Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Oct. '15. No. 1999
trouwens niet nu eerst, 'maar reeds vroeger,
toen Engeland en Frankrijk troepen hebben
geland op sommige eilanden In de Aegeïsche
zee heeft laten welgevallen, met een
protest, dat niemand als ernstig gemeend
heeft kunnen beschouwen, wat België met
alle middelen, waarover het beschikte, heeft
trachten af te weren. Indien België zich
vergenoegd had met een schijn-protest en
de Duitsche troepen had doorgelaten, zou
bjj de onzijdige volken de verontwaardiging
over het formeele onrecht, dat Duitschland
pleegde, zich ternauwernood hebben geuit.
wat wél verontwaardiging heeft gewekt,
dat was: het brengen van de rampen van
den oorlog over een volk, dat niet de minste
gezindheid had om zich in den oorlog te
mengen.
Indien de Kölnische Zeitung dit nog niet
weet, kan het geen kwaad, dat het haar
nog eens wordt gezegd. En ook moge zij
dan weten, dat de groote meerderheid van
het Nederlandsche volk zich niet laat mis
leiden r door drogredenen, als waarmede in
in het genoemde artikel nog eens wordt ge
tracht, den inval in België goed te praten.
Wat de Entente doet tegenover Griekenland
zoo leest men daar geschiedt omdat
dit haar het best gelegen komt. en is dus
een .naakte rechtsbreuk"; wat Duitschland
tegenover België heeft gedaan, geschiedt uit
noodweer en .verloor daardoor het karakter
van een onrechtmatige handeling,"
In Nederland nu'?alleen de bladen, die
de Kölnische Zeitung voor onpartijdig houdt,
denken er misschien anders over! is men
van meening dat Duitschland den inval in
België niet heeft gedaan uit noodweer, maar
omdat het aan den generalen staf het best
gelegen kwam, door België op te rukken
naar Frankrijk. Aus reiner Opportunitat"
dus, wat -r- naar het oordeel der Kölnische
Zeitung niets anders is dan ein nackter
Rechtsbruch."
13 Oct. 1915 G. W. KERNKAMP
IIIMMIfflIIIMIHMIIKIHHIIIIIIIIIimilllllUlIIll
F. HART NIBBRIG t
(geb. 5 Apr. 1866, overl. 13 Oct. 1915)
Met deze ook als mensen zoo sympathieke
figuur is, in de kracht van zijn leven, nog
geen vijftig jaar oud, een van onze meest
gevoelige kunstenaars heengegaan. Hart Nib
brig; stelde tegenover het streven van vele
anderen naar het vastleggen van een vrij
korte impressie het geduldig uitpluizen van
het genotene. Hij karteerde het niet: hij
vatte goed en degelijk samen: maar hij
had behoefte aan het weergeven van het
gevoelige, hechtte daarom aan zuiverheid van
lijn en juiste onderscheiding van kleur- en
toon-schommelingen. Daardoor leeft er in
zijn kunst, naast het diepgevoelde, een wel
dadig aandoende rustigheid. Vaak, vooral
in zijn zonnige vergezichten, paart zich
daaraan een opgewektheid, die soms tot
blijde vreugde wordt, zonder ooit scha
terend of zelfs juigend te zijn. Maar de
weelde van zonnedagen met verre verschie
ten, van korenvelden en klaverweiden, van
duindorpen en verren horizont, Nibbrig heeft
ze ons op zijn bescheiden, nooit opdringerige
wijze gegeven in altijd sympathieke en steeds
serieuse enterpretatie. Een tijdlang heeft
hij daarvoor volgens het pointillé-procéd
geschilderd, dat hij hier te lande na Tooiop
is gaan toepassen, maar in fijner nuanceering
en dat hij van allen het best beheerschte.
Daarmede het trillende van de zomerwarmte
weer te geven is hem herhaaldelijk uitne
mend gelukt, vooral wanneer hij tevens de
door de Fransche schilders het eerst toege
paste complementaire kleuren in practijk
bracht.
