De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 17 oktober pagina 1

17 oktober 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1999 Zondag 17 October A°, 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER Abonnement per 3 maanden . . . . f 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar .0.12" UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . ?0.25 . . .0.30 040 INHOUD : Bladz. 1: Eene School van Wysheid door v. H. Bnitenlandsoh Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti. 2: Frof. mr. J, van Kan, De Inval in Rusland. Prof. W. Martin, F. Hart Nibbrig f. Feuilleton: Jan Snnfiels ging uit vrijen, III, door Jaak Boonen. 3: Noodzakelijke Eoorganisatie van het Ned. Boode Kruis, door Tribunns, II. O. B. Bakhuizen van der Brink, De Vlaamsche Zaak en het Alg. Ned. Verbond. Zwemmeestsr Knip. J. H. Gunning Wzn., De Taak der Paedagogiek. 5: Voor Vrouwen, door Elia. M. Bogge. Uit de Natuur, door Jao. P. Thgsse. 6: M. A. Strater, Tentoonstelling Gestel. Dr. Fred. van Eeden, Indrukken van de Schwartze Ten toonstelling. Henri Borel, Dramatische Kroniek. 7: en 8: Dr. M. B. Mendes da Costa, Tooneelherinneringen nit 1811 (slot), 9: Alb. Plasscbaert, Isaao Israëls, J. Baedecker. Bik Wouters. Sem Dresden, Muziek in de Hoofdstad. Prof, C. A. Pekelharing, Ad»Gerlo (boekbespr.) W, van Nes, Querido's Kunst. 10: Andréde Ridder, Cyriel Bnysse's, Zomerleven. 11: Fin. en Eeon. Kron., door J. D. Santilhano. 12: Spreekzaal. Haegsche Brieven, door jhr. mr. dr. v. L. 't. H. Oorlogsnieuws van... verleden jaar. 13: Leekenspiegel. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland. 14: Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Onze Gezant te Sofia, teekening van Joh. Braakensiek. Bijvoegsel: Het Initiatief van Minister Pleijte, teekening van Joh. Brankensiek. EENE SCHOOL VOOR WIJSHEID Men zou het oolijke puntdichtje van onzen Constantijn Huijgens: Wie naar geleerdheid zoekt, en wijsheid niet daarbij, Leeft met de kamenier, en gaat mevrouw voorbij", kunnen plaatsen als motto bij de be weging, op touw gezet, om eene Inter nationale Hoogeschool voor Wijsbe geerte op te richten, die te Amersfoort zal zijn gevestigd. 1) Reeds heeft zich ook alweer de kritiek van dit denk beeld meester gemaakt, en spottend ge vraagd: of nu warempel Amersfoort ook zijn universiteitje hebben moet!" Laat men toch, zoo heet het dan verder, in ons reeds zoo snipperziek land niet nog meer gaan versnipperen, en aan de vier universiteiten, welke wij reeds rijk zijn, weer een vijfde trachten toe te voegen. Intusschen wordt met opmerkingen als deze aan de zaak, die het geldt, blijkbaar onrecht gedaan. Ja, wanneer het er inderdaad om te doen scheen, dat Amersfoort zich naast Leiden, Utrecht, Groningen en Amsterdam wilde scharen om ook nog'n academie" te bezitten, dan zouden wij het energieke stadje aan de Eem inderdaad van over spanning mogen betichten. Maar blijkbaar is het denkbeeld geenszins van Amers foort uitgegaan, doch van eenig landgenooten, die iets werkelijk noodigs meenen tot stand te moeten brengen. En, verstaan wij het wel, dan is het ook zeker niet hun bedoeling, om een vijfde copie te maken van eene Nederlandsche universiteit. Het is misschien eerder te betreuren, dat voor een dergelijk' plan inderdaad aanleiding is blijken te bestaan, en dat het onmiddelijk een vrij grooten aan hang heeft kunnen vinden, van landgenooten, die met beide voeten op den beganen grond der werkelijkheid staan. Want dit wijst op een leemte, op eene behoefte. * * Die leemte, die behoefte, is er een van onzen geheelen tijd. Het is de leemte van de wijsheid, die door de wetenschap wordt overgroeid. De klacht van de overvolle verstande lijkheid, welke aan de innerlijke kracht en aan de karakterdiepte der levende geslachten afbreuk heeft gedaan, die klacht heeft ten onzent en elders reeds herhaaldelijk geklonken. Daargelaten, of de geheele eeredienst van het weten voor de wetenschap* zélve aan alle beloften heeft voldaan, heeft zij in elk geval voor het mensch zijn, voor het denken en voor het doen, te weinig vrucht, en misschien meer verdorring gebracht. 1) De nauwkeurig toegelichte oproep is onderteekend door: Prof. L. E. J. Brouwer, Amsterdam, Voorzitter; J. D. Reiman Jr., Amersfoort, Prinses Marielaan No. 2, Alge meen Secretaris; Baronesse M. van Asbeck, den Haag, Surinamestr. 29, Penningm.esse, Licenciée es lettres de l'Universitéde Paris; Dr. J. v. d. Bergh van Eysinga?Elias, Santpoort; H. P. J. Bloemers, Alg. Secretaris v. d. Mij. tot Nut van 't Algemeen, Amster.dam; J. A. Blok, c. i., Deventer; Dr. Frederik van Eeden, Bussum,alsdagelijkschbestuur; verder met vele bewijzen van instemming. Kon dit ten slotte nog aangrijpender zijn uitgekomen dan in dezen oorlogstijd zelf? Wat is er gebleken, in de groote heelof half-wetenschappelijk gevormde lagen der menschheid, voor bijzondere zelfbeheersching, voor bijzondere wijsheid, voor bijzonder hoogheid van gemoed, gerijpt te zijn geweest? Bij de meesten, bij de voornaamsten, niemendal. En bijvoorbeeld Duitschland l Duitschland was ongetwijfeld het land, en hoe ging het er trotsch op, waar het hardnekkigst en het veelvuldigst weten schappelijk werd gearbeid. Het land van universiteiten; van hoog- en privaat geleerden; van boeken, tijdschriften en verhandelingen; van bibliotheken en labo ratoria; van den Gesundbrunnen der Wissenschaft". Doch grooter echec is nauwelijks te denken, dan dat van de Duitsche wetenschappelijke wereld tegen over de zedelijke moeilijkheden van dezen oorlogstijd. Er zal ook ten onzent wel niemand zijn, die niet bedroefd en ver baasd heeft gestaan over geëerde coryphaeën in zijn vak van studie, die op zógrove wijze en met zóonwaardige taal, uit het menschelijk evenwicht ge slagen zijn. Juist in gespannen oogenblikken wordt de wezenlijke waarde der menschen ge meten. En wat hecht men ten slotte aan de weters en denkers, die, gelijk de filo soof van Molière's kostelijke parodie, zeer fraai en uitvoerig wisten te spreken over het vermogen om naar verstand en rede te leven", maar in een bulderende vloekbui uitbarstten, zoodra hun iets in den weg werd gelegd? Trouwens, de geheele ontzetting van dezen oorlog is weer een bewijs, dat ook verlichting en kunde, de menschen niet tot beheerschiug hunner driften hebben kunnen brengen. De koele rede" zeide Rousseau heeft nimmer iets doorluchtigs gedaan". *** Het lijdt geen twijfel, of het geheele weetgierige verstandsleven van de laatste halve eeuw, is een koers uitgevaren, waar de luwten van weldadiger geest kracht en zielenadel, die er werden voor speld, niet gekomen zijn. Men doet aan het voortreffelijke dat be reikt is, niette kort, door te zeggen, dat er bijster veel leege hoogmoed, veel onbe vredigende eenzijdigheid, veel karakter loosheid, veel modern bijgeloof en veel scheeve levenswijsheid naar de opper vlakte zijn komen drijven. En de ge heele onwikkeling der wetenschap, hare specialiseering en hare eigen-wijsheid, hare neiging tot het stoffelijke en tot het enkel verstandelijke,heeft dit in sterke mate in de hand gewerkt. Ook over de hoogescholen is deze schaduw gevallen; ten onzent bijvoor beeld zeer voelbaar door de wetgeving uit den radicalen tijd, waarbij elke algemeene, den mensch vormende voor opleiding werd uitgestooten, en de vak studie alpha en omega werd. Wel is daar natuurlijk de Philosophie k n vak van studie, dat met eere beoefend wordt. Maar zij staat naast en los van de vele takken van wetenschap; en van een algemeen zoeken naar de wijsheid, waaruit elke bijzondere levenskennis eerst verder opgroeien moet, is geen sprake. En zoo is het te denken, dat den jongelingen, die de tempels der weten schap verlaten met vele en lange en hechte koorden in de hand, doch zonder het diepere inzicht om ze saam te vlechten tot n, vast richtsnoer voor leven, doen en denken, dezelfde kreet op het harte ligt, die reeds eeuwen terug de studenten aan de Parijsche Sorbonne hunnen leermeesters toeriepen, wanneer deze hunne stellingen gingen toelichten: Spreek ons van de ziel". En toch was juist die middeleeuwsche wetenschap nog veel meer op het ont plooien van algemeene wereldwijsheid gericht, dan de hedendaagsche. * # * Vervulling van dit gemis, daarop ook richten zich de zooevengenoemde plannen voor eene School voor Wijsheid. Of zij tot verwezenlijking zullen komen, valt niet te voorspellen. Dat zij het waard zijn, en dat zij ernstige aandacht verdienen, zeer stellig. Het ware mij ongetwijfeld liever, indien onze universiteiten zelve deze taak, die toch ook de oorspronkelijke roeping van alle universiteiten geweest is, weder opnamen. Maar voorloopig is die reorganisatie nog zoo verre. En is een zoeken buitenóm, gewettigd. Het is niet slechts het belang van een kleinen kring, dat 't hier geldt. En het is er niet om te doen, 'n luttel getalletje speciale wijsgeeren" te kweeken. Eene school als de bedoelde, die trouwens in verschillende buitenlandsche onderwijs instellingen punten varf voorbeeld kan vinden, is op algemeene werking aange legd. Indien er iets noodig is als gemeen goed onder een volk, onder zijn leiders en voorgangers, dan is het wijsheid, dat is: het oordeel voor'tien richtigen weg. De wijsheid, die vaak groeit op de ruïnes van het weten en denken, maar waaruit de teelaarde voortkomt voor het leven en het doen. Er is niemand, in geen rang en geene werkzaamheid in de maat schappij, die daar niet mede is gediend. De practicus" niet in de laatste plaats! En wanneer eene instelling kan worden in 't leven geroepen, die aan jongelieden gedurende enkele jaren de gelegenheid biedt tot eene wijsgeerige en veelzijdige geestesontwikkeling; wanneer aanstaande voormannen, op welk gebied ook, daar van iets met zich uitdragen, dan zal de gemeenschap er zeker wel bij varen. Want de leerstof, die er geboden moet worden, is immers, kort saam te vatten als deze: het gezelschap van groote gedachten, de bezieling van groote idea len, het voorbeeld van groote resultaten, en de troost van groote teleurstellingen ! En wanneer men zich dan afvraagt, hoe bij dit alles Amersfoort in 't spel komt, klinkt er dan misschien ook iets van eene verklaring uit deze woorden, eens door den Kruisprediker Bernardus van Clairvaux tot lof van de natuur in zijne brie ven neergeschreven: Experto crede...": Geloof het van mij, die het ervaren heb, gij zult in de bosschen iets anders nog vinden, dan in de boeken; de stammen en de steenen zullen u or,ierwijzen wat gij van uwe leermeesters niet hooren kunt." v. H. inruil lUtlUIIIIIIIIIIIIIIII Door de gebeurtenissen, die in de laatste weken op het Balkanschiereiland voorvielen, is een nieuwe episode van den oorlog be gonnen. Misschien wel de beslissende. Maar de ervaring heeft geleerd, dat men voor zichtig dient te zijn met dat woord. Hoevelen zijn er niet geweest, die verwacht hadden, dat het groote offensief van de centrale mogendheden tegen Rusland de beslissing over den einduitslag van dezen oorlog zou hebben gebracht! Zoodra Rusland buiten gevecht was gesteld, zoo meenden zij, zouden de Duitschers een doorbraak doen aan het westelijk front en hetzij Parijs, hetzij de havens aan het Kanaal bezetten. Daarmede zou dan de oorlog misschien nog niet ten einde zijn, maar aan de centrale mogendheden zou de overwinning niet meer kunnen worden betwist. Het ziet er nog niet naar uit, dat aldus zal geschieden. Rusland's kracht is nog niet gebroken; in de laatste weken zijn de legers der Centrale mogendheden in Rusland niet meer vooruitgekomen; alleen in de omstre ken van Dunaburg gaan zij nog aanvallender wijs te werk; overal elders is er stilstand in het oostelijk front; in Oost-Oallicië heb ben de Russen juist in de allerlaatste dagen weder een succes van eenige beteekenis behaald. De vermindering in kracht van het DuitschOostenrijksche offensief tegen Rusland kan voor een deel maar ook alleen voor een deel verklaard worden door den nieuwen aanval op Servië, waarvoor troepen gebruikt worden, die anders aan het oostelijk front dienst hadden kunnen doen. Vermoedelijk heeft Duitschland echter, na den slag in Champagne en Artois, ook nieuwe strijd krachten naar het westelijk front gestuurd. Het moet echter nog een te groot deel zijner troepen in Rusland te velde houden, dan dat het zijne kracht zou kunnen concentreeren voor een poging tot doorbraak van het FranschEngelsche front. Evenmin schijnt het aan de legers van French en Joffre nog te zullen gelukken om een groote bres te schieten in het Duitsche front. Zoo is er op het oogenblik weinig reden om te verwachten, dat hetzij in het Oosten, hetzij in het Westen, krijgsgebeurtenissen zullen voorvallen, waar door de beslissing een heel eind dichterbij wordt gebracht. Zal dan de nieuwe oorlog op het BalkanSchiereiland den evenaar uit het huisje doen slaan? De mogelijkheid daarvan kan niet worden ontkend; maar nu het aantal oorlogstooneelen" steeds grooter en grooter wordt, vermeerdert ook de kans, dat een nederlaag op het eene tooneel" wordt goed gemaakt door een overwinning op het andere. Ook heerscht er naar onze meening een schromelijke overdrijving in de berekening van de gevolgen, die een eventueel onder den voet loopen van Servië door de DuitschOostenrijksche legers zou hebben. Dat de Duitschers dan Turkije te hulp zouden kunnen komen, is zoo klaar als de dag; dat het dan nog moeilijker zal worden, dan het reeds blijkt te zijn, om de gemeenschap van Rusland met de Middellandsche Zee te herstellen, behoeft evenmin betoog; maar alle verdere gevolgen van een verovering van Servië door de troepen der centralen: de bedreiging van het Suez-kanaal, ja van de geheele Engelsche macht in Voor-Indië, behooren tot de middelen, waarmede de Duitsche pers den grootheidswaanzin van haar publiek helpt verergeren, en waarvan een aantal bladen in andere oorlogvoerende landen zich bedienen om alarm te slaan tegen een regeering, die naar hunne meening den ernst van den toestand niet voldoende inziet. Ook zonder deze overdrijvingen zijn de jongste gebeurtenissen op den Balkan al ernstig genoeg voor de Entente. Zij is er niet in geslaagd, Boelgarije af te houden van een verbond met de centralen; zij is op het oogenblik er zelfs nog niet zeker van, of Griekenland een aanval van Boelgarije op Servië zal helpen afweren; zij heeft even min Roemenië nog tot openlijk partijkiezen kunnen bewegen, al schijnt zij goede redenen te hebben om te verwachten, dat dit rijk zich ten slotte aan hare zijde zal scharen. Dat Boelgarije de vijandelijkheden tegen Servië reeds begonnen is, staat, terwijl wij deze regels schrijven, nog niet vast; maar dat het dit weldra zal doen, is in hooge mate waarschijnlijk. Tsaar Ferdinand heeft zijn eigen lot en dat van Boelgarije aan de zaak der centrale mogendheden vast ver bonden ; met hulp van Duitschland en Oos tenrijk hoopt hij niet alleen te herwinnen, wat bij den vrede van Boekarest verloren ging, maar aan Boelgarije een nog grooter uitbreiding van gebied te geven en het tot den machtigsten staat van het Balkanschier eiland te maken. De Koburger, die op den troon van Boel garije zit, heeft altijd getoond, een slim zakenman te zijn; hij zal zich dan ook ver moedelijk zeer vermaakt hebben met de lectuur van eenige artikels in Russische, Engelsche en Fransche bladen, waarin hem verweten werd, dat hij zich aan de snoodste ondankbaarheid tegenover Rusland schuldig maakte. In de politiek is dankbaarheid een even onbekende beweegreden als edelmoe digheid. Niet uit edelmoedigheid heeft Rus land de Boelgaren van de Turksche heer schappij bevrijd, maar omdat een onafhankelijk Boelgarije vooral een Boelgarije met de grenzen, die Rusland het bij den vrede van San Stefano had toegedacht een middel zou zijn, waardoor Rusland zijn invloed in het Balkan-Schiereiland kon vermeerderen. Zoodra Boelgarije zich aan de voogdij van Rusland begon te onttrekken, heeft het zich dan ook de ongenade van den machtigen beschermer op den hals gehaald. Dat Tsaar Ferdinand tegenover Rusland verplicht zou zijn geweest, zoo al niet de zijde der Entente te kiezen, dan toch in geen geval zich bij de tegenpartij te voegen, wordt vermoedelijk zelfs niet gemeend door hen, die dit openlijk hebben uitgesproken. Het verwijt van ondankbaarheid is alleen een bewijs van de grenzenlooze minachting, die de leiders der openbare meening koeste ren voor het publiek, waartoe zij zich wen den. Maar men kan het ook beschouwen als een bewijs van hunne groote menschenkennis; zij weten wel, dat doorgaans, maar vooral in oorlogstijden, niet de rede, maar de hartstocht het oordeel der menschen bestuurt. Bij zijne beslissing ten voordeele van de centrale mogendheden zal Tsaar Ferdinand gemeend hebben, dat het belang van Boel garije deze keuze eischte; zooals bij alle oorlogvoerende staten, heeft ook voor de regeering van Boelgarije het staatsbelang den doorslag gegeven. Of zij zich daarin niet vergist heeft, of werkelijk het belang van haren Staat gediend wordt door de leiding van Duitschland te aanvaarden, zal de toekomst uitwijzen. De toekomst zal voor een groot deel af hangen van de beslissing, die Roemenië en Griekenland weldra zullen hebben te nemen. Zal Roemenië dezelfde rol trachten te spelen als in den tweeden Balkan-oorlog en eerst dan het gewicht van zijn zwaard in de schaal leggen, wanneer de overige Balkan-staten reeds verzwakt zijn? Of zullen ditmaal de omstandigheden niet toelaten, dat het op even gemakkelijke wijze als in 1913 zijne positie zal versterken? Voor eenige dagen werd reeds bericht dat Rusland voor zijne troepen den doortocht door Roemeensch gebied zou eischen, om Boelgarije te kunnen aanvallen. Misschien zou Roemenië even als Griekenland thans doet voor de FranschEngelsche troepen, die Servië te hulp komen dien doortocht willen toestaan zonder daardoor geacht te willen worden zijne on zijdigheid te laten varen; maar de kans, dat het dan nog lang buiten den oorlog zou kunnen blijven, schijnt ons uiterst gering. Ook Griekenland zal eindelijk moeten kiezen of deelen. Indien het waar is, dat de Boelgaarsche troepen Servië zijn binnen gerukt, is het reeds thans voor de beslis sing gesteld, of het zijn verdrag met Servië na wil komen, ja dan neen. Hoe die be slissing zal uitvallen daarnaar kan alleen worden geraden. Sinds de laatste onver wachte wending in de Grieksche politiek, Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confetti". Uit een circulaire van de Ned.Vereeniging tegen trekhondenmisbruik: Laat ieder zoo min mogelijk koopen bij trekhondenhouders, dan is er mis schien kans dat het aantal der arme dieren zal verminderen. Wel ja, niet alleen het aantal arme dieren maar ook het aantal arme trekhondenhouders zal verminderen. Wellicht crepeeren van den honger. Hoe de geruchten omtrent oorlogswinsten in Holland overal doordringen, moge blijken uit het volgende, gelicht uit een authentieken brief van een Chineeschen knecht te Foochow aan zijn meester in Holland: Gelukkig heeft Holland nog geen partij gekozen, maar ik ben er zeker van, dat de handel er zeer goed bij gevaren heeft. Sommige mijner vrienden zeggen, dat de zaken in Holland gedurende den oorlogstijd be langrijk uitgebreid zijn, en dat dit de eigenlijke reden is, waarom Holland nog steeds de neutraliteit volhoudt maar ik twijfel of dit waar is ja of neen. Gisteravond half twaalf is de motor boot Zeemeeuw van de firma' Vermeer & Van den Arend, liggende aan de kade van het terrein der firma Furness aan de Maashaven, gekapseisd." Is de N. R. Ct., die dit schrijft, wellicht naar Pro-Engelsch gekapseisd ? Het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen heeft het Bureau voor rechtskundige hulp aan on- en minvermogenden. Hoezeer deze on- en minvermogenden de voorlichting van dit Bureau waardeeren moge blijken uit het volgende, overgenomen uit het jaarverslag over 1914: De houding van het publiek toch in de wachtkamer had dikwijls veel >.te wenschen overgelaten; het lawaai was op sommige avonden zoo groot, dat slechts een bedreiging van den adviseur om dien avond niemand meer te helpen, een betrekkelijke stilte vermocht te brengen. Er werd aan de deur van de adviseurskamer geluisterd, de stoelen werden beschadigd, en zelfs de tele foonleiding doorgesneden. De Balkan schijnt niet meer tot Europa te behooren, getuige het slot van het over zicht De algemeene toestand" uit het Alg. Handelsblad van 7 Oct. 1915 (avondblad), waarin o. a. voorkomt: In elk geval schijnt de Balkan en de daar geschapen toestand voor het oogen blik van meer belang dan de strijd in Europa." * Naar uit Brussel wordt bericht, ontvingen de Belgen, die op 31 Augustus aan de Neder landsche legatie aldaar op de lijst van gelukwenschen teekenden, bedankbriefjes in het Fransch. En was het Russische ultimatum aan Bulgarije niet in het Grieksch gesteld? sinds het aftreden van Venizelos, kan nie mand eenig peil meer trekken op de hou ding van dit land. Alleen dit mag men uit de gedragslijn van Griekenland afleiden, dat ook in een constitutioneele monarchie de buitenlandsche politiek, met name in oor logstijden, zeer afhankelijk is van de per soonlijke gezindheid van den vorst. De landing der Engelsche en Fransche troepen te Saloniki heeft aan de Duitsche pers aanleiding gegeven, om de huichelarij aan de kaak te stellen van de Entente, die aan Duitschland de schending van België's neutraliteit heeft verweten, maar zich tegen over Griekenland aan hetzelfde vergrijp heeft schuldig gemaakt. Mag men de Kölnische Zeitung gelooven, dan stelt ook de pers van Nederland en Zwitserland de landing van troepen te Saloniki geheel gelijk met wat Duitschland tegenover België heeft gedaan. In haar nummer van 12 October neemt zij een telegram uit Berlijn op, waarin men o.a. leest: Wat baten alle betoogen van de Londensche en Parijsche bladen, dat de schending van de onzijdigheid van Grieken land iets geheel anders is dan wat in België is gebeurd, tegenover het oordeel van een onpartijdige pers zooals die van Holland en Zwitserland?" Het is ons niet gebleken, dat de Neder landsche pers in haar geheel dit oordeel heeft uitgesproken, al achten wij het zeer goed mogelijk, dat men het heeft kunnen lezen in enkele Nederlandsche bladen, die de Kölnische Zeitung als onpartijdig be schouwt. Maar voor gegrond houden wij dit oordeel in elk geval niet. Om tal van redenen niet. Maar hoofd zakelijk om deze, dat Griekenland zich

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl