Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Oct. '15. No. 1999
tot de gezamentlijke inkomsten bij, zoodat
het billijk schijnt haar ook in dezelfde ver
houding in de gemeenschappelijke uitgaven
der Hoofdadministratie en vereenigde kan
toren te laten deelen. Aangezien deze uit
gaven circa f 6.500.000 bedragen, zoude het
aandeel der Posterijen daarin volgens dat
stelsel, ongeveer f 4.350.000 moeten zijn. Het
winstsaldo der Posterijen zoude daardoor
tot ongeveer f 800.000.?verminderen, het
geen wel belangrijk kleiner is dan het hier
boven genoemde cijfer, maar nog altijd bijna
het dubbele van het op de drie diensten
verkregen winstcijfer. Daaruit zoude dan
weder volgen, dat de telegrafie en telefoon
dienst verlies opleveren.
Een juist overzicht te verkrijgen van de
netto-resultaten der telegrafie en telefonie,
ieder op zichzelve, is uit de gegevens der
nota in het geheel niet mogelijk. Daarin
worden toch wel de ontvangsten dezer beide
takken van dienst elk afzonderlijk opgegeven,
maar is dit niet het geval met de uitgaven.
Het is alleen mogelijk bij benadering na te
gaan, welke de resultaten dezer beide takken
bijeengenomen zijn en dan blijkt het vol
gende : '
Inkomsten telegrafie . . .
telefonie....
Uitgaven, telegraaf en telefoon
dienst, na aftrek van kapitaals
uitgaven
f 4.782.700
3.638.400
f 8.421.100
. 5.300.000
f 3.121.100
Rente op door het Rijk voor
geschoten kapitalen .... f 1.115.200
f 2.005.900
Bijdrage aan pensioenfonds enz. 243.000
f 1.762.900
Brengt men echter, zooals boven ten aan
zien der posterijen is geschied, het aandeel
in de gemeenschappelijke onkosten van
hoofd-administratie en vereenigde kantoren
ook ten laste van deze twee takken van
dienst, dan moet dit saldo met ruim f2.200.000
verminderd worden en verandert daardoor
in een tekort van f 440.000.
J. D. SANTILHANO
U&Cl
AMSTERDAM.
Jeudi 21 Octobre
de 3 a 5 heures
avec
REVUE DES MODES
PARISIENNES.
AVIS: Attendue que les visiteurs
dépassent de beaucoup Ie
nombre de places disponibles, nous
conseillons aux Dames de r
server leurs places d'avance. Les
Dames sont instamment priées
de prendre possession de leur
place avant 3 heures.
A partir de 3 heures ! il sera
disposédes places inoccupées.
Frix uu florin.
« *
Haegsche Brieven
Xlll
De Besognekamer, 8 Oct. 1915
Hooggeschatte Heer!
Juist had ik Loudon verlaten en daalde
statig de treden van het vroegere verblijf
van de afgevaardigden der stede Amsterdam
af, als de oude heer" de stoep ging be
klimmen.
Hoe verheugt het mij U in goede gezond
heid weer te zien!", zeide ik met hoofsche
buiging, terwijl ik mijn ouden vriend de
hand toestak.
Weest verzekerd, dat het ook mij een
verheugenis des hartes, een verkwikking
der ziel, een gebenedijd oogenblik in mijn
leven is, U hier te mogen treffen. Schier
geen ontmoeting heb ik meer op prijze ge
steld dan die zich thans in werkelijkheid
gaat vervolledigen!"
Nu heb ik altijd nauwkeurigheid van uit
drukking op prijs ik bedoel prijze
weten te schatten en ik meen zelfs dat de
loftuiting van een zekeren .hoofschen zwier
mijn uitdrukkingen niet onthouden mag
worden. Op onze sociëteit heeft men zelfs
wel een schertsend het verwijt mij doen
hooren, dat ik meer van den tijd van
Lodewijk XIV was dan van deze wel erg
nuchterdoende eeuw.
Doch dit daargelaten, hoe stelde de oude
heer" mij in zijn eerste begroetingswoorden
OORLOQSNIEUWS VAN...
VERLEDEN JAAR
Het was in een der eerste oorlogsmaan
den ; Londen was nog niet de stad der ge
doofde lichten, die het nu is. Het berustende
vertrouwen in het verloop van den oorlog,
het besef van de sterkte en macht van den
vijand, hadden nog niet doen verstarren
het aanvankelijk enthousiasme tot den taaien
wil-van-doorzetten, die nu onder de
Engelschen heerschende is.
Engeland voelde zich machtig, rechtvaar
dig ... en veilig.
Op Trafalgar Square kleurden als feestelijk
de oproepingen to enlist" rondom het
monument van Nelson, de vlaggen der ge
allieerden plooiden nog vroolijk boven de
winkels in Regent Street; op de oefenter
reinen rondom Salesbury werd geëxerceerd
als gold het een groote sportdemonstratie,
en in Portsmouth lagen de oorlogsschepen
als bewust van hun oppermacht ter zee.
Engeland maakte toen den indruk van
den Champion, die zich gereed gevoelt om
in ne ronde te overwinnen.
En het oorlogsnieuws kwam binnen:
Het schreeuwde van de helkleurige kran
tenaffiches, het werd in de schouwburgen
met gejuich van het projectiedoek gelezen,
en, in de hotels tikte het telegraaftoestel
de letters bijeen op lange stroken papier,
tot overwinningsberichten, die in de hall en
eetzaal vaq hand tot hand gingen.
Maanden daarna heb ik Londen terug
gezien ... de oproepingen waren er nog, de
telegraaftoestellen tikten nog... maar de
overwinningsroes was voorbij; de champion
gevoelde het... de eerste ronde was hem
niet meegevallen.
En de berichten werden soberder, de
juichkreten waren verstomd en verstijfd tot
taaien wil.
Toen is ook de pers gaan gevoelen, dat
haar taak meer lag op het gebied van rustig
vertrouwen-kweeken dan in het opzweepen
tot wild enthousiasme.
Het werd een zwijgende worsteling.
Nu zijn wij in de N-de ronde, en,
eenigszins sceptisch haalt een Engelsch tijdschrift
het hoera-geroep van verleden jaar als uit
een ouden doos. Het geeft de
oorlogsberichten van 1?7 October 1914, en schrijft daar
boven : Stroop smeerderij?" wat sommige
onzer tijdgenooten verleden jaar zeiden;
volge hier eene bloemlezing:
Er is o.i. geen reden, om ons over Ant
werpen ongerust te maken. (Times van l
October, Antwerpen viel op 10 October).
* **
De vijand begint te verzwakken, en ge
voelt de groote verliezen aan manschappen
en officieren.
Na twee oorlogsmaanden hebben wij reden
tot volkomen vertrouwen in de overwin
ning. (Daily Mail, l October 1914).
* * *
Wanneer de Russische honderdduizenden
nabij Breslau zullen zijn, en dit is binnen
zes weken te verwachten, dan zullen zij
grooten tegenstand ontmoeten.
Hoe wij Duitschland ook beschouwen, de
finantieele en economische positie van dat
land maakt een bankroet binnen zes maanden
onvermijdelijk. (Evening News, l Oct. 1914).
Er zal onzerzijds geen hulp noodig zijn
om Antwerpen te helpen. (Militaire mede
werker. Times 2 Oct. 1914).
* * *
Antwerpen is veilig genoeg, om het uit te
houden tot hulp gebracht zal zijn. (Times,
2 Oct. 1914).
* *
De opmarsen der Russen is als een on
weerstaanbare vloed.
Een der grootste misrekeningen van
Duitschland is het overdreven vertrouwen
in eigen wapenen.
Wij verwachten niet, dat de Duitschers
succes zullen hebben van hun actie tegen
de grootste Belgische vesting (Antwerpen).
(Times, 5 Oct. 1914).
TITELS VAN ARTIKELEN (headlines)
Angst te Berlijn voor de successen der
geallieerden." (Daily 'Mail, 2 Oct. 1914).
* * *
Uitputting van de Duitsche linkervleugel;
afnemen van de krachten des vijands...
wanhoop der Duitschers." (Evening News,
2 Oct. 1914).
* * *
Reusachtige opmarsch der Russen." (Daily
Mail, 3 Oct. 1914).
* . *
De Duitschers vluchten. Twee groote
nederlagen in Rusland, wilde vlucht." (Dailv
Mail, 5 Oct. 1914).
* *
De overwinnende Russen. 90 Mijlen van
Boedapest.'' (Evening News, [6 October 1914).
* * *
De aftocht van Hindenburg." (Dailv Mail.
7 Oct. 1914).
* * *
Met een lachje, als dat waarmede we
onze jeugddwaasheden beschouwen, rakelt
het tijdschrift deze uitingen op van verleden
weer dadelijk schaakmat. Hem is toch de
Nederlandsche tale in schrijven, gelijk in
spreken, een werktuig, neen, een verfijnd
instrument, dat geen zoo meesterlijk weet
te bespelen dan de oude heer" zelve. Geef
hem de Nederlandsche tale, geef hem de
Nederlandsche volksconscientie, en wat blijft
er voor gansch de liberale, vrijzinnig-demo
cratische, sociaal-democratische pers te be
spelen over?
En ge komt zoo van onzen jongen vriend
Loudon, wien ge ongetwijfeld uw rijpe erva
ring, Uw diep inzicht, Uw geestelijke ver
mogens, het Vaderland, der Koninginne, ter
bate, ter beschikking hebt gesteld ?". aldus
informeerde voorzichtig tastend in mijn
zieleschuilhoeken de oude heer", terwijl we nog
steeds op de stoep van het oude deftige
heerenhuis stonden.
Juist, juist! Alleen ge zijt al te vriendelijk.
Zóvér gaat althans mijn invloed niet, dat
Louden zich mij ter wille van het eenmaal
door hem ingeslagen pad zal laten afleiden.
Daarvoor zijn machtiger geesten noodig
ik behoef waarlijk niet te zeggen aan welke
geest ik hier denk!", aldus verkwikte ik met,
mijn bedunkens, welgekozen woorden de
ziele van den ouden heer." Want in strikt
vertrouwen, Hooggeschatte Heer, onder dat
hooge voorhoold, onder dat grijslinnen vest,
achter die afhangende wangzakken, kortom
binnenin deze meest bekende Nederlandsche
uiterlijkheid, schuilt een kinderhart van zelf
ingenomenheid, een meisjesziele van
ijdeljaar... en die toch al zoo lang geleden
schijnen.
Een overwonnen standpunt; zeker!
Maar grimmiger is de lach geworden,
stijver de vuist!
S.
III II HIIIII l "l" Illlllllll
De Opera Madeleine"
Zeer Geachte Redactie,
Tot nu toe heb ik steeds geweigerd een
woord te spreken over mijn eigen werk
Madeleine" en wanneer ik naar aanleiding
van een opstel van den heer Henri Borel
(De Amsterdammer 26 Sept. 1915) zulks
wél wensch te doen, dan is dit niet om
mijn schepping te verdedigen, doch om te
verklaren, dat de heer Henri Borel niet goed
gelezen heeft.
1. Hij zegt: Uit hun gesprek blijkt, dat
de jonge freule Leny Chamfleur, voordat
de toonkunst haar aan 't moederhart
ontroofde dom en wreed" der douairière
lieveling was." Dat is zij echter altijd
gebleven! Uit hun gesprek blijkt, dat toen
de moeder lieveling van Leny was. Wat
geheel iets anders is, vooral voor het ver
loop der episode.
De moeder zegt:
Kus mij, als Leny kuste! Kinderlijk
Dartel en speelsch zich werpend in mijn
schoot,
Voordat de toonkunst haar aan 't
moederhart
Ontroofde, dom en wreed. Mijn eenig kindje,
Mijn deug Ach, God, waar zou ze nu
nu weer zijn ?" (blz. 4).
2. Hij zegt: de adeiijke naam verplichtte
blijkbaar niet meer, want deze volksleider
is niet van adel"
De moeder heeft ondervonden, dat het
nakomen van haar adelsplicht, met een
adelijk heer te trouwen, haar gebracht heeft
tot een m s a 11 i a n c e, z e d e l ij k be
grepen" (bl. 7) en die ervaring doet haar
Rudolf, die niet van buiten (van naam) maar
van binnen (van karakter) van adel is, z r
consquent als een goedel partij voor
haar dochter wenschen.
3. Hij zegt: Leny komt daarop met...
een eerste prijs conservatoire hoogste klas
uit de muziekschool binnenstuiven".
Het is niet Leny, die de eerste prijs heeft,
maar haar jongere vriendin L i z e, die zij
aan haar moeder voorstelt als de eerste
prijs" heeft de heer Borel deze duiding
in de kunstwereld nooit gehoord ? en
die daarna haar bekroonde compositie uit
voert. Dat alles is zeer duidelik in den
tekst. Leny is allang los van de school,
wat ten overvloede blijkt uit de woorden
van Stahlberg (bl. 32):
Weet je nog van toen
Je mij accompagneerde d'eersten keer?"
Om een knap violist te accompagneeren
moet men geen leerling meer zijn.
4. Hij zegt als een bejaard heer, die
tegen de zestig loopt, het meisje alreeds
veroverd heeft".
De verovering" heeft plaats gehad acht
jaar geleden, en de solo-violist was toen
dus hoogstens twee en vijftig. Madeleine"
is de eind -episode van een
slecht-geplaatste liefde, niet het begin. Dat is heel
duidelijk te lezen!
De moeder zegt:
Wat was zij eerst een rein, zachtaardig
kind,
Vertrouwelijk, toen op Stahlberg zij ver
liefd
Werd voor acht jaar. Een kind nog
was zij toen
En ondoordacht..." (blz. 6).
5. Hij zegt, dat de moeder haar ver
weet, dat zij Rudolf's hand afwees. Dat
doet de moeder niet, maar L i z e (blz. 17).
6. Hij zegt: Het intermezzo eindigt met
het tot bezinning komen van Leny, die uit
roept:
Weg, weg! Is u mijn achting nog iets
waard
Door heen te gaan kunt gij haar houden".
Dat zijn de 10e en de lle regel na het
intermezzo (blz. 25), waarop eerst nog een
door mij aangegeven stilspel plus negen
heele vijfvoeters tekst zijn gevolgd.
7. Hij zegt over Stahlberg: die, daar het
onweert, binnentreedt met:
Ah Leny, ben je alleen ? Kan k' schuilen
hier?
Daar komt een zware bui", (blz. 29).
Echter op blz. 37 begint pas net zichtbare
en hoorbare onweer.
Op blz. 29 onweert het heusch nog niet.
Zie den tekst.
8. Hij zegt: Der liefde roem is ook ge
breken te
Beminnen! Zoo heb k' jou nu lief...
met huid en haar.
Het staat er, heusch lezer!"
tuiterij, een... enfin, ge begrijpt wel wat
ik zeggen wil.
Toch niet, toch niet, niets ware minder
overeenkomstig mijne bedoeling. Sedert Cort
de brug tusschen mij en hem heeft afge
broken, kan allerminst ik mij met de
dingsigheidjes, die Loudon behoort te bedisse
len, onledig houden. Niet dat ik bezwaren
daartegen zou hebben, om der wille van de
zaak zelve. Dit geenszins! Ge weet nog
wel hoe, in de jaren 1901?1905 wij beiden
ens in de Skandinavische buitenlandsche
politiek duchtig hebben geroerd."
Bedachtzaam heb ik bevestigend geknikt.
De herinnering was mij niet bepaaldelijk
welkom. In mijn van drokke besognes van
den allergewichtigsten aard niet ganschelijk
ontbloot leven is metterdaad dit een tijdperk,
welks herinnering mij geen on vermengde ver
heugenis vermag te verschaffen. Nochtans,
nochtans... nochtans, de oude heer" dacht er
blijkbaar anders over, want met kennelijk
welbehagen lichtte het even in zijn oogen
bij de herinnering aan de rijke
levensoogenblikken, toen hél de macht van hél Neder
land in zijn handen samenliep.
Doch met breed gebaar vaagde de oude
heer" de zoete gedachten verre en vroeg
opeens: Wat waart ge voornemens te doen,
mijn beste vriend Erneste?"
Och, nu ge het zoo pertinent vraagt, wil
ik er gaarne zoo openlijk mogelijk op ant
woorden. Mijn plan was even naar de over
zijde van het Plein te gaan: Pleijte zit zoo
Jawel, maar er staat nog mér. Boven de
heele tirade staai (blz. 31): (Troostend,
schertsend) en als deze even wordt
onderbroken door Stahlberg, die zegt in z'n
boozen bui: Wat nonsens!" dan zet ik
boven het vervolg van Leny's gesprek om
toch niet te laten vergeten dat het l u c h t i g e
praat blijft:(?Al maar babbelen d").
Heusch, lezer, het staat er!
* *
*
Wanneer dan de heer Borel zegt: Het
niet heel duidelijke slot", dan komt dat ge
brek aan duidelijkheid waarschijnlijk ook
hierdoor, dat de heer Borel niet goed leest.
Vermelding is nog waard, dat de N. R.
Ct, waar de heeren de Meester en Landré,
als kunst-cerberi, op den loer liggen om
Madeleine" te verscheuren zij zouden
dit reeds gedaan hebben als Sam. Schuyer
hun niet erop had gewezen, dat het libretto
slechts gedrukt is ter kennismaking in
intiemen kring en dat men over een opera
pas bij de uitvoering kan oordeelen, welke
principe men ook als taaleisch voorop zou
zetten met vast vertrouwen zegt: Henri
Borel heeft de moeite genomen dien tekst
te lezen en te analyseeren."
Ja, maar hoe ?
Als dat l e z e n is ?"...
Ik zal niet verder over het geval uitweiden
en mij alleen tot troost aanrekenen, dat de heer
Borel van Wagners meesterwerken zegt:
de tekst is ongenietbaar als gedicht" en
de hoop uitspreken, dat ik, ondanks mijn
zwak vermogen, aan een nederlandsche
componist gelegenheid heb gegeven, te
toonen, wat hij kan. Ik weet dat wel, maar
ik wenschte, dat allen het wéten. Doch
daar behoeft de heer Henri Borel zich niet
zoo over op te winden.
Met de meeste hoogachting,
Uw d w. dr.
Jos. VAN VEEN.
Den Haag, 27 Sept. 1915.
Antwoord.
Ter wille der correctheid zij hier even
erkend dat, door het aandachtig lezen der
vijfvoeters" (?verzen" ware te veel eer) en
wat vluchtiger heenglijden over de
prozaaanduidingen daar boven, inderdaad eenige
onjuistheden in mijn artikel voorkwamen,
voor zoover de intrigue aangaat. Leny blijkt
inderdaad reeds 8 jaar in ontucht verstrikt
te zijn, met den bejaarden heer", die, toen
het eerste ongeluk gebeurde, acht jaar minder
bejaard was. Deze kleine guit" was toen
pas twee en vijftig ! Verder heeft niet Leny,
maar eene vriendin Lize den Ie prijs, en 't
onweerde nog niet" toen de kleine guit"
kwam schuilen, hij zorgde alleen vast droog
te blijven.
Maar daar liep de zaak zoozeer niet over.
De zaak liep over de ridicule taal der hin
kende vijfvoeters, en de grenzelooze na
eveteit van den heer Jos. van Veen geeft ons
hierboven nog meer staaltjes van de aff reuze
banaliteiten, die den tekst van een neder
landsche opera moeten voorstellen. Het blijkt
nu toch gén Uilenspiegel-streek te zijn,
maar in alle ernst meent de schrijver van
deze enormiteiten dat zijn hinkende
kreupeldichten (de lantaarnopsteker placht zózijn
Nieuwjaarswensch te maken) een schep
ping" zijn.
Nóg eens: de nederlandsche taal wordt in
zulk een nederlandsche opera op de
jammerlijkste manier gedégradeerd. Het is een
schande! H. BOREL
v
'S*
Aan dr. P. Molenbroek
WelEd. Zeergel. Heer f
Uw uitgeever zend mij uw brochure de
Onwaarheid van J'accuse" ter bespreeking.
In dat geschrift wordt door u als argu
ment gebeezigd het feit dat de schrijver
van J'accuse" met mij en andere vijanden
van Duitschland" in correspondentie is, om
te bewijzen dat zulk een man geen liefde
voor zijn volk kan hebben.
Ik wensch u te doen opmerken dat ik
met veel Duitschers in correspondentie ben
die hun land en volk zeer liefhebben, en
dat ik zelf uitdrukkelijk heb verklaard een
vriend en geen vijand van Duitschland te zijn.
Iemand die dit niet gelooven wil of niet
voor moegelijk houdt acht ik te zeer door
partijdigheid verblind om een waardevol
betoog te kunnen opstellen.
Hoogachtend
F. VAN EEDEN
Geest en Slagvaardigheid in het
Leger
De steller van het ingezonden stuk over
geest en slagvaardigheid in het leger",
slaat den spijker op den kop.
Ieder onbevooroordeeld officier staat aan
schrijver's zijde en deelt zijne inzichten.
Angstvallig mag nog steeds per dag geen
man boven de vastgestelde 18 percent af
wezig zijn en weigert men elk reserve-officier,
die vór de mobilisatie eene stedelijke be
trekking bekleedde, een langer verlof dan
twee dagen per week.
Nog steeds zijn in meerdere groepen twee
of meer hoofdofficieren aanwezig, terwijl er
ternauwernood voor n werk is, en als
men geplaatst is een streek waar handel en
industrie bloeien, begint men zich werkelijk
bijna te schamen over het weinige dat men
presteert.
Kan men er niet in slagen den arbeid van
de onder de wapenen zijnde troepen meer
productief te maken en dat schijnt moei
lijk laat men dan ten minste er toe
overgaan zoo zuinig mogelijk te zijn en
behoude men in de verschillende groepen
slechts zooveel officieren als noodig zijn
om den dienst gaande te houden en dat
is wel mogelijk.
Men beginne met het voor ± 14 dagen
naar huis zenden van 50 pCt. der bezet
tingstroepen en wijze hiertoe bij voorkeur
aan hen die genegen zijn afstand te doen
van het tractement, dat hen zou toekomen
indien zij onder de wapens bleven. De be
sparing die men hierdoor verkrijgt, gevoegd
bij die, welke het gevolg is van de mindere
vergoeding en welke aan de spoorwegmaat
schappijen voor verlofreizen zal moeten
worden betaald, is niet gering.
Is er reeds bij eene volledige bezetting
voor beide hoofdofficieren in een groep
weinig te doen, te meer zal zulks het geval
zijn als de helft telkens met verlof is.
Door het commando in die groepen op
te dragen aan de officieren van het actieve
leger, is in elk dier groepen reeds ± zes
duizend gulden per jaar te bezuinigen.
Aan die vervanging behoeft niets in den
weg te staan, ja er zijn voordeelen voor het
Rijk en de betrokkenen aan verbonden, daar
deze laatste, met meer werk belast meerdere
ervaring kunnen opdoen, welke voor hun
verderen practijk van niet te onderschatten
belang is.
Men overwege verder of de sector- (ter
ritoriale) commandanten niet te missen
waren. Zij hebben soms niet meer dan 50 a
60 man onder hunne bevelen, hunne bemoeie
nissen met de groepscommandanten zijn zeer
weinige en de enkele zaken van justitie,
waarover zij gaan, zouden gevoegelijk zijn
over te dragen aan die groepscommandanten.
Een gepensioneerd Indisch hoofdofficier,
als sectorcommandant optredend, geniet bo
ven zijn pensioen aan tractement en toelage
ruim zesduizend gulden!
Men bezuinige zooveel men kan, gedach
tig aan:
Where is a will, there is a way.
Een Hoofdofficier.
Verschenen bij S. GOUDA QUINT
te Arnhem:
Prof. Mr. A. A. H. STRUYCKEN,
De Oorlog in België.
VERSPREIDE OPSTELLEN.
90 ets.
De Oorlog en het Volkenrecht.
Luxemburg. België. Het
Haagsche Reglement en de Duitsche
oorlogspractijk. Rechtsonzeker
heid. Fransche en Duitsche rechts
opvattingen.
Boitschland's iuval In België
en Hugo de Groot.
De brief ran Kardinaal Mercler
en het Volkenrecht.
De Belgische zaak en de Vla
mingen.
Het Dnitsche Wetboek over den
oorlog iu België.
Strekking en rechtsstandpunt.
De keuze der gepubliceerde ver
klaringen. Het karakter der
getuigenissen. Aerschot.
In eiken boekhandel verkrijgbaar.
BAKKER & TEERINK - BOEKBINDERS
AMSTERDAM ZZZZ TELEFOON 6828
UTRECHTSCHEDWARSSTRAAT 17-19
BIJ DE REGULIERSGRACHT
BINDEN SCHOOL- EN STUDIEBOEKEN -
GELEGENHEIDSALBUMS - PORTEFEUILLES ENZ.
MMlllIIIMMIIMIIHIimiMIHIMIIIIim
leelijk in de knoei; Van Aalst is heel boos
op hem; en nu wil ik zien wat ik hier weer
in het reine vermag te brengen l"
Tja, tja, t ja, die jonge Indische advocaatjes
dan ook! Onverantwoordelijk, zooals die
brave Pleijte die geschiedenis met het
Bankatin in ruil tegen Duitsche chemicaliën heeft
aangepakt. Doch, ik duid hem deze onhandig
heid niet al te zeer euvel. Ook de jeugd de
rijpere jeugd wel te verstaan behoort
door schade en schande wijs te worden!",
aldus verdedigde de oude heer" Pleijte's
wanbeleid. En gretig voegde hij er opeens
aan toe: Was van Aalst erg boos?"
Met een schouderophaal heb ik mij van
een direkt antwoord afgemaakt. Van Aalst
had mij uitdrukkelijk gevraagd niets los te
laten, vooral niet tegenover den oude heer"
en de eerste wien ik er over sprak, was
warempel the man himself. Zou ik heusch
last krijgen van den komenden ouden dag?
Zoo de Almachtige mij slechts sparen wil,
tot mijn lieve vaderland dit waereldgebeuren
is te boven gekomen!
De laatste woorden schijn ik overluid
gesproken te hebben kwaal van den
komenden ouden dag immers, Hooggeschatte
Heer? want met blijheid in de klank
zijner woorden, met gloed in het licht zijner
oogen, zeide de oude heer" opeens: Hoe
hebt ge mij dat uit het hart gegrepen, beste
vriend Erneste! Is schier heel ons zijn en
ons streven van oudste en wijste mannen
des Nederlandschen volks niet alleeniglijk
op dit doel gericht ? Doel, dat zèdichtbij
schijnt; en toch ook weer zóveraf!"
Geroerd heb ik den ouden heer" de hand
gedrukt. Maar eenmaal op dit stokpaardje
in den zadel gekomen, dacht hij er niet aan
zoo dadelijk weer af te stijgen. Vór ik het
wist had ik een toelichting vernomen op
het aardschokkend-artikel in De Standaard".
Onafwijsbaar schijnt het einde nabij. Dit
is mij thans duidelijk geworden en wel
op de stoep van de oude Amsterdamsche
woonhuize, waar eens de machtige koop
lieden, afgevaardigden van de gekroonde
keizersstad, ter vergadering van de Generale
Staten togen. De plaats moge vreemd schijnen,
doch is de zaligheid niet overal
verwinbaar?
Mijn langdurig gesprek met mijn ouden
vriend, gaf mij het voorgaande in de pen.
Doet er uw voordeel mee, zoo ge wilt!
Met gevoelens van vriendschap en hoog
achting, Uw
Jhr. mr. dr. ERNESTE VAN L. 'T H.
(Oud-Lid van de Staten van Zuid-Holtand)
mtnmtiittumiiiliiiiiMiimmtimiiiiiiuiiiiiimitiiiimiioiiiiiiiiiiiiiiiu
Voor een tijdelijk wetenschappelijk his
torisch onderzoek (vaderlandsche geschie
denis) wordt te Amsterdam gezocht een
ASSISTENT(E),
bekwaam tot het verzamelen en zelfstandig
bewerken van bronnenmateriaal.
Belooning volgens nadere afspraak.
Brieven met inlichting aan 't Bureau,
Keizersgracht 333, letter B Z.