De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 24 oktober pagina 21

24 oktober 1915 – pagina 21

Dit is een ingescande tekst.

24 Oct. '15. -r No. 2000 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 HORS D'OEUVRE De Amsterdammer" heeft gemeend, den lezers bij het copieuse diner van bijdragen van binnen- en buitenlandsche politici en publicisten, redactieleden, vaste en ambulante, schrijvende enteekenende mede werkers, een hors d'oeuvre" niet te mogen onthouden. Daarom hebben een aantal lezers, geheel volgens het toeval uit de lijst der abonnés aangewezen, het verzoek gekregen, hunne openhartige meening over de Groene" mede te deelen. Voor de welwillendheid, waarmede zij daaraan hebben voldaan, hierbij dank. L)e ingekomen antwoorden, voor zoover tot publiceering vergunning is verleend, vindt men hieronder. De redactie hoopt dat onderstaande regelen aan de bedoeling beantwoorden, en door lezeressen en lezers als een smakelijke toespijs" zullen worden medegenomen. Amersfoort: 8 Oct. 1915. Om inhoud en strekking, lees ik uw weekblad gaarne. J. BOLK, notaris Amsterdam: 5 Oct. 1915. In beleefd antwoord op uw geëerde do l Oct. kan ik u mededeelen dat ik sedert de Kedactie-wijiiging van uw blad weder geregeld lezer ben geworden. De eenvoudige en duidelijke wijze, waarop uw verschillende artikelen worden geschreven, doen mij, met meer belangstelling dan ooit, dezelven lezen en verschaffen mij eenige uren van aange name en leerrijke verpoozing. W. C. DEENIK ZZN., makelaar Zwolle: 5 Oct. 1915. In antwoord op uwe geëerde letteren: zoo -lees ik steeds naar genoegen uw weekblad de Amster dammer. A. VAN DEVENTER Deventer: 6 Oct. 1915. Gaarne wil ik u melden dat 't weekblad de Ara sterdammer door ons met veel genoegen wordt gelezen. Vooral de mooie stukken over tooneel, muziek en natuur, en de gematigde kritiek over de hedendaagsche toestanden worden zeer ge waardeerd. Mevrouw A. A. DOYER?BROUWER Amsterdam: 5 Oct. 1915. Ik lees de meeste artikelen en liekijk de illustra ties in De Amsterdammer" geregeld met bijzon dere belangstelling en een waardeering, die niet zelden tot bewondering stijgt. Prof. Euo. DuBOlS Leeuwarden: 7 Oct. 1915. Ik zie met zeer veel sympathie elke week uw blad tegemoet en lees het, ik zou haast zeggen van A?Z door. M. VAN HOORN Enschedé: 5 Oct. 1915. In antwoord op uw schrijven van l October heb ik de eer u te melden dat het weekblad ide Am sterdammer" ons uitstekend bevalt, en ons menig aangenaam en nuttig uurtje heeft verschaft. Wanneer ook de schilderkunstcriticus zijn ge dachten in wat eenvoudiger woordkeus en zinsbouw kon neerschrijven, zou ook dat hoofdstuk voor velen meer genietbaar worden. R. MAAS, arts Utrecht: 3 Oct. 1915. Als antwoord op uw verzoek deel ik u mede, dat ik steeds met verlangen naar de Amsterdammer" (Da Groene) uitzie, daar het. lezen van haar mij zeer aangename oogenblikken verschaft. D. H. MONTAGNE, oud hoofdonderwijzer Wezep: 4 Oct. 1915. Tot mijn leedwezen kan ik aan uw verzoek moei lijk voldoen. Ik ben wel geabonneerd op uw week blad doch ik lees 't ncoit; 't is mij alleen te doen om de plaat en plaatjes. DR. OORT Rotterdam: 4 Oct. 1915. In mijn bedrijf komt 't nog al eens voor, dat men mij informatie, dus kritiek, vraagt o>er deze of gene. Ik antwoord dan altijd zoo: «wel, als u 't menschdom cijfers geven zoudt, dan kan mijnheer deze of gene 'n 7 krijgen of 'n 5" naar gelang ik den man waardeer. Zie, indertijd aan Tdk z'n Kroniek gaf ik S1', (u weet 10 is voor onzen lieven heer, en 9 voor mezelf). Maar aan de Groene van nu zou ik T/% willen geven. Mr. H. M. A. SCHADEE Rotterdam: 10 Oct. 1915. Met onderstaand schrijven heb ik de eer,volgens uw verzoek, u mijn oordeel mede te deelen om trent uw blad. Het weekblad De Amsterdammer" wekt in hooge mate mijn belangstelling, boeit en bevalt me. In heldere uiteenzettingen van vooraanstaande en onbekrompen medewerkers wijst het met klem en zonder schroom op wonde plekken in ons staatkun dig en maatschappelijk leven, op belangrijke toe standen, gebeurtenissenen toekomstige aangelegen heden. Ik meen dat deze van veel studie en kennis, van rijpe ervaring en warme vaderlandsliefde ge tuigende hoofdstukken de nauwlettende aandacht van eiken Nederlander ten volle waard zijn en waard moeten zijn. Ook de puntige en snijdige teekenstiften der medearbeidende kunstenaars, de op tijd geleverde bijdragen over kunst en weten schap e. z. v., maken dat ik ook uw weekblad on gaarne zou willen missen." Dr. P. DE SNOO De namen van bovenstaande personen zijn geheel onwillekeurig verzameld, vandaar de verscheidenheid van personen en woon plaatsen. m IHIIIIIII m ui i m iiiiiiiiiiiiiiinii Haegsche Brieven xiv De Besognekamer, 16 Oct. 1915 Hooggeschatte Heer! In de dagen mijner jonkheid, nu welhaast een halve eeuw geleden, toen ik te Leiden was gepromoveerd, vór mijn tewerkstelling aan het Kabinet van den Minister van Bui tenlandsche Zaken, heb ik eenigen tijd vrij langdurig zelfs te Parijs vertoefd. Wijlen mijn vereerde Vader vond dit wenschelijk: voor mijne vorming, in velerlei opzicht. Thans kan ik zijn gevoelen dubbel beamen; toen trok mij eerlijk bekend de Fransche hoofdstad mér aan dan de wijsgeerige levensoverwegingen, die mijn Vader tot zijn plan hadden gebracht. Het is in die dagen, ik zal toen een jongmensch van tusschen de vijf-en-twintig en dertig zijn geweest, dat ik voor het eerst leerde kennen, wat men te Parijs heet: de mondain-artistieke, dan wel artistiek-mondaine, salon! In al de jaren, sedert vervloden, heb ik in Nederland tevergeefs gezocht naar het yaderlandsche evenbeeld van wat toen zijn jeugdig hart stormenderhand had veroverd. Gelaten heb ik, bij het klimmen der jaren, dit leed gedragen; er zijn grooter teleur stellingen in Het Leven dan dergelijk gemis, Hooggeschatte Heer! Gisteravond, opeens, zonder er op voor bereid te wezen, is mij het salonmengsel van artisticiteit en mondainiteit verschenen. Voor Nummer 2000. Twee Engelschen, Lord Wanhope en Sir Younow, spreken over de Duitsche Letter kunde. En wat dunkt u van Schiller? Schiller? Schiller is geen duitsche dichter ? U zegt ? Friedrich von Schiller is een inter nationaal dichter geweest. Voor ons, Engelschen, schreef hij Maria Stuurt. - En? Voor de Franschen de Maagd van Orleans. En? Voor de Chineezen Turandot. En? Voor de Spanjaarden Don Carlos. - En? Voor de Italianen Fiesko en de Bruid van Messina. En? Voor de Grieken de Kraanvogels van Iblkas en Polykrates' Ring. En? Voor de Hollanders de Geschichte des Abfalls der Vereinigten N ieder lande. En? Voor de Zwitsers Wilhelm Teil. Maar wat heeft Schiller dan voor de Duitschers geschreven ? De Rooverst Versch geïmporteerd uit Duitschland door B. 1. STOURI iiiiiiiiiiiimiiMiHliiiiiliilliiiiiHiiiiiiiitiliiiiimiiiiiimiiiiiiiMiiiiiiiiiMii AAN DE TWEEDUIZENDWEKIGE Gij die uw leven telt bij weken, Die eiken Zaterdag verweekt, Maar onverweekt en onverbleekt De onwelkbaar groene zijt gebleken. Die van uw eersten Zaterdag Tct tweemaal duizend Zaterdagen De waarheid stem gaaft om te klagen En spot een echo voor zijn lach. Gij hebt in uw papieren leven, Hooger beweekt dan wij bejaard, Een schat van wetenschap vergaard, Een schat van wetenschap gegeven. Wat vogels van verscheiden veer Die, tusschen 't groen van uwe bladen De pennen reppend, u verraden, Dat fluistert gfl den volke weer. Trekvogels zijn 't. Het komt en gaat er In 't groen gebladert af en aan, Geen strijkt er neer of moet weer gaan, De eene vroeger, de ander later. Al is hun pen niet voor de poes, De poes die krijgt den vroegen zanger, En, duur, een laters liedje langer, Ook die is eenmaal voor de poes. Waar vloog de Koo, waar vloog van Maurik? Waar?? doch waartoe den naam vermeld Van elk die in uw groene veld Zijn veer moest laten? Waartoe zou ik? Gij zelf zijt van hun roem de wachter, Gij houdt in 't groene blad hem jong: Wat elk naar hij gebekt was zong Liet in uw blaan zijn echo achter. Zoolang gij weke voegt aan week, Tot drie, tot nog meer duizendtallen, Zal ook die echo niet verschallen, Dat nimmer dan uw groen verbleek. THOMAS DE RIJMER lllllllllIMIIIIItlllllllllllllllllinilllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII MEDI De ziekte, die verdwijnt (Teekeningen van Henri van de Velde) Een stu dent zendt mij de on derstaande ziekte-beschrijving. Hoewel ik vermoed, dat hij niet in ernst is en zelfs vrees, dat hij met een eerbied waardige instelling den spot tracht te drijven, geef ik toch aan zijn wensch gehoor om zijn Het is naar aanleiding hiervan, dat ik U hedenochtend wel schrijven moet! Hoe het gebeurde; en waar het gebeurde? Geduld, geduld; zij, die gelooven, haasten niet. Zou dan de oude dag, die wel geloovig moet worden, haast kunnen hebben ? Kent ge wellicht den heer Louis Couperus, Hooggeschatte Heer? Hij is een schrijver van naam, woont sedert dien gedenkwaardigen eersten Augustus 1900 en veertien wederom in deze lage landen en lést zijn werken voor; mijn neef Johan noemt dit: zegt zijn oeuvre!" Johan terwille ben ik Vrijdagavond opge gaan ter kunstzale Kleykamp; ge weet wel die huizinghe op den hoek van Oranje- en Paleisstraat. Daar hervond ik mijn verloren Parijs. Waerlijk, Johan had ditmaal in zijn overbruisende, jeugdige onstuimigheid niet te veel opgehemeld van wat mij daar te wachten stond. Mevrouw Kleijkamp en de heeren Kleijkamp en Neuhuys ontvingen de gasten; want van bezoekers, gelijk bij iedere andere kunstuitvoering durf ik hier kwalijk te spre ken. De hal, die ens bij het binnenkomen omvaamde; de trap, die we bestegen; de drie ineenloopende kamers, waar de schrij ver zègger zijn kunst zou geven aan de wachtende schare ze zijn alle zoo bij uitstek geschikt voor dergelijke mengeling van kunst en waereldschheid, dat ik toch wel de overtuiging moet krijgen, dat zoo ergens in het Vaderland 's-Gravenhage studie in de medische kroniek een plaats te geven, niet wegens de ziektegeschiedenis, maar als uiting van een nieuw geslacht, dat blijkbaar over de bedoelde instelling anders denkt dan wij ouderen. Ik geef nu mijn student het woord. Ook een slechte wind waait wel iemand voordeel toe. De oorlog, die zooveel kwaad brengt, doet ook hier en daar goed. Er is een lang niet zeldzame ziekte, die in som mige tijden des jaars zelfs aanvalsgewijze velen tegelijk pleegt te treffen, sedert het begin van den oorlog in Nederland in het geheel niet meer voorgekomen. Het is wel de moeite waard op dit verblijdend ver schijnsel de aandacht te vestigen. Misschien kan een afdoende bestrijding der ziekte een der lessen van den oorlog zijn. Zooals ik zeide, hoewel de ziekte het geheele jaar door voorkomt, vertoont zij plot selinge verheffingen in menigvuldigheid. Deze liggen tegenwoordig precies op den laatsten dag van Augustus, of eigenlijk iets vroeger, want gewoonlijk valt de epidemie als een sterrenregen reeds den avond te voren in. Wij zijn nu den gevaarlijken datum reeds tweemaal doorgekomen, zonder dat zich een enkel geval heeft voorgedaan. Dat geeft hoop voor de toekomst. Het maximum is niet altijd in Augustus gevallen. Van 1849 tot 1890 viel het op den negentienden Februari en wij weten uit een gedicht van De Genestet, waarin de ziekte genoemd wordt, dat in zijn tijd het maximum samen viel met het St. Nikolaasfeest. De ziekte komt veel meer bij mannen dan bij vrouwen voor. Vroeger waren vrouwen zelfs geheel onvatbaar, doch sedert het feminisme tot openlijken invloed gekomen is en de vrouwen zich bemoeien met de openbare zaak, doet zich het merkwaardig verschijnsel voor, dat de sexe haar onvat baarheid verloren heeft. Onder de mannen worden met weinig uitzonderingen slechts individuen van hoogeren leeftijd getroffen. De ziekte is gewoonlijk een verschijnsel van beginnend verval. De gevaarlijke leeftijd ligt ver in de vijftiger jaren. Zij is geen ziekte van alle lagen der bevolking. Men zou kunnen zeggen, zij is geen democratische ziekte. Men zegt, dat zij aanvankelijk alleen de verdienstelijkste staatsburgers mo«t getroffen hebben. Dit karakter heeft zij thans verloren. Personen wier inkomen minder dan twee duizend gulden 's jaars bedraagt, worden zelden aangetast. Dertig jaren geleden was dit grensbedrag aanmerkelijk hooger.Een onmiddelijke samenhang met inkomen en bezit bestaat echter gelukkig niet. In de laatste jaren is slechts n geval voorgekomen, waarin deze samenhang bestond. Toen waren er Amerikaansche manieren in het spel. Dit geval is dan ook het onderwerp eener langdurige discussie geweest. Ambtenaren zijn veel gevoeliger voor de ziekte dan personen, die met het staatsbestuur niet in onmiddelijke betrekking staan. In de residentie komt de ziekte het meest en in de hevigste vormen voor en zij neemt des te sterker af, hoe meer men zich van de residentie verwijdert. Zij woekert op bedenkelijke wijze in de ministeriën. Ook onder het onderwijs-personeel zoekt zij hare slachtoffers, des te meer naarmate de betrekkingen bij het onderdaarvoor het meest eigendommelijk is. Het was een publiek van schier uitsluitend dames in dikwerf zeer geslaagde toiletten, waartusschen de smoking van Johan en de rok van mijzelve wel heel strak vlekten. Als achtergrond voor den schrijver-zègger had men een groenend fulpengordijn gekozen, waarbij een wit marmeren zuil, een hooge vaas met witte rozen, een oud eiken kast, een paar Japansch-Chineesche afgodsbeeldjes volkomen aansloten. De electrische lampjes, met groenig-zijden doekjes behangen, wierpen een zacht licht op de schilderijen langs de wanden, waar tusschen de aanwezigen ietwat onwezenlijk deden. Er heerscht een weldadig-aandoende at mosfeer, waaraan de velerlei verzorgde reukwateren, die bij zoo druk een damesbezoek wel onvermijdelijk zijn, schier een afzonder lijke wijding verleenen. Even wekt de komst van mevrouw Couperus een opschuddinkje; iedereen kent haar, toch vindt iedereen het noodig haar brievenschrijven aan een ander mede te deelen. Dan knipt het electrisch licht met een droog knakje in de beide achterste vortrekken uit. En hij komt binnen! Hij buigt; eenmaal, tweemaal, nog eens ten derde male! Stemmingsvol klateren efkens de handen op elkaar. De witte glacéhandschoenen legt hij zachtkens op de wit marmeren zuil. Zijn verschijning is de tot dood verworwijs hooger zijn. Professoren kunnen zeker zijn getroffen te worden, wanneer zij maar lang genoeg leven om in den gevoeligen leeftijd te komen. Zoo komt het dat vele professoren met de ziekte behebt zijn. Ik ken zelfs een kleine universiteit in ons vaderland, welker professoren bijna allen getroffen zijn, en wat de zaak bedenkelijk maakt, reeds op jeugdigen leeftijd. De ziekte begint met zoo weinig merk bare voorteekenen, dat meestal alleen de getroffene ze heeft opgemerkt. Wanneer de geleerden zich moeite wilden geven, zouden zij zonder twijfel in staat zijn, om door zorgvuldige studie der voorteekenen, de meeste gevallen te voorspellen, doch zoo nauwkeurig wordt de ziekte niet bestudeerd, omdat zij in geen geval <doodelijk is. Wellicht is deze nalatigheid niet geheel verantwoord. De ziekte gaat dikwijls aan verkalking der bloedvaten of aan seniele dementie vooraf. Sommigen meenen dat zij daarvan de oorzaak zou zijn. Deze gaan echter beslist te ver. Wel is zij daarvan somstijds het eerst zichtbare verschijnsel. De ziekte treft den mensch plotseling, zooals het spit. Terwijl hij de krant leest, of in andere gevallen een brief of een tele gram, vliegt hij plotseling op met een uit roep van verbazing of van schrik, ook wel dit maakt de overeenkomst met het spit nog grooter met een vloek of met een uit roep, die het grootste afgrijzen tot uiting brengt. De man zelf toont dan verder niet veel belangstelling in het geval, dat hem getroffen heeft en went zich tamelijk spoedig aan den toestand, doch de familie-leden en vrienden zijn veel meer in de zaak geïn teresseerd en toonen daardoor duidelijk, dat de zaak toch niet van zoo weinig beteekenis is als de getroffene te kennen geeft. Men kan van de ziekte wel afkomen. Er zijn enkele weinige gevallen in Nederland voor gekomen, waarin de getroffene zich door energiek optreden aan den aanval wist te onttrekken, maar die energie komt zelden voor. Misschien vinden vele lijders, die toch liever het lidteeken niet hadden, de zaak niet ernstig genoeg voor zooveel ontplooiing van energie. Andere vinden misschien het litiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiii teeken wel mooi, zooals de Duitsche studenten korpsbroeders het hunne, dat werkelijk in zijn oorsprong, verspreiding en beteekenis eenige overeenkomst met de door ons be schreven ziekte vertoont. Beide behooren in n groep. Het meest kenmerkend verschijnsel der ziekte is de vorming van een wankleurig nieuw weefsel in het knoopsgat op den om slag van de linkerzijde van den jas. Het is nooit voorgekomen, dat een ander knoopsgat getroffen werd. Zelfs is ook tegen alle verwachting ook bij linkshandigen het rechter knoopsgat vrij, het linker uit sluitend aangedaan. Het nieuwe weefsel heeft een zijde-achtigen glans. De meest voorkomende kleuren van het nieuwe weefsel zijn oranje, blauw en rood, doch deze kleu ren wisselen eenigszins af, naar mate van het geval. De geleerden twijfelen of men eer van een nieuwvorming, van een ontsteking of van een ontaarding zou moeten spreken, doch de naam doet er weinig toe. Men helt er het meest toe over de ziekte ouderdomsverkalking van het knoopsgat te noemen. Dit woord verkalking gaat wellicht te ver. De voorstanders dezer benaming brengen in het midden, dat de ziekte in haar meest volkomen vorm, doch die zelden gezien wordt en daarom in onze beschrijving tot dusverre niet werd vermeld, onder het knoopsgat een groote, ronde, bijna geheel uit kalkzouten gevormde plaat doet ontstaan, eenigszins gelijkend op het skelet der inktvisschen, en deze geleerden beweren, dat in alle gevallen der ziekte zulk een kalkplaat ten minste sporadisch waargenomen kan worden. Daarenboven voeren zij voor hun meening aan, dat zij bij een nauwkeurig scheikundig onderzoek ook in het gekleurde zijde-achtige weefsel, dat de gewone uiting der ziekte is, sporen van kalk hebben aangetroffen. Dit argument komt mij overtuigend voor. Ik voeg mij dan ook gaarne bij de partij van hen, die de ziekte als een verkalking beschouwen. In het wetenschappelijk systeem en in geneeskundig Latijn moet zij dan den naam dragen van degeneratio calcarea senilis buttonholii. Moge de oorlog het gunstig gevolg heb ben, dat deze naam weldra slechts een historische waarde zal bezitten. M. STRAUB Edward Troe, De beste specialist voor OVERHEMDEN naaf maat. EEN ERKENDE WAARHEID Zooals men weet gaat de me dische wereld niet zoo licht over tot het geven van schriftelijke aanbevelingen voor het een of ander middel. Wanneer men dus een middel aantreft, waaromtrent een groot aantal medici gunstig verklaringen hebben afgegeven, kan men er staat op maken, dat dit middel ernstig onderzocht en deugdeljjk gebleken is. In dit nummer van dit blad is bijgelegd een prospectus omtrent het be kende versterkingsmiddel voor zenuwen en lichaam, Sanatogen, dat door meer dan 21 ooo medici schriftelijk als deugdelijk is er kend en dat, zooals vroeger reeds gemeld, te Londen op het Medisch Wereldcongres met den Grand Prix bekroond werd. RELIEFSTEMPEL - ATELIER Invitatiekaarten MENU'S. BALBOEKJES, enz. Atelier B. van Mantgem 'SINGEL 562 hoek Vijzelstr. llllllllMIMIMIMMIIIIItllllUHIIIIIlllllMIMMMII den gentleman in avondkleeding. De welgesneden rok omsluit eng het nog heel slanke lichaam. Boven de natuurlijk zelfgestrikte witte das komt het gladgescho ren gelaat gerezen en de even krullende harenring, boven ooren en nek, laat het hooge denkershoofd ten volle uitkomen. De vier gulden knoopjes in het wit piqu vest; het eene hél kleine knoopje in het onberispelijke overhemd; de wit zijden zak doek achter de revers van den rok; de dunne gouden ketting, die met breeden bocht over het vest valt; het is al in stijl; het is af; het is de opperste heerenavondkleedingvolkomenheid! Gespannt ist die Stimmung!" hoor ik iemand achter mij fluisteren tot haar buurdame. Metterdaad, metterdaad, er heerscht voelbare spanning, als Couperus het fraaigebonden boek, waaruit de lange, wit-zijden bladwijzers fladderen, Ier hand neemt. En opeens zitten we in het begin van de christelijke jaartelling verdiept. Buiten plenst de regen; in den tempel, reeds gedeeltelijk vervallen, stumpert en stormelt de alleen achtergebleven oppermaagd nu tot oude vrouw verworden die eens de eeredienst voor godinne Vesta leidde. We genieten in heftige spanning het zich zelf opbouwende conflict tusschen wat groot was, vergaan moest, en wat de groeiende kracht bezit van het eenig ware Woord, nu alweer haast tweeduizend jaar oud, toch nog eeuwig jong gebleven. Voelbaar is ons het leed van de wél hél oude vrouw in den tempel, die zókoud en zóhol is. Even brengt het jonge meisje, dat voor brood, vruchten en andere levensonontbeerlijkheden zorgt, wat fleur in Cou perus' stem. Dan komt, met den jongen Romein, eerst de mannelijke kracht; daarna, met de vocstinne, de hebzucht haar intrede doen. Schitterend, welhaast beangstigend is de vloek van de oude vrouw, als ze het sieraad van de godinne gestoken ziet; onmachtig tot verweer, zij, de arme, oude, ganschelijk vervallen vrouw. Met schokzwaaien van het omhoog geheven boek, slingert Couperus ons de vervloeking toe. Dan sterft, zoowel de oude vrouw, als het eeuwig-brandende licht in den dempel. In spanning nog, huiveren de aanwezigen even na l * * * Ten slotte ben ik u een bekentenis schul dig, Hooggeschatte Heer. Wellicht hebt ge reeds bespeurd, dat deze brief van mijn gebruikelijken schrijftrant afwijkt. Kan het anders, waar niet ikzelve, doch mijn neef Johan de opsteller ervan is? Oom Erneste", heeft hij gefleemd, laat mij mogen schrijven over: Ie cher mattre; over: Louis Couperus!" En ik ben gezwicht! Wilt ge het mij niet al te euvel duiden ? Met gevoelens van vriendschap en hoog achting, Uw, Jhr. mr. dr. ERNESTE VAN L. 'T H. (Ouu-Lid van de Staten van Zuid-Hoüand)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl