De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 17 oktober pagina 3

17 oktober 1915 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

.17 Oef. '15. No. 1999 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND duizenden, die hun afgpd blindelings volgden ' naar het onbekende, dat hun dood en verderf zou brengen. Beiden zijn alleen in hun vader land teruggekeerd, zonder leger, zondervrien den, zónder getrouwen. Zoo is er een merkwaardige overeen stemming tusschen het wezenlijk verloop van den eersten en van den tweeden inval in Rusland. Ook de afloop was gelijksoortig: de eerste eindigde met de catastrophe van Pultawa en de capitulatie van Perivolotchna, de tweede met Ie grand désastre de la Grande Armee"; beiden met de meest volslagen mis lukking. In 1708?1709 had geen sterveling in Europa de mislukking verwacht; in 1812 durfden slechts weinigen in het bevend Europa haar hopen. In de Russische steppen, tusschen Smolensk en de Ukraine, is de schitterende ster van Karel XII gaan tanen. In de Russische step pen, tusschen Smolensk en Moscau, heeft de wonderlijke ster van Napoleon haar feilen glans verloren. De Russische onderneming van Napoleon is geworden de onbewuste renaissance van de Russische onderneming van Karel XII. Zal nu de Russische onderneming van keizer Wilhelm in de wereldgeschiedenis worden geboekt als een renaissance van een renaissance"? Leiden, 18 Sept. Prof. Mr. J. VAN KAN Noodzakelijke Reorganisatie van het Nederl. Roode Kruis ii Het Nederlandsche Roode Kruis is als ver eeniging niet populair. Let wel: als ver eeniging. Het doel van het Roode Kruis heeft altijd sympathie gevonden. Dit te ontkennen zou zijn de waarheid te kort doen. Nooit is te vergeefs een beroep gedaan op de offer vaardigheid van het Nederlandsche volk wan neer het gold een ambulance uit te rusten of goederen en gelden uit te zenden ten behoeve van zieke of gewonde militairen. Maar wanneer het betreft de vereenlging als zoodanig te steunen dan onthoudt men zich zooveel mogelijk of geeft men, als het dan niet anders kan, slechts noode. De geringe populariteit der yereeniging, is een gevolg van de geheimzinnigheid welke haar omringt, van hare autocratische organi satie, en van de eenzijdige samenstelling van haar Bestuur. Wellicht is het mede een ge volg van de sinds een tiental jaren hard nekkig ondanks veel verzet doorgevoerde bestuurspolitiek om een groot bedrag men spreekt van eenige tonnen te bestemmen voor de vergrooting van het Roode Kruis ziekenhuis in den Haag. Dat de ? samenstelling van het Hoofdbe stuur eenzijdig is mag-wel eens onderstreept worden. Uit een vergelijking van de naam lijst van Hoofdbestuuraeren blijkt dat sinds eenige jaren het Hoofdbestuur hebben ver laten : twee onzer allereerste .medische hoogleeraren, de eersten onder onze parle mentaire figuren, de bekende leider van ambulances naar Transvaal, Turkije, Bul garije en nog verschillende andere bekende personen; dat daarin niet meer zitting heb ben medische professoren, evenmin als een der leiders onzer politieke partijen, dat onder de Hoofdbestuurderen niet voorkomen de eersten op het gebied van ziekenverpleging. Wie hunne plaatsen hebben ingenomen? Een voorbeeld ter illustratie.lTer vervulling der vacature noodig geworden door het uit treden van een der chirurgische professoren werd gekozen een lid der Johanniter orde, wiens beroep door het Hoofdbestuur werd aangeduid als journalist"; de door eenige afdeelingen tot candidaat gestelde professor eveneens in de chirurgie die derhalve de plaats van den afgetredene zou hebben in genomen leed de nederlaag, werd niet gekozen. Het is onder meer deze eenzijdige samen stelling die de vereeniging impopulair maakt. Daarbij komt dat onder de comité-leden de lust tot werken vermindert door het auto cratisch optreden van het Hoofdbestuur tegen over de Comités. Het Hoofdbestuur overlegt niet met de