Historisch Archief 1877-1940
J. V
24 Oct. '15. No. 2000
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
J. G. SCHWARTZE: Mevrouw Gompertz
J. G. Schwartze
TE AMSTERDAM, IN ARTI
l
*i Het romantisch gevoel is het gevoel.voor
de levende gemeenzaamheid der dingen*'der
wezens onderling. De romanticus trekt geen
grenzen; hij paalt niet af; hij heeft niets van
den landmeter, die akker na akker zuiver
in kaart brengt. Het lijkt hem toe, dat het
eene ding overvloeit in het ander, en dat
wij allen verschillend-gefatsoeneerde knop
pen, bloesems en vruchten zijn uit n adem
gestolten, en gemaklijk wêerkeerend, ver
zinkend in dien adem (die de geheele
waereld is). Vandaar de gemeenzaamheid: niets
is iets dan tijdelijke stolling, die weer op
gelost kan worden in het geheel. Er is in
alles verband. Wellicht meer. Wellicht is er
tusschen alles n onophoudelijk gesprek:
bloemen verstaan de vogels; de zeeën den
wind; den nacht het avondrood. De roman
ticus voelt en zoekt de gemeenzaamheid.
Zijn voorkeur gaat naar die samenstellingen,
naar die verhoudingen, naar die gebeurte
nissen, die deze, hem altijd, ware en altijd
levende gemeenzaamheid helpen verstaan.
Hij is, daarom zelden een verliefde op het
daglicht (dit is de landmeter der dingen);
hij zoekt den schemer, het donker, het duister,
als alles in n omhelzing en eenigheid en
eenheid sluimert, en sluimerend leeft. Hij
kan om deze redenen ook het, verledene
zoeken, omdat hem het tegenwoordige als
het daglicht is, en hij zijn vermoedens (soms
zeer schoone vermoedens) beter in het
eenigszins onbepaalde kan verbeelden.
Ge ziet wat hieruit kan ontstaan, uit dit
Romantisch gevoel. Er is weidschheid in
voor den krachtige en voor den sterke; er
moet onbepaaldheid allén in zijn voor den
zwakke, zonder vasten kern. Voor den
krachtige is er een gioot tooneel opgesteld,
waar de spelers haast n zijn met den
achtergrond, en waar soms die achtergrond
zelve lijkt te spreken uit woorden en ge
baren ; voor den zwakke is er niets dan
leege vorm, die, zonder vast middelpunt,
ijdel vlot en vliet voor de dezen vorm niet
bedwingende handen en bedwingende oogen.
I!
De romantische perioden kunnen ons niet
meer onverschillig laten als wellicht een
tijd geleden. Wij zijn in zeekren zin midden
in ze (vindt ge op een tentoonstelling van
den modernen kunstkrin? de romantiek niet
in overvloed ?). Ge ontdekt ze in Amsterdam;
ge treft haar in den Haag. In den Haag
J. G. SCHWARTZE: Portret zijner bruid,
Elize Schwartze geb. Herrmann
iiliiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiiiii
iiimiiiiiiiiiiiimiiiii
XV -;?:']
:Er is nog altijd liefde. Niet meer die van
aan den Tiber, geurig van welriekende olie
en goddelijk van gebaar. Maar men zit nog
hand in hand op, een canapéof op een bank
in een plantsoen of aan sloten, uren aaneen
en zoolang men tegen elkaar kan aanhangen
of met breede uitgespalkte handen elkaar
vasthouden, laat men zich desnoods klesnat
regenen. In dit verband verdienen vermel
ding Kalfjeslaan, Haarlemmerhout,
Schiedamsche dijk, Scheveningsche boschjes.
Het ligt voor de hand, dat de liefde de
wereld nog niet uit is, ofschoon ik, kat in
een vreemd pakhuis, alles anders denk te
vinden. Want nog altijd vallen over de heele
aarde de menschen uiteen in twee groote
groepen, dieper en raker van verschil dan
rassen en volken. Vrouwen en mannen, hoe
ook dooreen gemengd zich zelf gelijk blij
vende; anders gebouwd, anders van gebaar,
gang, geur, andere geluiden uitstootende,
anders levende, anders de lijven in kleeren
verstoken, de mannen de beenen rechtlijnig
in pantalons in voorname kringen in
scherpe vouw gehouden de vrouwen het
onderstel omrokt en aan het oog ontrokken,
als de gezichten van Arabische vrouwen.
Er zijn weliswaar reeds gevallen, dat het
IIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII
geslachtseigen verkarnemelkt is. Op het
hockeyveld, de fabriek, het college en onder
typisten ziet men vrouwen zonder eenige
uitronding, aan wie de kleeren hangen, als
aan den haak buiten de deur en wier haardos
niet met een vollen toet al of niet opge
vuld omhoog gestoken zit. Er zijn ook
mannen met gichellachjes, vleeschige kuiten,
die armbanden dragen en onder het bed kijken.
Maar met dat al zijn er nog de twee ge
slachten, die elkaar beminnen of elkaar de
haren uittrekken; elkaar vereeren of het
bed uittrappen; die hoever zij ook in elkaar
opgaan tot hun eigen wezen terugkrabbelen.
Het is mij wel te moede de sekse-t
weeledigheid te vinden gelijk in het Rome van
Nero, want vreemd en alleen in deze kille
grijze stad voel ik mij thuis en reden van
bestaan hebbende door het schalksche meisje
in mijn straat, al is dit ook het geval, ik
moet het bekennen, door den varkensslager
aan de overzij.
Zoo is er dan toch vastigheid en conti
nuïteit in het gebeuren met den grooten
mierenhoop der menschen. Men heeft den
mond vol van variëteit en mutatie, met of
zonder sprong; van verandering en evolutie.
Maar ik zie den hemel blauw als altijd en
de zon is nog stralend en warm en de
menschen zij liggen te hoop in vrouwen en
mannen, die met elkaar spelen, voor elkaar
en tegen elkaar in leven en het zonder
elkaar niet stellen kunnen, al martelen zij
elkaar ook dood. De veelheid der soorten,
noch de veelheid der individuen kunnen
mij zoo verwonderen, als het feit dat er
nog altijd niet meer dan twee geslachten
zijn tenminste bij de menschen, waar het
onzijdige in levende lijve niet bestaat. Zoo
J. G. SCHWARTZE: Zijn dochter Georgine
komt ze, voor n deel, uit n punt: het
werk van W. v. Konijnenburg. In Amsterdam
is ze meer van verschillende richtingen
komend. In Dordt vindt ge ze in enkelen.
Tooropvjfr., van huis-uit romantisch; zijn
eerste went is er door getypeerd. In de
letterkunde vertoont niet alleen van Schendel
haar; Diepenbrock's proza over muziek is
vol van haar. In het maatschappelijk leven
ziet ge de phainomena, die een romantische
periode kenmerken. In de kritieken en voor
lezingen is ze een graag gegeven spijs.
Er moet een zeker verlangen zijn in velen
naar haar, anders konden de vroegere uitingen
niet zoo gezocht worden noch zoo wel
begrepen.
III
Vandaar ook dat een tentoonstelling van
Johan Georg Schwartze, den romanticus, niet
enkel een vereenzaamde familiedaad is, maar
dat zij uit hoofde van de omringende ge
steldheid een waardeering, niet zonder be
grip, ondervinden kan. Natuurlijk is deze
waardeering geen algemeene. Er is geen een
heid in dezen tijd. De realisten leven, de
naturalisten, de abstracten", de versierenden,
de anders gekleurde romantici, de nuchteren,
de impressionisten, de pointilleurs, de ex
pressionisten (?lijrici der kleur), de
futuJ. G. SCHWARTZE : Mr. Isaac da Costa
risten (= scherpst en meest acuut impres
sionisme, mét elementen van den komenden
tijd erin). Alle dezen voelen zich midden in
de waarheid, en de waarheid zelf. Zij kennen
geen andere dan de hunne. Maar naast deze,
scheppers en theoretici, gaat een grooten
stroom van menschen en deze is romantisch;
zij begrijpen de romantiek. Zij is wellicht,
deze hoeveelheid menschen, kritischer dan
vroegere, maar zij begrijpt toch, wat hier
ook geboden is.
En wat vindt ze dan van haar verlangen?
Wat vindt de kritikus er?
IV
J. G. Schwartze is een romantisch schilder
(niet van de grootste kracht). Hij is vol
ongelijkheden. Soms beter dan ge zpudt
verwachten, soms minder dan ge wildet
hopen. Hij is in staat de menschen soms
niet zonder weidschheid te zien, en te
geven (zie o. a. het portret van zijn
bruid [niet het door Alberdingk Thijm
gefêteerde]; het portret van zijn schoonvader;
van zijn dochter Georgine; No. 45, en de
copie naar Courbet van de Somnabule). Hij
is in deze werken beter dan een aantal goed
en welbekende schilders van dezen tijd.
De verf, duister, leeft, en het kijken der
oogen is gegeven ;deblik ziet uit (iets
wat van nature den romantici eigen is). Hij
kan een gestalte bouwen als een ademende
constructie, maar hij kan daarnaast de han
den schilderen met de smachtende" vin
gers, die wij haten. Hij bezit een goed deel
handvaardigheid, meer dan velen van tegen
woordig; maar hij durft deze gebruiken, ook
wanneer de drift hem niet voortdrijft. Dan
ontstaan portretten, nog weidsch van zet
ting, maar waar, tusschen de begrenzende
lijnen geen leven meer is. Ook dit gaat
sterk tegen ons in, die, in 't algemeen,
scherp juist op dat leven jagen.
Schwartze is dus iemand, van wien
deze tentoonstelling noodig was ten zuiveren
opbouw onzer kennis; die won, wat hij als
recht nog niet verkreeg; die een altijd-levend
gevoel, het romantische, in n zijner uitin
gen weer voor ons bracht maar hij is
geen schilder, die ten eenenmale onbekende,
uiterst belangrijke schoonheid vertoonde.
Naast deze waarheid bracht de tentoon
stelling ons nog de kennis van het ver
band, dat bestaat tusschen het werk van
Therese Schwartze en Lizzy Ansingh en
dat van Schwartze zelf, maar dit is een
beschouwing voor een ander artikel.
PLASSCHAERT
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIItlllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIII
MIIIIIIIIMIMIIIIIIIIM IIMIIIIIUIIIMIIIIIIimilllHIlllllliniiiiiiiiiii
NOG EEN OUDE PLAAT VAN JOH. BRAAKENSIEK
Van Millingen dirigeert zijne getrouwen
iifninimmiiii
EHIIIMIIIIIIIIMllllMMIUHIIll
is het altijd geweest van af den Olympus,
waar godinnen en goden overhoop of in
een verkeerd bed lagen tot nu toe, behalve
dan hoogstens het korte tijdvak, dat Adam
alleen was, maar dit schijnt nog niet eens
vast te staan. En zoo zal het wel altijd
blijven op dezen onderzonschen bal dien
men hier aarde noemt.
Dit is het overdenken waard, want ter
wijl het meer-dan-een haast nooit bij twee
blijft, is men nooit verder gekomen dan
twee geslachten, meisjes en jongens, wijven
en kerels, nymfen en satyrs, Venus en Apollo.
En zoo is het goed, want de verwikke
lingen en knoopen zijn reeds vele en er zijn
reeds zooveel intriguen en naijver en ge
broken harten, dat de menschen er
kaalgevreten plekken van op hun hoofd krijgen
of krom trekken en er dusdanig van in de
war raken dat zij over hun eigen pooten
struikelen of steigeren als paarden in het
circus.
Hoe zou 't dan wel wezen als er tien of
twaalf of ontelbaar vele geslachten waren?
Weest zoo vriendelijk dit even in te denken,
wat ge wel doen moogt, nu ik mij zooveel
moeite geef.
Natuurlijk, waar er twee geslachten zijn, is
er allerlei schakeering en tusschen vorm. Dit is
nu eenmaal het onweerstaanbaar uitvloeisel,
de onweerstaanbare lach van elke tweele
digheid.
De dubbelzinnigheid, geen vleesch en geen
visch, is er altijd geweest van den
Minotaurus af. Er zijn verwijfden en manwijven.
Er is de amphibie, de hermaphrodiet en de
oude jonge juffrouw. Er is Platonische liefde.
En men spreekt wel van het derde geslacht,
maar dit is eer halfslachtig en evenals de
over-mensch geen nieuwe soort, maar een
variëteit.
Toen Cartesius aan alles en nog wat
twijfelde, kwam hij ten slotte terecht op
cogito ergo sum" ik denk dus ik besta
als een kat op haar pooten.
En zoo in deze tijden, dat men van alles
n pot nat maakt, alles over n kam
scheert en de menschen, als weekdieren,
aan elkaar gelijk wil zien, heb ik er houvast
aan, dat overal tiert de tegenstelling der
beide seksen.
Men heeft den mond vol van geestelijke
liefde. Men zet haar te kook als kamille
en trekt er heele romans en tooneelstukken
op af. Maar bij liefde uit het leven moet
altijd zoo iets komen als een blanke hals
of oogen, die verslinden.
Op een hoek van het Rembrandtsplein
een tros dames, wier blikken traag als van
krokodillen over elkaar's lijven glijden en
die met hare onder-achterlijven kwispelen
als kabeljauwen; iets verder een plek don
kere heeren, de hoofden schuin om de woor
den in het oor te vangen, maar zij luisteren
niet, gluren alleen; overal ook paren over
het plein, menschen van beiderlei seksen
in n stel als olie en azijn, die hun soort
verlaten, om samen voort te schuivelen, de
hoofden naar elkaar toegetrokken als van
spannen paarden aan teugels gereden.
Dit is het rhythme van het levende leven.
Als zij het gaarne hebben willen, de
vrouwen, laten zij dan krijgen emancipatie,
stemrecht, militaire dienstplicht. Maar laten
zij de gelijkstelling niet te ver drijven. Als
de geschiedenis evolutie is, dan is het ook
vooruitgang, dat het verschil tusschen de
seksen steeds dieper en veelzijdiger is ge
worden, want de vrouwelijke en mannelijke
mensch verschillen meer van elkaar, zijn
meer gedistingueerd, dan de vrouwelijke
en mannelijke garnaal.
Maar met die gelijkheid loopt het nog
niet zoo'n vaart. Want men zweert hier
nog bij de voortplanting en die moet het
van het verschil en niet van de gelijkheid
hebben.
Staatsman en geleerde moeten ambtshalve
wel een gezicht zetten of zij er boven ver
heven zijn als aan tafel een nieuwe verlo
ving wordt uitgekraaid, maar intusschen slur
pen zij, de kat in het donker knijpers, elke
bijzonderheid gretig op.
Ik zie hier op Zon- en feestdagen door
parken en straten trekken Pa's en Moe's
met slierten kinderen, eene staartbeweging
te Rome ongebruikelijk. Kinderen worden
overal mee heen gesleept, overal op vastge
bonden en tusschen in gewerkt. In eerste krin
gen weliswaar geneert men zich veelal om,
wanneer men bij ongeluk in meer dan een half
dozijn kinderen is geraakt, deze in het
openbaar te taleeren, waarschijnlijk, omdat
het de gedachte wekt hoe men eraan is
gekomen. Maar thuis als er visite is, is
men er trotsch op, trekt hen de beste pakjes
aan en laat hen de knapste dingen zeggen.
En op den bachelor Petronius kijken vele
huisvaders meelijdend en met geringschat
ting neer als op een doodvreter die zijn
bestemming mist. Maar dezulke zitten vaak
in hunnen gezegenden familiekring in zulk
een herrie, dat zij de kinderen wel met de
hoofden tegen elkaar zouden kunnen slaan.
Over de liefde en wat haar aankleeft ben
ik vooreerst niet uitgepraat.
PETRONIUS