Historisch Archief 1877-1940
?-?«'.:
..
'13. V No. 1998
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Tooneelherinneringen uit 1811
Een onuitgegeven Handschrift
JELGÉRHUIS Rz.
en zijn oordeel over TALMA.
I
INLEIDING
Dat trjdens de inlijving van ons land bij
Frankrijk keizer Napoleon te Amsterdam
heeft vertoefd in het najaar van 1811, weet
van de lezers van De Amsterdammer op
zijn besf^en kwart; dat hij tijdens dat ver
blijf uit Parijs heeft laten overkomen eenige
acteurs en actrices van het Théatre Francais,
en onder dezen den grooten treurspel-speler
TALMA, is hoogstens aan een zestiende dier
zelfde lezers bekend, maar dat onze tooneel
speler en kunstschilder JELGERHUIS die fran
sche voorstellingen bijgewoond en de daarvan
gekregen indrukken te boek heeft gesteld,
zie, dat heb ook ik eerst zeer onlangs
vernomen.
Het toeval wilde namelijk dat mij voor
eenige maanden een manuscript 1) van
J. Jelgerhuis Rz. in handen is gekomen,
porEnkelUk volstrekt niet voor den druk be
id 2), maar niettemin van zoo groot
Dg, voor de kennis zoowel van de
hollandsche, als van de fransche
tooneelspeelkunst uit die dagen, dat een min of meer
uitvoerige bespreking ervan den lezers van
dit weekblad zeker belang zal Inboezemen.
. De titel van dat manuscript is:
zoude agter Elkander, , dewijl ik gerust
mag onaerstelle dat men ook daar door an
dere en mindere talenten ook laat speelen,
als deeze lieden vrij zijn. nu zag men Hier
alle ofte gelijk, of bij herhaaling telkens in
wat niews.
Zij die ik wel de vrijheyd verleen deeze
blaaden te leezen, vraage ik toegevenheyd
in de gebreeken der styl, taal en dikwerf
stoute en beslissende uytdrukkingen.
Amsterdam Octob: 1811.
Jelgerhuis heeft intusschen in dit hand
schrift nog veel meer gegeven dan titel
en voorrede beloven; te midden van den
tekst komen namelijk voor: een- en
twinti g allerkeurigste
waterverf-teekeningen, Hij zelf noemt ze af en toe schetsen,
daar ze niet geheel zijn afgewerkt, in
demi-teinte van de vier hoofdvertooners, en
daaronder niet minder dan tien van Talma
zelf. Van vier van deze laatste komen
in het vervolg van dit stuk reproducties
voor; maar door het ontbreken van de
de-oogen-streelende zachte kleuren geven
die reproducties slechts hoogst onvol
komen het oorspronkelijk weer, dat ik niet
aarzel verrukkelijkte noemen.
Op die teekeningen staat met potlood:
in den bovenhoek rechts 4) de aanduiding
wat zij voorstelt, aan den rechter zijkant
soms een of meer aanteekeningen over de
stof enz. van de kleeding, n onderaan:
*&? , * ** * * * ? v
*?/,?.' -:~~V ?>.-> :'
Dadelijk springen daarbij de talrijke spel
en taalfouten in het oog, terwijl bovendien
mlle Daóhemois geregeld door hem
Duchonols wordt genoemd. Dat echter mlle
Bourgoin haar slot-n heeft ingeboet, is geenszins
zijn schuld, maar wel die van het
reproduceeren van den titel.
Jelgerhuis vraagt intusschen voor dergelijke
fouten verschooning in zijn voorrede, die
ik curiositeitshalve volkomen letterlijk
hieronder laat volgen; ook ter wille van
de vreemdsoortige interpunctie en het zonder
ling gebruik van de kapitale, letters 3).
Voorreeden
doen ik deeze blaaden afgeschreven had,
en Herlas, kwam het mij voor dat de zelve
wel voor mij alleen waaren geschreven maar
dat ik dog de zelve wel Eens Een goed vriend
zoude Meede deelen. . welke ik dan ook
berichten moet dat de Meeste deezer Herin
neringen geschreven zijn in groote Haast,
uyt den Schouwburg koomende, en wel alEer
ik te bedde ging . hetwelk dan kort daar
na geschiede, men verwagte dus hier
geensinds Eene kleschen styl. . t zijn alleen
die Ronde uytdrukkingen der stemming waarin
ik tElkens door hetgeen ik gezien hadgebragt
was. . men verwondere zig des niet indien
men in dezelve ten l wel Eens Consepten
ontmoet die Elkander weederspreeken ten 2
veele spel en taalfouten, dan waaraan wijnig
geleegen ligt dewijl al dit geschrijf geensinds
voor den drukpers bestemd is.
het strekke alleen ter herinnering van het
geen Ik zag en om In t vervolg van leeftijd
Nog eens te Herleezen. .
het is mij voorgekoomen Een belangrijk
tijdvak voor de kunst te zijn geweest ,
Omdat, Indien men naar Parys Rysde om
deeze. kunstenaars te zien men voor zeeker
tn Eene maand geensinds daar zoo veel zien
~~ 1) Eigenaars van dit merkwaardige handschrift zijn
Gebrs. Garnade, 21 Choorstraat, Delft.
2) Later schijnt hij plan te hebben gehad het uitte
geven; er bevindt zich namelijk van zijn hand bij het
manuscript een concept van een voorrede, gedateerd
.Amsterdam 1823"; maar van de uitgaaf is niets
gekomen, zooals o. a. blijkt uit een k bij het manuscript
aanwezigen, aan een van Jelgerhuis' dochters 26 Nov.
1844 geschreven brief van de bekende tooneelspeelster
mevr. A. P. Muller?Wetterman, die toen het hand
schrift had ter leen gehad.
In bedoelde voorrede, waarin hij eerst tegen Napoleon
fulmineert, en daarna tegen de tooneelcritici, komt
deze curieuze passage voor:
nimmer zoude ik tot de uytgave van deeze waar
nemingen hebben beslooten zoo ik mij niet overtuygd
hield het regt van waarnemen en beoordelen in de
ogen mijner tijdgenooten te nebben verworven door eene
bijna 20 jarige studie en werkzaamheyd in hetzelfde
kunstvak, gesterkt door daartoe strekkende ervaring
en oeffening in de schilderkunst welke bij de" [lees: beide]
in de ogen des publieks mij dat regt toekennen".
3) Verdere aanhalingen uit zijn geschrift zal ik wat
leesbaarder maken door de interpunctie en het gebruik
van de hoofdletters iets meer met onze wijze van
doen in overeenstemming te brengen.
1°. de woorden bij Herinnering"; 2°. het
monogram, dat Jelgerhuis onder zijn schil
derstukken en teekeningen placht te zetten 5),
namelijk een lange J met, daaraan vast, de
rechter-helft van een kapitale R, en een
nietkapitale z, dus: de afkorting van f J.] Jelger
huis R. zoon; 3°. tie datum van de vertooning
van het stuk.
Die datum toch stemt ongetwijfeld niet
overeen met dien, waarop hij de teekening
of schets heeft voltooid, immers hij zal
dat zeker niet hebben gedaan uyt den
schouwburg koomende, en wel aleer ik te
bedde ging", zooals hij in zijn voorrede
zegt, maar op zijn vroegst den dag na de
vertooning.
II
JOHANNES JELQERHUIS RlENKSZOON
Alvorens over te gaan tot een kort levens
bericht van onzen Jelgerhuis, moet ik een
genealogische uitweiding geven, waaruit dan
tevens zal blijken dat de meening, als zouden
de. thans nog levende leden der familie
Jelgerhuis Swildens rechtstreeks, zij het dan
ook in de vrouwelijke lijn, van hem afstam
men, op een dwaling berust.
In Friesland woonde in het begin van de
18de eeuw zekere Johannes Jelgerhuis,
die twee zoons had: R ie n k en Jouke.
Van dezen Jouke nu was een kleindochter 6)
gehuwd met Johannes Swildens, en de
uit dat huwelijk gesproten zoon Jouke noemde
zich, omdat anders de van Jelgerhuis zou
uitsterven, Jelgerhuis Swildens. Hij
was een bekende, statige figuur te Amsterdam,
eejst instituteur 7), later schoolopziener, en
heeft drie zoons nagelaten, thans reeds van
middelbaren leeftijd.
R t en k Jelgerhuis, die in 1729 te Leeuwar
den werd geboren, is een zeer merkwaardig
en zeer veelzijdig man geweest. In de eerste
plaats was hij kunstschilder en etser,
teekende met groote vaardigheid niet minder dan
7763 portretten in krijt en, naar men vertelt,
had hij zekeren keer de aardigheid in een
herberg, waar hij logeerde, een voorwerp
te schilderen op een witten muur, zóna
tuurlijk dat het aan een zich daarin
bevindenden spijker scheen te hangen. Verder
was hij een verdienstelijk technicus en zag
een prijsvraag van zijn hand op dat gebied
met goud bekroond. Hij legde zich ook toe
op de wiskunde e»het perspectief, en vond
op gevordenden leeftijd de zoogenaamde
4) Bij sommige reproducties is deze aanduiding
weggevallen.
5) Zeer duidelijk zichtbaar is dit monogram in de
voorlaatste reproductie, voorkomend in het volgend
nummer van dit weekblad.
6) Zij was de eenige van zijn kleinkinderen, die
getrouwd is geweest.
7) In het bekende rijke-lui's-zoontjes Instituut:
Prinsen-gracht 701.
dubbele bril uit, zoodat hij voortaan
door de bovenglazen naar zijn model kon
kijken en door de onderglazen naar zijn werk.
Dit halve wonder trouwde met Catharina
Hesselina van Greven, en uit hun huwelijk
is 24 Sept. 1770 onze Johannes geboren, die
de schilders-vaardlgheid van zijn vader heeft
overgeërfd en bovendien een tooneelspeler
van naam is geworden.
Of deze door aldus twee heterogene vak
ken te kiezen, het eene scheppend, het
andere herscheppend, zijn talenten
niet wat versnipperd heeft 7 Ik zou het wel
denken. Ik weet best dat Michelangelo daér
is om te bewijzen dat men n als schilder
n als beeldhouwer n als bouwkundige een
reusachtig genie kan zijn; en Shakespeare
en Molière hebben, al waren ze acteurs,
onsterfelijken roem behaald door het
s c h r ij v e n van tooneelstukken, maar
alle drie waren dan ook kunstenaars, bij de
gratie Gods, en dat was Jelgerhuis niet;
zijn schilderstukken zijn hoogstens
curieus te noemen, ook al heb ik allen
lof over voor- de aardige waterverfschetsen,
die ons manuscript zoo aantrekkelijk maken,
en zijn gaven als tooneelspeler zijn
het allerbest af te meten niet naar den roep,
waarin hij bij zijn tijdgenooten stond, die
trouwens Andries Snoek en mevr. Wattier 8)
verre boven hen stelden 9), maar wel naar
zijn eigen beoordeeling van Talma; in het
eerst immers bespreekt hij alleen de uiter
lijkheden van diens persoon en spel, terwijl
hij pas later getroffen wordt door het
geweldig artistieke.
Neen, ik zou veeleer zeggen dat hij een
zoogenaamde doppel-natur bezat, 1°. die
van een nuchter en accuraat
verstandsmensch van groote, maar door zijn gebrek
aan talenkennis beperkte belezenheid, 2". die
van iemand met veel gevoel voor het scboone,
en dientengevolge met veel artistieken zin
en artistieke vaardigheid.
Die zoogenaamde doppel-natur blijkt al
bizonder sterk uit een door hem uitgegeven,
ter Universiteits-bibliotheek alhier aanwezig
boekje: De tooneelspeler J. Jelgerhuis Rz.,
in zijne voornaamste treurspel-rollen, op
den Amsterdamschen Schouwburg vertoond
sinds 25 jaren. Met platen, l e stuk. Amsterdam
1832. Prijs 50 centen."
In dat Ie stuk en ik heb veel reden
te meenen dat het werkje niet verder is
verschenen bespreekt hij Koning Lear en
geeft hij blijk hoe minutieus hij alles in
zijn rollen bestudeerde, ook de kleeding;
En bijkans aan het eind zegt hij:
Ik vertoonde deze rol in Maart 1805 voor
het eerst op den schouwburg, en heb het
geluk die nog te spelen, steeds bekoord
door de zangerigheid der poëzij, waarvan
de verzen echter niet alle zeer gelukkig zij n,
ja zelfs den naam van fraai niet kunnen
dragen; evenwel is de vertaling van Mevrouw
de Cambon 10) geenszins in hare verzen
van die zangerigheid ontbloot, welke zich
welluidend Iaat hooren, en het is bewezen
dat de tooneelspeler met een goed stuk en
somtijds slechte verzen meer doet, en doen
kan voor het effect, dan met fraaije verzen
en een slecht stuk".
Teekenend voor zijn uitgebreide
costuumkennis is ook wat hij ter gelegenheid van
de Zai're-vertooning omtrent de kleeding
van sultan Orosmane zegt, namelijk dat
deze,als afstammeling van den Profeet,
grootendeels groene kleederen behoorde
te dragen; Talma had volgens hem daarop
niet gelet.
Dat aan den anderen kant Jelgerhuis slechts
een mondje-vol Fransen kende, staat als een
paal boven water. Dit blijkt o. a. uit het
feit, dat hij in zijn besprekingen van de
Talma-voorstellingen nooit een woord rept
over het minder of meer mooie van de
uitspraak; eigennamen spelt hij af en toe
op de zonderlingste wijs, b. V. Gusclyn i. p. v.
Guesclln, Iffignia of Eflgnia i. p. v. Iphigenia;
hij had ze licht van het aanplakbiljet kunnen
afschrijven; misschien intusschen zijn die er
van de fransche voorstellingen niet geweest;
ter Universiteits-bibliotheek alhier komen die
althans niet voor onder de serie
Aanplakbilletten van den Amsterdamschen Schouw
burg" voor het seizoen 1811/12; en de aan
halingen doet hij steeds in het Hollandsen;
hij ging er bijna altijd heen met een
hollandsche vertaling van het stuk; en het waren
me er toen ter tijd vertalingen naar! En
daarvan was dan ook het gevolg dat hij
den draad niet voldoende kon volgen; ten
minste als het stuk hem niet vooraf in het
Hollandsen bekend was. Wij zullen
daarvan o. a. grappige voorbeelden zien bij
zijn bespreking van Rhadamiste et Zénobie
en van Manlius Capitolinus.
Hoe dit evenwel ook zij, we hebben van
Jelgerhuis menig geschrift over, ongeveer
alle het t o o n e e l rakende en gedeeltelijk
gedrukt 11), en ook mooie
waterverfteekeningen 12) van verschillende rollen, vervuld
in den Stads-schouwburg te Amsterdam.
En nu nog een brokje geschiedenis van
zijn persoon.
Wij weten, of liever: ik ben al snuffelende
in zijn zoogenaamde personalia, die zich ter
Universiteits-bibliotheek bevinden, te weten
gekomen dat hij minstens van 1797 tot
1803 te Delft was gevestigd, als kunst
schilder, en daar en te Rotterdam als l i e
fhebber tooneel heeft gespeeld. In 1805
werd hij naar den amsterdamschen Stads
schouwburg geroepen om daar Ward Bingley
op te volgen, den beroemden tooneelspeler.
Dadelijk kreeg hij mooie rollen; en ik voor
mij acht het niet geheel onmogelijk dat juist
dat hem ietwat over het paard heeft getild:
mehschen van talent houden zich, o zoo
vaak, voor g e n i e ë n l Aan erkenning
van zijn talenten evenwel heeft het hem, ook
buiten de schouwburg-zaal, niet ontbroke^i;
zoo is hij o. a. l Jan. 1822 benoemd tot lid
van de Koninklijke Akademie van Beeldende
Kunsten te Amsterdam, en 22 Febr. 1828
met het Eereteeken van Verdiensten" tot
Buitengewoon Honorair lid van De kunst
en Wetenschap bevorderende Maatschappij
onder de zinspreuk V. W." 13). Hij is te
8) Voluit: Johanna Cornelia Ziesenis, geb. Wattier.
9) In een Tooneel-almanak van 1812 bij voorbeeld
vinden we dat hij zich moest tevreden stellen met het
betrekkelijk bescheiden emplooi van raisonneur.
10) Voluit: M. G. de Cambon, geb. Van der Werken.
11) Op het Gemeente-archief alhier bevinden zich
Aanteekeningen in manuscript van hem, ten
deele overgenomen in den 31en jaargang van het
tijdschrift Het Tooneel", en ter Universiteits-bibliotheek,
eveneens in handschrift: Consepten van opvoeding voor
den tans voorhanden zijnde kwekeling, enz., ont
worpen voor 't genootschap van welsprekenheid te
Amsterdam enz.
12) Aanwezig ter Universiteits-bibliotheek alhier.
13) Zelfs Gewoon lid te zijn van V,W. gold minstens
tot 1870 voor iets bizonders; en weten wat de letters
V. W. beteekenden mocht niemand, die niet lid was
van die Maatschappij. Het was bijkans een even
geheimzinnig iets als de Vrijmetselarij.
Amsterdam overleden 6 Oct. 1836 en te
Haarlem begraven.
Hoe hij er uitgezien heeft?... Zó:
ten minste op 53-jarigen leeftijd.
Het bovenstaande conterfeitsel namelijk
is de reproductie van een foto, gemaakt naar
een potlood- of krijt-portret; en bedoelde foto
is afkomstig van wijlen mej. Nelly Stemmerik,
een van Jelgerhuis' kleindochters. Of het
origineele portret nog bestaat heb ik niet
kunnen te weten komen.
Rechts onder den halsdoek staat op de
foto 14) de met een loep vrij gemakkelijk
te ontcijferen inscriptie: 1824 oud 53 jaren".
Dat het een zelf -portret is, is o.a. da
delijk te merken aan den stand der (in een
spiegel kijkende.) oogen.
Wien het vooral te doen is om den vorm
van zijn romp en ledematen, kan zich
be§even naar den bovencorridor van onzen
tads-schouwburg; daar hangt een door een
niet bekenden schilder 15) vervaardigd por
tret van hem, niet in een rol, maar voor
een schildersezel gezeten in een zwarte jas,
met een soort van slappen linnen boord,
die den hals van voren open laat, en een
jabot. Het gelaat is nogal intelligent; het
haar grijs. Het portret werd door zijn
achterkleinzoon C. ?. Morin 16) geschonken
aan de Portretten-galerij in den Stads
schouwburg.
Wenscht men hem liever in een rol te
zien, dan volgt hij hier in de rol van Rhamnes
in Zelmire, tragedie van De Belloy.
Uit die cheveux bruns 'poudrés"
intusschen kunnen we veilig de gevolgtrek
king maken, dat de man tamelijk ij d e l is
geweest; Immers in 1812 was de pruikentijd
al heel lang voorbij, en dat poeieren van de
haren kan voor niets anders hebben gediend
dan om de g r ij s j es te maskeeren, die in
veel grooter getale te voorschijn kwamen
dan den ruim 41-jarigen man lief was 19).
Een andere karaktereigenschap van hem,
die hij trouwens met velen gemeen heeft,
namelijk van niet bepaald een held te zijn,
blijkt uit zijn pogingen om ten minste
gedeeltelijk af te komen van den dienst bij
den Landstorm van 1814. Daarvoor toch
diende hij 18 Jan. 1814 een verzoekschrift 20)
in van dezen inhoud: Johannes Jelgerhuis
Rienkszoon,... gehuwd en huisvaader van 5
kinders, 4 dochters en l zoon,.. woonende
in de Lange Lijdschedwarsstraat N 178,
zinds zijne kindsheyd gebrooken en in een
band gaande, verbooden om veel te gaan
en bij het afleggen van groote ijnden weegs
altoos hinder hebbende van zijn ongemak.
alzoo ongeschikt om te marscheeren of in
geleederen te mannouvreeren, en de rast des
lichaams ten sterksten aanbevolen. berijd
ter staaving deezes de nodige attesten te
kunnen geven van chirrurgijn of doctoor."
En dat deed hij, terwijl hij, nota bene, onder
zijn papieren glorievol heeft bewaard zijn
aanstelling tot capitain van eene compagnie
fuseliers van de gewapende burgerwacht
van Delft" d.d. 25 Mrt. 1798; maar de
kapiteinspluimen stonden goed en er
was geen gevaar bij.
Maar hoe dat ook zij, ik ben blij dat ik door
dat request nu bevestigd vind hoeveel
kinderen hij gehad heeft; want zij n nakome
lingschap, zij het dan ook in de vrouwelijke
lijn, heeft tot de sieraden van ons tooneel
behoord; ja meer nog: twee van Jelgerhuis
nazaten doen dit nog heden ten dage.
Ga maar eens na.
De zoon Hermanus is jong gestorven,
en van de vier dochters heeft, zoover ik
weet, geene de planken betreden; de oudste
Catharina Hesselina is de vrouw geweest
van den acteur en schouwburg-directeur
C. J. Roobol, maar uit dat huwelijk zijn geen
tooneel-artisten gesproten. Wel echter uit
dat der andere dochters; eene wier naam ik
niet weet, bracht voort de aWer-specialiteiten
Frans, Nelly en Anna Stemmerik, die ouden
van dagen zich stellig wel zullen her
inneren ; een andere, Maria, was de moeder
van de gevierde Maria Johanna
Kleine-Gartman 21), om nog niet eens te spreken van
Alida Margaretha en Jans Gartman; en
numero 3, Johanna, getrouwd met zekeren
Morin 22), had den bekenden raisonneur
P. August Morin 23) tot zoon.
Van dezen raisonneur nu is het
tooneelbloed direct overgegaan glissez, mortels
'^/MMttHK/ti 'Zc
Deze reproductie is genomen naar een
portret voorkomende in de zeer interessante
serie 17) van gekleurde kopergravures, voor
stellend acteurs en actrices van den Stads
schouwburg, uit Jelgerhuis' tijd, en dus
misschien naar teekeningen van dezen
zelf, elk in n rol, o.a. een actrice in
het balkleed van Diana.
En mocht men bepaald gesteld wezen
op zijn signalement, althans toen hij
bijkans 42 jaar was, dan ben ik in staat
ook dat te geven. Immers onder zijn zoo
genaamde personalia 18) bevindt zich een
reispas van 11 Juli 1812; die had hij onder
het fransche bewind noodig om van
Amsterdam heel naar Leeuwarden te reizen.
Dit signalement luidt: taille: Im
tre66centimètres; cheveux: bruns poudrés (hierop
kom ik straks terug); front: découvert;
sourcils: bruns; yeux: idem; nez: gros;
bouche: moyenne; barbe: brune; menton:
arrondi; visage: ovale; teint: sain.
Wie, na dit alles te hebben gelezen, zich
Jelgerhuis nóg niet levendig voor den geest
kan stellen, moet, dunkt me, ijselijk
veeleischend zijn.
14) Op de chemische reproductie is de inscriptie
natuurlijk onzichtbaar geworden.
15) Er is althans nergens een handteekening of
monogram zichtbaar.
16) Deze Kees Morin, sinds onheugelijke jaren
t o o Heelmeester bij de Kon. Ver. Het Nederlandsch
Tooneel, is in het begin van Augustus 1.1. als onge
neeslijk krankzinnige naar een gesticht vervoerd.
17) Aanwezig ter Universiteits-bibUotheek alhier.
18) Aanwezig ter Universiteits-bibliotheek alhier.
n'appuyezpas! in de'aderen van de talent
volle usta de Vos?Poolman; en van haar
en haar man Jan C. de Vos, is de zoon de
jeune premier Jan C. de Vos Junior 24). Deze
laatste kan zich er dus op beroemen dat hij
niet alleen van vaders- en moederskant
tooneelbloed in de aderen heeft, want zijn bet
overgrootvader is geweest J. Jelgerhuis Rzn.
In het vervolg van dit artikel hoop
ik het manucript zelf te behandelen, na eerst
een korte levensbeschrijving te hebben ge
geven van de erin voorkomende fransche
artisten.
Dr. M. B. MENDES DA COSTA.
Amsterdam, September 1915.
(Wordt vervolgd.)
19) Zoo kon men, tot voor een jaar of 5, in Amsterdam
een heel knap uitzienden tooneelspeler van 30 a 35 jaren
zien rondloopen, wiens weelderige haardos om dezelfde
reden gepoederd was; nu hoeft dat niet meer; hij is
spie rwit.
20) Het concept bevindt zich onder zijn personalia
ter Universiteits-bibliotheek.
21) Gestorven 1885.
22) Hoogstwaarschijnlijk P. A. Morin, die in 1812
aan den Stads-schouwburg tot de eerste violen behoorde
en ballet-répétisseur was.
23) Gestorven 1895.
24) Op dit oogenblik geëngageerd by het gezelschap
van Roy aards.