Later is Nibbrig weer van het
pointilleeren teruggekomen tot het schilderen zon
der stipjes:
Maar nooit heeft hij losgelaten, hetgeen
«tiHimiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiuiiiuiiiiiiiiiiimi
«n
JAN SNUFFELS GING UIT VRIJEN
DOOR
AAK BOONEN
III
De waard, die veel menschen had hooren
spreken en zien handelen, voelde maar al
te wel, welk dorpsmeisje den gast best zou
passen.
Hij was stellig overtuigd dat de vriend
hier in het dorp zijne keuze zou vinden.
Die van Honders, die van Winkels, dat waren
ferme boeren, die er goed voor zaten. En
de dochters, bonken van vroulie, konden
werken als trekossen. Dat waren nog boeren
van den ouden stempel. Niets ging verloren,
enkel de krullend-blauwe rook door den
schoorsteen.
Zoo, zoooo... moet het zijn... zijn,"
hakkelde Jan.
En nu begon de herbergier, Jan's hart nog
waterachtiger te maken. Zooveel boender
laad hadden die van Honders hier aan de
grens liggen, nog meer hectaren hadden zij
in de kom van het dorp. Zij verhuurden
daarbij nog een paar pachthoeven, hadden
nog bosschen en veel uitstaande geld. Bij
Honders waren drie dochters, voor wie de
tijd van trouwen gekomen was. Goed van
aard waren ze. Die ze kreeg was er niet
mede bedrogen. Met het tiende deel van
zijn kunst bovenal eigen is: het zoeken naar
het effect van het zonnige buiten. Den eer
sten stoot in die richting hadden de Fransche
neo-impressionist en van Gogh hem gegeven,
maar hij was hen niet nagevolgd, doch had
zich eigen inspiraties volgende, een sterke
persoonlijke schildertaal geschapen. Het zoe
ken van het zonnige is hem ook als hij niet
pointilleert steeds eigen, in zijn landschap even
zeer als in zijn figuur. Als figuur- en portret
schilder was hij even ernstig als in zijn
landschappen. Eenige portretten heeft hij
geteekend voor dit weekblad o.a. die van
Alb. Neuhuys (28 Juli 1895), Pier Pander
(24 Nov. 1895), Jhr. C. Hartsen (27 Oct. 1895).
Met medegevoel karakteriseerde hij de
volkstypen op onze landwegen, daarbij vaak
den nadruk leggend op het verwordene van
hun gestalten. Wij denken hierbij aan het
groote schilderij in Amsterdams Gemeente
museum, aan het doek Bittere spot" (een
gebochelde werkman te midden van zijn
kameraden) en dergelijke. Nibbrig hield van
het arme landvolk, hij hield ook van het
mooie dat het zich zelf schept om zich
heen: de tuintjes, de garaniums, de
heggetjes. Zijn werken zingen, naast de blijheid
van hollandsche zonnedagen, ook van het
wel en wee vooral van de boeren in het
Gooi, die hem zoo lief waren.
In het Gooi, waar Nibbrig de laatste jaren
woonde, is hij na een droevig lijden, te
jong nog, gestorven. Van zijn leven willen
wij niet verhalen: het is meer dan eens be
schreven en gewaardeerd. Moge de assche
van dezen kunstenaar, wiens kunst was,
ernstige, gevoelige liefde, in vrede rusten)
'sGrav., 13 Oct. '15. W. MARTIN
llllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Prof. Dr. G. COHEN
Het portret van prof. dr. G. Cohen, den
hoogleeraar der Amsterdamsche Univer
siteit, die thans als Fransch officier
zwaar gewond werd, zal menigeen hier
te lande belang inboezemen. Dit portret
is zoo juist ontvangen, en toont Cohen
als herstellende.
i lliliiu t in in n minimin
INVAL IN RUSLAND
1708-1812?1915
De veldheer, die, steunend op het
Weichselgebied als uitgangspunt, onderneemt in Rus
land binnen te dringen, ten einde dit land te
treffen in een zijner levenscentra, heeft de
keuze tusschen drie wegen: den weg naar
het Noorden, die over Riga of Dünaburg
leidt naar Petersburg; den weg naar het
hart des rijks, die langs twee lijnen, de lijn
hun fortuin kon men heerlijk door de wereld
komen. Schoon waren ze niet.
Het ha... haar was de koebeest niet,
als ze maar een goeden uier onder had,"
gekte Jan, wiens gezicht straalde van
blijdschap.
Juist, zoo moet het zijn!"
Nu vergrootte de baas nog eens het for
tuin, noemde den overgrooten eigendom bij
zijn waren naam. Hij onttakte den familie
boom. Het waren nette lui.
Als Jan nu zijn verwondering uitdrukte,
dat er nog niet een van de drie getrouwd
was, bemerkte de gastheer, dat zij vrijers
genoeg hadden gehad. De ware broeder
was nog niet gekomen. Vele jongelui had
den er aangevrijd, maar gewogen, werden
zij te licht de weegschaal achter de deur.
Nu begon Jan ook te twijfelen of hij zich
zou durven vertoonen. Doch die niets waagt,
heeft ook niemendal.
Maar toen de waard hem nu geruststelde,
dat hij, deftige en rijke boer, zich mocht
aanbieden, wijl hij wist wat hij zei. Hij
kende de lui heel goed, ze kwamen en
gingen nog al dikwijls tot en over de grens.
Zoo het Jan tegenviel wat niet te ver
onderstellen was, dan zou hem de waard
wel elders te recht wijzen, wijl hij al de
menschen van hier en den omtrek kende en
wist hoe zwaar ze wegen en hoeveel kilos
ze trokken. Eenige stappen meegaande,
wees hij hem uit met hand en voet. Even
achter het dorp zou Jan aan een kruisweg
komen. Hier moest hij links inslaan en de
eerste groote huizing, overlommerd met
hooge populieren, was Hondershof.
De boer dankte hartelijk en zou hem van
avond op de terugreis den uitslag mededeelen.
Stramproy lag vlak voor hem: roode pannen
en mossig rieten daken van dicht aaneenge
sloten huisjes, waarboven groenende hoornen
Kowno-Wilna-Witebsk of de lijn
GrodnoMinsk voert naar Smolensk en vandaar naar
Moscau; den weg naar het Zuiden, die over
Kiew brengt naar de Ukraine.
Sedert het bestaan van het Russische rijk
wordt thans voor de derde maal de
reuzenpoging ondernomen: in 1708 nam Karel XII
den weg naar het Zuiden, na eerst de cen
trale lijn Grodno-Minsk te hebben gevolgd;
in 1812 toog Napoleon langs de lijn
KownoWilna naar Moscau; men vermoedt nu, dat
de Duitsche generale staf den noordelijken
weg naar Petersburg op het oog heeft, tenzij
hij alle wegen tegelijk mocht willen bewan
delen. De vergelijking van het nu gebeurende
met het in 1812 gebeurde ligt zoozeer voor
het grijpen, dat men van alle zijden op
de punten van overeenkomst tusschen de
twee ondernemingen heeft gewezen. De tocht
van Karel XII heeft veel minder de aandacht
gewekt. Toch loont het de moeite, het onder
nemen van den Zweedschen veroveraar te
vergelijken met het ondernemen van den
Franschen veroveraar. Ondanks de wisseling
der tijden en dientengevolge van vele om
standigheden, vertoonen de twee gebeurte
nissen zoo treffende punten van besliste
overeenkomst betreffende haar verloop,
dat daaruit misschien iets valt te gissen
aangaande sommige waarschijnlijkheden,
welke het ondernemen van den nu optreden
den Duitschen veroveraar kunnen bedreigen.
