De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 17 oktober pagina 2

17 oktober 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 Oct. '15. No. 1999 trouwens niet nu eerst, 'maar reeds vroeger, toen Engeland en Frankrijk troepen hebben geland op sommige eilanden In de Aegeïsche zee heeft laten welgevallen, met een protest, dat niemand als ernstig gemeend heeft kunnen beschouwen, wat België met alle middelen, waarover het beschikte, heeft trachten af te weren. Indien België zich vergenoegd had met een schijn-protest en de Duitsche troepen had doorgelaten, zou bjj de onzijdige volken de verontwaardiging over het formeele onrecht, dat Duitschland pleegde, zich ternauwernood hebben geuit. wat wél verontwaardiging heeft gewekt, dat was: het brengen van de rampen van den oorlog over een volk, dat niet de minste gezindheid had om zich in den oorlog te mengen. Indien de Kölnische Zeitung dit nog niet weet, kan het geen kwaad, dat het haar nog eens wordt gezegd. En ook moge zij dan weten, dat de groote meerderheid van het Nederlandsche volk zich niet laat mis leiden r door drogredenen, als waarmede in in het genoemde artikel nog eens wordt ge tracht, den inval in België goed te praten. Wat de Entente doet tegenover Griekenland zoo leest men daar geschiedt omdat dit haar het best gelegen komt. en is dus een .naakte rechtsbreuk"; wat Duitschland tegenover België heeft gedaan, geschiedt uit noodweer en .verloor daardoor het karakter van een onrechtmatige handeling," In Nederland nu'?alleen de bladen, die de Kölnische Zeitung voor onpartijdig houdt, denken er misschien anders over! is men van meening dat Duitschland den inval in België niet heeft gedaan uit noodweer, maar omdat het aan den generalen staf het best gelegen kwam, door België op te rukken naar Frankrijk. Aus reiner Opportunitat" dus, wat -r- naar het oordeel der Kölnische Zeitung niets anders is dan ein nackter Rechtsbruch." 13 Oct. 1915 G. W. KERNKAMP IIIMMIfflIIIMIHMIIKIHHIIIIIIIIIimilllllUlIIll F. HART NIBBRIG t (geb. 5 Apr. 1866, overl. 13 Oct. 1915) Met deze ook als mensen zoo sympathieke figuur is, in de kracht van zijn leven, nog geen vijftig jaar oud, een van onze meest gevoelige kunstenaars heengegaan. Hart Nib brig; stelde tegenover het streven van vele anderen naar het vastleggen van een vrij korte impressie het geduldig uitpluizen van het genotene. Hij karteerde het niet: hij vatte goed en degelijk samen: maar hij had behoefte aan het weergeven van het gevoelige, hechtte daarom aan zuiverheid van lijn en juiste onderscheiding van kleur- en toon-schommelingen. Daardoor leeft er in zijn kunst, naast het diepgevoelde, een wel dadig aandoende rustigheid. Vaak, vooral in zijn zonnige vergezichten, paart zich daaraan een opgewektheid, die soms tot blijde vreugde wordt, zonder ooit scha terend of zelfs juigend te zijn. Maar de weelde van zonnedagen met verre verschie ten, van korenvelden en klaverweiden, van duindorpen en verren horizont, Nibbrig heeft ze ons op zijn bescheiden, nooit opdringerige wijze gegeven in altijd sympathieke en steeds serieuse enterpretatie. Een tijdlang heeft hij daarvoor volgens het pointillé-procéd geschilderd, dat hij hier te lande na Tooiop is gaan toepassen, maar in fijner nuanceering en dat hij van allen het best beheerschte. Daarmede het trillende van de zomerwarmte weer te geven is hem herhaaldelijk uitne mend gelukt, vooral wanneer hij tevens de door de Fransche schilders het eerst toege paste complementaire kleuren in practijk bracht. Later is Nibbrig weer van het pointilleeren teruggekomen tot het schilderen zon der stipjes: Maar nooit heeft hij losgelaten, hetgeen «tiHimiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiuiiiuiiiiiiiiiiimi «n JAN SNUFFELS GING UIT VRIJEN DOOR AAK BOONEN III De waard, die veel menschen had hooren spreken en zien handelen, voelde maar al te wel, welk dorpsmeisje den gast best zou passen. Hij was stellig overtuigd dat de vriend hier in het dorp zijne keuze zou vinden. Die van Honders, die van Winkels, dat waren ferme boeren, die er goed voor zaten. En de dochters, bonken van vroulie, konden werken als trekossen. Dat waren nog boeren van den ouden stempel. Niets ging verloren, enkel de krullend-blauwe rook door den schoorsteen. Zoo, zoooo... moet het zijn... zijn," hakkelde Jan. En nu begon de herbergier, Jan's hart nog waterachtiger te maken. Zooveel boender laad hadden die van Honders hier aan de grens liggen, nog meer hectaren hadden zij in de kom van het dorp. Zij verhuurden daarbij nog een paar pachthoeven, hadden nog bosschen en veel uitstaande geld. Bij Honders waren drie dochters, voor wie de tijd van trouwen gekomen was. Goed van aard waren ze. Die ze kreeg was er niet mede bedrogen. Met het tiende deel van zijn kunst bovenal eigen is: het zoeken naar het effect van het zonnige buiten. Den eer sten stoot in die richting hadden de Fransche neo-impressionist en van Gogh hem gegeven, maar hij was hen niet nagevolgd, doch had zich eigen inspiraties volgende, een sterke persoonlijke schildertaal geschapen. Het zoe ken van het zonnige is hem ook als hij niet pointilleert steeds eigen, in zijn landschap even zeer als in zijn figuur. Als figuur- en portret schilder was hij even ernstig als in zijn landschappen. Eenige portretten heeft hij geteekend voor dit weekblad o.a. die van Alb. Neuhuys (28 Juli 1895), Pier Pander (24 Nov. 1895), Jhr. C. Hartsen (27 Oct. 1895). Met medegevoel karakteriseerde hij de volkstypen op onze landwegen, daarbij vaak den nadruk leggend op het verwordene van hun gestalten. Wij denken hierbij aan het groote schilderij in Amsterdams Gemeente museum, aan het doek Bittere spot" (een gebochelde werkman te midden van zijn kameraden) en dergelijke. Nibbrig hield van het arme landvolk, hij hield ook van het mooie dat het zich zelf schept om zich heen: de tuintjes, de garaniums, de heggetjes. Zijn werken zingen, naast de blijheid van hollandsche zonnedagen, ook van het wel en wee vooral van de boeren in het Gooi, die hem zoo lief waren. In het Gooi, waar Nibbrig de laatste jaren woonde, is hij na een droevig lijden, te jong nog, gestorven. Van zijn leven willen wij niet verhalen: het is meer dan eens be schreven en gewaardeerd. Moge de assche van dezen kunstenaar, wiens kunst was, ernstige, gevoelige liefde, in vrede rusten) 'sGrav., 13 Oct. '15. W. MARTIN llllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Prof. Dr. G. COHEN Het portret van prof. dr. G. Cohen, den hoogleeraar der Amsterdamsche Univer siteit, die thans als Fransch officier zwaar gewond werd, zal menigeen hier te lande belang inboezemen. Dit portret is zoo juist ontvangen, en toont Cohen als herstellende. i lliliiu t in in n minimin INVAL IN RUSLAND 1708-1812?1915 De veldheer, die, steunend op het Weichselgebied als uitgangspunt, onderneemt in Rus land binnen te dringen, ten einde dit land te treffen in een zijner levenscentra, heeft de keuze tusschen drie wegen: den weg naar het Noorden, die over Riga of Dünaburg leidt naar Petersburg; den weg naar het hart des rijks, die langs twee lijnen, de lijn hun fortuin kon men heerlijk door de wereld komen. Schoon waren ze niet. Het ha... haar was de koebeest niet, als ze maar een goeden uier onder had," gekte Jan, wiens gezicht straalde van blijdschap. Juist, zoo moet het zijn!" Nu vergrootte de baas nog eens het for tuin, noemde den overgrooten eigendom bij zijn waren naam. Hij onttakte den familie boom. Het waren nette lui. Als Jan nu zijn verwondering uitdrukte, dat er nog niet een van de drie getrouwd was, bemerkte de gastheer, dat zij vrijers genoeg hadden gehad. De ware broeder was nog niet gekomen. Vele jongelui had den er aangevrijd, maar gewogen, werden zij te licht de weegschaal achter de deur. Nu begon Jan ook te twijfelen of hij zich zou durven vertoonen. Doch die niets waagt, heeft ook niemendal. Maar toen de waard hem nu geruststelde, dat hij, deftige en rijke boer, zich mocht aanbieden, wijl hij wist wat hij zei. Hij kende de lui heel goed, ze kwamen en gingen nog al dikwijls tot en over de grens. Zoo het Jan tegenviel wat niet te ver onderstellen was, dan zou hem de waard wel elders te recht wijzen, wijl hij al de menschen van hier en den omtrek kende en wist hoe zwaar ze wegen en hoeveel kilos ze trokken. Eenige stappen meegaande, wees hij hem uit met hand en voet. Even achter het dorp zou Jan aan een kruisweg komen. Hier moest hij links inslaan en de eerste groote huizing, overlommerd met hooge populieren, was Hondershof. De boer dankte hartelijk en zou hem van avond op de terugreis den uitslag mededeelen. Stramproy lag vlak voor hem: roode pannen en mossig rieten daken van dicht aaneenge sloten huisjes, waarboven groenende hoornen Kowno-Wilna-Witebsk of de lijn GrodnoMinsk voert naar Smolensk en vandaar naar Moscau; den weg naar het Zuiden, die over Kiew brengt naar de Ukraine. Sedert het bestaan van het Russische rijk wordt thans voor de derde maal de reuzenpoging ondernomen: in 1708 nam Karel XII den weg naar het Zuiden, na eerst de cen trale lijn Grodno-Minsk te hebben gevolgd; in 1812 toog Napoleon langs de lijn KownoWilna naar Moscau; men vermoedt nu, dat de Duitsche generale staf den noordelijken weg naar Petersburg op het oog heeft, tenzij hij alle wegen tegelijk mocht willen bewan delen. De vergelijking van het nu gebeurende met het in 1812 gebeurde ligt zoozeer voor het grijpen, dat men van alle zijden op de punten van overeenkomst tusschen de twee ondernemingen heeft gewezen. De tocht van Karel XII heeft veel minder de aandacht gewekt. Toch loont het de moeite, het onder nemen van den Zweedschen veroveraar te vergelijken met het ondernemen van den Franschen veroveraar. Ondanks de wisseling der tijden en dientengevolge van vele om standigheden, vertoonen de twee gebeurte nissen zoo treffende punten van besliste overeenkomst betreffende haar verloop, dat daaruit misschien iets valt te gissen aangaande sommige waarschijnlijkheden, welke het ondernemen van den nu optreden den Duitschen veroveraar kunnen bedreigen. De tactiek der Russen tegenover den inval van 1708 en tegenover den inval van 1812 is volmaakt dezelfde. Heel hare opgave luidt: den vijand lokken naar de gapende diepten van het ontzaglijke binnenland, daar door afbrokkeling en gebrek aan hulpmid delen zijn ondergang bereiden. De eigen troepen klampen zich aan den indringer vast, bewegen zich met hem mee, voorwaarts, achterwaarts, bij voorkeur achterwaarts, verwoesten op de vrijgelaten route alles dat den vijand van dienst kan worden, bestoken diens leger zonder een beslissend treffen te wagen, leveren vooral slag met het doel, menschen materiaal te vernietigen, desnoods ten koste van een nederlaag, die door spoedigen aftocht weer moet worden ge dekt. Deze tactiek werd voor het eerst vastgesteld door den krijgsraad, dien Peter de Groote te Grodno belegde in Febr. 1708, bij de snelle nadering van het Zweedsche invasieleger. Peter is haar trouw gebleven tot het gelukkige einde van den oorlog, zoowel tegenover Karel zelf, als tegenover het hulpleger van Lewenhaupt, totdat hij berekende, met een verpletterende meerder heid onfeilbaar den nekslag te zullen toe brengen aan het armzalige overblijfsel van de Zweedsche legers, dat de ellende en de ontberingen gespaard hadden, en aan de handvol kozakken van Mazeppa, die hun aanvoerder bleven volgen tegen den Keizer. In 1812 wordt de tactiek belichaamd in haar vol-overtuigden, hardnekkigen vertegen woordiger, den bevelhebber van het eerste Westerleger, Barclay de Tolly. Napoleon had haar doorschouwd en gevreesd, nog voor de Russen haar definitief hadden aanvaard. Want het kostte aanvankelijk Barclay veel moeite, zijn denkbeeld door te zetten tegen de inzichten van Bagration,die hettweedeWesterleger onder zijne bevelen had, tegen de twijfels van zijne eigen generaals, tegen de weife lingen van czaar A'exander. Een oogenblik schijnt zelfs Barclay te hebben geaarzeld. Maar de schermutselingen, welke hij zelf waagde, bij Ostrowno en Witebsk (einde Juli), Bagration's nederlagen, bij Mohilef (23 Juli) en voor Smolensk (14 Augustus), het moorddadig gevecht bij Valoutina (19 Augustus), waar Ney een Barclay's afdeelingen onder Toutchkow aangreep, bovenal de eerste groote veldslag, bij Smo lensk, (17?18 Augustus) bewezen, hoe ge vaarlijk de aanraking was met den Franschen kolos en zijne maarschalken. Zij overtuig den ook Bagration. Toen vooral ontplooide zich Barclay's meesterlijke kunst van terug trekken in hare volheid. Telkens hield hij stand, tot groote, altijd weer teleurgestelde vreugde van Napoleon, schijnbaar met de bedoeling slag te leveren, eerst bij Dorogobuz, dan bij Wjasma, dan bij TsarisoZaïmitche, maar altijd weer week hij terug, gevolgd door den gelokten tegenstander, langs de door vroege Septemberregens ge drenkte wegen. De benoeming van Koutoussow tot opperbevelhebber van de beide Westerlegers was weer mede het gevolg van een aarzeling van Keizer Alexander en zijne raadgevers betreffende de deugdelijk heid van Barclay's strategie. Koutoussow hield stand bij Borodino, aanvaardde den slag (7 September), leed de nederlaag en... trad dadelijk in de voetstappen van Barclay. Moscau werd prijsgegeven en in brand ge stoken, elk treffen met den vijand ver meden en toen ten slotte (24?25 October) tiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiilitliiliiiiiiiiutiiniiiiittiiiiiiiii uitkroonden en de slanke kerktoren met zijn goudglanzend haantje omhooglijnde. Als een herboren mensen had hij de her berg verlaten. Wel had hij erg lang gezeten, een centje verteerd, maar zijn tijd niet ver spild. Hij wist nu een aangewezen nestje en hij begon na te denken, welk liedje er moest geneuried worden. In zijn geboorteoord had hij met z'n hot en haar draven" geen lief derijk gevolg gehad. Hier zou hij eens zijn uiterste best doen. Deftig en fijntjes moest hij uitpakken: overzag zich nog eens van kop tot teen, sloeg met zijn roodgeruiten zakdoek het stof van zijn schoenen. Zijn boerderij moest hij als een goudmijntje, als een lief hemeltje afschilderen en zijn zilver stukken dansend doen flikkeren voor deoogen van zijn aanstaande bruid. 't Stramproyer volk, om zijn fratsen en kloppartijen overbekend, lag na den noen op 't gras te luierikken, te kouten en te gichelen. Als Jan langsbeende werd hij onmiddellijk geportretteerd. Die had het erg in de knikkende knieën; die ging nog verder dan vandaag; die liep met een leeg buikje naar een welgevulde schapraai; die had een ring van smont om zijn gat." Maar nonkel Jan hoorde noch zag. In de kom van het dorp smeerde Jan nog eens zijn tong met een glas bier. Mogelijk konden de lui hem nog juistere inlichtingen geven en ook behoefde hij die van Honders niet in hun middagrust te storen. Een flinke herbergsdochter bediende Jan. Mooi weder, Mijnheer." 't Weer is goed. Zoo de menschen nu goed zijn is alles goed." Waarom niet? In Stramproy zijn geen slechte menschen." Nu maakte de juffer den lof van de dorps bewoners en vroeg of Jan soms naar Zwartbroeck, naar de Drie-Gezusters Gelgrimsen nog eens de slag gewaagd werd, bij MaloJaroslawez, tegen het tot minder dan een vierde van zijn oorspronkelijk effectief ge slonken en door artillerieverlies organisch ontwrikte leger van Napoleon overigens desondanks met den eeuwigen uitslag van een Fransche overwinning week Koutous sow naar het Zuiden, om in die richting te trachten, het verleidende spel te herhalen, dat in de oostelijke richting zoo uitnemende resultaten had opgeleverd. Sindsdien heeft hij zelf niet meer ingegrepen, heeft hij niets meer gedaan om den ondergang van het Fransche leger te verhaasten, ook niet toen de deerniswaardige toestand, waarin diens gehavende overblijfsels verkeerden, het in grijpen zoo gemakkelijk schenen te maken. Koutoussow vond het niet meer noodig, bloed te offeren voor wat nu van zelf komen moest. Zoo werd de Russische taktiek, onder den drang der gebeurtenissen, gevonden en toegepast in 1708?1709, opnieuw toegepast in 1812. De uitwerking was in de beide noodjaren volkomen dezelfde: de indringer zegevierde op alle slagvelden, overwon met weergalooze wilskracht en genialiteit ont zaglijke moeilijkheden en... stormde zijn onafwendbaren ondergang tegemoet. In zeker opzicht wekt de tocht van Karel XII nog meer bewondering dan het ondernemen van Napoleon. Juist de moeilijkheden, die Karel niet schuwde, wellicht ook omdat hij haar minder kende en peilde, hadden Napo leon doen beslissen voor den weg KownoWilna: de wouden van Minsk en de moe rassen van Pinsk. Alles komt Karel te boven, in elk treffen met den vijand blijft hij over winnaar: hij slaat Menchikow bij Holowczin (Juli 1708), den czaar bij Dobroe en Malatycze (September 1708). Napoleon's tocht lijkt uit krijgskundig oogpunt n onafge broken zegepraal: in Juli slaat Davout Bagration, bij Mohilef, Napoleon Barclay tweemaal, bij Ostrowno en bij Witebsk; in Augustus Napoleon de vereenigde Wester legers bij Smolensk; dan weer in September bij Borodino; in October bij Malo-Jaroslawez. Zelfs op den terugtocht eindigde elk samentreffen van de twee vijandelijke machten in het voordeel der Franschen. De bevochten doortocht bij Krasnoe en de overtocht van de Beresina zijn in dit opzicht wel uiterst merkwaardig. Ook de hulp- en observatie legers, welke Napoleon tegen het Russische Noorderleger had afgezonden onder Oudinot en Macdonald en die, welke hij in Polen had achtergelaten onder Reynier en Schwartzenberg, bleven nagenoeg doorloopend over winnend tot het einde toe. Het krijgskundig overwicht van den in dringer is aan geen zweem van twijfel onder hevig, noch in 1708, noch in 1812. Toen, na den slag van Pultawa, Peter een dronk wijdde aan de ten disch genoode Zweedsche gene raals als aan zijne leermeesters in de oor logskunst," sprak hij de oprechte en volle waarheid. De helden van 1812, Barclay en Koutoussow, zijn als veldheeren nauwelijks te vergelijken met de besten onder de maar schalken, met Davout of Ney, in het geheel niet met Napoleon zelf. Dat had zoo deze bewering aan bewijs al eenige behoefte heeft zooveel Koutoussow aangaat, Austerlitz reeds bewezen. Maar al dat geestelijk overwicht kon den indringer niet baten, niet in 1708 en niet in 1812. Dezelfde legersverbrokkelende en legersyerslindende machten hadden dezelfde onfeilbare uitwerking: de onzegbaar afmattende afstanden, het beur telings warme, natte en f el-koude klimaat, de moorddadige gevechten, het gebrek aan voeding voor menschen en dieren, de reddelooze hulpeloosheid van de achterblijvers deden het effectief der invallende legers schrikbarend snel slinken en vermoorddengrootendeels of nagenoeg geheel de paar den ; de reusachtige afstand van het vader land maakte het onmogelijk, de geslonken legers aan te vullen, terwijl de Russen on ophoudelijk nieuwe recruteeringen putten uit het eigen land. Aan dooden heeft Karel, naar schatting verloren 3.000 man bij Dobroe en Malatycze, 11.000 man bij Pultawa. Het tienmaal groo tere leger van Napoleon rekende met andere cijfers: bij Smolensk bleven 7.000 man op het slagveld, bij Borodino 30.000, het gevecht bij Valoutina kwam het legerkorps van Ney te staan op een verlies van 7?8.000 man. Op den terugtocht waren de verliezen be trekkelijk nog grooter. Bij Krasnoe baande Davout zich den doortocht ten koste van 5.000 dooden en 8.000 achterblijvers; Ney bereikte den volgenden dag (18 November) het gevaarlijke punt met 6.000 strijdbare mannen, ook hij sloeg zich door den vijand heen, maar zijn legerkorps werd teruggebracht tot 1200 man; en van de 36.000combattanten, die ten slotte reikhalzend voor de geweest was. Van de H. Berthilia, Eutropia en Genoveva moest het Jan niet hebben, alhoewel hij anders veel ter kerke liep. Een andere reis, een liefdesbedevaart had hij ondernomen. Van verre begon hij met de klok te luiden. En het vroolijke meisje hielp hem tampen. Meisjes zijn er bij de vleet, maar de goei ventjes zijn dun gezaaid." Aan ieder vinger, een ... liefje." Armoede troef." Toen het meisje liet hooren dat ze nog niet verrast was, geloofde Jan het niet. Zoo een bij-der-hande juffrouw moest niet op den uitkijk staan. Die kon er twintig vinden. Mogelijk vochten er de jongens om. En als het meisje de armoede aan minnende zielen nog meer ontblootte, werd Jan een beetje onrustig en meende reeds een bal aan de voeten te hebben. De verzoeking weerde hij snel af. Zij zocht een heer, een fijn stads heertje, dien Jan in den grond van zijn hart vervloekte en verdoemde. En hij, stevige boer, moest ook in zijn sfeer blijven en een flinke boerin opderven. Die waren er genoeg in Stramproy. Zij noemde seffens een tiental boerinnen, die ongeduldig een hanengekraai wachtten. Bij het noemen van Honders, vroeg Jan een persoonsbeschrijving. Die kreeg hij onmid dellijk. Daar waren drie dochters, lomp en leelijk genoeg, rijk maar beest. Met al haar geld werkten ze nog meer dan de minste boerenmeid en liepen soms gekleed, dat men ze met geen tang zou aanpakken. In de gunst van 't herbergprinsesje ston den die van Honders niet. Maar juist de opgesomde gebreken waren bij Jan de hoogste deugden, die hij zocht: rijk, gierig en werkzaam. En hoe meer 't juffertje de boe rinnen aftakelde, hoe innerlijk vuriger Jan ze liefkreeg. Dat was nu juist zijn gading. Beresina stonden, betraden er niet meer dan 14.000 den veiligen over. Wat het staal en het lood spaarden, verslonden de koude en de ontbering, in 1708?1709, gelijk in 1812. Karel's leger heeft ontzettend geleden van den vorst in den winter van 1708?1709, een winter zoo streng als zelfs in Rusland hoogst zelden voor komt; maar ook de gewone Russische winter van 1812 heeft vele duizenden, stervend in ellendige verlatenheid, neergeworpen langs de wegen. In het geheel heeft Napoleon behalve 130.000 krijgsgevangenen en 50.000 wegloopers aan dooden, gewonden en achterblijvers 280.000 man in Rusland achter gelaten; het leger van Karel XII, bij het uitrukken 46.000 man sterk, met inbegrip van het hulpkorps van Lewenhaupt, telde op den vooravond van Pultawa nog 16.500 strijdbare mannen. De dieren leden nog veel meer dan de menschen, in 1709, gelijk in 1812. In het voorjaar 1709, na den verschrikkelijken winter, was de ruiterij van Karel's leger, die een jaar te voren was uitgerukt met 12.700 paarden (2250 dragonders en 8450 man cava lerie) geheel opgelost, de artillerie tot vier stukken teruggebracht, als gevolg van de sterfte onder de trekdieren; toen Lewenhaupt zich voegde bij hét leger des konings, had hij niet n kanon meer tot zijn beschikking. De paardennood begon voor Napoleon na den brand van Moscau. Van dat oogenblik af, gedurende heel den terugtocht, is de bajonet het hoofdwapen geworden, uit nood zaak : van eenigszins geordende afdeelingen is bij de bereden wapens geen sprake meer, de prachtige artillerie van duizend stukken, die drie maanden tevoren over den Njemen gevoerd was, moest bij gebrek aan paarden bijna geheel in de verbrande hoofdstad worden achtergelaten, de schitterende cavalerie divisie van Murat bestond niet meer. De aanvulling der gedunde legers kon Karel XII niet bewerkstelligen in 1709, even min als Napoleon in 1812. Karel bleef aan gewezen op den meegevoerden troep en het hulpkorps van Lewenhaupt, waarbij zich later voegden de kozakken van Mazeppa; maar de Zweedsche reserve, te Posen achterge laten, bleef tot werkeloosheid gedoemd. Napoleon beschikte in 1812 over ontzaglijke reserves, de Russische veldtocht werd onder nomen met niet veel meer dan een derde van de gezamenlijke troepenmacht; maar het gelukte den keizer niet, meer dan 113.000 man ter aanvulling en versterking te doen aanrukken. Karel en Napoleon, beiden, hebben de reuzenonderneming aangedurfd, ieder in het onwankelbaar vertrouwen op zijne ster. Maar beider omgeving heeft den wind van den ondergang gevoeld, beider raadgevers heb ben tot den terugtocht gemaand toen het nog tijd was: de Zweedsche generaals en Piper smeekten den koning naar het vader land terug te keeren na het echec van Wiprek. De Fransche maarschalken, voor allen Berthier, ook Ney en de onderkoning van Italië, wezen Napoleon op het dreigend gevaar van den toestand, toen de Russische legers on grijpbaar bleken. Beiden sloegen de raad gevingen af, iedet op de hem eigene manier, Karel luchthartig, niet begrijpend, droomend van voortzetting van den tocht tot over de grenzen van Azië; Napoleon boos, in de boos heid de eigen opkomende twijfels verstikkend. Korten tijd, in de allereerste dagen van Sept., heeft ook Napoleon geaarzeld, tot wantrou wen gemaand door het eeuwige terugtrekken der Russen. Geloofwaardige bronnen vermel den, dat het spook van Karel XII hem toen in sombere herinnering voor den geest heeft gezweefd. Maar toen den vierden September de zon weer scheen, keerde het vertrouwen in al zijne vermetelheid terug. Beiden, Karel en Napoleon, zijn ongevoelig gebleven voor het namelooze lijden van de linillllinnnnnnnin' Sanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. IIIIIIMIIIllllllllllllllllHIIIIIIlllMIllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMtllllllllllllllirt Maar in de oogen'van 't meisje mocht hij niets laten blijken en ging verder, meedra gend haar beste Hefdewenschen, waarvoor hij hartelijk dankte. Wat een groene boer is me dat," zei ze stil en zij keek hem na. En toen Jan den zijweg naar Hondershoeve insloeg, kleurden haar lozige wangen nog meer. Hemel, wel licht ging die er op los. Dan had zij haar snoezelig mondje voorbij gepraat. Wellicht verkazelde de boer 't gezegde, 't Kon haar verder toch niet donkeren, w$l ze aan die boeren-beesten toch geen drank vertapte. Een beetje angst gevoelde Jan bij het naderen van de groote pachthoeve, verscho len tusschen breed-omhoog-rankende popu lieren en dicht-ineengewassen linden. De bassende hond, die heen en weer liep rond de kooi, deed met zijn geblaf een der huisgenooten in 't deurgat komen piepen. Goeden dag Juffr... ouw." Dag koopman." Dit klonk Jan ietwat' zonderling in z'n ooren. Koopman was hij niet. En 's Zondags wer den er ook geen koopjes of verkoopjes* verhandeld. Jan was een stevige Kempische boer, op" zoek naar een vrouw. Daarop mocht hij' binnenkomen en nu begon hij zich zelf vooruit te duwen, verbreedde de hektaren eigendom, vergulde zijn zilverstukken. Ter wijl hij met de ouders praatte, waagde hij een oogje .op de dochters^ die schuchter achter een stuk illustratie of 'n weekblad even opkeken. Bij gepasten stond trokken de ouders en twee zusters zich terug. De oudste bleef met hem alleen. Deze scheen voor Jan in de wieg gelegd. Van kop en romp stond ze hem aan. Deemoedig en stotterend be gon hij: hij zat in 't dorpje moêrzielig alleen. Een vrouw moest hij hebben, die her

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl