Historisch Archief 1877-1940
.17 Oef. '15. No. 1999
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
duizenden, die hun afgpd blindelings volgden
' naar het onbekende, dat hun dood en verderf
zou brengen. Beiden zijn alleen in hun vader
land teruggekeerd, zonder leger, zondervrien
den, zónder getrouwen.
Zoo is er een merkwaardige overeen
stemming tusschen het wezenlijk verloop van
den eersten en van den tweeden inval in
Rusland. Ook de afloop was gelijksoortig:
de eerste eindigde met de catastrophe van
Pultawa en de capitulatie van Perivolotchna,
de tweede met Ie grand désastre de la Grande
Armee"; beiden met de meest volslagen mis
lukking. In 1708?1709 had geen sterveling in
Europa de mislukking verwacht; in 1812
durfden slechts weinigen in het bevend
Europa haar hopen.
In de Russische steppen, tusschen Smolensk
en de Ukraine, is de schitterende ster van
Karel XII gaan tanen. In de Russische step
pen, tusschen Smolensk en Moscau, heeft
de wonderlijke ster van Napoleon haar
feilen glans verloren.
De Russische onderneming van Napoleon
is geworden de onbewuste renaissance van
de Russische onderneming van Karel XII.
Zal nu de Russische onderneming van
keizer Wilhelm in de wereldgeschiedenis
worden geboekt als een renaissance van
een renaissance"?
Leiden, 18 Sept. Prof. Mr. J. VAN KAN
Noodzakelijke Reorganisatie
van het Nederl. Roode Kruis
ii
Het Nederlandsche Roode Kruis is als ver
eeniging niet populair. Let wel: als ver
eeniging. Het doel van het Roode Kruis heeft
altijd sympathie gevonden. Dit te ontkennen
zou zijn de waarheid te kort doen. Nooit is
te vergeefs een beroep gedaan op de offer
vaardigheid van het Nederlandsche volk wan
neer het gold een ambulance uit te rusten
of goederen en gelden uit te zenden ten
behoeve van zieke of gewonde militairen.
Maar wanneer het betreft de vereenlging als
zoodanig te steunen dan onthoudt men zich
zooveel mogelijk of geeft men, als het dan
niet anders kan, slechts noode.
De geringe populariteit der yereeniging,
is een gevolg van de geheimzinnigheid welke
haar omringt, van hare autocratische organi
satie, en van de eenzijdige samenstelling van
haar Bestuur. Wellicht is het mede een ge
volg van de sinds een tiental jaren hard
nekkig ondanks veel verzet doorgevoerde
bestuurspolitiek om een groot bedrag men
spreekt van eenige tonnen te bestemmen
voor de vergrooting van het Roode Kruis
ziekenhuis in den Haag.
Dat de ? samenstelling van het Hoofdbe
stuur eenzijdig is mag-wel eens onderstreept
worden. Uit een vergelijking van de naam
lijst van Hoofdbestuuraeren blijkt dat sinds
eenige jaren het Hoofdbestuur hebben ver
laten : twee onzer allereerste .medische
hoogleeraren, de eersten onder onze parle
mentaire figuren, de bekende leider van
ambulances naar Transvaal, Turkije, Bul
garije en nog verschillende andere bekende
personen; dat daarin niet meer zitting heb
ben medische professoren, evenmin als een
der leiders onzer politieke partijen, dat onder
de Hoofdbestuurderen niet voorkomen de
eersten op het gebied van ziekenverpleging.
Wie hunne plaatsen hebben ingenomen?
Een voorbeeld ter illustratie.lTer vervulling
der vacature noodig geworden door het uit
treden van een der chirurgische professoren
werd gekozen een lid der Johanniter orde,
wiens beroep door het Hoofdbestuur werd
aangeduid als journalist"; de door eenige
afdeelingen tot candidaat gestelde professor
eveneens in de chirurgie die derhalve de
plaats van den afgetredene zou hebben in
genomen leed de nederlaag, werd niet
gekozen.