De tactiek der Russen tegenover den inval
van 1708 en tegenover den inval van 1812
is volmaakt dezelfde. Heel hare opgave
luidt: den vijand lokken naar de gapende
diepten van het ontzaglijke binnenland, daar
door afbrokkeling en gebrek aan hulpmid
delen zijn ondergang bereiden. De eigen
troepen klampen zich aan den indringer
vast, bewegen zich met hem mee, voorwaarts,
achterwaarts, bij voorkeur achterwaarts,
verwoesten op de vrijgelaten route alles dat
den vijand van dienst kan worden, bestoken
diens leger zonder een beslissend treffen te
wagen, leveren vooral slag met het doel,
menschen materiaal te vernietigen, desnoods
ten koste van een nederlaag, die door
spoedigen aftocht weer moet worden ge
dekt. Deze tactiek werd voor het eerst
vastgesteld door den krijgsraad, dien Peter
de Groote te Grodno belegde in Febr. 1708,
bij de snelle nadering van het Zweedsche
invasieleger. Peter is haar trouw gebleven
tot het gelukkige einde van den oorlog,
zoowel tegenover Karel zelf, als tegenover
het hulpleger van Lewenhaupt, totdat hij
berekende, met een verpletterende meerder
heid onfeilbaar den nekslag te zullen toe
brengen aan het armzalige overblijfsel van
de Zweedsche legers, dat de ellende en de
ontberingen gespaard hadden, en aan de
handvol kozakken van Mazeppa, die hun
aanvoerder bleven volgen tegen den Keizer.
In 1812 wordt de tactiek belichaamd in haar
vol-overtuigden, hardnekkigen vertegen
woordiger, den bevelhebber van het eerste
Westerleger, Barclay de Tolly. Napoleon had
haar doorschouwd en gevreesd, nog voor
de Russen haar definitief hadden aanvaard.
Want het kostte aanvankelijk Barclay veel
moeite, zijn denkbeeld door te zetten tegen de
inzichten van Bagration,die
hettweedeWesterleger onder zijne bevelen had, tegen de twijfels
van zijne eigen generaals, tegen de weife
lingen van czaar A'exander. Een oogenblik
schijnt zelfs Barclay te hebben geaarzeld.
Maar de schermutselingen, welke hij zelf
waagde, bij Ostrowno en Witebsk (einde
Juli), Bagration's nederlagen, bij Mohilef
(23 Juli) en voor Smolensk (14 Augustus),
het moorddadig gevecht bij Valoutina
(19 Augustus), waar Ney een Barclay's
afdeelingen onder Toutchkow aangreep,
bovenal de eerste groote veldslag, bij Smo
lensk, (17?18 Augustus) bewezen, hoe ge
vaarlijk de aanraking was met den Franschen
kolos en zijne maarschalken. Zij overtuig
den ook Bagration. Toen vooral ontplooide
zich Barclay's meesterlijke kunst van terug
trekken in hare volheid. Telkens hield hij
stand, tot groote, altijd weer teleurgestelde
vreugde van Napoleon, schijnbaar met de
bedoeling slag te leveren, eerst bij
Dorogobuz, dan bij Wjasma, dan bij
TsarisoZaïmitche, maar altijd weer week hij terug,
gevolgd door den gelokten tegenstander,
langs de door vroege Septemberregens ge
drenkte wegen. De benoeming van
Koutoussow tot opperbevelhebber van de beide
Westerlegers was weer mede het gevolg
van een aarzeling van Keizer Alexander en
zijne raadgevers betreffende de deugdelijk
heid van Barclay's strategie. Koutoussow
hield stand bij Borodino, aanvaardde den
slag (7 September), leed de nederlaag en...
trad dadelijk in de voetstappen van Barclay.
Moscau werd prijsgegeven en in brand ge
stoken, elk treffen met den vijand ver
meden en toen ten slotte (24?25 October)
tiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiilitliiliiiiiiiiutiiniiiiittiiiiiiiii
uitkroonden en de slanke kerktoren met zijn
goudglanzend haantje omhooglijnde.
Als een herboren mensen had hij de her
berg verlaten. Wel had hij erg lang gezeten,
een centje verteerd, maar zijn tijd niet ver
spild. Hij wist nu een aangewezen nestje en
hij begon na te denken, welk liedje er moest
geneuried worden. In zijn geboorteoord had
hij met z'n hot en haar draven" geen lief
derijk gevolg gehad. Hier zou hij eens zijn
uiterste best doen. Deftig en fijntjes moest
hij uitpakken: overzag zich nog eens van
kop tot teen, sloeg met zijn roodgeruiten
zakdoek het stof van zijn schoenen. Zijn
boerderij moest hij als een goudmijntje, als
een lief hemeltje afschilderen en zijn zilver
stukken dansend doen flikkeren voor deoogen
van zijn aanstaande bruid.
't Stramproyer volk, om zijn fratsen en
kloppartijen overbekend, lag na den noen
op 't gras te luierikken, te kouten en te
gichelen. Als Jan langsbeende werd hij
onmiddellijk geportretteerd. Die had het erg
in de knikkende knieën; die ging nog verder
dan vandaag; die liep met een leeg buikje
naar een welgevulde schapraai; die had een
ring van smont om zijn gat." Maar nonkel
Jan hoorde noch zag.
In de kom van het dorp smeerde Jan nog
eens zijn tong met een glas bier. Mogelijk
konden de lui hem nog juistere inlichtingen
geven en ook behoefde hij die van Honders
niet in hun middagrust te storen.
Een flinke herbergsdochter bediende Jan.
Mooi weder, Mijnheer."
't Weer is goed. Zoo de menschen nu
goed zijn is alles goed."
Waarom niet? In Stramproy zijn geen
slechte menschen."
Nu maakte de juffer den lof van de dorps
bewoners en vroeg of Jan soms naar
Zwartbroeck, naar de Drie-Gezusters Gelgrimsen
nog eens de slag gewaagd werd, bij
MaloJaroslawez, tegen het tot minder dan een
vierde van zijn oorspronkelijk effectief ge
slonken en door artillerieverlies organisch
ontwrikte leger van Napoleon overigens
desondanks met den eeuwigen uitslag van
een Fransche overwinning week Koutous
sow naar het Zuiden, om in die richting te
trachten, het verleidende spel te herhalen,
dat in de oostelijke richting zoo uitnemende
resultaten had opgeleverd. Sindsdien heeft
hij zelf niet meer ingegrepen, heeft hij niets
meer gedaan om den ondergang van het
Fransche leger te verhaasten, ook niet toen
de deerniswaardige toestand, waarin diens
gehavende overblijfsels verkeerden, het in
grijpen zoo gemakkelijk schenen te maken.
Koutoussow vond het niet meer noodig, bloed
te offeren voor wat nu van zelf komen moest.
Zoo werd de Russische taktiek, onder den
drang der gebeurtenissen, gevonden en
toegepast in 1708?1709, opnieuw toegepast
in 1812. De uitwerking was in de beide
noodjaren volkomen dezelfde: de indringer
zegevierde op alle slagvelden, overwon met
weergalooze wilskracht en genialiteit ont
zaglijke moeilijkheden en... stormde zijn
onafwendbaren ondergang tegemoet. In
zeker opzicht wekt de tocht van Karel XII
nog meer bewondering dan het ondernemen
van Napoleon. Juist de moeilijkheden, die
Karel niet schuwde, wellicht ook omdat hij
haar minder kende en peilde, hadden Napo
leon doen beslissen voor den weg
KownoWilna: de wouden van Minsk en de moe
rassen van Pinsk. Alles komt Karel te boven,
in elk treffen met den vijand blijft hij over
winnaar: hij slaat Menchikow bij Holowczin
(Juli 1708), den czaar bij Dobroe en
Malatycze (September 1708). Napoleon's tocht
lijkt uit krijgskundig oogpunt n onafge
broken zegepraal: in Juli slaat Davout
Bagration, bij Mohilef, Napoleon Barclay
tweemaal, bij Ostrowno en bij Witebsk; in
Augustus Napoleon de vereenigde Wester
legers bij Smolensk; dan weer in September
bij Borodino; in October bij Malo-Jaroslawez.
Zelfs op den terugtocht eindigde elk
samentreffen van de twee vijandelijke machten in
het voordeel der Franschen. De bevochten
doortocht bij Krasnoe en de overtocht van
de Beresina zijn in dit opzicht wel uiterst
merkwaardig. Ook de hulp- en observatie
legers, welke Napoleon tegen het Russische
Noorderleger had afgezonden onder Oudinot
en Macdonald en die, welke hij in Polen
had achtergelaten onder Reynier en
Schwartzenberg, bleven nagenoeg doorloopend over
winnend tot het einde toe.
Het krijgskundig overwicht van den in
dringer is aan geen zweem van twijfel onder
hevig, noch in 1708, noch in 1812. Toen, na
den slag van Pultawa, Peter een dronk wijdde
aan de ten disch genoode Zweedsche gene
raals als aan zijne leermeesters in de oor
logskunst," sprak hij de oprechte en volle
waarheid. De helden van 1812, Barclay en
Koutoussow, zijn als veldheeren nauwelijks
te vergelijken met de besten onder de maar
schalken, met Davout of Ney, in het geheel
niet met Napoleon zelf. Dat had zoo
deze bewering aan bewijs al eenige behoefte
heeft zooveel Koutoussow aangaat,
Austerlitz reeds bewezen. Maar al dat geestelijk
overwicht kon den indringer niet baten, niet
in 1708 en niet in 1812. Dezelfde
legersverbrokkelende en legersyerslindende machten
hadden dezelfde onfeilbare uitwerking: de
onzegbaar afmattende afstanden, het beur
telings warme, natte en f el-koude klimaat,
de moorddadige gevechten, het gebrek aan
voeding voor menschen en dieren, de
reddelooze hulpeloosheid van de achterblijvers
deden het effectief der invallende legers
schrikbarend snel slinken en
vermoorddengrootendeels of nagenoeg geheel de paar
den ; de reusachtige afstand van het vader
land maakte het onmogelijk, de geslonken
legers aan te vullen, terwijl de Russen on
ophoudelijk nieuwe recruteeringen putten
uit het eigen land.
Aan dooden heeft Karel, naar schatting
verloren 3.000 man bij Dobroe en Malatycze,
11.000 man bij Pultawa. Het tienmaal groo
tere leger van Napoleon rekende met andere
cijfers: bij Smolensk bleven 7.000 man op
het slagveld, bij Borodino 30.000, het gevecht
bij Valoutina kwam het legerkorps van Ney
te staan op een verlies van 7?8.000 man.
Op den terugtocht waren de verliezen be
trekkelijk nog grooter. Bij Krasnoe baande
Davout zich den doortocht ten koste van
5.000 dooden en 8.000 achterblijvers; Ney
bereikte den volgenden dag (18 November)
het gevaarlijke punt met 6.000 strijdbare
mannen, ook hij sloeg zich door den vijand
heen, maar zijn legerkorps werd teruggebracht
tot 1200 man; en van de
36.000combattanten, die ten slotte reikhalzend voor de
geweest was. Van de H. Berthilia, Eutropia
en Genoveva moest het Jan niet hebben,
alhoewel hij anders veel ter kerke liep.
Een andere reis, een liefdesbedevaart had
hij ondernomen. Van verre begon hij met
de klok te luiden. En het vroolijke meisje
hielp hem tampen.
Meisjes zijn er bij de vleet, maar de goei
ventjes zijn dun gezaaid."
Aan ieder vinger, een ... liefje."
Armoede troef."
Toen het meisje liet hooren dat ze nog
niet verrast was, geloofde Jan het niet. Zoo
een bij-der-hande juffrouw moest niet op den
uitkijk staan. Die kon er twintig vinden.
Mogelijk vochten er de jongens om. En als
het meisje de armoede aan minnende zielen
nog meer ontblootte, werd Jan een beetje
onrustig en meende reeds een bal aan de
voeten te hebben. De verzoeking weerde
hij snel af. Zij zocht een heer, een fijn stads
heertje, dien Jan in den grond van zijn hart
vervloekte en verdoemde. En hij, stevige boer,
moest ook in zijn sfeer blijven en een flinke
boerin opderven.
Die waren er genoeg in Stramproy. Zij
noemde seffens een tiental boerinnen, die
ongeduldig een hanengekraai wachtten. Bij
het noemen van Honders, vroeg Jan een
persoonsbeschrijving. Die kreeg hij onmid
dellijk. Daar waren drie dochters, lomp en
leelijk genoeg, rijk maar beest. Met al haar
geld werkten ze nog meer dan de minste
boerenmeid en liepen soms gekleed, dat
men ze met geen tang zou aanpakken.
In de gunst van 't herbergprinsesje ston
den die van Honders niet. Maar juist de
opgesomde gebreken waren bij Jan de
hoogste deugden, die hij zocht: rijk, gierig en
werkzaam. En hoe meer 't juffertje de boe
rinnen aftakelde, hoe innerlijk vuriger Jan
ze liefkreeg. Dat was nu juist zijn gading.
Beresina stonden, betraden er niet meer dan
14.000 den veiligen over.
Wat het staal en het lood spaarden,
verslonden de koude en de ontbering, in
1708?1709, gelijk in 1812. Karel's leger heeft
ontzettend geleden van den vorst in den
winter van 1708?1709, een winter zoo streng
als zelfs in Rusland hoogst zelden voor
komt; maar ook de gewone Russische winter
van 1812 heeft vele duizenden, stervend in
ellendige verlatenheid, neergeworpen langs
de wegen. In het geheel heeft Napoleon
behalve 130.000 krijgsgevangenen en 50.000
wegloopers aan dooden, gewonden en
achterblijvers 280.000 man in Rusland achter
gelaten; het leger van Karel XII, bij het
uitrukken 46.000 man sterk, met inbegrip
van het hulpkorps van Lewenhaupt, telde
op den vooravond van Pultawa nog 16.500
strijdbare mannen.
De dieren leden nog veel meer dan de
menschen, in 1709, gelijk in 1812. In het
voorjaar 1709, na den verschrikkelijken
winter, was de ruiterij van Karel's leger, die
een jaar te voren was uitgerukt met 12.700
paarden (2250 dragonders en 8450 man cava
lerie) geheel opgelost, de artillerie tot vier
stukken teruggebracht, als gevolg van de
sterfte onder de trekdieren; toen Lewenhaupt
zich voegde bij hét leger des konings, had
hij niet n kanon meer tot zijn beschikking.
De paardennood begon voor Napoleon na
den brand van Moscau. Van dat oogenblik
af, gedurende heel den terugtocht, is de
bajonet het hoofdwapen geworden, uit nood
zaak : van eenigszins geordende afdeelingen
is bij de bereden wapens geen sprake meer,
de prachtige artillerie van duizend stukken,
die drie maanden tevoren over den Njemen
gevoerd was, moest bij gebrek aan paarden
bijna geheel in de verbrande hoofdstad worden
achtergelaten, de schitterende cavalerie
divisie van Murat bestond niet meer.
De aanvulling der gedunde legers kon
Karel XII niet bewerkstelligen in 1709, even
min als Napoleon in 1812. Karel bleef aan
gewezen op den meegevoerden troep en het
hulpkorps van Lewenhaupt, waarbij zich later
voegden de kozakken van Mazeppa; maar
de Zweedsche reserve, te Posen achterge
laten, bleef tot werkeloosheid gedoemd.
Napoleon beschikte in 1812 over ontzaglijke
reserves, de Russische veldtocht werd onder
nomen met niet veel meer dan een derde
van de gezamenlijke troepenmacht; maar
het gelukte den keizer niet, meer dan 113.000
man ter aanvulling en versterking te doen
aanrukken.
Karel en Napoleon, beiden, hebben de
reuzenonderneming aangedurfd, ieder in het
onwankelbaar vertrouwen op zijne ster. Maar
beider omgeving heeft den wind van den
ondergang gevoeld, beider raadgevers heb
ben tot den terugtocht gemaand toen het
nog tijd was: de Zweedsche generaals en
Piper smeekten den koning naar het vader
land terug te keeren na het echec van Wiprek.
De Fransche maarschalken, voor allen
Berthier, ook Ney en de onderkoning van Italië,
wezen Napoleon op het dreigend gevaar van
den toestand, toen de Russische legers on
grijpbaar bleken. Beiden sloegen de raad
gevingen af, iedet op de hem eigene manier,
Karel luchthartig, niet begrijpend, droomend
van voortzetting van den tocht tot over de
grenzen van Azië; Napoleon boos, in de boos
heid de eigen opkomende twijfels verstikkend.
Korten tijd, in de allereerste dagen van Sept.,
heeft ook Napoleon geaarzeld, tot wantrou
wen gemaand door het eeuwige terugtrekken
der Russen. Geloofwaardige bronnen vermel
den, dat het spook van Karel XII hem toen
in sombere herinnering voor den geest heeft
gezweefd. Maar toen den vierden September
de zon weer scheen, keerde het vertrouwen
in al zijne vermetelheid terug.
Beiden, Karel en Napoleon, zijn ongevoelig
gebleven voor het namelooze lijden van de
linillllinnnnnnnin'
Sanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
IIIIIIMIIIllllllllllllllllHIIIIIIlllMIllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMtllllllllllllllirt
Maar in de oogen'van 't meisje mocht hij
niets laten blijken en ging verder, meedra
gend haar beste Hefdewenschen, waarvoor
hij hartelijk dankte.
Wat een groene boer is me dat," zei ze
stil en zij keek hem na. En toen Jan den
zijweg naar Hondershoeve insloeg, kleurden
haar lozige wangen nog meer. Hemel, wel
licht ging die er op los. Dan had zij haar
snoezelig mondje voorbij gepraat. Wellicht
verkazelde de boer 't gezegde, 't Kon haar
verder toch niet donkeren, w$l ze aan die
boeren-beesten toch geen drank vertapte.
Een beetje angst gevoelde Jan bij het
naderen van de groote pachthoeve, verscho
len tusschen breed-omhoog-rankende popu
lieren en dicht-ineengewassen linden. De
bassende hond, die heen en weer liep rond
de kooi, deed met zijn geblaf een der
huisgenooten in 't deurgat komen piepen.
Goeden dag Juffr... ouw."
Dag koopman." Dit klonk Jan ietwat'
zonderling in z'n ooren.
Koopman was hij niet. En 's Zondags wer
den er ook geen koopjes of verkoopjes*
verhandeld.
Jan was een stevige Kempische boer, op"
zoek naar een vrouw. Daarop mocht hij'
binnenkomen en nu begon hij zich zelf
vooruit te duwen, verbreedde de hektaren
eigendom, vergulde zijn zilverstukken. Ter
wijl hij met de ouders praatte, waagde hij
een oogje .op de dochters^ die schuchter
achter een stuk illustratie of 'n weekblad
even opkeken.
Bij gepasten stond trokken de ouders en
twee zusters zich terug. De oudste bleef
met hem alleen. Deze scheen voor Jan in
de wieg gelegd. Van kop en romp stond
ze hem aan. Deemoedig en stotterend be
gon hij: hij zat in 't dorpje moêrzielig
alleen. Een vrouw moest hij hebben, die her