Comités, het vraagt niet om raad, welke deskundige bestuursleden der Comités zeker gaarne zouden geven, het zoekt niet contact, het ordonneert en beveelt. Zelfs wanneer de Comités zich hiertegen gaan opponneeren meent het toch zijnjwil te moeten doorzetten. Een cpnfliet als dezen zomer op de jaarvergadering in den Haag uitgebroken, hetwelk ten slotte leidde tot een uittocht en cortège van protesteerende afgevaardigden, en hetwelk zijn oorzaak vond in een protest tegen zoodanig optre den, is niet bevorderlijk voor de populariteit. Voegt men hieraan toe de reeds genoemde het werk verlichtte en het leven opflakkerde. Thans had hij veel geld, maar eenmaal ge trouwd met een oppassend wijfje, zou hij nog eens zooveel uit de boerderij halen. Er ging nog te veel verloren. Die op meiden zich moet verlaten, die wordt gefopt dat hem zijn oogen overloopen. Nu ruischten en toetten geweldig zijn ooren. En Jan dacht aan huis, hoe het zijn onderdanen, die voor hem weinig goeds konden doen, zouden stellen. Onrust over meesterde hem een oogenblik. Nu vertelde hij aan het meisje dat hij maar spoedig wenschte te trouwen, wijl hij niet veel van huis af kon met al dat vreemd volk op zijn boerengedoe. Zij waren beiden op hun jaren, rijp om te trouwen." 't Meisje vond toch, dat Jan een beetje snel ging. Men moest toch eerst elkaar kennen. Gauw getrouwd, sneller berouwd. 't Was nog te zien of zij bij elkaar pasten. Dat ging zoo voor den eersten keer niet om 't jawoord te geven. Van beide kanten moesten er inlichtingen genomen worden. Dit ergerde Jan een beetje, en onmiddellijk waarschuwde hij: 't Kwaad overdrijven de lui en 't goed verzwijgen ze met opzet." Iedereen had zijn vrienden en vijanden. Dit had hij hier in 't dorp nog even verno men en deelde ongeveer mede de woorden van 't herbergmeisje. Och die... die geen veer van hun mond kunnen blazen, die mogen nog wel kazelen." Dit waren volgens den vrijer ook de ergsten. Nu schoot hij zijn d_oodende pijlen af op zijn dorpmenschen, die in hun huid en haar niet deugden. Jan wrokte tegen hen, werd welsprekend en begon er mede te vallen. En als hij terdege zijn benijders den bol gewasschen had, dan wierp hij nog een vluchtigen blik over zijn hectaren land en ontstemming over de geheimzinnigheid waar mede het Bestuur de vereeniging omhult, over het druk gedoe gedurende het afgeloopen jaar met Roode Kruisvlaggen en arm banden en het onveilig maken van stad en land met Roode Kruisauto's en niemand zal nog durven vplhouden dat de vereeniging het Nederl. Roode Kruis desondanks nog popu lair kan zijn. Laten wij intusschen hopen, dat een der gevolgen van het optreden der reorganisatie commissie moge zijn dat ook hierin veran dering komt. TRIBUNUS II Naar aanleiding van onze artikelen over dit onderwerp, schrijft ons een medicus : Mijn meening is, dat het Roode Kruis bij het Nederlandsche volk door de wijze, waarop gehandeld wordt, nooit zal inslaan en zoodra er vrede komt ten doode is opgeschreven. Ik schrijf u dit royaal, omdat klagen achter iemands rug geen nut heeft. Gezien het aantal Groene Kruizen en Witte, ja in het land van Hulst bestaat zelfs een Geel Kruis, heeft het Roode Kruis in tijd van vrede geen werk, tenzij men alles onder n vaan brengt; dit zal echter de eeuwige hollandsche verdeeldheid en de niet |zoo gemakkelijke reorganisatie van dit alles wel beletten. Trouwens dit punt betreft de toekomst. Op dit oogenblik bestaan er twee andere ernstige bezwaren. Primo zitten er in het hoofdcomitéen in de besturen der comité's te weinig genees kundigen. Secundo heerscht blijkbaar de gewoonte om voor de functionarissen van-het hoofd comitéenz. alleen personen te nemen met adellijke 'of andere titels. Het publiek begrijpt dit en wendt zich af. Door mijn verschil lende werkzaamheden ken ik zeer vele per sonen in den lande in hun werk (al zijn er weinige, die mij kennen) en werkelijk toen ik verleden week de benoemingen zag van die elf commissarissen kon ik mijn lachen niet weerhouden. U moet het mij maar niet kwalijk nemen, maar het is zoo. Gelooft u werkelijk, dat die personen u praktisch werk zullen leveren in geval van oorlog, ja, zelfs in geval van vrede? Waarom ik u dit zoo botweg schrijf? Omdat ik als Nederlander het betreur, dat een vereeniging, die populair moest zijn, dit door haar eigen schuld niet is. Men wil het blijkbaar niet zien en de beleefdheid verbiedt zoo iets in het publiek te zeggen. Dr. v. E. De Vlaamsche Zaak en het Alge meen Nederlandsen Verbond. Niet als een stem uit het Hoofdbestuur van het A. N. V. worde het onderstaande beschouwd. De Vlaamsche zaak heeft onze sympathie, dat staat rotsvast. Het Algemeen Neder landsen verbond stoelt met een zijner stevigste wortelen in de Vlaamsche beweging. De De Vlaamsche beweging, die voor alles wil doen opleven den aiouden roem van Nederland's taal, kunst, geschiedenis, welke ont staan en opgegroeid zijn in Vlaanderen's beemden, alwaar het eerst in de Nederland sche gewesten onze taal zich gevormd heeft tot het kostbare, het duurzame metaal onzer schoone letterkunde. Welk goed Nederlan der zal niet juichen, wanneer het oudVlaanderen, -verstikt als het bijna geworden is door al het onkruid dat gewassen is tijdens de eeuwenlange verdrukking van vreemde overheersching, weder zijn glans, zijn bloemen zal kunnen doen uitschitteren ? Tot België voelt de Nederlander zich in zekeren zin aangetrokken als tot het land, waar eenmaal zijn wieg gestaan heeft. De overval der Duitschers in het rustige, bloeiende België heeft ons in het hart getroffen. Wij voelen met het volk, dat eensgezind met opoffering van lijf en goed zich verzette en verzetten blijft tegen den belager zijner wijs heid en onafhankelijkheid. Wij hebben be wondering voor de Vlamingen, die met terzijdestelling tijdelijk van hunne grieven tegen de landsregeering zich scharen aan de zijde van hunnen edelen vorst, den moedigen wreker van het der natie aange dane onrecht, om te strijden tot behoud van het laatste stukje grondgebied, tot herwin ning van het door den vijand bezette gebied, ter handhaving van België's onafhankelijk heid. Wordt dat doel bereikt, onschatbaar veel zal het land verplicht zijn aan de be woners van het laatst verdedigd uiterste hoekje gronds, die met verlies hunner kost bare schatten, den bodem drenkende met hun bloed, tegen een overmachtigen vijand met schier ongeloofelijke inspanning, tot het over 't geen zijn heeroom hem nog nalaten zou. Zoo, U heeft een oom, die pastoor is?" Ja... ja... die is pastoor in Raasbeek." Daarmede steeg Jan een paar sporten hooger in de achting, die naar vriendschap overhelde. Zij werden vertrouwelijker met elkander. Daar werd een flesch bier opgehaald en Jan mocht een sigaartje opsteken. Van zelfvol daanheid straalde zijn gelaat. Nu werd de pachthoeve in oogenschouw genomen. De vrijende landbouwer bewon derde de zware bonte koeien, de dikke malsche kalveren, de knorrende vette varkens, het ferme stevige gebouw, den prachtigen boomgaard met breed-uitgetakte fruitboomen, zwaar hangend van groene vruchten. Twee mooie merries met hun dartelende veulens graasden erin. Hier troffen zij de ouders met de andere twee zusters. Jan drukte nogmaals zijn bewondering over den uitgelezen veestapel uit. Hondershof was volgens hem een model-hoeve. Hij zei dit niet om het een of het ander, maar dit was zijn vaste overtuiging. De eigenaar was erdoor gevleid en begon nu zijn landbouwbeginsels uiteen te doen. Hij volgde de jongste stroomingen van de landbouwwetenschap, die zoo snelle en rijkdomaanbrengende vorderingen gemaakt heeft. Jan, die nog naar 't oud stelsel boerde en die het van de ontdekkingen, om wille van de hooge onkosten niet moest hebben, be aamde toch het meeste. In 't oog van zijn toekomenden schoonvader mocht hij toch geen achterkruiper lijken. Stil hadden de dochters zich teruggetrokken om het gewoon werk onder het vee te doen, en beide boeren bespraken het heele boerenbedrijf, de markt prijzen, den mogelijken opslag zoo het Bel gisch land open ging voor 't Hollandsch vee Boeren kunnen ellenlange litaniën achter BOUWT H NUHSPEET. Mooie boschrflketerreinen. Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen Mfl. .DE VELUWE", Nunspeet. - American Eau de Cologne wordt het MEEST gevraagde Merk. Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk. TAMINIAÜ'S - JAM ? VRAAGT TANDMIDOCLEN laatst de nationale vlag hebben hoog ge houden. Voor hen, de Vlamingen in 't bijzonder, hopen wij vurig, ja, leven wij sterk in het geloof dat zij voor hun trouw en dapper heid het heerlijke loon zullen ontvangen, waarvoor hunne groote voorgangers met geestelijke wapens gestreden hebben. Dat hun die winst ten deel moet vallen, het kan, het mag niet anders. Sterk in dat geloof, kunnen wij allerminst sympathie gevoelen voor die Vlaamsche partij, welke van de moeielijke omstandigheden, waarin hun vorst met zijne regeering verkeert, ge bruik willen maken, om hem in den nood beloften of toezeggingen af te perzen, hem met de zorgen van een binnenlandschen strijd te bezwaren, terwijl al zijn denken en streven zich moet samentrekken tot wering van den buitenlandschen vijand. Mocht men het toegeven aan dergelijke ver zoeking al verklaren als een begrijpelijk menschelijk zwak, de schijn wordt er niet door uitgewischt van te willen visschen in troebel water. Is dat Vlaamsch? Neen, het lijkt ons meer Fransch overeenkomstig de zinspreuk: Vivent les principes, périssent les colonies!" Komt België uit den strijd met de erken ning en bevestiging zijner onafhankelijkheid, betreedt zijn koning Albert, omringd door zijne legerscharen, waaronder zijne talrijke Vlaamsche getrouwen, weder den troon te Brussel, zou het dan niet misdadig schijnen, van hem, die immers reeds niet achter ge bleven was, zijn goeden wil te toonen om de Vlaamsche eischen goedgunstig te be schouwen, te verwachten dat hij de door zijne Vlaamsche onderdanen bewezen dien sten en gedane offers zal vergeten? Neen, zoo iets mogen wij niet verwachten, daaraan kunnen wij niet gelooven. Laten de Vlamingen, en zij die de Vlaam sche zaak genegen zijn, in hoopvolle ver wachting leven! Ja, mocht men in de verwachting teleur gesteld worden, zou de regeering doof blijven voor de billijke eischen van een voornaam deel harer onderdanen, die haar elkaar aframmelen over hun getob en gedoe. Als ze met een epistel beginnen, eindigen zij met het lang evangelie van de goede week. De meeste andere lui zijn opgemonterd, zoo zij een vrijen dag over hun dagelijksche beslommeringen geen woord graag hooren; boeren integendeel zagen en zeveren in de rusturen,. in de avondstonden, bij eten en drinken over hun akker, 's Zondags hebben ze 't nog den ganschen langen dag over, hun zaaien, hun mesten, hun oogsten. En ook maar zelden geraken zij ten akkoord. Zelfs over het weder zijn ze het niet eens. Zoo de een regen over zijn bezaaiingen noodig heeft, zoo moet de ander milden zonneschijn hebben. Moest het een mensen zijn, die 't weder voor de boeren maakte, dan kreeg hij alle dagen heete-blauwe pak ken slaag. Intusschen waren de dochters klaar met hun arbeid onder het vee, ook waren zij weder op hun Zondagsch geschort. Jan had ze aan het werk gezien; vast overtuigd was hij, dat zij vlijtige handen aan het gezonde lijf hadden. Hij maakte in 't bijzonder Leentjes lof, dat zij zoo bij de hand was; met zoo een wijfje was voor mij 't leven gered." Op dit punt kwam Snuffels herhaald regelmatig terug. Het antwoord kon hij niet meenemen, maar hij mocht terugkomen. Met het hart vol blijheid en hoop verliet Jan Honders' goed. 't Was een mooie zomeravond. Geen windje verroerde een blad van de slanke populieren; de ondergaande zon streepte de lucht goudSnel stapte Jan langs de Stramproyer huizen en troepen herbergbezoekers. Lang was hij van huis afgebleven, maar hij be klaagde 't zich niet. Wat zouden zijn dorpmenschen zeggen, zoo hij met Leentje over 11 S * ^ ^ l l \ \ l i LIBCRTY onze. nieuwe HeRFSTCATALOGUS «JAPONNeN BLO u s es H o e D e M veRzenoeN wu GRATIS CM FRAHCO OP AANVRAAG MCTZ AM5T6RDAM b n l l I s n l X ?> l I X in de bange dagen van een bedreigd volks bestaan zoo trouw en manmoedig hebben terzijde gestaan, ja, dat dan de Artevelde's, de Breidel's weder verrijzen. Zij zullen de sympathie hebben van alle weldenkenden! 'sGravenhage, 7 Oct. 1915. C. R. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK iiiimnmiHiiii Badmeester W. A. Knip Vele lezers van de Amsterdammer" zul len, wanneer zij terugdenken aan het onder wijs in vroeger jaren op velerlei gebied door hen genoten, zich den badmeester W. A. Knip herinneren. Nu heeft hij, na 30 jaren trouwe ambts vervulling zijne betrekking bij Obelt moeten verlaten! Volgens de dagbladen wegens geschillen met zijn directie! Maar uit de zwemwereld gaan stemmen op, die den ouden Knip wenschen te hand haven in zijn beroep,*) dat 4000 Nederlanders den eeretitel doet voeren van: zwemmer, afgericht door W. A. Knip. En inderdaad, wie als hij zijn geheele leven en nage" geweest is, behoeft niet met zich te laten badineeren! *) De heer A. J. van Laren, Plantage Mid denlaan 2 te Amsterdam, zal gaarne namen van personen ontvangen die tot bereiking van dit doel wenschen mede te werken. iiiimimiiiMiiiiiiMuimmi MINIMI jimMiimmiMiinmiiiiimiMN MINIMI De Taak der Paedagogiek volgens een Duitsch Professor Allermerkwaardigst zijn de uiteenzettin gen van dr. F. J. Schmidt, professor in de paedagogiek te Berlijn, over die Padagogik als Universitatswissenschaft, vooral bezien in het licht van den sedert uitgebroken wede grenzen kwam ? Aan de grens moest hij een glas bier drinken; de waard had hem heden erg verplicht. Een groepje jongelui zaten rumoermakend bij een der tafeltjes te bitteren. Rondom hen speelden eenige bierdrinkers kaart. Jan bestelde een glas en de baas vroeg hem hoe de vrijagie verloopen was. 't Was buitengewoon medegevallen. De jonge lui gekten met Snuffels, die kwam de dorpsmeisjes weghalen. In den beginne gebaarde Jan niet te hooren dat ze 't over hem hadden. Maar toen een der aanwezigen zekere levensbijzonderheden uitsnaakte, begon de Belgische boer ook te muilvechten. Doch de jonge kerel wist wat hij zei; hij kende Jan beter dan wie hier ook. Familie had hij in Snuffels heimat. Jaarlijks kwam de Stramproyenaar tweemaal ter kermis en ieder keer had hij fratsen ver nomen. En als Jan vroeg en vernam, met wien zijn tegenstrever verwant was, toen zei hij kortweg: Zoo'n smeerpoetsen, zoo'n schoelies durven alles zeggen." Meteen vloog de gebelgde jongeling van zijn stoel, en greep Jan, die zijn mondje voorbij gepraat had, bij de keel. Zijn makkers wilden bijspringen,de kaartspelers smeten de kaarten op tafel en grommelden ook al tegen den vreemde, die zich ten gauwste uit de voeten maakte. Leelijk volk," dacht de Belgische boer en beende met groote stappen over de baan, nauwlettend naar links en rechts, vreezend een rammeling. Een driehonderd meter ver der wachtten de jongelui hem uitdagend af. Wat begonnen ? Hij wilde teruggaan, doch nu gonsden van den Stramproyer kant ook wraakkreten. De weg was hem knats afge sneden. Noch terug noch voort kon hij. Het gevaar inziende sloeg hij rechts af naar den Belgischen kant, waar de beide reldoorlog. Volgens dezen professor heeft de paedagogiek, zooals ieder tiefer Blickende" inziet, tegenwoordig alleen nog maar aan spraak op den naam van wetenschap en op een katheder aan de Universiteit, wanneer zij een eigen Erkenntnisgebiet" heeft. En dat heeft zij gelukkig ook: het is nichts anderes als der in der staatslich geordneten Volksgemeinschaft wirklich vorhandene und geschichtlich begriffene Gesittungsgeist in wesentlichen Einheit und Ganzheit." (Dat ik al dat mooie Duitsch onvertaald laat, zal men begrijpen en billijken.) Haar taak is misschien den allgemeinen Entwicklungsstand der geistigen Volksgesittung zur Ein heit der Erkenntnis zu bringen" om daaruit de beginselen voor de regeling van het openbaar opvoedingswezen af te leiden. Dit is zoo klaar als de dag, immers welk ander orgaan zou de staat nog bezitten voor de aankweeking fErzeugung) van de Gesittungseinheit des Volks?" Conclusie: die Universitatspadagogik ist die wissenschaftliche Organ für die geistige Einheit der Nation. Von dem Geiste dieser Wissenschaft getragen wird dann der ganze Lehrerstand seine erzieherische Unterrichtstatigkeit erst warhaftig zur national-ethischen Berufstatigkeit adeln." 1) Ingewijden wisten allang dat volgens de duitsche paedagogiek de staat de eigenlijke opvoeder is, en alle andere opvoeders slechts zijn organen, zijn mandatarissen, dat zij dus teruggekeerd was tot het echt antieke denk beeld, dat de opvoeding tot eigenlijk doel heeft de instandhouding van den staat zoo als hij is. Vandaar ook dat openlijk ver kondigd, (waarnaar ook gehandeld werd) dat de school moest dienen ter bestrijding der sociaaldemocratie. Maar zoo unverfroren" en daarbij zoo pronkerig-wetenschappelijk aangekleed hebben ook zij deze leer waarschijnlijk nog niet hooren verkon digen. Bij en sinds het uitbreken van den oorlog heeft het gansche buitenland kunnen zien en geleerd, hoe in het duitsche volk de disciplineering van den geest zoo ver is doorgezet, dat allen niet alleen eenstemmig denken, maar voor die nstemmigheid ook altijd weer dezelfde woorden en uitdrukkin gen gebruiken, zoodat of men n of duizend hoort, hoog- of laaggeplaatsten, ontwikkel den altijd dezelfde redeneeringen in dezelfde bewoordingen terug keeren: de nheid is hier de eenvormigheid geworden, de een vormigheid de eentonigheid in hoogere potentie. De merkwaardige uitlatingen van prof. Schmidt helderen thans het verband tusschen beide verschijnselen op; het is verband van oorzaak en gevolg. J. H. GUNNING Wz. 1) ontleend aan Die pedagogische Forschung II 4, Juli 1914, die het aan de Vossische Zeitung ontleende. landen door breede sloten begrensd zijn. Den tijd om een brug te vinden, had Jan niet, wijl zijn achtervolgers hem op de hielen zaten. Hij sprong en plaste door het water, liep door elzenhout en hagen, weiden en moerassen, en kwam zonder ransel zweetend en bemorst te zijnent aan. De menschen van Stramproy had hij vervloekt, doch om der wille van het liefdesmeer mocht hij nog niet klagen. Zijn dienstboden vroegen hem schijn-deelnemend hoe het kwam, dat hij zoo bevuild was. Voor struikroovers, beweerde Jan te hebben moeten vluchten. Van zijn liefdes avonturen vertelde hij geen woord. Een vluchtigen blik wierp hij op het spek, loerde eens langs de potjes, snoof eens aan de braadpan. Hem dacht, dat er een geurige wind in de keuken binnen was gewaaid. Vroeger dan anders ging hij te bed, droomde van zijn toekomende, zijn reis met hindernissen. Den Maandagmorgen was hij vroeg uit de veeren, onderzocht de dingen haarfijn om te weten of gisteren alles rechttoe was gegaan. Bij de hennenmonstering miste hij de vier hanen; in de nesten moesten meer eiers liggen, langs de zijde spek had men breede sneden afgekapt. Maar ze wisten 't hem te zeggen: En als hij bang was dat hem iets weggerobberd werd, dan moest hij maar op de kooi blijven en dan kwam hij ook niet thuis als een var ken, dat zich in het slijk rondgewenteld had. Jan stoorde zich aan die hateltjkheden niet. Toekomenden Zondag zou hij 't liefdespleit wel winnen en weldra zou het gedaan zijn met het huis aan vreemden over te laten. Dat hij intusschen bestolen werd, ergerde hem. Maar hoe korter hij de vrijagie kon maken, hoe sneller gedaan met hun diefte... (Slot volgt)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl