Historisch Archief 1877-1940
10 Oct '15. No. 1998
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VQOR NEDERLAND
Fig. 1. Bestekteekening Plattegrond en Langsdoorsnede van het Ministerie van Binnenlandschc Zaken. In den
plattegrond herkent men de langgerekte centrale hal met galerijen, en de bestaande gedeelten die gespaard moesten
blijven (vijverzijde: torentje en 2 perceelen). In de doorsnede is de binnenbehandeling van hal en galerijen zichtbaar
Het Nieuwe Ministerie van
Binnenlandsche Zaken
Een korte toelichting bij de plaatjes van
Tiet nieuwe gebouw voor het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken aan het Binnenhof is
het doel van dit .opstel. Daarbij ligt het
voor de hand zich niet op een te persoonlijk
standpunt te stellen doch het voor-en-tegen
van de velerlei meeningen over de verkregen
uitkomst te doen hooren. Wat toch is het
geval? We leven in een tijd waarin op het
gebied der kunst, zoowel bij schepping als
6ij beoordeeling geen vaste richting, geen
stijl valt aan te wijzen; er moge veel
?vrijheid zijn, gebondenheid en
saamgehoorigin het oordeelen! Welke eischen bovendien
van inzicht en karakter worden daarbij niet
aan den beoordeelaar gesteld! Ook hier is
dit wellicht te vergen, doch geheel te
verwezenlijken niet!
Een oordeel over het Ministerie van Bin
nenlandsche Zaken is dus oppervlakkig,
tenzij men van dit onderwerp een studie
zou kunnen maken. Dit opstel beoogt dan
ook niets anders dan de bonte verscheiden
heid van alledaagsche meeningen zoo goed
mogelijk naast elkaar te stellen, en het
voor-en-tegen van elke opinie even aan te
stippen.
Voorop echter wensch ik te stellen een
punt van algemeene beteekenis om te doen
r =%
Fig. 2. Bestekteekening gevels (in werkelijkheid ietwat gewijzigd). Beneden: Aanzicht
vijverzijde, links het torentje, rechts de twee gerestaureerde geveltjes, op den
achtergrond de overkapping van de hal. Boven: Gevel aan de zijde van het
Mauritshuis. Beide afbeeldingen geven aan dat, gezien de omstandigheden, in
levendigheid van sijlhouet, de bekoring is gezocht
lieid is er weinig. Sterker dan andere kun
sten geldt dit de bouwkunst.
Wat al factoren te vervullen bij het tot
standkomen van eenig bouwwerk! Wat al
beraadslagingen met lastgevers, wat al
eischen van programma, wat al administra
tieve, practische, technische en estetische
wenschen die in vervulling moeten gaan!
En dit alles zou de bouwmeester moeten
omvormen tot een poëem van steen, waarin
hjjzelve als beste vertegenwoordiger van
zijn tijd op 't schoonst is gesymboliseerd?
Het is wellicht te vergen, doch geheel
te verwezenlijken niet!
En wat al factoren te vervullen bij de
beoordeeling van zulk een monument! Wat
al inzichten en gegevens zou men moeten
kennen, wat al oorzaken en gevolgen al of
niet afhankelijk van den bouwmeester moeten
doorgronden, en over wat al kennis zou
men moeten beschikken om billijk te zijn
zien dat het in dit geval den opdrachtgever
niet is gelukt voorwaarden te scheppen bij
uitstek gunstig tot het ontstaan van een
eersterangs kunstwerk, terwijl dit toch
bij zulk een belangrijke opdracht ware te
verwachten. Het komt mij voor dat de veel
zijdigheid en tegenstrijdigheid van eischen
aan dit monument gesteld, de perken (te
buiten gingen van de
gebondenheid-die-deware-vrijheid-is, en belemmeringen werden
om een uitslag te verkrijgen van absolute
waarde.
In verband hiermede vraag ik mij in de
eerste plaats af, wat of in wezen zulk een
regeeringsgebouw is. Het is te beschouwen
als Neerlands administratiegebouw, waar
een leger van beambten van trapsgewijs
hopger rang celsgewijze moet worden be
huisd, waar voor de hoogste bewindhebbers,
voor vergaderingen, en derg. eenige grootere
vertrekken aanwezig moeten zijn, en moet
Fig. 3. Foto gezien vanaf de poort naar 't Binnenhof. De tramlijn geeft aan de
richting waarin voorheen de gevel stond (zie ook de lijn onder den plattegrond
in fig. 1) en waarvan de schuine stand der beide poorten, de, nu niet meer
gemotiveerde, reste is. Het voorste deel van de foto geeft het ministerie-begrip
als administratiegebouw het beste weer; op den achtergrond de portierswoning,
diensttraptoren en derg.
worden gezorgd voor de noodige
verkeersen dienstruimte. Zooals menig kantoorge
bouw van dien aard aantoont (Administratie
gebouw Holl. Spoor en Rijkspostspaarbank,
Amsterdam; Administratiegebouw
Staatsspoor, Utrecht; Ministeries van Justitie en
Kolonieën, den Haag) is dit een gegeven
dat in- en uitwendig een monumentale en
overzichtelijke oplossfng vraagt.
Lijnrecht daartegenover staat de ligging
aan het Binnenhof, een samenvoeging van
steeds aangebouwde, steeds schilderachtiger
geworden huisgroepen uit allerlei stijltijd
perken, in zeer grillige opstelling, een
ligging waarmede rekening moest worden
gehouden, doch die nergens verwant was
aan het moderne gegeven wat het wezen
van zulk een ministeriebouw uitmaakt.
Men voelt het conflict is geboren, geboren
doordat het staatsbestuur in de 40 jaren die
achter ons liggen niet heeft gewild, dat (bij
de steeds klimmende bemoeiingen en admi
nistratieve werkzaamheden van de regeering),
op een vrije plaats een aanvang werd ge
maakt met een Nieuw-Binnenhof naar de
huidige eischen, doch er prijs op stelde
zoolang mogelijk de historische ligging van
het bestaande Binnenhof te behouden. Dat
het nieuwe Ministerie van Landbouw aan
het Bezuidenhout wordt opgericht is een
bewijs dat het historische Binnenhof toch te
klein is gebleken, maar tevens dat van
een monumentale schepping als bedoeld
Nieuw-Binnenhof had kunnen zijn, geen
sprake meer zal wezen. Voortaan zullen,
verstrooid over de hofstad, allerlei gebouwen
voor staatsdienst worden opgericht, en is
voor die gebouwen een gemeenschappelijke
ligging die historisch zou zijn geworden
voor onze dagen, voor altijd uitgesloten.
Het bovengenoemd conflict betreft in de
eerste plaats den plattegrond van het ge
bouw. Men heeft getracht daaraan tegemoet
te komen door een eenvoudiger rooilijn dan
vroeger te traceeren, daarbij meer terrein
dan voorheen gunnende aan het
straatverkeer, doch ten opzichte van de aslijn en
scheluwe detailleering van de beide be
staande poorten waartusschen het bouwwerk
ingeklemd is, een ohke^énschten toestand
in 't leven roepende. Evenzeer echter geldt
het conflict echter den opstand, waarbij groote
massawerking en eenheid waren uitgesloten,
onder meer doordat men twee oude geveltjes
wenschte te behouden, en doordat de
lichteischen van het aangrenzende Mauritshuis
terecht het oorspronkelijke plan daar ter
plaatse nog met een verdieping besnoeiden.
Onder zulke omstandigheden is van de
einheitliche" verwezenlijking van het idee
Neerlands-Adminitratiegebouw geen sprake
meer, onder zulke omstandigheden is men
als bouwmeester wel gedwongen het in- en
uitwendige van den bouw gescheiden van
elkaar te behandelen en de noodzakelijke
twee-eenheid van beiden op te offeren.
Weinigen zullen kunnen volhouden dat het
niet gelukt zou zijn, in dit moeilijk geval
een goede indeeling van plattegrond te ont
werpen. Rondom een langwerpige met glas
overdekte, en van galerijen voorziene hal,
reien zich de vertrekken op alleszins over
zichtelijke wijze, terwijl een aantal ruime
trappen de verschillende verdiepingen ver
binden. Een tweede gedeelte omvat het
historische torentje, waarin het
arbeidsvertrek van den Minister, met een
bijbehoorende omgeving van wacht-, audiëntie- en
bode-kamers, eigen ingang, trap en derg.
Het toevallige van het uitwendige is, een
maal van het overzichtelijk inwendige ge
scheiden gedacht, geworden tot een decor.
Als een regisseur kan de bouwmeester bij zijn
wetenschap en smaak te rade gaan welke
coulissen voor dit tooneelspel het meest
geëigend zijn, maar ik zeide u, hij doet
dit noode. De navolgende keuze was te doen:
a. de gegevens van oude prenten, schil
derijen en derg. te volgen,
b. het bestaande zonder wijziging co
teque-coüte te behouden,
c. met toepassing van oude vormgeving
der naburige werkelijk oude architectuur,
zich te richten naar eisch en smaak van
het heden,
d. een geheel eigen oplossing, zoowel in
conceptie als vormgeving, te aanvaarden.
Hoewel, naar het mij voorkomt hoofd
zakelijk de keuze op c. is gevallen, schijnt
het resultaat als geheel toch een compromis
te zijn geworden tusschen alle vier gevallen.
Immers in het restaureeren van voornoemde
geveltjes en het torentje, herkent men het
volgen van oude gegevens en het zooveel
doenlijk behouden van het bestaande (a en b).
Bovendien is er gelukkig geen speciale moeite
gedaan om te verbergen dat in de jaren
1914/15 dit bouwwerk is gesticht (d), en zal,
evenals bij de historische" stijlen van het
einde van de negentiende eeuw, niemand
overgehaald worden tot een anti-dateering
van het monument.
Het zal daarom niet verbazen dat vierderlei
rneening wordt gehoord, doch dat die mee
ningen daarom niet krachtig zijn, omdat
geen van die vier principieel voor het geheele
ministeriegebouw is vol te houden.
Zij die veel restauraties naar ouden trant
toejuichten, houden vol dat er zooveel schil
derijen en prenten van oude toestanden daar
ter plaatse bestaan, dat het geen moeite is
om n daarvan, of gedeelten, aan te hou
den, waarbij aan historie en kunst zou zijn
voldaan. Dezulken vergeten echter dat antieke
schilderijen en prenten geheel iets anders zijn
dan bouwkundige teekeningen of opmetin
gen, en dat het allén geoorloofd is te trach
ten oude architectuur te doen herleven indien
J ?*
----Min ?-??
... . H 11 t??. - _
er werkteekeningen aanwezig zijn.
Er zijn er ook die zeggen: Hoe jammer
dat slechts op enkele plaatsen en niet overal
het, in de 20ste eeuw nog behouden aanzicht
werd gehandhaafd, was het al niet mooi het
was echt, het had de oude patine, wij waren
eraan gehecht. Het zijn meest lieden met
oudheidkundigen of schilders aanleg die zoo
spreken, en moge er in deze meening ook
veel juists zijn, iedere opbouwende archi
tectonische gedachte is er vreemd aan.
De meeste beschaafde leeken, die niet zeer
doordrongen zijn van oudheidkunde,
schilderkunde of bouwkunde, die niet zeer con
sequent of bespiegelend zijn, spreken blij
moedig over het resultaat: Waarom zou het
bouwwerk op den duur niet aardig zijn, wan
neer over de handvormsteen, de zandsteen
en de leien wederom de adem des tijd is
gegaan ? Zijn wij niet tevreden over 't be
staande deel van het Binnenhof aan de
Vijverzijde, hoewel daar tusschen op de
keper beschouwd, partijen voorkomen, die
volgens kenners niet door den beugel kun
nen? Hiertegen valt op te merken, dat het
vraagstuk een ernstiger en principieeler
leiddraad ten volle waardig zou zijn, en
dat onze tijd moet trachten uit het verleden
de juiste leering te trekken voor een excelsior.
Anderen uiten zich als volgt: Hoe jammer
dat het geheel zijn vrijheid en modernen
stempel mist! Waarom toch altijd leentje
buur gespeeld in conceptie en vormgeving?
Zijn wij soms niet meer vrij een eigen opinie te
hebben evenals voorgaande bouwmeesters.die
op 't Binnenhof, geheel in af wijking van hun
verleden, met nieuwe middelen een schoone
contrastwerking met de hen voorafgaande
stijlen verkregen? Is bovendien de ideale
vereeniging van 't in- en uitwendige op deze
wijze niet het dichtst te benaderen ? Ook in
deze meening is iets zeer waars, doch om
dat er geen stijleenheid is als vroeger, daar
er zér uiteenloopende moderne opvattingen
bestaan, zou dit resultaat ook slechts weini
gen kunnen bevredigen, en is bovendien het
nemen van deze proeve, juist op deze zoo
bij uitstek gewaardeerde plek, niet zonder
gevaar. Het zijn vooral de bouwkundig- of
bespiegelend aangelegde karakters, die zich
in zulk een richting een oplossing hadden
gedroomd.
Ten slotte staan nog afzonderlijk zij die van
oordeel zijn, dat er een resultaat is verkregen,
om niets van te zeggen!