Het is onder meer deze eenzijdige samen
stelling die de vereeniging impopulair maakt.
Daarbij komt dat onder de comité-leden de
lust tot werken vermindert door het auto
cratisch optreden van het Hoofdbestuur tegen
over de Comités. Het Hoofdbestuur overlegt
niet met de Comités, het vraagt niet om
raad, welke deskundige bestuursleden der
Comités zeker gaarne zouden geven, het
zoekt niet contact, het ordonneert en beveelt.
Zelfs wanneer de Comités zich hiertegen
gaan opponneeren meent het toch zijnjwil te
moeten doorzetten. Een cpnfliet als dezen
zomer op de jaarvergadering in den Haag
uitgebroken, hetwelk ten slotte leidde tot
een uittocht en cortège van protesteerende
afgevaardigden, en hetwelk zijn oorzaak
vond in een protest tegen zoodanig optre
den, is niet bevorderlijk voor de populariteit.
Voegt men hieraan toe de reeds genoemde
het werk verlichtte en het leven opflakkerde.
Thans had hij veel geld, maar eenmaal ge
trouwd met een oppassend wijfje, zou hij
nog eens zooveel uit de boerderij halen. Er
ging nog te veel verloren. Die op meiden
zich moet verlaten, die wordt gefopt dat
hem zijn oogen overloopen.
Nu ruischten en toetten geweldig zijn
ooren. En Jan dacht aan huis, hoe het zijn
onderdanen, die voor hem weinig goeds
konden doen, zouden stellen. Onrust over
meesterde hem een oogenblik. Nu vertelde
hij aan het meisje dat hij maar spoedig
wenschte te trouwen, wijl hij niet veel van
huis af kon met al dat vreemd volk op zijn
boerengedoe. Zij waren beiden op hun jaren,
rijp om te trouwen."
't Meisje vond toch, dat Jan een beetje
snel ging. Men moest toch eerst elkaar
kennen. Gauw getrouwd, sneller berouwd.
't Was nog te zien of zij bij elkaar pasten.
Dat ging zoo voor den eersten keer niet om
't jawoord te geven. Van beide kanten
moesten er inlichtingen genomen worden.
Dit ergerde Jan een beetje, en onmiddellijk
waarschuwde hij:
't Kwaad overdrijven de lui en 't goed
verzwijgen ze met opzet."
Iedereen had zijn vrienden en vijanden.
Dit had hij hier in 't dorp nog even verno
men en deelde ongeveer mede de woorden
van 't herbergmeisje.
Och die... die geen veer van hun mond
kunnen blazen, die mogen nog wel kazelen."
Dit waren volgens den vrijer ook de
ergsten. Nu schoot hij zijn d_oodende pijlen af
op zijn dorpmenschen, die in hun huid en
haar niet deugden. Jan wrokte tegen hen,
werd welsprekend en begon er mede te
vallen. En als hij terdege zijn benijders den
bol gewasschen had, dan wierp hij nog een
vluchtigen blik over zijn hectaren land en
ontstemming over de geheimzinnigheid waar
mede het Bestuur de vereeniging omhult,
over het druk gedoe gedurende het
afgeloopen jaar met Roode Kruisvlaggen en arm
banden en het onveilig maken van stad en
land met Roode Kruisauto's en niemand zal
nog durven vplhouden dat de vereeniging het
Nederl. Roode Kruis desondanks nog popu
lair kan zijn.
Laten wij intusschen hopen, dat een der
gevolgen van het optreden der reorganisatie
commissie moge zijn dat ook hierin veran
dering komt.
TRIBUNUS II
Naar aanleiding van onze artikelen over
dit onderwerp, schrijft ons een medicus :
Mijn meening is, dat het Roode Kruis bij
het Nederlandsche volk door de wijze, waarop
gehandeld wordt, nooit zal inslaan en zoodra
er vrede komt ten doode is opgeschreven.
Ik schrijf u dit royaal, omdat klagen achter
iemands rug geen nut heeft.
