Historisch Archief 1877-1940
N°. 1999
Zondag 17 October
A°, 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER
Abonnement per 3 maanden . . . . f 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar .0.12"
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
. ?0.25
. . .0.30
040
INHOUD : Bladz. 1: Eene School van Wysheid
door v. H. Bnitenlandsoh Overzicht, door G. W.
Kernkamp. Confetti. 2: Frof. mr. J, van Kan,
De Inval in Rusland. Prof. W. Martin, F. Hart
Nibbrig f. Feuilleton: Jan Snnfiels ging uit vrijen,
III, door Jaak Boonen. 3: Noodzakelijke
Eoorganisatie van het Ned. Boode Kruis, door Tribunns,
II. O. B. Bakhuizen van der Brink, De
Vlaamsche Zaak en het Alg. Ned. Verbond.
Zwemmeestsr Knip. J. H. Gunning Wzn., De Taak
der Paedagogiek. 5: Voor Vrouwen, door Elia.
M. Bogge. Uit de Natuur, door Jao. P. Thgsse.
6: M. A. Strater, Tentoonstelling Gestel. Dr.
Fred. van Eeden, Indrukken van de Schwartze Ten
toonstelling. Henri Borel, Dramatische Kroniek.
7: en 8: Dr. M. B. Mendes da Costa,
Tooneelherinneringen nit 1811 (slot), 9: Alb. Plasscbaert,
Isaao Israëls, J. Baedecker. Bik Wouters.
Sem Dresden, Muziek in de Hoofdstad. Prof,
C. A. Pekelharing, Ad»Gerlo (boekbespr.) W,
van Nes, Querido's Kunst. 10: Andréde Ridder,
Cyriel Bnysse's, Zomerleven. 11: Fin. en Eeon.
Kron., door J. D. Santilhano. 12: Spreekzaal.
Haegsche Brieven, door jhr. mr. dr. v. L. 't. H.
Oorlogsnieuws van... verleden jaar. 13:
Leekenspiegel. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland.
14: Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Onze
Gezant te Sofia, teekening van Joh. Braakensiek.
Bijvoegsel: Het Initiatief van Minister Pleijte,
teekening van Joh. Brankensiek.
EENE SCHOOL VOOR
WIJSHEID
Men zou het oolijke puntdichtje van
onzen Constantijn Huijgens:
Wie naar geleerdheid zoekt, en wijsheid niet
daarbij,
Leeft met de kamenier, en gaat mevrouw
voorbij",
kunnen plaatsen als motto bij de be
weging, op touw gezet, om eene Inter
nationale Hoogeschool voor Wijsbe
geerte op te richten, die te Amersfoort
zal zijn gevestigd. 1) Reeds heeft zich
ook alweer de kritiek van dit denk
beeld meester gemaakt, en spottend ge
vraagd: of nu warempel Amersfoort ook
zijn universiteitje hebben moet!" Laat
men toch, zoo heet het dan verder, in
ons reeds zoo snipperziek land niet nog
meer gaan versnipperen, en aan de vier
universiteiten, welke wij reeds rijk zijn,
weer een vijfde trachten toe te voegen.
Intusschen wordt met opmerkingen als
deze aan de zaak, die het geldt, blijkbaar
onrecht gedaan.
Ja, wanneer het er inderdaad om te
doen scheen, dat Amersfoort zich naast
Leiden, Utrecht, Groningen en Amsterdam
wilde scharen om ook nog'n academie"
te bezitten, dan zouden wij het energieke
stadje aan de Eem inderdaad van over
spanning mogen betichten. Maar blijkbaar
is het denkbeeld geenszins van Amers
foort uitgegaan, doch van eenig
landgenooten, die iets werkelijk noodigs
meenen tot stand te moeten brengen.
En, verstaan wij het wel, dan is het ook
zeker niet hun bedoeling, om een vijfde
copie te maken van eene Nederlandsche
universiteit.
Het is misschien eerder te betreuren,
dat voor een dergelijk' plan inderdaad
aanleiding is blijken te bestaan, en dat
het onmiddelijk een vrij grooten aan
hang heeft kunnen vinden, van
landgenooten, die met beide voeten op den
beganen grond der werkelijkheid staan.
Want dit wijst op een leemte, op eene
behoefte.
* *
Die leemte, die behoefte, is er een van
onzen geheelen tijd. Het is de leemte
van de wijsheid, die door de wetenschap
wordt overgroeid.
De klacht van de overvolle verstande
lijkheid, welke aan de innerlijke kracht
en aan de karakterdiepte der levende
geslachten afbreuk heeft gedaan, die
klacht heeft ten onzent en elders reeds
herhaaldelijk geklonken. Daargelaten, of
de geheele eeredienst van het weten voor
de wetenschap* zélve aan alle beloften
heeft voldaan, heeft zij in elk geval voor
het mensch zijn, voor het denken en voor
het doen, te weinig vrucht, en misschien
meer verdorring gebracht.
1) De nauwkeurig toegelichte oproep is
onderteekend door: Prof. L. E. J. Brouwer,
Amsterdam, Voorzitter; J. D. Reiman Jr.,
Amersfoort, Prinses Marielaan No. 2, Alge
meen Secretaris; Baronesse M. van Asbeck,
den Haag, Surinamestr. 29, Penningm.esse,
Licenciée es lettres de l'Universitéde Paris;
Dr. J. v. d. Bergh van Eysinga?Elias,
Santpoort; H. P. J. Bloemers, Alg. Secretaris
v. d. Mij. tot Nut van 't Algemeen,
Amster.dam; J. A. Blok, c. i., Deventer; Dr. Frederik
van Eeden, Bussum,alsdagelijkschbestuur;
verder met vele bewijzen van instemming.
Kon dit ten slotte nog aangrijpender
zijn uitgekomen dan in dezen oorlogstijd
zelf?
Wat is er gebleken, in de groote
heelof half-wetenschappelijk gevormde lagen
der menschheid, voor bijzondere
zelfbeheersching, voor bijzondere wijsheid,
voor bijzonder hoogheid van gemoed,
gerijpt te zijn geweest? Bij de meesten,
bij de voornaamsten, niemendal.
En bijvoorbeeld Duitschland l
Duitschland was ongetwijfeld het land, en
hoe ging het er trotsch op, waar het
hardnekkigst en het veelvuldigst weten
schappelijk werd gearbeid. Het land van
universiteiten; van hoog- en privaat
geleerden; van boeken, tijdschriften en
verhandelingen; van bibliotheken en labo
ratoria; van den Gesundbrunnen der
Wissenschaft". Doch grooter echec is
nauwelijks te denken, dan dat van de
Duitsche wetenschappelijke wereld tegen
over de zedelijke moeilijkheden van dezen
oorlogstijd. Er zal ook ten onzent wel
niemand zijn, die niet bedroefd en ver
baasd heeft gestaan over geëerde
coryphaeën in zijn vak van studie, die op
zógrove wijze en met zóonwaardige
taal, uit het menschelijk evenwicht ge
slagen zijn.
Juist in gespannen oogenblikken wordt
de wezenlijke waarde der menschen ge
meten. En wat hecht men ten slotte aan de
weters en denkers, die, gelijk de filo
soof van Molière's kostelijke parodie,
zeer fraai en uitvoerig wisten te spreken
over het vermogen om naar verstand
en rede te leven", maar in een bulderende
vloekbui uitbarstten, zoodra hun iets in
den weg werd gelegd?
Trouwens, de geheele ontzetting van
dezen oorlog is weer een bewijs, dat
ook verlichting en kunde, de menschen
niet tot beheerschiug hunner driften
hebben kunnen brengen. De koele rede"
zeide Rousseau heeft nimmer iets
doorluchtigs gedaan".
***
Het lijdt geen twijfel, of het geheele
weetgierige verstandsleven van de laatste
halve eeuw, is een koers uitgevaren,
waar de luwten van weldadiger geest
kracht en zielenadel, die er werden voor
speld, niet gekomen zijn.
Men doet aan het voortreffelijke dat be
reikt is, niette kort, door te zeggen, dat er
bijster veel leege hoogmoed, veel onbe
vredigende eenzijdigheid, veel karakter
loosheid, veel modern bijgeloof en veel
scheeve levenswijsheid naar de opper
vlakte zijn komen drijven. En de ge
heele onwikkeling der wetenschap, hare
specialiseering en hare eigen-wijsheid,
hare neiging tot het stoffelijke en tot het
enkel verstandelijke,heeft dit in sterke mate
in de hand gewerkt.
Ook over de hoogescholen is deze
schaduw gevallen; ten onzent bijvoor
beeld zeer voelbaar door de wetgeving
uit den radicalen tijd, waarbij elke
algemeene, den mensch vormende voor
opleiding werd uitgestooten, en de vak
studie alpha en omega werd. Wel is
daar natuurlijk de Philosophie k n
vak van studie, dat met eere beoefend
wordt. Maar zij staat naast en los
van de vele takken van wetenschap;
en van een algemeen zoeken naar de
wijsheid, waaruit elke bijzondere
levenskennis eerst verder opgroeien moet, is
geen sprake.
En zoo is het te denken, dat den
jongelingen, die de tempels der weten
schap verlaten met vele en lange en
hechte koorden in de hand, doch zonder
het diepere inzicht om ze saam te vlechten
tot n, vast richtsnoer voor leven, doen
en denken, dezelfde kreet op het
harte ligt, die reeds eeuwen terug de
studenten aan de Parijsche Sorbonne
hunnen leermeesters toeriepen, wanneer
deze hunne stellingen gingen toelichten:
Spreek ons van de ziel".
En toch was juist die middeleeuwsche
wetenschap nog veel meer op het ont
plooien van algemeene wereldwijsheid
gericht, dan de hedendaagsche.
* #
*
Vervulling van dit gemis, daarop ook
richten zich de zooevengenoemde plannen
voor eene School voor Wijsheid. Of zij
tot verwezenlijking zullen komen, valt
niet te voorspellen. Dat zij het waard
zijn, en dat zij ernstige aandacht verdienen,
zeer stellig. Het ware mij ongetwijfeld
liever, indien onze universiteiten zelve
deze taak, die toch ook de oorspronkelijke
roeping van alle universiteiten geweest
is, weder opnamen. Maar voorloopig
is die reorganisatie nog zoo verre. En is
een zoeken buitenóm, gewettigd.
Het is niet slechts het belang van een
kleinen kring, dat 't hier geldt. En het
is er niet om te doen, 'n luttel getalletje
speciale wijsgeeren" te kweeken. Eene
school als de bedoelde, die trouwens in
verschillende buitenlandsche onderwijs
instellingen punten varf voorbeeld kan
vinden, is op algemeene werking aange
legd. Indien er iets noodig is als gemeen
goed onder een volk, onder zijn leiders en
voorgangers, dan is het wijsheid, dat is:
het oordeel voor'tien richtigen weg.
De wijsheid, die vaak groeit op de ruïnes
van het weten en denken, maar waaruit
de teelaarde voortkomt voor het leven en
het doen. Er is niemand, in geen rang
en geene werkzaamheid in de maat
schappij, die daar niet mede is gediend.
De practicus" niet in de laatste plaats!
En wanneer eene instelling kan worden
in 't leven geroepen, die aan jongelieden
gedurende enkele jaren de gelegenheid
biedt tot eene wijsgeerige en veelzijdige
geestesontwikkeling; wanneer aanstaande
voormannen, op welk gebied ook, daar
van iets met zich uitdragen, dan zal
de gemeenschap er zeker wel bij varen.
Want de leerstof, die er geboden moet
worden, is immers, kort saam te vatten
als deze: het gezelschap van groote
gedachten, de bezieling van groote idea
len, het voorbeeld van groote resultaten,
en de troost van groote teleurstellingen !
En wanneer men zich dan afvraagt,
hoe bij dit alles Amersfoort in 't spel
komt, klinkt er dan misschien ook iets
van eene verklaring uit deze woorden,
eens door den Kruisprediker Bernardus van
Clairvaux tot lof van de natuur in zijne brie
ven neergeschreven: Experto crede...":
Geloof het van mij, die het ervaren heb,
gij zult in de bosschen iets anders nog
vinden, dan in de boeken; de stammen
en de steenen zullen u or,ierwijzen wat
gij van uwe leermeesters niet hooren
kunt."
v. H.
inruil lUtlUIIIIIIIIIIIIIIII
Door de gebeurtenissen, die in de laatste
weken op het Balkanschiereiland voorvielen,
is een nieuwe episode van den oorlog be
gonnen. Misschien wel de beslissende. Maar
de ervaring heeft geleerd, dat men voor
zichtig dient te zijn met dat woord.
Hoevelen zijn er niet geweest, die verwacht
hadden, dat het groote offensief van de
centrale mogendheden tegen Rusland de
beslissing over den einduitslag van dezen
oorlog zou hebben gebracht! Zoodra Rusland
buiten gevecht was gesteld, zoo meenden
zij, zouden de Duitschers een doorbraak
doen aan het westelijk front en hetzij Parijs,
hetzij de havens aan het Kanaal bezetten.
Daarmede zou dan de oorlog misschien nog
niet ten einde zijn, maar aan de centrale
mogendheden zou de overwinning niet meer
kunnen worden betwist.
Het ziet er nog niet naar uit, dat aldus
zal geschieden. Rusland's kracht is nog niet
gebroken; in de laatste weken zijn de legers
der Centrale mogendheden in Rusland niet
meer vooruitgekomen; alleen in de omstre
ken van Dunaburg gaan zij nog aanvallender
wijs te werk; overal elders is er stilstand
in het oostelijk front; in Oost-Oallicië heb
ben de Russen juist in de allerlaatste dagen
weder een succes van eenige beteekenis
behaald.
De vermindering in kracht van het
DuitschOostenrijksche offensief tegen Rusland kan
voor een deel maar ook alleen voor een
deel verklaard worden door den nieuwen
aanval op Servië, waarvoor troepen gebruikt
worden, die anders aan het oostelijk front
dienst hadden kunnen doen. Vermoedelijk
heeft Duitschland echter, na den slag in
Champagne en Artois, ook nieuwe strijd
krachten naar het westelijk front gestuurd.
Het moet echter nog een te groot deel zijner
troepen in Rusland te velde houden, dan dat
het zijne kracht zou kunnen concentreeren
voor een poging tot doorbraak van het
FranschEngelsche front. Evenmin schijnt het aan de
legers van French en Joffre nog te zullen
gelukken om een groote bres te schieten
in het Duitsche front. Zoo is er op het
oogenblik weinig reden om te verwachten,
dat hetzij in het Oosten, hetzij in het Westen,
krijgsgebeurtenissen zullen voorvallen, waar
door de beslissing een heel eind dichterbij
wordt gebracht.
Zal dan de nieuwe oorlog op het
BalkanSchiereiland den evenaar uit het huisje doen
slaan? De mogelijkheid daarvan kan niet
worden ontkend; maar nu het aantal
oorlogstooneelen" steeds grooter en grooter
wordt, vermeerdert ook de kans, dat een
nederlaag op het eene tooneel" wordt goed
gemaakt door een overwinning op het andere.
Ook heerscht er naar onze meening een
schromelijke overdrijving in de berekening
van de gevolgen, die een eventueel onder
den voet loopen van Servië door de
DuitschOostenrijksche legers zou hebben. Dat de
Duitschers dan Turkije te hulp zouden kunnen
komen, is zoo klaar als de dag; dat het dan
nog moeilijker zal worden, dan het reeds
blijkt te zijn, om de gemeenschap van
Rusland met de Middellandsche Zee te
herstellen, behoeft evenmin betoog; maar
alle verdere gevolgen van een verovering
van Servië door de troepen der centralen:
de bedreiging van het Suez-kanaal, ja van
de geheele Engelsche macht in Voor-Indië,
behooren tot de middelen, waarmede de
Duitsche pers den grootheidswaanzin van
haar publiek helpt verergeren, en waarvan
een aantal bladen in andere oorlogvoerende
landen zich bedienen om alarm te slaan
tegen een regeering, die naar hunne meening
den ernst van den toestand niet voldoende
inziet.
Ook zonder deze overdrijvingen zijn de
jongste gebeurtenissen op den Balkan al
ernstig genoeg voor de Entente. Zij is er
niet in geslaagd, Boelgarije af te houden van
een verbond met de centralen; zij is op het
oogenblik er zelfs nog niet zeker van, of
Griekenland een aanval van Boelgarije op
Servië zal helpen afweren; zij heeft even
min Roemenië nog tot openlijk partijkiezen
kunnen bewegen, al schijnt zij goede redenen
te hebben om te verwachten, dat dit rijk
zich ten slotte aan hare zijde zal scharen.
Dat Boelgarije de vijandelijkheden tegen
Servië reeds begonnen is, staat, terwijl wij
deze regels schrijven, nog niet vast; maar
dat het dit weldra zal doen, is in hooge
mate waarschijnlijk. Tsaar Ferdinand heeft
zijn eigen lot en dat van Boelgarije aan de
zaak der centrale mogendheden vast ver
bonden ; met hulp van Duitschland en Oos
tenrijk hoopt hij niet alleen te herwinnen,
wat bij den vrede van Boekarest verloren
ging, maar aan Boelgarije een nog grooter
uitbreiding van gebied te geven en het tot
den machtigsten staat van het Balkanschier
eiland te maken.
De Koburger, die op den troon van Boel
garije zit, heeft altijd getoond, een slim
zakenman te zijn; hij zal zich dan ook ver
moedelijk zeer vermaakt hebben met de
lectuur van eenige artikels in Russische,
Engelsche en Fransche bladen, waarin hem
verweten werd, dat hij zich aan de snoodste
ondankbaarheid tegenover Rusland schuldig
maakte. In de politiek is dankbaarheid een
even onbekende beweegreden als edelmoe
digheid. Niet uit edelmoedigheid heeft Rus
land de Boelgaren van de Turksche heer
schappij bevrijd, maar omdat een onafhankelijk
Boelgarije vooral een Boelgarije met de
grenzen, die Rusland het bij den vrede van
San Stefano had toegedacht een middel
zou zijn, waardoor Rusland zijn invloed in
het Balkan-Schiereiland kon vermeerderen.
Zoodra Boelgarije zich aan de voogdij van
Rusland begon te onttrekken, heeft het zich
dan ook de ongenade van den machtigen
beschermer op den hals gehaald.
Dat Tsaar Ferdinand tegenover Rusland
verplicht zou zijn geweest, zoo al niet de
zijde der Entente te kiezen, dan toch in
geen geval zich bij de tegenpartij te voegen,
wordt vermoedelijk zelfs niet gemeend door
hen, die dit openlijk hebben uitgesproken.
Het verwijt van ondankbaarheid is alleen
een bewijs van de grenzenlooze minachting,
die de leiders der openbare meening koeste
ren voor het publiek, waartoe zij zich wen
den. Maar men kan het ook beschouwen
als een bewijs van hunne groote
menschenkennis; zij weten wel, dat doorgaans, maar
vooral in oorlogstijden, niet de rede, maar
de hartstocht het oordeel der menschen
bestuurt.
Bij zijne beslissing ten voordeele van de
centrale mogendheden zal Tsaar Ferdinand
gemeend hebben, dat het belang van Boel
garije deze keuze eischte; zooals bij alle
oorlogvoerende staten, heeft ook voor de
regeering van Boelgarije het staatsbelang
den doorslag gegeven. Of zij zich daarin
niet vergist heeft, of werkelijk het belang
van haren Staat gediend wordt door de
leiding van Duitschland te aanvaarden, zal
de toekomst uitwijzen.
De toekomst zal voor een groot deel af
hangen van de beslissing, die Roemenië en
Griekenland weldra zullen hebben te nemen.
Zal Roemenië dezelfde rol trachten te spelen
als in den tweeden Balkan-oorlog en eerst
dan het gewicht van zijn zwaard in de schaal
leggen, wanneer de overige Balkan-staten
reeds verzwakt zijn? Of zullen ditmaal de
omstandigheden niet toelaten, dat het op
even gemakkelijke wijze als in 1913 zijne
positie zal versterken? Voor eenige dagen
werd reeds bericht dat Rusland voor zijne
troepen den doortocht door Roemeensch
gebied zou eischen, om Boelgarije te kunnen
aanvallen. Misschien zou Roemenië even
als Griekenland thans doet voor de
FranschEngelsche troepen, die Servië te hulp komen
dien doortocht willen toestaan zonder
daardoor geacht te willen worden zijne on
zijdigheid te laten varen; maar de kans, dat
het dan nog lang buiten den oorlog zou
kunnen blijven, schijnt ons uiterst gering.
Ook Griekenland zal eindelijk moeten
kiezen of deelen. Indien het waar is, dat de
Boelgaarsche troepen Servië zijn binnen
gerukt, is het reeds thans voor de beslis
sing gesteld, of het zijn verdrag met Servië
na wil komen, ja dan neen. Hoe die be
slissing zal uitvallen daarnaar kan alleen
worden geraden. Sinds de laatste onver
wachte wending in de Grieksche politiek,
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
Uit een circulaire van de Ned.Vereeniging
tegen trekhondenmisbruik:
Laat ieder zoo min mogelijk koopen
bij trekhondenhouders, dan is er mis
schien kans dat het aantal der arme
dieren zal verminderen.
Wel ja, niet alleen het aantal arme dieren
maar ook het aantal arme trekhondenhouders
zal verminderen. Wellicht crepeeren van
den honger.
Hoe de geruchten omtrent oorlogswinsten
in Holland overal doordringen, moge blijken
uit het volgende, gelicht uit een authentieken
brief van een Chineeschen knecht te Foochow
aan zijn meester in Holland:
Gelukkig heeft Holland nog geen
partij gekozen, maar ik ben er zeker
van, dat de handel er zeer goed
bij gevaren heeft. Sommige mijner
vrienden zeggen, dat de zaken in
Holland gedurende den oorlogstijd be
langrijk uitgebreid zijn, en dat dit de
eigenlijke reden is, waarom Holland
nog steeds de neutraliteit volhoudt maar
ik twijfel of dit waar is ja of neen.
Gisteravond half twaalf is de motor
boot Zeemeeuw van de firma' Vermeer
& Van den Arend, liggende aan de
kade van het terrein der firma Furness
aan de Maashaven, gekapseisd."
Is de N. R. Ct., die dit schrijft, wellicht
naar Pro-Engelsch gekapseisd ?
Het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen
heeft het Bureau voor rechtskundige hulp
aan on- en minvermogenden. Hoezeer deze
on- en minvermogenden de voorlichting van
dit Bureau waardeeren moge blijken uit het
volgende, overgenomen uit het jaarverslag
over 1914:
De houding van het publiek toch in
de wachtkamer had dikwijls veel >.te
wenschen overgelaten; het lawaai was
op sommige avonden zoo groot, dat
slechts een bedreiging van den adviseur
om dien avond niemand meer te helpen,
een betrekkelijke stilte vermocht te
brengen. Er werd aan de deur van de
adviseurskamer geluisterd, de stoelen
werden beschadigd, en zelfs de tele
foonleiding doorgesneden.
De Balkan schijnt niet meer tot Europa
te behooren, getuige het slot van het over
zicht De algemeene toestand" uit het Alg.
Handelsblad van 7 Oct. 1915 (avondblad),
waarin o. a. voorkomt:
In elk geval schijnt de Balkan en de
daar geschapen toestand voor het oogen
blik van meer belang dan de strijd in
Europa."
*
Naar uit Brussel wordt bericht, ontvingen
de Belgen, die op 31 Augustus aan de Neder
landsche legatie aldaar op de lijst van
gelukwenschen teekenden, bedankbriefjes
in het Fransch.
En was het Russische ultimatum aan
Bulgarije niet in het Grieksch gesteld?
sinds het aftreden van Venizelos, kan nie
mand eenig peil meer trekken op de hou
ding van dit land. Alleen dit mag men uit
de gedragslijn van Griekenland afleiden, dat
ook in een constitutioneele monarchie de
buitenlandsche politiek, met name in oor
logstijden, zeer afhankelijk is van de per
soonlijke gezindheid van den vorst.
De landing der Engelsche en Fransche
troepen te Saloniki heeft aan de Duitsche
pers aanleiding gegeven, om de huichelarij
aan de kaak te stellen van de Entente, die
aan Duitschland de schending van België's
neutraliteit heeft verweten, maar zich tegen
over Griekenland aan hetzelfde vergrijp heeft
schuldig gemaakt. Mag men de Kölnische
Zeitung gelooven, dan stelt ook de pers van
Nederland en Zwitserland de landing van
troepen te Saloniki geheel gelijk met wat
Duitschland tegenover België heeft gedaan.
In haar nummer van 12 October neemt zij
een telegram uit Berlijn op, waarin men
o.a. leest: Wat baten alle betoogen van
de Londensche en Parijsche bladen, dat de
schending van de onzijdigheid van Grieken
land iets geheel anders is dan wat in België
is gebeurd, tegenover het oordeel van een
onpartijdige pers zooals die van Holland
en Zwitserland?"
Het is ons niet gebleken, dat de Neder
landsche pers in haar geheel dit oordeel
heeft uitgesproken, al achten wij het zeer
goed mogelijk, dat men het heeft kunnen
lezen in enkele Nederlandsche bladen, die
de Kölnische Zeitung als onpartijdig be
schouwt. Maar voor gegrond houden wij
dit oordeel in elk geval niet.
Om tal van redenen niet. Maar hoofd
zakelijk om deze, dat Griekenland zich