De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 17 oktober pagina 7

17 oktober 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

17 Oct. '15. No. 1999 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Tooneelherinneringen uit 1811 Een onuitgegeven handschrift van J. JELGERHUIS Rz. en zijn oordeel over TALMA. Vervolg en Slot l) III MLLE BOURGOIN, MLLE DUCHESNOIS EN TALMA 2) Honneur aux dames! of alphabetisch ge rangschikt; dat is in dit geval om het even; maar wat hun talenten betreft, staan zij juist crescendo fceordend. * .* Thérèse Bourgoin werd in 1781 te Parijs geboren. Op negentienjarigen leeftijd debu teerde zij aan het Théatre-Francais, en maakte daar furore; evenwel veel minder door haar prestaties als actrice, dan door haar schoon heid en door wat de Franschen noemen: la facilitéde ses moeurs. We zullen aanstonds zien dat Jelgerhuis, ondanks zijn 41 jaren en zijn 5 kinderen, bij het beoordeelen van haar capaciteiten, althans in den aanvang, zich heeft laten influenceeren door haar bekoorlijkheden. *** Catherine Joséphine Ra/in, dite mlle Dachesnois, zag het levenslicht in 1777 in den om trek van Valenciennes. Haar vader was knecht bij e*en paardenkoopman, en zij moest dus met ruwen arbeid haar brood verdienen. In 1792 ging zij te Parijs een van haar zusters opzoeken, die daar, zooals de Fran schen zeggen, menait une vie precaire. Door deze werd zij voor het eerst naar een schouw burg meegenomen en zag toen in het Th atreFran?ais Britannicus met mlle Raucourt als Agrippine. Zij werd zeer door het spel aangegrepen; zelfs zódat ze na haar thuiskomst voor liefdadige doeleinden te Valenciennes komedie ging spelen. Toen zij daarmee succes behaalde, ging zij weer naar Parijs om zich ernstig voor het tooneel te bekwamen. Door bemiddeling van Joséphine Beauharnais, mme Bonaparte, en van Chaptal, den minister van binnenlandsche zaken, kreeg zij een plaats aan het Théatre-Frangais, waar zij als Phèdre debuteerde. Mlle Georges, die heel mooi was, was daar haar mededingster; zij zelf was leelijk; maar zij won het van de ander door haar gevoel; vandaar haar bijnamen: actrice de Racine en la reine sensible. Zij nam in 1820 afscheid van het tooneel en is in 1835 overleden. De voor schoonheid en plompheid zoo gevoelige Jelgerhuis heeft niet altijd billijk over deze begaafde vrouw geoordeeld. Daar over heeft zijn vriend Ewijk 3), die, dadelijk na het voltoo'en der aanteekeningen, deze van hem ter lezing ontving, hem dan ook de les gelezen in de volgende passage, ont leend aan een k tot het manuscript behoorenden brief van 10 Nov. 1811. . Duchesnois vinde ik dat door u een weinig al te laag gesteld wordt. Ik erken, dat zij alles heeft, wat eene lage, gemeene vrouw kenmerkt, vooral wat hare standen en somtijds ook de toon betreft. Ik heb haar als Clijtemnestra in eene houding ge zien, die ik niet ligt vergeten zal en dat nog wel- wanneer zij tegen Agamemnon eene waardige houding behoorde aan te nemen; doch mij dunkt, dat zij toch maar talent bezit en tot de ziel weet door te dringen. De regel bij voorbeeld, als Fedra: Chaque mot sur mon front fait dresser mes cheveux, deed mij en vele anderen rondom mij onwillekeurig ijzen, en zoo met sommige andere trekken, die toch ook bij haar uit blonken.'' ? * Lest best: Francais Joseph Talma. Deze talentvolle, ja: geniale tooneelspeler was de zoon van een dentist en werd te Parijs geboren 15 Jan. 1763. Toen de vader naar Londen vertrok om daar de praktijk uit te oefenen, ging de piep jonge Talma mede en leerde er Engelsch als tweede moedertaal. Wat ouder geworden werd hij naar Parijs gezonden naar het in stituut van zekeren Verdier, ten einde er zijn voor-studiën te maken. Deze Verdier was een groot tooneelliefhebber en liet jaarlijks door zijn ëlèves een of andere tragédie vertoonen. En zoo gebeurde het dat op zekeren keer Talma dermate in zijn rol opging, hij moest een treffend verhaal doen van den dood van een vriend, dat hij aan het slot geheel tegen de rol in al snikkend in zwijm viel. Verdier keurde die overgevoeligheid ten hoogste af en liet hem voortaan niet meer meespelen. Intusschen werkfe hij hard en deed dus een schitterend tandmeesters-examen, waarna hij weder naar Londen ging. Toen hij daar aankwam, stelden juist eenige van zijn landgenooten pogingen in het werk om te Londen ook een Théatre-Franc,ais te stichten; er werden eenige voorstellingen gegeven; Talma deed mede, en wel met zoo veel succes, dat, toen er van dat stichten niets kwam, de engelsche aristocratie, de clientèle van den ouden heer Talma, van dezen trachtten gedaan te krijgen zijn zoon e n g e l s c h acteur te laten worden; de taal immers was, zooals wij boven hebben gezien, allerminst een beletsel. Maar de oude heer weigerde; de zoon moest en zou zijn compagnon worden, en later zijn opvolger. En werkelijk heeft de jonge Talma dat 18 maan den volgehouden. Toen echter een snoepreisje naar Parijs hem in kennis had ge bracht met eenige eerste artisten, deed dit zijn voorliefde voor het tooneel tot een waren hartstocht ontvlammen. Van tandentrekken wilde hij voortaan niet meer weten. en in 1786 kwam hij op de cole de d clamation; met dat gevolg dat hij reeds het volgend jaar Ie Parijs op het Th atre-Frangais debuteerde als Seïde in Voltaire's Mahomet. Zijn losse, nobele houding, zijn eenvoudig, natuurlijk gebaar, zijn heldere, welluidende stem, zijn zuivere, doordachte dictie, dat alles werd om strijd door de kenners geprezen; kortom het was een succes fou. Talma evenwel streefde bovendien naar een hooger doel: den algeheelen ommekeer in de costumeering en in de wijze van declameeren. Twee jaren wijdde hij aan de studie om die dubbele taak te volvoeren, en 1) Tn het eer&te gedeelte van mijn stuk is door mij een en ander medegedeeld omtrent den persnon enz. van .1. Jelgerhuis Rz., den schrijver van het handschrift over Talma. 2) Van Damas, den vierden door Jelgerhuis besproken tooneelspeler, is het mij niet gelukt levensbizonderheden te weten te komen. 3) Wie dut was weet ik niet. toen hij daarna weer in een heusche romeinsche toga het tooneel betrad in de rol van Brutus, verwierf hij wel den bijval van het publiek, maar de zoogenaamde betweters en zijn collega's keurden al die nieuwigheden af; mme Vestris, een bekende actrice, vroeg hoonend: Est-ce qu'il avait des draps de lit sur les paules?". Maar de juist uitgebroken revolutie steunde zijn pogen; te meer, daar hij in 1790 met Bonaparte innig bevriend werd. Die vriend schap duurde voort toen Napoleon keizer was geworden, al had Talma zich aan vankelijk uit eerbied terug getrokken, zelfs in die mate dat de keizer tot twee maal toe Talma's schulden betaald heeft. Zonder eenig overdrijven kan men zeggen dat door toedoen van Talma een nieuw tijdperk is begonnen in de fransche drama tische kunst. Hij is 19 Oct. 1826 overleden. Vór 1811 heeft hij ook al eens, als acteur, ons land bezocht; uit de aanteekeningen van Jelgerhuis zal namelijk blijken dat deze hem in 1797 te 's Gravenhage \nPhiloctete van De Laharpe de titelrol heeft zien spelen. Qroote bewondering had Talma voor on zen Andries Snoek en ook, evenals trouwens Napoleon, voor Johanna Cornelia Wattier, de echtgenoote van Ziestnis. IV HET MANUSCRIPT ZELF 4) Om dan nu eindelijk te komen tot het manuscript zelf: daar staat voorin een Re gister der gegeeven Representatien". Zooals ik in het eerste gedeelte van mijn stuk zeide, geeft hij tusschen den tekst 21 waterverfteekeningen in zachte, het oog streelende kleuren. Daaronder zijn er 10, die Talma voorstellen, in verschillende rollen 5); 5 stellen mlle Duchesnois voor, 3 mlle Bourgoin, 2 Damas en l een ongenoemden acteur. Bovendien zijn nog twee geestige teekeningen van sandalen in den tekst op genomen. * * * De Ie voorstelling had plaats 3 Oct. 1811. Vertoond werd Adélaide du Guesclin (door Jelgerhuis Adélaide Guslyn" genoemd) van Voltaire. Jelgerhuis zegt dienaangaande o. a.: Dit treurspel ken ik alleen uyt Amelia of de Hertog van Foix 6), en moet het ook daar alleen naar beoordeele... Hij" (d. i. Talma) kwam mij voor wel gekleed te zijn in den tijd." Boven rechts stond: Schetze van Talma al- Vendome in Adélaide Gusclyn". Dit is bij de reproduceering weggevallen Boven l nks stond: een onleesbare aanleckcning over het costunm Hoe uytmuntend zijn spel was, zoo hebbe ik de volgende aanmerkingen gemaakt en voor af gezegt dat indien hij de waare kunst bezit, hem(?) geen in de afloop der vorige en t begin der volgende euwe geheel met hem gelijk te schatten waare, zoo in uytvoering van het gesprek, den toonder stemme, als zijne gebaarden. De dikwerf boersche stand zijner voeten en rigting zijner beenen mishaagde mij veel tijds en zijne herhaalde schuddende gelijk bewoogen handen kwam te dikwerf te rug en had al den schijn van een vaste aangenoomen gewoonte die door zelfs nu ook te dikwerf herhaalde schudding van zijn geheele persoon in het overdreevene viel. Ondertusschen was hij een groot acteur. Zijne toonwisseling, zijne manieren om het werk te verdeelen bevielen mij alle. Eenmaal slegts was ik van hem geheel met verbaazing geslaagen... en in het eynde van het stuk waar hij Couci 7) vraagt of hij voldaan is. De rest moet ik in waarheydbetuiggen even goed te hebben gezien van hollandscheacteuis en vooral actrices naamlijk onze Wattier. Zijn stille alleenspraaken waaren zonder ling in aard, hij deed ons gelooven waarlijk alleen te zijn en zelfs zonder aan schouwers. De stilte van zijn gesprek, de passie van zijne woede waaren werklijk door natuurlijk te zijn eenig, maarzijn schuddende beweging als een hond die zig van nat ontdoed kwam te dikwerf weer en mishaagde mij zeer... Hij had wijnig roodzel opt gelaad en bij voortgang van zijn rol was de kleurveran4) Alles, wat in het hier volgende gedeelte tusschen aanhalingsteekens staat, zijn de woorden van Jelgerhuis zelf, ten minste als niet het tegendeel wordt vermeld. 5) De vier hier opgenomen reproducties stellen hem voor als Vendt'nnc (in Adélaide.du G»cse(m),als Acliille (in li/hir/énie), als liliadamistf (in lihadamisle et Xénobie) en als Hamlet. 0) Adé.laide dn Guesi'lin, waarvan het onderwerp door Voltaire is ontleend aan de Annales de Uretaijne, werd bij de Ie vertooning, in 173'i, van het begin tot het eind uitgelloten en uitgejouwd, zelfs zódat aan het slot het antwoord op de vraag van den ilnc de Vendame: Ks-tu content, Coucy .'" onverstaanbaar werd gemaakt doordat verscheiden'grappenmakers luid keels riepen couci-couci", wat niet al te best beteekent. Kr volgde geen tweede vertooning. In l >ec. 1702 werd het treurspel, veel gewijzigd, weder op de planken ge bracht onder den naam van Atnélic ou Ie due de l-'üi,i\ Het had toen veel succes. Drie jaren later werd door de acteurs van het Tht!<itre-l''rani'ais, waar een oud handschrift van Adólatde du (juesclin in het archief rustte, zonder Voltaire's voorkennis, opnieuw vertoond zonder er n woord aan te veranderen, en wel met dit ;evolg, dat de gedeelten, die in 173i het meest waren uitgelloten, in 17G5 de luidste toejuichingen verwierven. Over deze historie schreef Voitaire aan een vriend een geestigen brief, die voor het eerst gepubliceerd is in de Collection complette des oenvres de Mr. de Voltaire, Derniere ditmn, van 1772, 1773. 1) Lees: iïout'i/. dering door de lijding van zijn gevoel zigtbaar op het gelaat, iets dat ik nog in geen toneelspeeler had waargenomen. Zijn gelaat was dog geene van de gun stigste voor het tooneel; zijn neus was te klijn en zijn ogen niet groot genoeg... Talma was anders omtrent zijn geheele vorm taamlijk gunstig bedeeld van de natuur. Niet te groot, niet te klijn, dik of dun, maar goed van postuur en ook niet swaar van schillet 8; zoodat zijne schouders geeevenreedigt waaren aan zijn geheele gedaante." De 2e voorstelling had plaats 4 Oct. Gegeven werd Phèdre van Racine, door Jelgerhuis Fedra en Hipolitus" genoemd. Talma deed niet mede. Over Damas, die den Hippolytc speelde, en vooral over diens natuurlijke gaven is Jelger huis slecht te spreken; en tenslotte zegt hij: Voor het overige betuyge ik dat indien er excuus of verschooning te vinden waare ik niet zoo scherp zoude oordeelen, maar die zig vermeeten de volmaaktheyd te bezitten moeten met een microscoop beschouwd worden of dit zoo is." Mlle Duchesnois, als Phèdre, vindt evenmin genade in zijn oogen; over haar schrijft hij o.a.: Zij moest de volmaaktheyd zijn en ik vond mij bedroegen. Daar Wattier is moet Duchenois weg blijven. De waarde van Wattier is nu eerst gebleken nu men haar9) gezien heeft. ... Haar gelaat was dat van een aan den drank zijnde Duytsche vrouw; haare oogen klijn en zonder werking. Het geheel was ontbloot van alle edelheyd." De mooie mlle Bourgoin, die de rol van Aricie vervulde, beviel hem veel beter dan Duchesnois. Haar kleedij behaagde hem niet als zijnde: veel te ver van de waarheyd verwydert, en de geschiedkunde zegt ons te veel om omtrent dit stuk der kleeding zoo grof te blijven dooien. Ik had gedacht dat deeze menschen, die de volmaaktheyd bezitten volgens haar eygen zeggen, dog al dat goud en geflonker, zoo ongepast, zouden weggelaaten hebben. Tot slot van deze representatie moet ik zeggen dat deeze menschen zich onbescheydenheeden en onnatuurlykheeden hebben veroorlooft die men in andere lieden zoude veroordeelen. Overal zijn zij ongepast in een zaal