Gezien het aantal Groene Kruizen en Witte,
ja in het land van Hulst bestaat zelfs een
Geel Kruis, heeft het Roode Kruis in tijd
van vrede geen werk, tenzij men alles onder
n vaan brengt; dit zal echter de eeuwige
hollandsche verdeeldheid en de niet |zoo
gemakkelijke reorganisatie van dit alles wel
beletten. Trouwens dit punt betreft de
toekomst.
Op dit oogenblik bestaan er twee andere
ernstige bezwaren.
Primo zitten er in het hoofdcomitéen in
de besturen der comité's te weinig genees
kundigen.
Secundo heerscht blijkbaar de gewoonte
om voor de functionarissen van-het hoofd
comitéenz. alleen personen te nemen met
adellijke 'of andere titels. Het publiek begrijpt
dit en wendt zich af. Door mijn verschil
lende werkzaamheden ken ik zeer vele per
sonen in den lande in hun werk (al zijn er
weinige, die mij kennen) en werkelijk toen
ik verleden week de benoemingen zag van
die elf commissarissen kon ik mijn lachen
niet weerhouden. U moet het mij maar niet
kwalijk nemen, maar het is zoo. Gelooft u
werkelijk, dat die personen u praktisch werk
zullen leveren in geval van oorlog, ja, zelfs
in geval van vrede?
Waarom ik u dit zoo botweg schrijf?
Omdat ik als Nederlander het betreur, dat
een vereeniging, die populair moest zijn,
dit door haar eigen schuld niet is. Men wil
het blijkbaar niet zien en de beleefdheid
verbiedt zoo iets in het publiek te zeggen.
Dr. v. E.
De Vlaamsche Zaak en het Alge
meen Nederlandsen Verbond.
Niet als een stem uit het Hoofdbestuur
van het A. N. V. worde het onderstaande
beschouwd.
De Vlaamsche zaak heeft onze sympathie,
dat staat rotsvast. Het Algemeen Neder
landsen verbond stoelt met een zijner stevigste
wortelen in de Vlaamsche beweging. De
De Vlaamsche beweging, die voor alles wil
doen opleven den aiouden roem van
Nederland's taal, kunst, geschiedenis, welke ont
staan en opgegroeid zijn in Vlaanderen's
beemden, alwaar het eerst in de Nederland
sche gewesten onze taal zich gevormd heeft
tot het kostbare, het duurzame metaal onzer
schoone letterkunde. Welk goed Nederlan
der zal niet juichen, wanneer het
oudVlaanderen, -verstikt als het bijna geworden
is door al het onkruid dat gewassen is tijdens
de eeuwenlange verdrukking van vreemde
overheersching, weder zijn glans, zijn bloemen
zal kunnen doen uitschitteren ?
Tot België voelt de Nederlander zich in
zekeren zin aangetrokken als tot het land,
waar eenmaal zijn wieg gestaan heeft. De
overval der Duitschers in het rustige, bloeiende
België heeft ons in het hart getroffen. Wij
voelen met het volk, dat eensgezind met
opoffering van lijf en goed zich verzette en
verzetten blijft tegen den belager zijner wijs
heid en onafhankelijkheid. Wij hebben be
wondering voor de Vlamingen, die met
terzijdestelling tijdelijk van hunne grieven
tegen de landsregeering zich scharen aan
de zijde van hunnen edelen vorst, den
moedigen wreker van het der natie aange
dane onrecht, om te strijden tot behoud van
het laatste stukje grondgebied, tot herwin
ning van het door den vijand bezette gebied,
ter handhaving van België's onafhankelijk
heid. Wordt dat doel bereikt, onschatbaar
veel zal het land verplicht zijn aan de be
woners van het laatst verdedigd uiterste
hoekje gronds, die met verlies hunner kost
bare schatten, den bodem drenkende met
hun bloed, tegen een overmachtigen vijand
met schier ongeloofelijke inspanning, tot het
over 't geen zijn heeroom hem nog nalaten zou.
Zoo, U heeft een oom, die pastoor is?"
Ja... ja... die is pastoor in Raasbeek."
Daarmede steeg Jan een paar sporten
hooger in de achting, die naar vriendschap
overhelde.
Zij werden vertrouwelijker met elkander.
Daar werd een flesch bier opgehaald en Jan
mocht een sigaartje opsteken. Van zelfvol
daanheid straalde zijn gelaat.
Nu werd de pachthoeve in oogenschouw
genomen. De vrijende landbouwer bewon
derde de zware bonte koeien, de dikke
malsche kalveren, de knorrende vette varkens,
het ferme stevige gebouw, den prachtigen
boomgaard met breed-uitgetakte
fruitboomen, zwaar hangend van groene vruchten.
Twee mooie merries met hun dartelende
veulens graasden erin. Hier troffen zij de
ouders met de andere twee zusters. Jan
drukte nogmaals zijn bewondering over den
uitgelezen veestapel uit. Hondershof was
volgens hem een model-hoeve. Hij zei dit
niet om het een of het ander, maar dit was
zijn vaste overtuiging.
De eigenaar was erdoor gevleid en begon
nu zijn landbouwbeginsels uiteen te doen.
Hij volgde de jongste stroomingen van de
landbouwwetenschap, die zoo snelle en
rijkdomaanbrengende vorderingen gemaakt heeft.
Jan, die nog naar 't oud stelsel boerde en
die het van de ontdekkingen, om wille van
de hooge onkosten niet moest hebben, be
aamde toch het meeste. In 't oog van zijn
toekomenden schoonvader mocht hij toch
geen achterkruiper lijken. Stil hadden de
dochters zich teruggetrokken om het gewoon
werk onder het vee te doen, en beide boeren
bespraken het heele boerenbedrijf, de markt
prijzen, den mogelijken opslag zoo het Bel
gisch land open ging voor 't Hollandsch vee
Boeren kunnen ellenlange litaniën achter
BOUWT H NUHSPEET.
Mooie boschrflketerreinen. Spoor.Tram,
Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen
Mfl. .DE VELUWE", Nunspeet.
- American
Eau de Cologne
wordt het MEEST gevraagde Merk.
Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk.
TAMINIAÜ'S
- JAM ?
VRAAGT
TANDMIDOCLEN
laatst de nationale vlag hebben hoog ge
houden.
Voor hen, de Vlamingen in 't bijzonder,
hopen wij vurig, ja, leven wij sterk in het
geloof dat zij voor hun trouw en dapper
heid het heerlijke loon zullen ontvangen,
waarvoor hunne groote voorgangers met
geestelijke wapens gestreden hebben.
Dat hun die winst ten deel moet vallen,
het kan, het mag niet anders. Sterk in dat
geloof, kunnen wij allerminst sympathie
gevoelen voor die Vlaamsche partij, welke
van de moeielijke omstandigheden, waarin
hun vorst met zijne regeering verkeert, ge
bruik willen maken, om hem in den nood
beloften of toezeggingen af te perzen,
hem met de zorgen van een binnenlandschen
strijd te bezwaren, terwijl al zijn denken
en streven zich moet samentrekken tot
wering van den buitenlandschen vijand.
Mocht men het toegeven aan dergelijke ver
zoeking al verklaren als een begrijpelijk
menschelijk zwak, de schijn wordt er niet
door uitgewischt van te willen visschen in
troebel water. Is dat Vlaamsch? Neen, het
lijkt ons meer Fransch overeenkomstig de
zinspreuk: Vivent les principes, périssent
les colonies!"
Komt België uit den strijd met de erken
ning en bevestiging zijner onafhankelijkheid,
betreedt zijn koning Albert, omringd door
zijne legerscharen, waaronder zijne talrijke
Vlaamsche getrouwen, weder den troon te
Brussel, zou het dan niet misdadig schijnen,
van hem, die immers reeds niet achter ge
bleven was, zijn goeden wil te toonen om
de Vlaamsche eischen goedgunstig te be
schouwen, te verwachten dat hij de door
zijne Vlaamsche onderdanen bewezen dien
sten en gedane offers zal vergeten?
Neen, zoo iets mogen wij niet verwachten,
daaraan kunnen wij niet gelooven.
Laten de Vlamingen, en zij die de Vlaam
sche zaak genegen zijn, in hoopvolle ver
wachting leven!
Ja, mocht men in de verwachting teleur
gesteld worden, zou de regeering doof
blijven voor de billijke eischen van een
voornaam deel harer onderdanen, die haar
elkaar aframmelen over hun getob en gedoe.
Als ze met een epistel beginnen, eindigen
zij met het lang evangelie van de goede week.
De meeste andere lui zijn opgemonterd, zoo
zij een vrijen dag over hun dagelijksche
beslommeringen geen woord graag hooren;
boeren integendeel zagen en zeveren in de
rusturen,. in de avondstonden, bij eten en
drinken over hun akker, 's Zondags hebben
ze 't nog den ganschen langen dag over,
hun zaaien, hun mesten, hun oogsten. En
ook maar zelden geraken zij ten akkoord.
Zelfs over het weder zijn ze het niet eens.
Zoo de een regen over zijn bezaaiingen
noodig heeft, zoo moet de ander milden
zonneschijn hebben. Moest het een mensen
zijn, die 't weder voor de boeren maakte,
dan kreeg hij alle dagen heete-blauwe pak
ken slaag.
Intusschen waren de dochters klaar met
hun arbeid onder het vee, ook waren zij
weder op hun Zondagsch geschort.
Jan had ze aan het werk gezien; vast
overtuigd was hij, dat zij vlijtige handen
aan het gezonde lijf hadden.
Hij maakte in 't bijzonder Leentjes lof,
dat zij zoo bij de hand was; met zoo een
wijfje was voor mij 't leven gered." Op dit
punt kwam Snuffels herhaald regelmatig
terug. Het antwoord kon hij niet meenemen,
maar hij mocht terugkomen.
Met het hart vol blijheid en hoop verliet
Jan Honders' goed.
't Was een mooie zomeravond. Geen windje
verroerde een blad van de slanke populieren;
de ondergaande zon streepte de lucht
goudSnel stapte Jan langs de Stramproyer
huizen en troepen herbergbezoekers. Lang
was hij van huis afgebleven, maar hij be
klaagde 't zich niet. Wat zouden zijn
dorpmenschen zeggen, zoo hij met Leentje over
11
S
*
^
^
l
l
\
\
l
i
LIBCRTY
onze. nieuwe
HeRFSTCATALOGUS
«JAPONNeN
BLO u s es
H o e D e M
veRzenoeN wu GRATIS
CM FRAHCO OP AANVRAAG
MCTZ
AM5T6RDAM
b
n
l
l
I
s
n
l
X
?>
l
I
X
in de bange dagen van een bedreigd volks
bestaan zoo trouw en manmoedig hebben
terzijde gestaan, ja, dat dan de Artevelde's,
de Breidel's weder verrijzen. Zij zullen de
sympathie hebben van alle weldenkenden!
'sGravenhage, 7 Oct. 1915.
C. R. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
iiiimnmiHiiii
Badmeester W. A. Knip
Vele lezers van de Amsterdammer" zul
len, wanneer zij terugdenken aan het onder
wijs in vroeger jaren op velerlei gebied
door hen genoten, zich den badmeester
W. A. Knip herinneren.
Nu heeft hij, na 30 jaren trouwe ambts
vervulling zijne betrekking bij Obelt moeten
verlaten! Volgens de dagbladen wegens
geschillen met zijn directie!
Maar uit de zwemwereld gaan stemmen
op, die den ouden Knip wenschen te hand
haven in zijn beroep,*) dat 4000 Nederlanders
den eeretitel doet voeren van: zwemmer,
afgericht door W. A. Knip.
En inderdaad, wie als hij zijn geheele
leven en nage" geweest is, behoeft niet
met zich te laten badineeren!
*) De heer A. J. van Laren, Plantage Mid
denlaan 2 te Amsterdam, zal gaarne namen
van personen ontvangen die tot bereiking
van dit doel wenschen mede te werken.
iiiimimiiiMiiiiiiMuimmi MINIMI jimMiimmiMiinmiiiiimiMN MINIMI
De Taak der Paedagogiek volgens
een Duitsch Professor
Allermerkwaardigst zijn de uiteenzettin
gen van dr. F. J. Schmidt, professor in de
paedagogiek te Berlijn, over die Padagogik
als Universitatswissenschaft, vooral bezien
in het licht van den sedert uitgebroken
wede grenzen kwam ?
Aan de grens moest hij een glas bier
drinken; de waard had hem heden erg
verplicht.
Een groepje jongelui zaten rumoermakend
bij een der tafeltjes te bitteren. Rondom hen
speelden eenige bierdrinkers kaart.
Jan bestelde een glas en de baas vroeg
hem hoe de vrijagie verloopen was.
't Was buitengewoon medegevallen.
De jonge lui gekten met Snuffels, die
kwam de dorpsmeisjes weghalen.
In den beginne gebaarde Jan niet te hooren
dat ze 't over hem hadden. Maar toen een
der aanwezigen zekere levensbijzonderheden
uitsnaakte, begon de Belgische boer ook te
muilvechten. Doch de jonge kerel wist wat
hij zei; hij kende Jan beter dan wie hier
ook. Familie had hij in Snuffels heimat.
Jaarlijks kwam de Stramproyenaar tweemaal
ter kermis en ieder keer had hij fratsen ver
nomen. En als Jan vroeg en vernam, met
wien zijn tegenstrever verwant was, toen
zei hij kortweg: Zoo'n smeerpoetsen, zoo'n
schoelies durven alles zeggen." Meteen vloog
de gebelgde jongeling van zijn stoel, en
greep Jan, die zijn mondje voorbij gepraat
had, bij de keel. Zijn makkers wilden
bijspringen,de kaartspelers smeten de kaarten op
tafel en grommelden ook al tegen den vreemde,
die zich ten gauwste uit de voeten maakte.
Leelijk volk," dacht de Belgische boer en
beende met groote stappen over de baan,
nauwlettend naar links en rechts, vreezend
een rammeling. Een driehonderd meter ver
der wachtten de jongelui hem uitdagend af.
Wat begonnen ? Hij wilde teruggaan, doch
nu gonsden van den Stramproyer kant ook
wraakkreten. De weg was hem knats afge
sneden. Noch terug noch voort kon hij.
Het gevaar inziende sloeg hij rechts af
naar den Belgischen kant, waar de beide
reldoorlog. Volgens dezen professor heeft de
paedagogiek, zooals ieder tiefer Blickende"
inziet, tegenwoordig alleen nog maar aan
spraak op den naam van wetenschap en op
een katheder aan de Universiteit, wanneer
zij een eigen Erkenntnisgebiet" heeft. En
dat heeft zij gelukkig ook: het is nichts
anderes als der in der staatslich geordneten
Volksgemeinschaft wirklich vorhandene und
geschichtlich begriffene Gesittungsgeist in
wesentlichen Einheit und Ganzheit." (Dat
ik al dat mooie Duitsch onvertaald laat, zal
men begrijpen en billijken.) Haar taak is
misschien den allgemeinen
Entwicklungsstand der geistigen Volksgesittung zur Ein
heit der Erkenntnis zu bringen" om daaruit
de beginselen voor de regeling van het
openbaar opvoedingswezen af te leiden. Dit
is zoo klaar als de dag, immers welk ander
orgaan zou de staat nog bezitten voor de
aankweeking fErzeugung) van de
Gesittungseinheit des Volks?" Conclusie: die
Universitatspadagogik ist die
wissenschaftliche Organ für die geistige Einheit der
Nation. Von dem Geiste dieser Wissenschaft
getragen wird dann der ganze Lehrerstand
seine erzieherische Unterrichtstatigkeit erst
warhaftig zur national-ethischen
Berufstatigkeit adeln." 1)
Ingewijden wisten allang dat volgens de
duitsche paedagogiek de staat de eigenlijke
opvoeder is, en alle andere opvoeders slechts
zijn organen, zijn mandatarissen, dat zij dus
teruggekeerd was tot het echt antieke denk
beeld, dat de opvoeding tot eigenlijk doel
heeft de instandhouding van den staat zoo
als hij is. Vandaar ook dat openlijk ver
kondigd, (waarnaar ook gehandeld werd)
dat de school moest dienen ter bestrijding
der sociaaldemocratie. Maar zoo
unverfroren" en daarbij zoo
pronkerig-wetenschappelijk aangekleed hebben ook zij deze
leer waarschijnlijk nog niet hooren verkon
digen.
Bij en sinds het uitbreken van den oorlog
heeft het gansche buitenland kunnen zien
en geleerd, hoe in het duitsche volk de
disciplineering van den geest zoo ver is
doorgezet, dat allen niet alleen eenstemmig
denken, maar voor die nstemmigheid ook
altijd weer dezelfde woorden en uitdrukkin
gen gebruiken, zoodat of men n of duizend
hoort, hoog- of laaggeplaatsten, ontwikkel
den altijd dezelfde redeneeringen in dezelfde
bewoordingen terug keeren: de nheid is
hier de eenvormigheid geworden, de een
vormigheid de eentonigheid in hoogere
potentie.
De merkwaardige uitlatingen van prof.
Schmidt helderen thans het verband tusschen
beide verschijnselen op; het is verband van
oorzaak en gevolg.
J. H. GUNNING Wz.
1) ontleend aan Die pedagogische
Forschung II 4, Juli 1914, die het aan de
Vossische Zeitung ontleende.
landen door breede sloten begrensd zijn.
Den tijd om een brug te vinden, had Jan
niet, wijl zijn achtervolgers hem op de hielen
zaten. Hij sprong en plaste door het water,
liep door elzenhout en hagen, weiden en
moerassen, en kwam zonder ransel
zweetend en bemorst te zijnent aan. De menschen
van Stramproy had hij vervloekt, doch om
der wille van het liefdesmeer mocht hij nog
niet klagen.
Zijn dienstboden vroegen hem
schijn-deelnemend hoe het kwam, dat hij zoo bevuild
was. Voor struikroovers, beweerde Jan te
hebben moeten vluchten. Van zijn liefdes
avonturen vertelde hij geen woord. Een
vluchtigen blik wierp hij op het spek, loerde
eens langs de potjes, snoof eens aan de
braadpan. Hem dacht, dat er een geurige
wind in de keuken binnen was gewaaid.
Vroeger dan anders ging hij te bed,
droomde van zijn toekomende, zijn reis
met hindernissen.
Den Maandagmorgen was hij vroeg uit
de veeren, onderzocht de dingen haarfijn
om te weten of gisteren alles rechttoe was
gegaan. Bij de hennenmonstering miste hij
de vier hanen; in de nesten moesten meer
eiers liggen, langs de zijde spek had men
breede sneden afgekapt.
Maar ze wisten 't hem te zeggen: En als
hij bang was dat hem iets weggerobberd
werd, dan moest hij maar op de kooi blijven
en dan kwam hij ook niet thuis als een var
ken, dat zich in het slijk rondgewenteld had.
Jan stoorde zich aan die hateltjkheden niet.
Toekomenden Zondag zou hij 't liefdespleit
wel winnen en weldra zou het gedaan zijn
met het huis aan vreemden over te laten.
Dat hij intusschen bestolen werd, ergerde
hem. Maar hoe korter hij de vrijagie kon
maken, hoe sneller gedaan met hun diefte...
(Slot volgt)