Ik hoop u te hebben overtuigd van het
tegendeel! Er is zelfs veel meer over te zeg
gen dan in deze weinige regelen geschiedde,
en ik zal reeds zeer tevreden zijn wanneer
ik naar aanleiding van dit onderwerp heb
kunnen onderstrepen twee waarheden uit de
bouwpractijk:
1. Er zijn bouwopdrachten, waarbij een
uitkomst van absolute waarde is uitgesloten,
door de veelheid en tegenstrijdigheid van de
eischen. Van een project te eischen te zijn
tegelijk antiquiseerend en modern, tegelijk
monumentaal en romantisch-schilderachtig,
tegelijk zich aanpassend en contrasteerend met
de omgeving, is het onmogelijke gevergd van
den bouwmeester. Welke leiddraad men
dan ook kiest, steeds zal slechts een deel
van de wenschen in vervulling gaan.
2. Men oordeele niet over bouwkunst op
de wijze als over schilder-beeldhouw- en
andere vrije kunsten, want de bouwmeester
staat geheel anders voor zijn project, dan de
schilder voor zijn doek of de beeldhouwer
voor zijn klei. Men oordeele scherp, indien
men alle hoofd-factoren en eischen kent
diehet bouwkundig vraagstuk beheerschen,
zooniet men blijve ontvankelijk ook voor
andere opvattingen dan die welke men,
persoonlijk de eenig juiste acht.
DenHaag S. d. CLERCQ
P.S. Hoewel tot deze beschouwingen niets toe- of
afdoende, wil ik het verwijt ontgaan, te dezer zake,
zelfs geen oppervlakkige, persoonlijke meening te
hebben geuit; en erken ik dat van nieuw op te richten
gebouwen, mij alleen diegene blijvend en dieper be
lang inboezemen waarbij eenheid van in- en uitwen
dige is bewaard en waarbij is gestreefd naar vrijma
king van historische herhaling. De keeren dat wij
architecten gedwongen zijn, te bouwen zonder met
deze beginselen rekening te houden, hebben m. inz.
steeds een, in dieper zin onbevredigende uitkomst
opgeleverd, hoezeer wellicht de eerste aanblik voldeed.
De nadeelen zeerzeker ook aan deze zienswijze ver
bonden, aanvaard ik liever dan de nadeelen der
andere meeningen.
Fig. 4.
Foto van de vijverzijde, spreekt voor zichzelf. De wijzigingen later in de
gevels aangebracht zijn, in verband met fig. l, te bestudeeren
iiMiiiimiiiinii iimMiimiiiimmiimiiiiiMiiiimiiMiiiiHiiiMMimiiiiiiuii
in Nederland. D. J. van der Ven, De meimaand in
het volksleven- Het onbekende gas in den
Orionnevel. Van maand tot maand.
De Tijdspiegel: Balthaxar Verhagen, Marsyas II.
Prof. Dr. H. Logeman, Peer Gynt vór Ibsen. Raden
Mas Noto Soeroto, Een Gambic-bloesemsnoer. Ivonne
Slicher, Gedichten. Herman Middendorp, Literaire
Kroniek. Tijdschriften. Ontvangen boeken.
De Bett'eyiny: Maurits \Vyldert, (iustav Manier: Das
Lied von der Erdo. Gerda \an Beveren, Het zee
visioen. J. Koopruans, Jan Vos en het Amsterdamsche
Maecenaat, Albert Ycrwey, Boeken mensehen on
stroom i ngen- A anteekoning, Duitscher s over Enge
land. Bockbcoordeelingeii.
Stemmen d"S t'ij d s: Dr. .]. R. Slotemaker de Bruine,
Christendom en staat. Stafrijmen- G. F. Gezelle
Meerburg, Lichaam en ziel. Willem de Merode, Ge
dichten- Elisc Berends, /onne-spel. Dr. M. Visser,
Milton's geestelijk en dichterlijk bestaan in het laatste,
tijdperk van zijn leven. Mr. P. A- Diepenhorst, Eco
nomische Kroniek-
LeestafelOtK/e Kun«t; Inleiding- Jonkvrouwe C. H-de Jonge.
Meubelen. Mr. M. F- Hennus, G. B- Pirancsi,
etsenFrits Lugt. Haarlem. Museum en Tentoonstellingen.
v- H,, Oude schilderijen in Pulchri. Vraagbaak.
Bibliographie.
Vrat/en des Tijds: G. "\V. Kernkamp, Do Europecsehe
oorlog XIII. Ongenood hoog bezoek. Dr, Heiman
ten Kate, Christelijke beschaving- Joh. J- Moret, Het
Inhoud van de October-Tijdschriften
jiyus. -i. n. oenuimaii, iverstmis.?ijuupoiti Aieinno,
do Smaad. -T. Nederhorst, Herdenking. Victor E.
van Vriesiand, Sonnet. Verzen. G. H. Panne-koek
-Tr., Herinnering aan Wijk. Curry van Bruggen, Twee
moderne vrouwen. Literatuur. Drum. Literatuur.
Dramatisch Overzicht. Dramatische Bijdrage: Dr.
J. L. Walen, Vooravond:
De Gids: J. de Meester, Carmeii. Helene Swarth,
Liefde. Dr. M. C. Vale-ton, Over bronnen en samen
stelling der Ilias. P. Valkhotl'. De stijl van Anatole
Van Outhoorn, KUT l Lamprecht. M.
zicht. Bibliographio.
Nieuwe Gids: Herman Middendorp, Clarinda. G.
van Hul/on. Aan 't Lichtende Strand. Frans Smits,
Een weezeken. rlac. van Looy, De verjaring. F rit s
van Raalte, Geheugen en Verstand. Andru de Ridder,
Het salon van N in on de Lenclos. Corn. Veth, Max
Beerbohni's Carlcaturen. J. Ph. van Gocthem, De
schoone stem. F. Erens, Bibliographie. Literaire
Kroniek. Frans Netseher, Binnenlandsche Staatkun
dige Kroniek. Chr. Nuijs, Buitenlandsche Staatkundige
Kroniek.
Nederland: Proza: Henri van Boovcn, Uit een dag
boek. Dorothea Buys, Tweede vrouw. Nel van
Gelre, Jengd-herinneriiig. Hel en a Rip,
SoldatenMnderen. Als gestorven. Geertruida Carelsen, Een
bankiersdochter. Poëzie: H. Lameire, A vondst
emming. Avond. Verre tonen. E. G. van Bolhuys,
'k Heb als een adelaar. W. Graadt van Roggen, Aan
Nijmegen. W. H. de \Yijt, Sneeuw.
De Vrouii' en haar Huis Een bekroond werkstuk.
. G. Cannegieter Dzn-, Ella \Vheeler Wilcox- A. v.
jv.ii.iu.ci.ii ju tjuiLig- iiiyïuuoiuiiuntjii. f . .D., \j vür ie is
en niets. Elck wat wils. Kalender van de maand.
Eenige wenken bij de inrichting van de woning. Over
knipper, en naaien- Nieuwe uitgaven.
BerichtenVragen van den Dag: Dr. H, Blink, Het verleden,
von JiJennewitz, .ten begrooungspost uie verdwijnen
moet. Russisch larikshout voor havenbouw en andere
waterbouwkundige werken. Dr. J. K. de Koek, Sporen
van Buddhistische invloeden in de Evangeliën. Y.
M. D, Kentie, Een Duitscher over steden en woningen.
, e v. o. - ore,
wetsontwerp tot instelling van eei: postcheque on
girodienst. Mr. H. P. Marrhant, Staatkundig Overzicht.
Onze K vu 1 1.' : G. v. Eckeren, De van Beemsters (ver
volg.) Dr. E. B. Kielstra, De afdeeling
IndragiriJacqueline E. v. d. "Waals, Ibsen's Brand- Johanna
W. A. Naber, De reis van [Augusta van Uitenhage do
Mist door de Binnenlanden van Zuid-Afrika. G. F,
Haspels, Nieuwe boeken. Martin Permys, Verzen.
Buitenland. ~ Leestafel.
De Levend»- Natuur: -lac- P- Thijsse,
HuislookDr- W- G. X. van der Sleen,
StraiidwandelingenJ. Heimans, Uit de tijdschriften. T. B-, Vogelcultuur
in 't klein. Vragen en mededeelingen.
Elzeviers Geïllustreerd Maandschrift: Danac"
(tekstplaat) J. de Gruyter, Engelsche kunst van heden.
Aty Brunt, Giovanm' Battista Piranesi. Cornelis Veth,
Oudere Engelsche Carricaturen en Illustrators. J- van
Rossem, O weemoed om voorbije tijd- Styn Streuvels,
de Grens over. F- I- van Steenen, 'n
DecenniumKroniek. Jac. van Looy, Zestig jaar. -- Boekbespre
king. Twee geïll- boekjes. Boekkunst.
Groeptentoonstelling Stedelijk Museum.
Op de Hoogte: Prof. Dr. H. Bolkestein. Caroline
van Dommelen, Davos. B. Stolk, De Cornelia Stich
. .
Prof- C. L.
Dake