinste blok ken zijn ongeveer twee acres, dat wil zeg gen 80 A. In Gary (Ind.), dat ten opzichte der speelterreinen om de scholen een voor beeld mag genoemd worden, had de eerste school 2 acres, de tweede 4, de derde 11 en een terrein, onlangs gekocht voor de vierde school meet 20 acres, dus 8 H.A. Natuurlijk is dit een ideaal, dat niet overal kan gevolgd worden, maar het blijft toch teekenend. Twee jaar geleden [gaf de stad Houston (Texas) een leening uit van 500.000 dollars om de speelplaatsen van verschillende oude scholen te vergrooten en de raad van Galveston nam voor eenige maanden een leening van 100.000 dollars voor hetzelfde doel aan. Wat zeggen onze wethouder Den Hertog en ons raadslid Klaas de Vries wel van deze getallen? En als zij dan nog de verbluffende mededeeling van den schrijver lezen, dat op een speelplaats van 2 acres of minder menig spel toch eigenlijk niet tot zijn recht komt, dan zullen zij in wanhoop de Amsterdamsche schoolplaatsjes aanzien en een reis naar Amerika willen doen, zoodra de duikbooten-oorlpg voorbij is. Curtis wil zooveel mogelijk nut van de terreinen trekken en ze dan ook 's avonds verlichten en openstellen voor de jongens en meisjes, die reeds in werkplaatsen en fabrieken werkzaam zijn; dit geschiedt reeds in vele gemeenten en met succes. Na de opening 's avonds van zulk een terrein te Chicago werden vier danszalen in den omtrek gesloten, maar of deze beide gebeurtenissen nu wel geheel in oorzakelijk verband met elkaar staan, waag ik te be twijfelen. Het hoofdstuk over de speelplaatsen te Gary behoort eigenlijk niet alleen ieder voor stander van het spel als opvoedingsmiddel te lezen, maar vooral ook ieder tegenstander. Zeker, daar is waarschijnlijk wat over drijving; met iets minder zou het ook wel kunnen. Maar hoe gelukkig, dat er zulke enthousiasten als de inspecteur William A. Wirt zijn. Toen Comenius met zijn eerste aanschouwelijk onderwijs begon, werd hij door de echte schoolmeesters ook uitge lachen. Trouwens het geheele schoolstelsel te Gary is geheel anders dan elders en ik waag mij er niet aan, hier van verre daar over een oordeel uit te spreken. Alle onder wijzers zijn specialisten en alle kinderen gaan voor hun lessen van het eene lokaal naar het andere, zooals elders op middel bare scholen en gymnasia. Er zijn onge woon groote laboratoria en gehoorzalen, zoodat de kinderen hierin meer vertoeven dan in de klasselokalen en elke school is dan ook bestemd voor tweemaal zooveel kinderen als de klasselokalen kunnen be vatten. Dit maakt het mogelijk zonder extra onkosten allerlei specialisten voor verschil lende vakken aan te stellen en er is dan ook maar een onderwijzer per klasse, het hoofd inbegrepen. Een vierde deel van alle onder wijzers is uitsluitend bestemd voor de lichamelijke opvoeding. De Emersonschool die slechts 160 A. speelterrein heeft en weldra met 20 A. zal vergroot worden, bevat alle klassen van de Fröbelklasse af tot de hoogste van het gymnasium. Er zijn twee gymnastiekzalen, een voor de jongens eneen voorde meisjes; verder een flink zwembad. Deze school is nog niet de best ingerichte te Gary. De speelplaatsen zijn voor de schoolbevolking op werkdagen van 8 uur 's mor gens tot 5 uur 's namiddags open; verder alle avonden, ook Zaterdags en Zondags en eveneens gedurende de vacanties. De raad van Gary geeft veel geld voor zijn scholen uit, maar trekt er dan ook een maximum nut van. De verleiding is groot nog veel meer uit dit prettige boek aan te halen. Maar ook dan zou ik nog moeten zeggen: koop het boek, ais gij in het onderwerp belang stelt. Er worden nieuwe perspectieven in geopend, die ongetwijfeld van het grootste belang voor het onderwijs en de opvoeding der zijn. Het spel, de lichamelijke opvoeding in het algemeen, kunnen hierbij slechts wel varen. TH. M. KETELAAR Zielsverwanten WOLFGANG VON GOETHE, Zielsverwanten, uit het Duitsch vertaald door Nico VAN SUCHTELEN. Uitgave van de Mij. voor Goede en goedkoope lectuur. Vooral in dezen tijd achten wij het van belang, dat Goethe's werk door velen wordt gelezen : Het is immers een weldaad; er aan te worden herinnerd, dat de grondlegger van de Duitsche cultuur zich zoo geheel anders uit als zijn hedendaagsche epigonen, die met woorden van wijsheid op de lippen onbe zonnen toe-grijpen. En nu wij gevaar loopen, ons vertrouwen te verliezen in machten, die wij eens als steunpunten voor ons levens gedrag beschouwden; nu wij ons zelf-bewustzijn opgeven en al te zeer vervuld zijn van aandacht voor de ontzaglijke gebeurte nissen buiten ons is het gewenscht, dat wij verkeeren met dezen bestrijder van het Pruisendom, die de verhouding tusschen individu en buiten-wereld niet zag als wij thans geneigd zijn dit te doen. Voor hem is eik-een een cosmos op zich zelf, een per soonlijkheid die, eenzaam onder het hemel gewelf, worstelt met zijn noodlot. In de verte moge de oorlog woeden, deze strijdende persoonlijkheid blijft in het centrum van zijn aandacht staan. Wellicht is er geen proza-werk van Goethe, dat deze zienswijze zoo zuiver vertegen woordigt als Die Wahlverwantschaften": Nauwlijks een half dozijn menschen, schijn baar toevallig saamgekomen op een stil en uitgestrekt landgoed, hebben onderling eenige verbindtenissen aangegaan. In een bedacht zaam uiteengelegd ontwikkelings-proces, waarin aan aanvankelijk onbelangrijke gebeurtenisjes ingrijpende beteekenis wordt toegemeten, (in de verte nog steeds de oorlog!) worden deze verbintenissen gaandeweg losser: de elementen vallen uit elkander en gaan nu nieuwe verbindingen aan met elementen, tot welke zij zich krachtiger voelen aange trokken. Maar al weidt de schrijver met zijn beminnelijke breedsprakigheid wier dieperen grond wij zooeven raakten herhaal delijk uit over een soort van parallelisme tusschen menschelijke verhoudingen en che mische, al maakt hij zijn personen schijnbaar afhankelijk van aard-magnetisme, mesmerisme en andere occulte invloeden, wij ver geten geen oogenblik dat zij vrije menschen zijn; en terwijl aan het slot de handeling al sneller zich voortbeweegt en al meer doet denken aan tragische onafwendbaar heid, blijven zij strijden voor hun zelf bestemming, d. i. hun zedelijke vrijheid. Als de beste onder hen door uiterste wils spanning uit dit leven treedt, redt zij haar grootste schat, haar ik onbevlekt uit de catastrophe En heel in de verte woedt zoo iets als een oorlog. * * * Schrijver dezes is geen vriend van ver talingen. Hij gelooft maar de helft van de leuze, in zijn omgeving zoo vaak aange heven, dat een vertaling een her-schepping van een kunstwerk moet (en dus kan) zijn. Een literair kunstwerk hebben wij elders betoogd is met de taal, waarin het werd gesteld, even onverbreeklijk en noodzaaklijk saamgegroeid als een stuk plastieke kunst" met het materiaal, waarin het werd ge houwen, of een schilderij met zijn verwen en zijn lichten. En men vergunne ons de, in haar zotheid veelzeggende, vraag: Wie vertaalt ons de Venus van Milo in het lersch of Rembrandt's Nachtwacht in het Finsch?... Dit inzicht indien het juist is is misschien niet troostrijk voor hen, die geen vreemde talen verstaan. Maar het zet zich natuurlijk om in een streven, in afwachting van meer verlichte tijden, kunst werken langs indirecten weg toegankelijk te maken. Doch wil men vertalen, dan voldoe men ook aan zér hooge eischen, dan benadere men vooral ook den toonaard van het kunstwerk, juist omdat de gemiddelde lezer van vertalingen de correctheid daar van niet vermag te toetsen. Het staat te be twijfelen of de heer Van Suchtelen zich wel onverdeeld op dit standpunt heeft gesteld. Wij krijgen den indruk, alsof twee handen in dit werkstuk zijn te herkennen. In het tweede deel komt Goethe's cierelijkeen diepzinnige breed sprakigheid, in Hollandsche bewoording en schrijftrant omgezet, beter tot haar recht dan in het eerste. Maar ook in den loop van het geheele boek wisselt de stem, die bijv. een spiegel" in gerechtvaardigd koes teren van archaïsme als een foelie" betitelt, en gist" als zuurdeesem", af met de min der voorname, doch wellicht meer geoefende stem, die groepen" of geledingen" of standen" in de samenleving erg fln-desiècle massa's noemt, en een chirurgijn", barbier" of heelmeester" met de zér moderne benaming chirurg" onderscheidt, waarmede deze laat-achtiende-eeuwer aller minst gecoiffeerd is. Deze hand" zoekt vooral zijn kracht in het vermijden van ongewenschte rijmen en assonanties. Goethe was in zijn over 't algemeen intellectualis tisch proza daarop niet zoo keurig. De titel Zielsverwanten" geeft Die Wahlverwant schaften" in de beteekenis die er hier aan gehecht moet worden slechts ten halve weer. Bij geduldig zoeken waren allicht beter te vinden geweest. Vergissen wij ons niet, dan gebruikt de vertaler, ter plaatse waar van chemische affiniteit sprake is, een treffender woord (blz. 42). Trouwens, waarom dit woord niet veel liever omschreven ? Het is typisch eind-negentiend'eewsch, op een titel blad n veel-zeggcnd naamwoord zonder lidwoord te zetten, bijv. Weemoed", Wereldvrede", Hartstocht". Goethe gaf in andere opzichten van zijn classiek taalgevoel blijk. Intusschen, de vertaler heeft zich, over het geheel althans, niet op ons standpunt geplaatst. Hij trachtte te geven wat men noemt een vloeiende vertaling, in zuiver modern Nederlandsch. De toonaard is zoo doende hier en daar verloren gegaan, hoe wel het werk ook in dit opzicht kostelijke brokken bevat, bijv. het begin van het zevende, en het slot van het elfde hoofdstuk. Zeer verdienstelijk ook is de wijze waarop Van Suchtelen langademige, inén-gewikkelde Duitsche volzinnen ontleedt en om-zet in een minder concentrische, echt-Hollandsche phraseering. Wij Zagen zelden een vertaler daarin zoo goed slagen. Wij noodigen den Nederlandschen lezer, die niet in het oorspronkelijke boek van den rijperen Goethe kan doordringen, dus harte lijk uit, deze vertaling ter hand te nemen. Het is wel geen spannende dagblad-lectuur. Maar als men de, helaas, dreigende verveling overwint en de zér langzaam zich ontwik kelende expositie op zich laat inwerken, krijgt men tot zijn voordeel voeling met een Man, wiens levenshouding sterk ver schilt van de levenshouding die thans vrij algemeen gehuldigd wordt, al was ook hij een diplomaat. E. D'OLIVEIRA Vertroostinge aan den Vertoornden Meester Wat treurt gij, Doctor Abraham, En fronst het voorhoofd van verdriet? Benijd aan Theo de eere niet; De eere trok, Ai wees niet gram. Ai, staak deze ijdle starren wat, En gun toch, welgetroost en blij, Uw broeder in den Heere vrij Van al uw eer een drop, een spat. Wat nood als 't onder vrienden spant, Wanneer zij spoedig, rijkbelaan Met stemmen, op ter stembus gaan Tot heil van dit verheidenscht land? Men klage als uw Regeering stort En 't Calvinisme krijgt een deuk, Doch niet om maar een vriendschapsbreuk, Zoo 't wagenschot behouden wordt. Zoo draait de politiek: Hetzij De leerling zit in 's meesters weg Of hem brutaal de waarheid zeg, De stembus maakt ze koek en ei. De stembus paart weer oude deugd Met nieuw en jolig Christendom, Zij slaat de taal der starren stom, Tot niets van de oude veete heug. Gelukkig is een vaste hand Die trouw aan God den Standaard zwaait, En met zijn morgensterren*) aait Wie sprongen uit des Leiders band. THOMAS DE RIJMER, die aan Vondels schim om vergeving bidt voor het gepleegde plagiaat. *) Morgenster = knots van prikkels (van Dale). tt * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl