De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 24 oktober pagina 2

24 oktober 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Oct. '15. No. 2000 Maar dat Nederlandsche volk is verzot op politiseeren, theologiseeren, en zoo meer. Ook verstaat het geen scherts, wanneer die niet opzettelijk besteld is. Wat wonder, dat er aan onze dagblad pers, die onvermijdelijk den volksaard weerspiegelen moet, iets ontbreekt dat men wél aantreft bijvoorbeeld in de Fransche en Engelsche kranten; dat de vele kolommen, aan vergaderingen, partijbelangen en persoonlijke kwesties besteed, den vermakelijken kant van 't leven w gdringen tot onder de streep" of in verloren hoeken ? Dit wat den toon onzer dagbladpers betreft. Het zwelgen der partijbladen in al wat, rechtstreeks of zijdelings, tot de partij-aangelegenheden behoort, geeft bovendien aan de redactioneele beschouwingen te zeer n persoon lijken stempel, hier vooral geldt: un journal c'est un monsieur". Uitteraard ook missen beschouwingen en besprekingen, in 'n paar kolommen druks saamgeperst en vaak heet-uit-de-pan opgediend, de noodige bezonnenheid. En voor samen vattende opstellen, overzichten, dieper dórdringende studies, hebben de meeste kranten geen plaats, ook al zijn er die het zoeken in de hoeveelheid en nog al eens het eigen terrein overschrijden van het d a g-blad, dat toch niet lijken mag op een dikke brochure, maar vlot lees baar moet zijn en bersichtlich". Zoo blijft er een eigen en een belang rijke plaats open voor het weekblad, dat nog, door beter papier en minder haastige afwerking, den tekst op prettige wijze kan aanvullen met afbeelding en prent. Ik heb hier nu niet het oog op die weekbladen waarvan elk nummer eigenlijk een ver zameling foto's is met (al te vaak onbe nullige of ergerlijke) bijschriften. Ook voor een weekblad zooals ik bedoel: dat invloed wil uitoefenen op de openbare meening, vormen illustratiën een machtig hulpmiddel, daar ze de aandacht trekken en vasthouden; zoo wordt een jaargang van een goed weekblad een beknopte maar uitnemende histoire contemporaine", ge llustreerd. De politieke prent, als die er is, kan van overwegend belang zijn voor het succes van het blad; men grijpt er het eerst naar, ze spreekt onmiddellijk tot de verbeelding en de indruk werkt na. Cai^Étó... are more effective than an editonar^1 campaign speech; behind the humor of the picture is a deeper meaning, and so in the laugh that follows there is left a bitter impression upon the mind of the reader. It has made him think" zoo schrijft Rogers in dat aardige boekje The American Newspaper". Braakensiek's voorstelling van de springprocessiën naar Konstantinopel, met den kameleon die Ferdinand heet, loerend op een boomtak, laat mér indruk na dan een lange verhandeling over de kwestie van het nabije" oosten. Een weekblad behoeft niet het orgaan van n persoon te zijn al is ook de invloed ten onzent, door Tak of de Koo uitgeoefend, onberekenbaar groot geweest het kan, met behoud van zekere lijn en strekking, de vragen van den dag uit verschillend oogpunt laten bezien, en de uitingen van meer dan n gelijkwaardig intellect zullen het gegevene aantrek kelijker maken door afwisseling. Mits de lezer voele dat elk van die medewerkers recht van spreken, en wat te zeggen heeft. Voorts kan, naast studiën die dieper gaan dan in een dagblad meestal mogelijk is, de kritiek een plaats vinden, en zich ten minste even openlijk uitspreken. En zulk een kritiek, stevig gedocumenteerd, blijft weer langer nawerken in den geest van den lezer, die zijn weekblad minder haastig pleegt door te vliegen dan zijn krant. Zoo vormt het weekblad, goed geredigeerd en waarlijk onafhankelijk, een publieke tribune, maar tevens een rechtbank die voor zich daagt elk die daar timmert aan de straat", gelijk Cats zei, en bloot legt wat daar vunzigs of verrots is in gebruiken en instellingen. De Weekblad-redacteur en -teekenaar hanteert vrijelijk het puntige wapen van satire en sarcasme. Hij richt zich tot lezers van een vrij ontwikkelde bevattelijkheid en heeft niet zoo sterk behoefte aan het Der Krieg und die Presse von THEODOR WOLFF Chefredakteur des Berliner Tageblatt" An dem Jubilaumstage des Amsterdam mer bezeugen diejenigen, die oft in Holland zu Gast weilen, gern ihre warme, aufrichtige Neigung für das Land, seine Stadte und sein Volk. Es gibt zwei Arten, ein Land zu lieben und ihm drese Liebe und Wertschatzung auszudrücken. Dieeinensuchenin dem fremden Lande vor allem wieder sich selbst, die Aehnlichkeiten und alles, was auf eine angebliche Familienbeziehung und Geistesgleichheit hinweist, und sie sind nur zufrieden, wenn sie, oft mit zweifelhaftem Rechte, konstatieren, das f remde Volk sei mit ihrem eigenen Volke verwandt. Die anderen lieben gerade die Eigenart jeder besonderen Kultur und jeder zu einem staatlichen Gebilde zusammengeschlossenenMenschengemeinschaftund finden es erfreulich, dasz es in dieser Welt Selbstandigkeit und Verschiedenheit und ebensowenig eine Gleichheit der Völker als eine der Pflanzen gibt. Ich brauche kaum erst zu sagen, dasz diese zweite Art der Liebe mir als die allein empfehlenswerte, annehmbare und wirkliche erscheint. Wenn Shakespeares Heinrich III von den Prinzen des Festlandes spöttisch sagt: ironie-teeken", welks gemis den dagblad schrijver die eens uit den band springt, voortdurend in gevaar brengt. Hij loopt niet de kans van dien journalist die eens, toen de razende tuffers weer 'n paar slachtoffers gemaakt hadden, naar de pen greep en in een van satire stekelig artikel den voetgangers verweet dat ze in de moderne wereld niet meer thuis hoorden op 's heeren wegen maar die den volgenden dag, tot belooning, in een half dozijn brieven voor een door de auto-kliek omgekochten barbaar werd uitgescholden. Wie een weekblad leidt, behoeft het korreltje zout nooit te sparen, maar wee hem als hij een orgaan van malcontenten" kweekt, indien hij de rol speelt van den nijdigaard die, zooals een Spaansche spreekwijze zegt, met 'n enkel droppeltje inkt een heele kom melk vergiftigt. IIIIIIIIHIIIIIIIIIIlllMIIMMHIIIIIIMIIMIIMimillllllllllJilMIIIMIimmilllllll Dagblad en Weekblad door mr. L. J. PLEMP VAN DUIVELAND Hoofdredacteur van de Nieuwe Courant Onder de vele verwijten die ik 's morgens in mijn post vind, treffen mij altijd ge voelig die welke mij voorhouden dat de courant verzuimd heeft over zekere on derwerpen haar meening te zeggen of haar lezers den weg te wijzen. Want bijna altijd vind ik dat deze particuliere critici gelijk hebben. Zeker, wij hadden over deze of over die actueele zaak ons niet mogen bepalen tot eenige zakelijke berichten of kleurlooze verslagen. Het jachtveld der actualiteit is onbegrensd en wie ons daar als geleider heeft ge kozen, mag, als hij in zijn buurt een patrijs ziet opvliegen, van ons verlangen dat wij erop schieten. Om het leven, eenige orginaliteit en een genoegzaam aantal lezers te behouden, is het echter noodig dat een dagblad redacteur tal van patrijzen maar vliegen laat. Eiken avond en eiken ochtend vindt hij in zijn eigen courant een voorraad stof tot schrijven opgestapeld. Een groot deel daarvan is vór de bewerking al verstoven. Een ander deel blijft wegens tijdsgebrek onverteerd liggen of moet voor belangrijker, dan wel actueeler zaken wijken. Een etmaal telt niet heel veel uren en toch maakt n enkele dag veel journalistieke stof reeds oud. Gij zijt, o weekblad-collega, in deze opzichten boven ons bevoorrecht. Wij dagbladen bieden u de grondstof, veelal in reeds half bewerkten vorm. Gij doet er, kieschkeurig, een greep uit uw journalistenkunst bestaat voor een deel juist daarin en gij laat al de rest liggen, zonder tot eenige motiveering, nauwelijks tegenover u zelven, verplicht te zijn. Gij moogt ons critiseeren, wanneer wij zwijgen; wij u niet. En gij behoeft nooit over iets te schrijven, omdat uw mededinger het doet. Integen deel, gij zijt iedere week blij, wanneer gij ziet dat hij en gij zoo weinig mogelijk op elkaar gelijkt. Gij hebt, in uw creatie, niet de belem mering en de ergernis van onze gelijken-gelijkvormige nieuwsmassa en onder uw pers-arbeid geen last (al mist gij tevens den prikkel) van electriciteit. De telefoon laat u nagenoeg, de telegraaf geheel met rust. Gij kunt u de weelde gunnen van een talentvollen, of zelfs genialen, teekenaar als genoot, zonder zijn dienaar te worden. Wij hebben, het is waar, door de veel vuldigheid onzer verschijning, de grijpkracht van het actueele op u voor en de macht der herhaling. Het getal twee duizend gelukgewenscht! waar gij veertig jaren over gedaan hebt, bereiken wij in drie, zonder dat iemand erop let. Maar van uw detail-product beleeft gij dan ook veel meer vreugde. ledere week maakïgij iets dat af is, biedt gij een kleine keur-verzameling aan, geeft gij een elite-voorstelling. Voor elk uwer Sie wollen alle mit uns verwandtsein." so verdienen den gleichen Spot diejeni gen, die nicht von der Forderung abgehen, dasz alle mit uns verwandt sein" s ol ie n. Voltaire laszt seinen Ingénu" sehr hübsch erzahlen, in einer französischen Gesellschaft sei man einmütig der Ansicht gewesen, wenn die Sprachverwirrung nicht eingetreten ware, könnte die Sprache der Welt nur das Französische sein. Frankreich war Jahrhunderte hindurch fest berzeugt, dasz alles fremde Wesen sich der französischen Kultur unterordnen, sie annehmen müsse. Ganz ebenso haben bei uns einige Personen, und besonders sogenannte Intellektuelle", die sich wahrend der Kriegszeit bela'ti§en wollten, sehr viel vom Kriege und iege der deutschen Kultur gesprochen und dadurch die ganz irrige Meinung verbreitet, das deutsche Volk wünsche, anderen Völkern seine Kultur auszun tigen und die ganze Menschheit in die Uniform eines einheitlichen Geistes hineinzuzwangen. Dieser Krieg ist ein rein politischer und er hat, wie brigens Kriege im algemeinen, mit der Kultur nur sehr wenig zu tun. Vor allem wird kein vernünftiger Deutscher irgendeine Hege monie wünschen, die zur Unterdrückung fremder kultureller Selbstandigkeit, zur Auslöschung jener Vielfarbigkeit, die den wahren Reiz der Welt bildet, und zu einer politischen und geistigen Gleichmachung führen könnte. Schiller ist nicht nummers hebt gij recht op aandacht; wij niet. Toch staan uw arbeid en uw voort brengsel veel dichter bij de onze dan bij die van uw collega van de periodieke pers: het maandschrift. Zijt gij onder tijdschriften'' begrepen? is zelfs een vraag van auteurswetgeving. Met het maandschrift hebt gij gemeen, dat men u niet, zoo van de rol, behoeft te lezen al is het u geraden te zorgen dat men het liefst doet. Pas na een week, niet, als wij, na twaalf uren, zijt gij oud en waardeloos. En dan nog maar betrek kelijk want niet elk uwer nummers doodt, zooals het onze, zijn voorganger; en lang niet voor allen want er zijn er die u bewaren en maanden lang wan delt gij leesgezelschappelijk rond. Hoe is het met de geestelijke conti nuïteit van uw weekblad in zijn loopbaan van tweemaal duizend weken gesteld? Een doorloopende lijn zie ik slechts in het kritische van zijn karakter en in uw trouwen Braakensiek. Doch ook zoo staat het tijdperk De Koo in mijn herinnering afgezonderd van de periode Wiessing en deze laatste nog meer van de proefneming van thans met het in hoofdzaak niet-journalistieke vijf manschap. Het karakter van het weekblad De Amsterdammer heeft zich ontwikkeld als: waardeerend en kritisch, naar verschil lenden kant" schrijft de tegenwoordige redactie in haar brief. Men kan zeggen dat de eerste periode ons krap hield wat de waardeering" betrof en dat wij in de tweede te vaak vergeefs zochten naar den verschillenden kant". Aldus gezien, is de derde inderdaad een ontwikkelingsphase van het weekblad, en ik voor mij kan slechts verklaren dat ik sinds de crisis die het doorstond, de wekelijksche lezing heb voortgezet met onverminderde belangstelling en met vermeerderde sym pathie. Men kan de 2000ste Groene niet vieren zonder De Koo te gedenken. Zoo weinig verwant aan zijn geestes richting ik mij immer heb gevoeld, zoo groot is mijn bewondering steeds geweest voor den journalist die hij was. Ik heb in de polemiek nooit erger op mijn kop gehad dan van hem. Inzonder heid aan een gedachtenwisseling'' met hem van twaalf jaren geleden, kan ik niet zonder een pijnlijk gevoel in mijn pen terugdenken. Daar ik aanvaller was, mag ik mij niet beklagen over de wapens die hij koos om mij af te slaan. Maar al mocht het, ik zou het niet doen, omdat hij over ons vak menigmaal dingen heeft gezegd van zoo strenge en verheffende waarheid, dat zij slechts kunnen zijn voortgekomen uit een eerlijk en hoog journalistenhart. Een uitknipsel heb ik bewaard; mij dunkt het tweeduizendste nummer van de Groene is de plaats om het te her drukken: Behalve kennis van de onderwerpen, fijne onderscheiding van begrippen, nauw gezet overwegen van anderer meening, juiste formuleering van denkbeelden, zijn de oprechtste waarheidsliefde, de zuiverste onpartijdigheid ook bij partijzaken, en alzoo een even groote mate van ernst als van zedelijken moed onverbiddelijke eisch voor den journalist van elke partij." Den Haag, 6 October. zum wenigsten deshalb der Lieblingsdichter der Deutschen geworden, weil seine wahrhaft deutsche Seele mit jedem freien Volkstum zu fühlen verstand. Wie könnten wir vergessen, dasz er auch die Bef reiung der Niederlande geschildert hat? Ueber die Ursachen des entsetzlichen Krieges, der durch Europa tobt, und ber manche seiner Begleiterscheinungen ist sehr viel geschrieben worden, und die meisten, die eine solche Arbeit unternahmen, haben ganz darauf verzichtet, auf eine hoen ber den Leidenschaften aufragende Ausblickshöhe zu steigen und ruhig prüfend nach allen Seiten zu schauen. Fast niemand oder man kann wohl sagen: niemand von innen allen beherrscht oder besitzt das Tatsachenmaterial. Diejenigen, die den Dingen na'her stehen, wissen, dasz nichts falscher ist, als die Behauptung, die verantwortlichen Leiter der deutschen Politik hatten einen planmaszig vorbereiteten, lange erwogenen Ueberfall" unternommen, und sie sind auch berzeugt, dasz es an verantwortlichen Stellen n i r g e n d s Verschwörungen" zur Entfesselung eines Weltkrieges gegeben hat. Der Oxforder Mathematiker Russell kam der Wahrheit am nachsten, als er darlegte, die allgemeine Furcht vor einem Kriege habe zum Kriege, das allgemeine Misztrauen habe zur furchtbaren Entladung geführt. Aber wenn es immerhin feststeht, dasz diese Katastrophe zuletzt durch die Politik w e n i g e r Persönlichkeiten herONZE PRIJSVRAAG Landjuweel Nederland is het land der rijmers. Behalve op St. Nicolaas avond blijkt dit bij prijsvra gen als de onze, waarin een vierregelig versje gevraagd werd over het feit, dat in Nederland 32 menschen een belasting op oorlogswinsten moeten formuleeren, terwijl dit in het buitenland door n minister geschiedt. De meeste antwoorden waren varianten op het thema 3 X H, en anderen op dat van elf-en-dertig. Een kleine bloemlezing volge hier : Eerste prijs, Th. Bon et te A. Dat is toch dunkt me niet zoo moeilijk te begrijpen: Met buifenlanders had ook Treub geen hulp gevraagd. Maar 'k moet den man nog zien, die heel alleen het waagt, Een rasecht Nederlandschen koopman zoo te knijpen. 2e prijs, W. Zo.thout te A. Waarom? Het wegen zit ons in het bloed, Lang wogen we kaas en krenten: Nu gaat het om ons dierste goed: Nu wegen we d'oorlogscenten! * * * 3e prijs, J. Jansen te W. Eén ontwerper was voor het buitenland genoeg. Waarom Treub er dan hier 33 voor vroeg ? Wel vrinden, dat komt van de melk, kaas en boter, Die maken hier d'oorlogswinst zóveelmaal grooter! En eenlge niet bekroonden: A. Toxopeüs, te A. Piet Secuur is steeds in trek; Een alleen met grooten bek Ziet de and re n in den nek. Dan nog liever driemaal gek. * A. Cohen, te A. Drie en dertig strikt neutralen Moeten minutieus bepalen Hoeveel per mille zij willen missen. Eén man kan zich zoo licht vergissen! * . * Buitengewone Oorlogswinst. (?In troebel water is 't goed visschen"). S. H. te R., Reeds overal werd dra belast, de vangst uit 't troebel water, Maar Holland 't grrote waterland dat komt daarmee wat later, Belast de buit" sprak overal n man, en 't liep van zelf, Maar wijl hier zoo'n massa visschers" zijn, onderzoeken" er driemaal elf. ? Wie is Jan Salie ? J. H. te L., Jan Salie, zegt meester, indien hij bestaat, Is Raadsheer in den Hoogen Raad. Wijs Jantje roept: meester, da's een vergissie! Jan Salie is lid van een Staatscommissie i Mr. F. C. van Beusekom : Kon elders men op nen man slechts bogen, Die een belasting op de oorlogswinst ont werpen kan, Het kleine Nederland heeft voor zulk lof'lijk pogen Beschikking over drie-en-dertig man ! IIM1IIIIIIIIIIIIIMIIII Bij de Plaat door A. ROODHUYZEN, Lid van de Tweede Kamer Ik vertrouw niet te kort te doen aan de waarde van den inhoud van uw blad, als ik zeg, dat ik bij het in handen nemen van De Amsterdammer", altijd eerst de plaat bekijk. En dan is wel eens de gedachte bij mij opgekomen: Zou de geniale teekenaar daarvan zich wel eens rekenschap hebben gegeven van de werking, die zijne platen hebben op de personen, die de slachtoffers zijn of heeten van zijn teekenstift? Want, als duizenden zich verdringen voor de diverse winkels waar de plaat ten toon gesteld is, om te zien, hoe raak Borgesius of Kuyper of Treub of Lohman genomen zijn, dan is het toch ook de moeite waard te overdenken wat die rake plaat" Borgesius, Kuyper, Treub of Lohman deed. Ik geloof niet mis te tasten, als ik zeg, dat menschen, die zoo vaak geplaat" zijn, die enkel bekijken, zich de vraag stellende, of de politieke situatie goed doorvoeld is, en daarnaar hare waarde bepalen. Maar de politicus, die voor het eerst op de plaat komt, staat er anders voor, voor hem is dat een van de schoonste dagen zijns levens; het is voor hem wat het eerste open doekje voor den acteur is, het is hem honderdmaal meer waard dan de lofrijkste vermelding in het over zicht van den knapsten overzichtschrijver, want die overzichten worden door be trekkelijk weinigen gelezen, terwijl de plaat u om zoo te zeggen in levenden lijve aan gansch het volk aanwijst als n, die niet geheel zonder invloed is op de politieke conjunctuur van het oogenblik. Zoodat, terwijl de een of andere ver kleumde nicht naar uwe vrouw snelt, om haar te beklagen, dat Neef" nu maar zoo op een plaat in alle winkels te kijken hangt, ge inwendig er over glundert dat ge zijt wat zij zou noemen aan de kaak gesteld". En vooral de plaat van het weekblad De Amsterdammer" vermag dit aan genaam gevoel te geven, en dat we! om de eenvoudige reden, dat zij niet heeft wat in den eigenlijken zin verstaan wordt onder den ,,politieken tegenstander". De Notenkraker'', het Zondagsblad van De Tijd'', De Roskam'' et tutti quanti nemen nooit dan den politieken tegenstander, en vegen nooit in eigen huize, al geeft de situatie daartoe ook alle aanleiding, maar Braakensiek spot beigefiihrt wurde, so steht es doch ebenso sehr fest, dasz sie durch die Tatigkeit sehrvieler Personen seit langem herausbeschworen worden ist. Seit fast einem Jahrzehnt haben wir beobachten mussen, wie das Nationalgefühl, in stetiger Steigerung, vielfach zum haszvollen, schreienden Nationalismus ausartete. Keines der heute kriegfü-hrenden Lander hat sich davon freigehalten, wir haben bei uns die Manner mit den tönenden Kraftworten, haben in Frankreich das Treiben des Chauvinismus und das unverhüllt gegen Deutschland gerichtete Erwachen", haben in England die Agitation eines ganz bestimmten Kreises, haben in Ruszland die aus machtigen inneren Quellen hervorströmende panslawistische Bewegung gesehen. Dieser enlfesselte nationalistische Geist drangte vom Worte zur Tat, und leider muss man sagen, dasz berall sein wirksamstes, gefahrlichstes Instrument die Presse war. Dem Angriff, durch den gewisse Organe des nationalen Erwachens" jede aufkeimende Verstandigung zu hindern suchten, folgte der Gegenangriff, undso ging der wüste La'rm hin und her. Ueberall wurde gesündigt, nirgends war die Presse frei von Schuld und nur das eine möchte ich weil es der Wahrheit entspricht betonen: die Achtung vor dem Patriotismus, der Tapferkeit und der Opferbereitschaft der feindlichen Nationen ist in Deutschland, und selbst in dem zonder aanzien des persoons en geeft den ridderslag aan wien hij meent dat deze verdient, en daarom is het dan ook zooveel waard bij hem op de plaat" te staan. Toen Borgesius 35 jaar lid der Kamer was, boden zijne politieke vrienden hem een diner aan. Een van zijn oudste vrien den had de aardige attentie gehad om eene collectie platen van De Amsterdammer'' mee te brengen, waarop deze staatsman in den loop der tijden was afgebeeld. Het waren alleen die uit de meest inte ressante tijdstippen van onze binnenlandsche politiek, en toch waren het er nog ettelijke dozijnen. Ze werden bekeken tusschen dineren dessert, en ik stel mij voor, dat het niet onmogelijk is, dat er wel eens een oog op werd geworpen, zooals een ijdel mensch, wiens knoopsgat nog maagdelijk is, zou werpen in een gevuld ridderordenkastje. Ga voort, Braakensiek, weldoener der politici! Den Haag, 11 Oct. 1915. L Journalistiek door Mr. H. VERKOUTEREN Een goed journalist heeft niet altijd een goed leventje. Zijn pad gaat niet altijd op rozen. Hij moet aan de hoogste eischen vol doen, maar mag zelf nooit hooge eischen stellen. Hij moet van alles, nagenoeg, verstand hebben, terwijl hij dikwijls bitter weinig heeft geleerd. Zijn stijl moet schoon zijn en opge wekt en de inhoud van zijn stukken moet aan den vorm beantwoorden, maar behoorlijk tijd, om rustig en degelijk te arbeiden, krijgt hij bijna nooit. Nacht en dag moet hij klaar staan en op alle belangrijke gebeurtenissen moet hij dadelijk reageeren, zonder dat hij ze altijd heeft kunnen voorzien. Van slechte en vervelende redevoe ringen moet hij een dragelijk verslag geven. Op de meest onmogelijke vragen van abonnés moet hij het antwoord gereed hebben. Ingezonden stukken, die hij liefst in de prullenmand zou stoppen, moet hij iimiimiiinHiimiiiiiimiMiimiiiiiiiiiiiimMiiilMMMimiiiimiiiiiiiiiiiii gröszten Teile der sonst am wenigsten pazifistischen" Presse, in unzweideutigen Worten zum Ausdruck gelangt. Nicht allein Bernhard Kellermann, Wil helm Schmidtbonn und andere deutsche Schriftsteller, die als Kriegsberichterstatter des Berliner Tageblatts" an die Westfront gingen, haben den Mut und die Vaterlandsliebe der kampfenden Gegner warm und vorurteilsfrei gerühmt, sondern man könnte auch sonst ein umfangreiches und sehr lesenswertes Buch aus all' den Berichten und den ver ffentlïchten Feldpostbriefen zusammenstellen die ebensosehr ein Zeugnis für die vornehme Gesinnung ihrer Verfasser, wie für die Eigenschaften des Feindes sind. Will die Presse vom Anblick all' des ungeheuren Jammers, der jetzt die Welt erfüllt, nicht lernen, welche Verantwortung auf ihr lastet und welche Pflichten gegen die Menschheit, gegen das eigene Volk und gegen sich selber sie hat? Und wenn der internationale Journalismus, der aus einer sehr gemischten Schar von Persönlichkeiten besteht, sich nicht selber zügeln kann oder will kann nicht ein Mittel gefunden werden, um die Welt gegen Ausschreitungen von Journalisten zu schützen, denen das notwendige Verantwortungsgefühl fehlt? Wir haben Gesetze gegen die Aufreizung zum Klassenhatz warum sollte es nicht möglich sein, beim Friedensschlusz oder nach dem Friedensschlulz eine in ternationale Vereinbarung zu treffen, die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl