Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Oct. '15. No. 2000
Maar dat Nederlandsche volk is verzot
op politiseeren, theologiseeren, en zoo
meer. Ook verstaat het geen scherts,
wanneer die niet opzettelijk besteld is.
Wat wonder, dat er aan onze dagblad
pers, die onvermijdelijk den volksaard
weerspiegelen moet, iets ontbreekt dat
men wél aantreft bijvoorbeeld in de
Fransche en Engelsche kranten; dat de
vele kolommen, aan vergaderingen,
partijbelangen en persoonlijke kwesties besteed,
den vermakelijken kant van 't leven w
gdringen tot onder de streep" of in
verloren hoeken ? Dit wat den toon onzer
dagbladpers betreft. Het zwelgen der
partijbladen in al wat, rechtstreeks of
zijdelings, tot de partij-aangelegenheden
behoort, geeft bovendien aan de
redactioneele beschouwingen te zeer n persoon
lijken stempel, hier vooral geldt: un
journal c'est un monsieur". Uitteraard ook
missen beschouwingen en besprekingen,
in 'n paar kolommen druks saamgeperst
en vaak heet-uit-de-pan opgediend, de
noodige bezonnenheid. En voor samen
vattende opstellen, overzichten, dieper
dórdringende studies, hebben de meeste
kranten geen plaats, ook al zijn er die
het zoeken in de hoeveelheid en nog al
eens het eigen terrein overschrijden van
het d a g-blad, dat toch niet lijken mag
op een dikke brochure, maar vlot lees
baar moet zijn en bersichtlich".
Zoo blijft er een eigen en een belang
rijke plaats open voor het weekblad, dat
nog, door beter papier en minder haastige
afwerking, den tekst op prettige wijze kan
aanvullen met afbeelding en prent. Ik heb
hier nu niet het oog op die weekbladen
waarvan elk nummer eigenlijk een ver
zameling foto's is met (al te vaak onbe
nullige of ergerlijke) bijschriften. Ook
voor een weekblad zooals ik bedoel:
dat invloed wil uitoefenen op de openbare
meening, vormen illustratiën een machtig
hulpmiddel, daar ze de aandacht trekken
en vasthouden; zoo wordt een jaargang van
een goed weekblad een beknopte maar
uitnemende histoire contemporaine", ge
llustreerd. De politieke prent, als die er
is, kan van overwegend belang zijn voor
het succes van het blad; men grijpt er
het eerst naar, ze spreekt onmiddellijk
tot de verbeelding en de indruk werkt
na. Cai^Étó... are more effective than
an editonar^1 campaign speech; behind
the humor of the picture is a deeper
meaning, and so in the laugh that follows
there is left a bitter impression upon the
mind of the reader. It has made him
think" zoo schrijft Rogers in dat
aardige boekje The American
Newspaper". Braakensiek's voorstelling van de
springprocessiën naar Konstantinopel,
met den kameleon die Ferdinand heet,
loerend op een boomtak, laat mér indruk
na dan een lange verhandeling over de
kwestie van het nabije" oosten.
Een weekblad behoeft niet het orgaan
van n persoon te zijn al is ook de
invloed ten onzent, door Tak of de Koo
uitgeoefend, onberekenbaar groot geweest
het kan, met behoud van zekere lijn
en strekking, de vragen van den dag uit
verschillend oogpunt laten bezien, en de
uitingen van meer dan n gelijkwaardig
intellect zullen het gegevene aantrek
kelijker maken door afwisseling. Mits de
lezer voele dat elk van die medewerkers
recht van spreken, en wat te zeggen heeft.
Voorts kan, naast studiën die dieper
gaan dan in een dagblad meestal mogelijk
is, de kritiek een plaats vinden, en zich
ten minste even openlijk uitspreken. En
zulk een kritiek, stevig gedocumenteerd,
blijft weer langer nawerken in den geest
van den lezer, die zijn weekblad minder
haastig pleegt door te vliegen dan zijn
krant. Zoo vormt het weekblad, goed
geredigeerd en waarlijk onafhankelijk,
een publieke tribune, maar tevens een
rechtbank die voor zich daagt elk die
daar timmert aan de straat", gelijk Cats
zei, en bloot legt wat daar vunzigs of
verrots is in gebruiken en instellingen.
De Weekblad-redacteur en -teekenaar
hanteert vrijelijk het puntige wapen van
satire en sarcasme. Hij richt zich tot lezers
van een vrij ontwikkelde bevattelijkheid
en heeft niet zoo sterk behoefte aan het
Der Krieg und die Presse
von THEODOR WOLFF
Chefredakteur des Berliner Tageblatt"
An dem Jubilaumstage des Amsterdam
mer bezeugen diejenigen, die oft in
Holland zu Gast weilen, gern ihre warme,
aufrichtige Neigung für das Land, seine
Stadte und sein Volk. Es gibt zwei
Arten, ein Land zu lieben und ihm drese
Liebe und Wertschatzung auszudrücken.
Dieeinensuchenin dem fremden Lande
vor allem wieder sich selbst, die
Aehnlichkeiten und alles, was auf eine
angebliche Familienbeziehung und
Geistesgleichheit hinweist, und sie sind nur
zufrieden, wenn sie, oft mit
zweifelhaftem Rechte, konstatieren, das f remde
Volk sei mit ihrem eigenen Volke
verwandt.
Die anderen lieben gerade die Eigenart
jeder besonderen Kultur und jeder zu
einem staatlichen Gebilde
zusammengeschlossenenMenschengemeinschaftund
finden es erfreulich, dasz es in dieser
Welt Selbstandigkeit und
Verschiedenheit und ebensowenig eine Gleichheit
der Völker als eine der Pflanzen gibt.
Ich brauche kaum erst zu sagen, dasz
diese zweite Art der Liebe mir als die
allein empfehlenswerte, annehmbare und
wirkliche erscheint.
Wenn Shakespeares Heinrich III von den
Prinzen des Festlandes spöttisch sagt:
ironie-teeken", welks gemis den dagblad
schrijver die eens uit den band springt,
voortdurend in gevaar brengt. Hij loopt
niet de kans van dien journalist die eens,
toen de razende tuffers weer 'n paar
slachtoffers gemaakt hadden, naar de
pen greep en in een van satire stekelig
artikel den voetgangers verweet dat ze
in de moderne wereld niet meer thuis
hoorden op 's heeren wegen maar
die den volgenden dag, tot belooning, in
een half dozijn brieven voor een door
de auto-kliek omgekochten barbaar werd
uitgescholden.
Wie een weekblad leidt, behoeft het
korreltje zout nooit te sparen, maar wee
hem als hij een orgaan van malcontenten"
kweekt, indien hij de rol speelt van den
nijdigaard die, zooals een Spaansche
spreekwijze zegt, met 'n enkel droppeltje
inkt een heele kom melk vergiftigt.
IIIIIIIIHIIIIIIIIIIlllMIIMMHIIIIIIMIIMIIMimillllllllllJilMIIIMIimmilllllll
Dagblad en Weekblad
door mr. L. J. PLEMP VAN DUIVELAND
Hoofdredacteur van de Nieuwe Courant
Onder de vele verwijten die ik 's morgens
in mijn post vind, treffen mij altijd ge
voelig die welke mij voorhouden dat de
courant verzuimd heeft over zekere on
derwerpen haar meening te zeggen of
haar lezers den weg te wijzen. Want
bijna altijd vind ik dat deze particuliere
critici gelijk hebben. Zeker, wij hadden
over deze of over die actueele zaak ons
niet mogen bepalen tot eenige zakelijke
berichten of kleurlooze verslagen. Het
jachtveld der actualiteit is onbegrensd
en wie ons daar als geleider heeft ge
kozen, mag, als hij in zijn buurt een
patrijs ziet opvliegen, van ons verlangen
dat wij erop schieten.
Om het leven, eenige orginaliteit en
een genoegzaam aantal lezers te behouden,
is het echter noodig dat een dagblad
redacteur tal van patrijzen maar vliegen
laat. Eiken avond en eiken ochtend vindt
hij in zijn eigen courant een voorraad
stof tot schrijven opgestapeld. Een groot
deel daarvan is vór de bewerking al
verstoven. Een ander deel blijft wegens
tijdsgebrek onverteerd liggen of moet
voor belangrijker, dan wel actueeler zaken
wijken. Een etmaal telt niet heel veel
uren en toch maakt n enkele dag veel
journalistieke stof reeds oud.
Gij zijt, o weekblad-collega, in deze
opzichten boven ons bevoorrecht. Wij
dagbladen bieden u de grondstof, veelal
in reeds half bewerkten vorm. Gij doet
er, kieschkeurig, een greep uit uw
journalistenkunst bestaat voor een deel
juist daarin en gij laat al de rest
liggen, zonder tot eenige motiveering,
nauwelijks tegenover u zelven, verplicht
te zijn. Gij moogt ons critiseeren, wanneer
wij zwijgen; wij u niet.
En gij behoeft nooit over iets te schrijven,
omdat uw mededinger het doet. Integen
deel, gij zijt iedere week blij, wanneer
gij ziet dat hij en gij zoo weinig mogelijk
op elkaar gelijkt.
Gij hebt, in uw creatie, niet de belem
mering en de ergernis van onze
gelijken-gelijkvormige nieuwsmassa en onder
uw pers-arbeid geen last (al mist gij
tevens den prikkel) van electriciteit. De
telefoon laat u nagenoeg, de telegraaf
geheel met rust.
Gij kunt u de weelde gunnen van een
talentvollen, of zelfs genialen, teekenaar
als genoot, zonder zijn dienaar te worden.
Wij hebben, het is waar, door de veel
vuldigheid onzer verschijning, de
grijpkracht van het actueele op u voor en
de macht der herhaling. Het getal twee
duizend gelukgewenscht! waar gij
veertig jaren over gedaan hebt, bereiken
wij in drie, zonder dat iemand erop let.
Maar van uw detail-product beleeft gij
dan ook veel meer vreugde. ledere week
maakïgij iets dat af is, biedt gij een
kleine keur-verzameling aan, geeft gij
een elite-voorstelling. Voor elk uwer
Sie wollen alle mit uns verwandtsein."
so verdienen den gleichen Spot diejeni
gen, die nicht von der Forderung abgehen,
dasz alle mit uns verwandt sein" s ol
ie n. Voltaire laszt seinen Ingénu" sehr
hübsch erzahlen, in einer französischen
Gesellschaft sei man einmütig der Ansicht
gewesen, wenn die Sprachverwirrung
nicht eingetreten ware, könnte die Sprache
der Welt nur das Französische sein.
Frankreich war Jahrhunderte hindurch
fest berzeugt, dasz alles fremde Wesen
sich der französischen Kultur
unterordnen, sie annehmen müsse. Ganz ebenso
haben bei uns einige Personen, und
besonders sogenannte Intellektuelle",
die sich wahrend der Kriegszeit
bela'ti§en wollten, sehr viel vom Kriege und
iege der deutschen Kultur gesprochen
und dadurch die ganz irrige Meinung
verbreitet, das deutsche Volk wünsche,
anderen Völkern seine Kultur auszun
tigen und die ganze Menschheit in die
Uniform eines einheitlichen Geistes
hineinzuzwangen.
Dieser Krieg ist ein rein politischer
und er hat, wie brigens Kriege im
algemeinen, mit der Kultur nur sehr
wenig zu tun. Vor allem wird kein
vernünftiger Deutscher irgendeine Hege
monie wünschen, die zur Unterdrückung
fremder kultureller Selbstandigkeit, zur
Auslöschung jener Vielfarbigkeit, die den
wahren Reiz der Welt bildet, und zu
einer politischen und geistigen
Gleichmachung führen könnte. Schiller ist nicht
nummers hebt gij recht op aandacht;
wij niet.
Toch staan uw arbeid en uw voort
brengsel veel dichter bij de onze dan
bij die van uw collega van de periodieke
pers: het maandschrift. Zijt gij onder
tijdschriften'' begrepen? is zelfs een
vraag van auteurswetgeving. Met het
maandschrift hebt gij gemeen, dat men
u niet, zoo van de rol, behoeft te lezen
al is het u geraden te zorgen dat men
het liefst doet. Pas na een week, niet,
als wij, na twaalf uren, zijt gij oud en
waardeloos. En dan nog maar betrek
kelijk want niet elk uwer nummers
doodt, zooals het onze, zijn voorganger;
en lang niet voor allen want er zijn
er die u bewaren en maanden lang wan
delt gij leesgezelschappelijk rond.
Hoe is het met de geestelijke conti
nuïteit van uw weekblad in zijn loopbaan
van tweemaal duizend weken gesteld?
Een doorloopende lijn zie ik slechts
in het kritische van zijn karakter
en in uw trouwen Braakensiek. Doch
ook zoo staat het tijdperk De Koo in
mijn herinnering afgezonderd van de
periode Wiessing en deze laatste nog
meer van de proefneming van thans met
het in hoofdzaak niet-journalistieke vijf
manschap.
Het karakter van het weekblad De
Amsterdammer heeft zich ontwikkeld als:
waardeerend en kritisch, naar verschil
lenden kant" schrijft de tegenwoordige
redactie in haar brief. Men kan zeggen
dat de eerste periode ons krap hield wat
de waardeering" betrof en dat wij in
de tweede te vaak vergeefs zochten naar
den verschillenden kant". Aldus gezien,
is de derde inderdaad een
ontwikkelingsphase van het weekblad, en ik voor mij
kan slechts verklaren dat ik sinds de
crisis die het doorstond, de wekelijksche
lezing heb voortgezet met onverminderde
belangstelling en met vermeerderde sym
pathie.
Men kan de 2000ste Groene niet vieren
zonder De Koo te gedenken.
Zoo weinig verwant aan zijn geestes
richting ik mij immer heb gevoeld, zoo
groot is mijn bewondering steeds geweest
voor den journalist die hij was.
Ik heb in de polemiek nooit erger op
mijn kop gehad dan van hem. Inzonder
heid aan een gedachtenwisseling'' met
hem van twaalf jaren geleden, kan ik
niet zonder een pijnlijk gevoel in mijn
pen terugdenken. Daar ik aanvaller was,
mag ik mij niet beklagen over de wapens
die hij koos om mij af te slaan. Maar
al mocht het, ik zou het niet doen, omdat
hij over ons vak menigmaal dingen heeft
gezegd van zoo strenge en verheffende
waarheid, dat zij slechts kunnen zijn
voortgekomen uit een eerlijk en hoog
journalistenhart.
Een uitknipsel heb ik bewaard; mij
dunkt het tweeduizendste nummer van
de Groene is de plaats om het te her
drukken:
Behalve kennis van de onderwerpen,
fijne onderscheiding van begrippen, nauw
gezet overwegen van anderer meening,
juiste formuleering van denkbeelden, zijn
de oprechtste waarheidsliefde, de zuiverste
onpartijdigheid ook bij partijzaken, en
alzoo een even groote mate van ernst als
van zedelijken moed onverbiddelijke
eisch voor den journalist van elke partij."
Den Haag, 6 October.
zum wenigsten deshalb der
Lieblingsdichter der Deutschen geworden, weil
seine wahrhaft deutsche Seele mit jedem
freien Volkstum zu fühlen verstand. Wie
könnten wir vergessen, dasz er auch die
Bef reiung der Niederlande geschildert hat?
Ueber die Ursachen des entsetzlichen
Krieges, der durch Europa tobt, und ber
manche seiner Begleiterscheinungen ist
sehr viel geschrieben worden, und die
meisten, die eine solche Arbeit
unternahmen, haben ganz darauf verzichtet,
auf eine hoen ber den Leidenschaften
aufragende Ausblickshöhe zu steigen und
ruhig prüfend nach allen Seiten zu
schauen. Fast niemand oder man kann
wohl sagen: niemand von innen allen
beherrscht oder besitzt das
Tatsachenmaterial. Diejenigen, die den Dingen
na'her stehen, wissen, dasz nichts falscher
ist, als die Behauptung, die
verantwortlichen Leiter der deutschen Politik hatten
einen planmaszig vorbereiteten, lange
erwogenen Ueberfall" unternommen,
und sie sind auch berzeugt, dasz es an
verantwortlichen Stellen n i r g e n d s
Verschwörungen" zur Entfesselung
eines Weltkrieges gegeben hat. Der
Oxforder Mathematiker Russell kam der
Wahrheit am nachsten, als er darlegte,
die allgemeine Furcht vor einem Kriege
habe zum Kriege, das allgemeine
Misztrauen habe zur furchtbaren Entladung
geführt. Aber wenn es immerhin feststeht,
dasz diese Katastrophe zuletzt durch die
Politik w e n i g e r Persönlichkeiten
herONZE PRIJSVRAAG
Landjuweel
Nederland is het land der rijmers. Behalve
op St. Nicolaas avond blijkt dit bij prijsvra
gen als de onze, waarin een vierregelig
versje gevraagd werd over het feit, dat in
Nederland 32 menschen een belasting op
oorlogswinsten moeten formuleeren, terwijl
dit in het buitenland door n minister
geschiedt.
De meeste antwoorden waren varianten
op het thema 3 X H, en anderen op dat
van elf-en-dertig.
Een kleine bloemlezing volge hier :
Eerste prijs, Th. Bon et te A.
Dat is toch dunkt me niet zoo
moeilijk te begrijpen:
Met buifenlanders had ook Treub geen hulp
gevraagd.
Maar 'k moet den man nog zien, die heel
alleen het waagt,
Een rasecht Nederlandschen koopman zoo
te knijpen.
2e prijs, W. Zo.thout te A.
Waarom?
Het wegen zit ons in het bloed,
Lang wogen we kaas en krenten:
Nu gaat het om ons dierste goed:
Nu wegen we d'oorlogscenten!
* *
*
3e prijs, J. Jansen te W.
Eén ontwerper was voor het buitenland
genoeg.
Waarom Treub er dan hier 33 voor vroeg ?
Wel vrinden, dat komt van de melk, kaas
en boter,
Die maken hier d'oorlogswinst zóveelmaal
grooter!
En eenlge niet bekroonden:
A. Toxopeüs, te A.
Piet Secuur is steeds in trek;
Een alleen met grooten bek
Ziet de and re n in den nek.
Dan nog liever driemaal gek.
*
A. Cohen, te A.
Drie en dertig strikt neutralen
Moeten minutieus bepalen
Hoeveel per mille zij willen missen.
Eén man kan zich zoo licht vergissen!
* . *
Buitengewone Oorlogswinst.
(?In troebel water is 't goed visschen").
S. H. te R.,
Reeds overal werd dra belast, de vangst
uit 't troebel water,
Maar Holland 't grrote waterland dat
komt daarmee wat later,
Belast de buit" sprak overal n man, en
't liep van zelf,
Maar wijl hier zoo'n massa visschers" zijn,
onderzoeken" er driemaal elf.
?
Wie is Jan Salie ?
J. H. te L.,
Jan Salie, zegt meester, indien hij bestaat,
Is Raadsheer in den Hoogen Raad.
Wijs Jantje roept: meester, da's een vergissie!
Jan Salie is lid van een Staatscommissie i
Mr. F. C. van Beusekom :
Kon elders men op nen man slechts bogen,
Die een belasting op de oorlogswinst ont
werpen kan,
Het kleine Nederland heeft voor zulk lof'lijk
pogen
Beschikking over drie-en-dertig man !
IIM1IIIIIIIIIIIIIMIIII
Bij de Plaat
door A. ROODHUYZEN,
Lid van de Tweede Kamer
Ik vertrouw niet te kort te doen aan
de waarde van den inhoud van uw blad,
als ik zeg, dat ik bij het in handen
nemen van De Amsterdammer", altijd
eerst de plaat bekijk. En dan is wel
eens de gedachte bij mij opgekomen:
Zou de geniale teekenaar daarvan zich
wel eens rekenschap hebben gegeven
van de werking, die zijne platen hebben
op de personen, die de slachtoffers zijn
of heeten van zijn teekenstift? Want, als
duizenden zich verdringen voor de
diverse winkels waar de plaat ten toon
gesteld is, om te zien, hoe raak Borgesius
of Kuyper of Treub of Lohman genomen
zijn, dan is het toch ook de moeite waard
te overdenken wat die rake plaat"
Borgesius, Kuyper, Treub of Lohman deed.
Ik geloof niet mis te tasten, als ik
zeg, dat menschen, die zoo vaak
geplaat" zijn, die enkel bekijken, zich de
vraag stellende, of de politieke situatie
goed doorvoeld is, en daarnaar hare
waarde bepalen.
Maar de politicus, die voor het eerst
op de plaat komt, staat er anders voor,
voor hem is dat een van de schoonste
dagen zijns levens; het is voor hem wat
het eerste open doekje voor den acteur
is, het is hem honderdmaal meer waard
dan de lofrijkste vermelding in het over
zicht van den knapsten overzichtschrijver,
want die overzichten worden door be
trekkelijk weinigen gelezen, terwijl de
plaat u om zoo te zeggen in levenden
lijve aan gansch het volk aanwijst als
n, die niet geheel zonder invloed is
op de politieke conjunctuur van het
oogenblik.
Zoodat, terwijl de een of andere ver
kleumde nicht naar uwe vrouw snelt,
om haar te beklagen, dat Neef" nu
maar zoo op een plaat in alle winkels
te kijken hangt, ge inwendig er over
glundert dat ge zijt wat zij zou noemen
aan de kaak gesteld".
En vooral de plaat van het weekblad
De Amsterdammer" vermag dit aan
genaam gevoel te geven, en dat we! om
de eenvoudige reden, dat zij niet heeft
wat in den eigenlijken zin verstaan wordt
onder den ,,politieken tegenstander".
De Notenkraker'', het Zondagsblad
van De Tijd'', De Roskam'' et tutti
quanti nemen nooit dan den politieken
tegenstander, en vegen nooit in eigen
huize, al geeft de situatie daartoe ook
alle aanleiding, maar Braakensiek spot
beigefiihrt wurde, so steht es doch ebenso
sehr fest, dasz sie durch die Tatigkeit
sehrvieler Personen seit langem
herausbeschworen worden ist. Seit fast
einem Jahrzehnt haben wir beobachten
mussen, wie das Nationalgefühl, in stetiger
Steigerung, vielfach zum haszvollen,
schreienden Nationalismus ausartete.
Keines der heute kriegfü-hrenden Lander
hat sich davon freigehalten, wir haben
bei uns die Manner mit den tönenden
Kraftworten, haben in Frankreich das
Treiben des Chauvinismus und das
unverhüllt gegen Deutschland gerichtete
Erwachen", haben in England die
Agitation eines ganz bestimmten Kreises,
haben in Ruszland die aus machtigen
inneren Quellen hervorströmende
panslawistische Bewegung gesehen. Dieser
enlfesselte nationalistische Geist drangte
vom Worte zur Tat, und leider muss man
sagen, dasz berall sein wirksamstes,
gefahrlichstes Instrument die Presse
war.
Dem Angriff, durch den gewisse
Organe des nationalen Erwachens" jede
aufkeimende Verstandigung zu hindern
suchten, folgte der Gegenangriff, undso
ging der wüste La'rm hin und her. Ueberall
wurde gesündigt, nirgends war die Presse
frei von Schuld und nur das eine möchte
ich weil es der Wahrheit entspricht
betonen: die Achtung vor dem
Patriotismus, der Tapferkeit und der
Opferbereitschaft der feindlichen Nationen ist in
Deutschland, und selbst in dem
zonder aanzien des persoons en geeft
den ridderslag aan wien hij meent dat
deze verdient, en daarom is het dan
ook zooveel waard bij hem op de
plaat" te staan.
Toen Borgesius 35 jaar lid der Kamer
was, boden zijne politieke vrienden hem
een diner aan. Een van zijn oudste vrien
den had de aardige attentie gehad om eene
collectie platen van De Amsterdammer''
mee te brengen, waarop deze staatsman
in den loop der tijden was afgebeeld.
Het waren alleen die uit de meest inte
ressante tijdstippen van onze
binnenlandsche politiek, en toch waren het er
nog ettelijke dozijnen.
Ze werden bekeken tusschen dineren
dessert, en ik stel mij voor, dat het niet
onmogelijk is, dat er wel eens een oog
op werd geworpen, zooals een ijdel
mensch, wiens knoopsgat nog maagdelijk
is, zou werpen in een gevuld
ridderordenkastje.
Ga voort, Braakensiek, weldoener der
politici!
Den Haag, 11 Oct. 1915.
L
Journalistiek
door Mr. H. VERKOUTEREN
Een goed journalist heeft niet altijd een
goed leventje. Zijn pad gaat niet altijd
op rozen.
Hij moet aan de hoogste eischen vol
doen, maar mag zelf nooit hooge eischen
stellen.
Hij moet van alles, nagenoeg, verstand
hebben, terwijl hij dikwijls bitter weinig
heeft geleerd.
Zijn stijl moet schoon zijn en opge
wekt en de inhoud van zijn stukken
moet aan den vorm beantwoorden, maar
behoorlijk tijd, om rustig en degelijk te
arbeiden, krijgt hij bijna nooit.
Nacht en dag moet hij klaar staan en
op alle belangrijke gebeurtenissen moet
hij dadelijk reageeren, zonder dat hij ze
altijd heeft kunnen voorzien.
Van slechte en vervelende redevoe
ringen moet hij een dragelijk verslag
geven.
Op de meest onmogelijke vragen van
abonnés moet hij het antwoord gereed
hebben. Ingezonden stukken, die hij liefst
in de prullenmand zou stoppen, moet hij
iimiimiiinHiimiiiiiimiMiimiiiiiiiiiiiimMiiilMMMimiiiimiiiiiiiiiiiii
gröszten Teile der sonst am wenigsten
pazifistischen" Presse, in
unzweideutigen Worten zum Ausdruck gelangt.
Nicht allein Bernhard Kellermann, Wil
helm Schmidtbonn und andere deutsche
Schriftsteller, die als
Kriegsberichterstatter des Berliner Tageblatts" an die
Westfront gingen, haben den Mut und
die Vaterlandsliebe der kampfenden
Gegner warm und vorurteilsfrei gerühmt,
sondern man könnte auch sonst ein
umfangreiches und sehr lesenswertes Buch
aus all' den Berichten und den ver
ffentlïchten Feldpostbriefen zusammenstellen
die ebensosehr ein Zeugnis für die
vornehme Gesinnung ihrer Verfasser, wie
für die Eigenschaften des Feindes sind.
Will die Presse vom Anblick all' des
ungeheuren Jammers, der jetzt die Welt
erfüllt, nicht lernen, welche
Verantwortung auf ihr lastet und welche Pflichten
gegen die Menschheit, gegen das eigene
Volk und gegen sich selber sie hat?
Und wenn der internationale
Journalismus, der aus einer sehr gemischten Schar
von Persönlichkeiten besteht, sich nicht
selber zügeln kann oder will kann
nicht ein Mittel gefunden werden, um
die Welt gegen Ausschreitungen von
Journalisten zu schützen, denen das
notwendige Verantwortungsgefühl fehlt?
Wir haben Gesetze gegen die Aufreizung
zum Klassenhatz warum sollte es
nicht möglich sein, beim Friedensschlusz
oder nach dem Friedensschlulz eine in
ternationale Vereinbarung zu treffen, die