door de muur heengebrooken, ofschoon er deuren waaren. Zij zijn aan zijschermen 10) uytgekomen 11), waar de schilderkunst detooneelspeeler verbiedt uyt te koomen; en de schilderkunst haar gezag is ongemeen groot. Zij maakte het tooneel voor de zinnen. Het verstand leerde de menschen er een geschiedenis op voorstellen, of spreekende, of stom, door gebaardenspel. De schilderkunst reegelde de kleeding naar de omstandigheyd en den tijd der voorstelling; en de moode, zoo min als zugt om van die wetten af te dwaalen door ongepaste vercieringen, mag invloed heb ben. Ziedaar het toneel. Welstand moet alles schilderagtig regelen, en toen Duchenois met het swaard heenging van Hipolitus, was zij zoo onbezon nen dat ik vreesde dat zij een geheele stoel zoude omverloopen. Wat een onder scheyd bij Wat tier, waar alles altoos schilderagtige welstand is." Zondag, 6 Oct., werd Andromaque van Racine vertoond. Den indruk, dien deze voorstelling op hem maakte, geeft hij in hoofd zaak aldus weer: Talma was in deeze rol 12) zeer uytmuntend. Hij schudde zig veel minder. Het spel was in mijn pogen ongemeen fraaij; vooral in het ogenblik waar Hermione hem den moord van Pirrus beveeld, was verbaazend; zijne schrik op het hooren van dien naam was zoo natuurlijk dat ik er van verwonderd was dat hij dit zoo sterk kon doen uytkoomen, daar hij op dat moment zelfs zagt sprak... Het verhaal van den moord van Phirrus legde hij zoo zagt aan dat hij al de kragt bewaarde voor het slot van het stuk. En dit slot is uytmuntend door hem uytgevoerd... De lange kleederen belettede dat men niet zien konde dat zijne beenen en voeten slegt stonden; dat ik egter waarnam het zelfde te zijn als in de voorige representatie." Damas en Duchesnois, in hun respectieve rollen (Pyrrhus en Hermione'). konden Jelger huis weer niet bekoren. De Andromaque van Bourgoin, zegt hij, was mooy, zagt en bevallig, vol gratie en belooft eenmaal veel." Hij neemt zich voor voortaan alleen op Talma" zijn aandacht te vestigen, en zegt dan nog eens: van Talma is men altoos verbaasd! Door onverwagte en nieuwe voordragt. Hij is weederom bleek geworden. In deeze ruwe vlugtige schetzen 13) zoo omtrent de standen als aanduyding der gelaadstrekken is waarheyd in gebragt. Men kan daarin zien hoe mislijk en Damas en Duchenois dikwerf stonden en hoe wijnig edelheyd hun gelaat had. De stelling van deezen texst moet men evenals de teekeningen als schetzen be schouwen en geensinds als uytgewerkte redeneeringen, 14) als vlugtige gedagten." * * * Als 4e voorstelling werd 8 Oct. Iphigcnie van Racine gegeven, door Jelgerhuis Iphigenia in Aulis genoemd, zooals het stuk ook in de hollandsche vertaling heet, ter onderscheiding van Iphigenia in Taurisvan Guimond de La Touche (zie beneden). Over Talma, als Achilles, is Jelgerhuis kort: Hoe voortreffelijk het speelen van die rol waare, moet ik bekennen hetzelfde berijds in mijne jeugd gezien te hebben van de Hol landsche Passé15). Hij was mooy gekleed, zooals uyt de X) Hij bedoelt: skelet. 9) Namelijk : Diichesnuis. Hl) Hij bedoelt de euderwetscbe < 11) l lat wil zeggen: oi»iekumen. 12) Namelijk: Urefile. 13) Hij bedoelt natuurlijk de teekcni w a t e i' v n r l. l'O uier is uitgelaten het woordje ninar. 10) Hij bedoelt de i bekenden acteur Cirr Van dezen is ter Universiteits-bibliotheek een '.wMle knust aanwc/ig, n:eir U. Hendriks. van l'hilips van Bmirt-ondië iin Jacuba van l teekening blijkt. Ik wilde alleen dat goud weg hebben, dat daar ook niet behoord. Schetze van Talma als Achilles in Ilïignia in Aulis" Zijn swarte hairen mishaagden mij, liever had ik in deeze rol een blonde pruyk gezien." * * * Den lOen October had de voorstelling plaats van Rhadamiste et Zénobie, een thans lang vergeten stuk van De Crébillon, die Ie terrible werd bijgenaamd om de velevreeslijke gruwelen, die in zijn tragedies voor komen. Het is waarlijk niet te verwonderen dat Jelgerhuis, met zijn gebrekkige kennis van het Fransch, den draad van dit onmoge lijke stuk niet kon volgen, zoodat hij Rha damiste voor een Romein hield en Pharasmane voor koning van Medie aanzag in plaats van voor koning van Iberic. Hij werd op het eerste punt dan ook terecht gewezen in den brief, gedateerd 10 Nov. 1811, door zijn vriend Ewijk met deze ! woorden: Rhadamistus was ei genlijk geen Romein, maar de ; eigen zoon van Pharasmanes, die in handen der Romeinen ge vallen was en zich door hen als Ambassadeur bij zijn vader liet gebruiken.1' Over de vertooning zegt Jel gerhuis o.a.: Talma was Radamistus. Zijn kleed was nu geheel zonder goud en alle de personagien zonder eenig verziersel. Dit stond on gemeen gevallig." Duchenois was Senobia; ik beken dat ik haar zoo goed nog niet gezien had, veel ligt 16) om dat ik geen geleegendheyd had in deeze rol haar te vergelijken met onze Wattier. Talma speelde voortreffelijk; zijn sterven was overschoen, natuurlijk, en het spel was gemak kelijk. Wat zal ik veel omschrij ven ? Hij had mij nog niet zoo veel genoegen gegeven ... Hij is inderdaad een groot acteur en gewoonte moet hem zonder fout 17) in de oogen der men schen zeer volmaakt doen schij nen. .. In het sterven was hem het hoofd telkens als vallende door de slappe nekspieren; zijne armen nauwlijks beweeg baar en als swaar needervallende, bij elke proeve 18) tot beweeging. Hij sprak zagt en afgebrooken, ijndelijk duydlijk en klaar, en zonk eensklaps in elkander en scheen dood te zijn." bevallen. Talma stond zijns inziens verre beneden Andries Snoek in dezelfde rol. Hij schrijft dan ook: In 't kort alles was slegt. Het kleed van alle de persoenen... deugden niet. 't Was voor den sultan rood, en 't moet groen weezen. Hij had pok roode pantoefels aan, en zij moeten groen zijn. Alleen zijne tulband was de bol groen. Den Grooten Heer 19) draagt groen, als alleen de afstamme ling van Mahomet." Op Zaïre volgde Gaston el Bayard van De Belloy. Hierover is Jelgerhuis iets, maar niet veel beter te spre ken. Hij zegt o. a.: Veele dingen zijn daarin slor dig behandeld. Ik zal daarin niet uitwijden, dewijl het de schikkingen des toneels betreft, die bij de Hollandsche acteurs inderdaad beetergenoomenword. Waarheyd is waarheyd. De rol van Talma, naamlijk Bayard, had niets uytmuntende. Passé, Kruys en eindlijk Snoek 20) speelden die ruym zoo goed en hier en daar beeter. Eenige enkelde dingen uytgezonderd waaren aardig, dog alweederom dezelfde aanmer king 21) dat klijnigheden geene uyt werking behoeve indien de ziel der rol niet genoeg uytgewerkt is." * * Daarna was aan de beurt Hamlet van Ducis 22). indruk van deze vertooning is veel dan van de vorige, al is hij over niet te vreden. Hij schrijft Zijn gunstiger de kleeding namelijk: Talma speeld Hamlet geheel anders ge kleed als op het Hollandsche toneel, en alle de persoonen, zooals de schetzen 23) bewijzen. Ik heb altoos wel geweeten dat onze kleeding niet juyst was, maar ik geloove ook geen sinds dat de hunne echt is, want het scheenen Poolen in de plaats van Deenen." Daarop laat hij dan volgen: Het spel van Talma voldeed mij in die rol bijzonder. Veele dingen waaren daarin die mij voorkwaamen verkieslijker'[in de ..Schet/.e van Taima als Kadamistus, len R^mijn aa iinf der Medische koning t'arasmanes" | in | Hadamist & Sennbia" Den volgenden keer werd Zairc van Voltaire vertoond. In dit stuk is hem het spel van allen, ook van Talma (als Orosmanc), geenszins 1ii) dermanisme vo I7i (lalbcisnie voor IS) SiM-ki'Ki'di' nihil' Boven rechts stond: ..Schet/e van Talma als Hamlet" Jli'lden staat: ..Wit laken, swart Huweer IJeneden ,, ., : Zilver om de laarsjcs" uytvoering dan men op het hollandsche toneel doet." En dan weidt hij verder uit, voornamelijk over Talma's zeggingskracht en mimiek, en komt eindelijk tot deze slotsom: In 't kort: veele schoonheeden heeft hij ons vertoond en ik beken dat hij mijne verwagting in deezen geheel oovertrof." Mlle Duchesnois is hem meege vallen; mlle Bourgoin echter niet, blijkens de woorden: Ophelia van Bourgoin was Bourgoin en zal altoos Bourgoin blijven. De ondervinding overtuygd mij zelfs in deeze korte tijd der beschouwing dat zij niet verder koomt dan zij reeds is; welks teegendeel zij doet geloo ven als men haar eerst ziet." * * * Iphigénie en Tauride van Gui mond de La Touche werd na Hamlet gegeven. De bewonde ring van Jelgerhuis gaat cres cendo. Men leze maar: Talma als Orestes speelde deeze rol ongemeen goed. Hij wierd door de wagt als 't waare in de zaal gesmeeten toen hij l'.l) of Orusmane, din in /«>'«? de kleinzoon heet van StiUtdin en van /.idt zelf zegt: Et moi, faible béritier de sa gran deur nouvelle, .Maitre encore incertain d'nn tat i|iii cliancelle", door Jelgerhuis nu wel te recht de Ci'oole Heet' wordt genoemd, /.uilen we maar d;i;ir laten. l»e opmerking zelïechter is, zooals ik reeds in het tweede hoofdstuk zei. teekenerd voor zijn uitgebreide costuumkennis. 2(1) Alle drie namen van hollandsehe acteurs. 21) Hij maakte deze opmerking ook aan het eind zijner bespreking van Zaïre. 22; Waarschijnlijk is het nog slechts aan een zeer klein gedeelte van do thans levenden bekend dat de la n g vergeten Ducis zich beeft vermeten van den onsterfelijken Sbakespeare vijf stuk ken geheel'om te werken en voor liet. ffiinselte tooneel en publiek pasklaar te maken, dus: te verknoeien, name lijk Hamlet, li»m,'-o el .Inlielte, l.f rui f.ear, Macbelli en Othello. X.oo nadert dan ook Hamlet bij Ducis den middelbaren leeftijd, terwijl de gewone opvatting is dat bij in Sliakespcare's stuk iemand is van even in de, twintig, ondanks dat Sbakespeare op uéue plaats, namelijk in 'de Doodgravers-scène", zoogenaamd /.ijn leeftijd op dertig jaar stelt. '23) Behalve van Talma als Hamlet bevinden zich in liet manuscript ook teekeningen van mlle Diwltestwis als Ktmingin (li-erlnu/ilu, van mlle Bouiyiiin als Ojilifliu (die in de fransclie omwerking van Ducis een do. bier i- van <:ia»iln'x, en niet van l'olimins}. en van een niipynocmdt'n acteur als Kmiiii'.i <:liin</iil::.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl