Historisch Archief 1877-1940
24 Oct. '15. No. 2000
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
23
Pen contra Bolland
Wij zijn getuige van een geweldigen aan
val als van Achilles op Cycnus, waarvan
we bij Ovidius lezen. De rappe krijger
slingert zijn zwaren lans tegen het lichaam
van den held, slingert raak, slingert ander
maal en nogmaals en telkens raak;... de
held staat alsof er niets gebeurd was en
Achilles staat beteuterd. Hier beleven wij
op 146 bladzijden een geduchten Hegelstorm
van een welgewapend deskundige Pen
den getroffene Bolland vinden we overeind'
Hoe gaat dat in zijn werk?
Pen zal aantoonen dat de geest van Bolland
geen wijsheid gewekt heeft n dat hij niet
is, wat hij wil zijn, de geest van Hegel.
(pag. 24). Want Bolland's methode
(denkgang) is niet die van Hegel. Hegel laat het
begrip zijn gang gaan, ziet toe hoe het
tegengestelde bepalingen bevat tot strijd en
zelfopnefhng in 't meer voltooide; Bolland
knoopt, om vooruit te komen" uit eigen
vernuft aan het begrip opmerkingen vast,
die bedacht en niet bedacht kunnen worden..
Ja, voor Hegel wordt dit gezegde getuigd
op de eerste O) bladzijden, die overigens
nog verdere nuttige wenken in Hegelcitaten
bevatten, Wat zouden deze bladzijden Bol
land hinderen ? Begint de in-gebrekë-stelline
op pag. 41, bedoelt Pen dat Bolland fout'
zegt: Al het eindige is dit, als het onware
aan zijn einde te komen om over te gaan
m het volgende andere"? Bolland
zegthet ware aan de eindigheid is aan haar end
te komen" - dat zegt't begrip eindigheid"
om te beginnen n après tout, aan haar
grens te komen, er te komen om te zijn
wat ze is, grens, die niet hier of daar maar
oneindiglijk eindigheid stellende oneindigheid
is. Pen heeft Bolland slecht gelezen als hij
zijn aanval hier bedoelt te beginnen, wat
mij n et duidelijk is. Ook elders in deze
bladzijden is de aanval te zeer gedekt. Na
Hegel's werk is daarom het maken van een
Collegium Logicum meer een naïveteit dan
een heksentoer" haakt Pen op pag. 58 aan
een bij Hegel geopperd plan van een zui
vere Aristotelische logica. Als dat bedoeld
is tegen Bolland dan is het voorwaar een
grove miskenning van de waarde van Bol
land's Collegium LogiCum.
wat jiad Bolland moeten doen? Had
hij te Leiden voor zijn hoorders,
zooals een middeleeuwer zijn beetje Aristoteles
uitdijt, zoo in angstige verstandigheid Hegel's
letter moeten vertalen ? Andermaal zeggen
wat in 't Duitsch geschreven stond en deels
door hem zelf uitgegeven was? Toen hij de
daad deed, die ook Pen het geestelijk leven
heeft geschonken, toen hij Hegel's geest
opwekte, die eigenlijk nog nooit buiten
Redacteur: Dr. A. G. OLLAND
Pred'kheerenkerkhof l, Utrecht
Alle berichten.deze rubi lek betreff ende.gelieve
men te adresseeren aan bovenstaand adres.
EINDSPELSTUDIE No. 25
VAN HENR1 RINCK
(Britisch Chess Magazine, 1915)
ZWART
f g
h
a b c d e
WIT
Wit: Kh8, Pf2, pionnen a6, d6 en h4.
Zwart: Kh6, Ta4, Ldl, pion h7.
Wit speelt en wint.
Oplossing over 14 dagen.
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 24
VAN E. HOLM TE IJSTAD
Wit: Kgl, Pa2, pionnen a5, c5 en e5.
Zwart: Ke7, Lb3, pionnen d? en f6.
1. c5?c6, d7Xc6! 2. a5?a6, Lb3-d5,
3. Pa2-c3, Ld5-f3, 4. Kgl-f2. Lf3-hl,
5. Kf2-e3, f6?f5 (verhindert Pe4, na welken
zet zwart niet meer kan beletten, dat de
a-pion dam haalt) 6. Pc3?dof! LhlXdS
(c6Xd5 dan 7. Ke3-d4 enz.) 7. Ke3-d4,
Ld5?g2 8. Kd4?c5 en de a-pion haalt
koningin en wint. Een bizonder aardig
eindspel!
Goede oplossing ontvingen we van J. S.
te Zeist.
WEDSTRIJD TE LEIDEN
Deze wedstrijd, Zaterdagavond 16 en
Zondag 17 October gehouden, ondervond
slechts malige belangstelling. In de hoofd
klasse speelden slechts vier deelnemers, n.l.
de heeren Marchand van Amsterdan, mr.
Oskam van Rotterdam, Van 't Veer van Den
Haag en Bosscha van Leiden. De uitslag was:
1. Marchand met 2Vs punt, 2. Van 't Veer
met IVs punt; mr. Oskam en Bosscha be
haalden elk l punt.
Het is wel een treurig verschijnsel, dat,
terwijl Leiden gelegen is te midden van
schaakcentra als: Den Haag, Rotterdam,
Haarlem en Amsterdam, met tal van oudere
en jongere hoofdklasse-spelers slechts vier,
zegge vier! spelers de lust voelden aan
Hegel en Gabler voorzoover ik weet zui
ver gesproken had en die stellig sinds Hegel
begraven lag, moest hij het toen niet anders
doen dan Hegel in zijn tijd of zijn navolgers
Rosenkranz, Michelet eiiz. ? Te meer, ja, vol
strekt, omdat de Hollandsche taal zelf hem
den weg wees, dien hij had te volgen om
met het begrip te blijven niet minder dan
wanneer Hegel met 't ingewikkeld ontwik
kelen van het begrip zelf worstelt. Men
moet echter Bolland redelijker lezen dan
Pen doet: Bolland zal" aldus pg. 66 zich
beroepen pp plaatsen, waar hij 't heeft over
zelfbeweging, zelfverkeering enz. Nergens
heeft hij laten zien dat die bij hem plaats
vinden?" Hoe?
Wanneer Pen in Bolland afkeurt de zin:
we weten dat een bepaaldheid zonder meer
nog niet het ware is" als een telkens
terugkeerende Satz" of truc", heeft hij dan niet
gezien dat dit geen stelling is, maar een
noodwendige verkeering van de
alomgeldigheid des Begrips tot de onhoudbaarheid van
elk bijzonder begrip? En dat nog wel ter
wijl hijzelf (pg. 65) citeert hoe de
veeleenigheid van begrip en rede als zoodanig elke
op zichzelf gestelde begripsverbijzondering
tot een onhoudbaarheid maakt." Immers als
het ware het Veeleenige Begrip is en de
waarheid deszelfs Begrijpen, dan kan geen
bizonder begrip daartegenover zijn zelfstan
dige houdbaarheid handhaven, evenmin als
een mensch of boom tegenover de Natuur
kan blijven.
Pen keurt af wij weten", wij beseffen"
we zien al aankomen" van Bolland tegen
over het nur Zusehen" dat Hegel den Den
ker toekent. Wir haben nur das Zusehen"
heet het een en andermaal in Hegel's
Phaenomenologie. Hoe staat het eigenlijk met dat
mij ietwat verbluffende woord? We moeten
ons door het begrip zelf laten leiden, niets
toevalligs van buiten toelaten, ons bedenken
p het begrip en niets meer maar doen
we dat door toe te kijken als ossen? Dan
is een oester de grootste phi.losoof; want
een os brult nog van tijd tot tijd. Had
Hegel alleen toegekeken en niet pedacht,
dan hadden wij nog Hegel noch Bolland
noch Pen gehad. In het begrip is de werk
zaamheid van het Ik. van het menschelijk
denken niet af te wijzen, niettegenstaande
dat of juist omdat de werkzaamheid van
liet Begrip het menschelijk denken mee
brengt en het Is pedanterie van 't verstand
te vallen over woorden als wij weten"
wij beseffen" enz. (lees vooral p. 70 enz.).
Ja zeker. Bij een vergelijking met wat Hegel
DVer de methode heeft gezegd, treft het,
doe onpersoonlijk Hegel de dialektiek geeft,
toe hij niets van eigen denken in de dialek
iek der zaak mengt; bij Bolland ziet en
doet Bolland alles en zijn de begrippen'1
volstrekt lijdelijk."
Maar komaan, als Bolland alles goed
ziet en goed doet, dan wordt het toch even
?oed gedaan als door die begrippen zelf.
En doet Hegel wel anders? Wanneer hij
den aanvang der logica nlaakt met de
enkelvoudige onmiddelijkheid' (Pen p. 77)
dezen toch ernstig bedoelden wedstrijd deel
te nemen.
Mr. Oskam en Marchand, die in den laatsten
tijd met echten schakers-animo bezield
schijnen te zijn, verdienen een woord van
lof voor hun ook nu weer op het appel zijn.
Vijfde Match-partij, gespeeld l Juli 1915.
FRANSCHE PARTIJ
Wit Zwart
Dr. A. G. Olland G. J. van Gelder
e7?e6
d7?d5
Pg8?f6
Lf8-e7
Pf6?d7
Dd8Xe7
1. e2?e4
2. d2-d4
3. Pb l?c3
4. Lcl-g5
5. e4?e5
6. Lg5Xe7
7. Ddl?d2
Dit is m. i. beter dan Pb5.
7 ....... a7-a6
8. f2?f4
Wit moet m. i. in de Fransche opening
trachten den pionnenstand in het midden
te handhaven; daarom ware hier Pdl of
Pe2 beter ; na c5 kon wit dan met c3 ver
volgen.
8 ....... c7?c5
9. Pgl?f3 Pb8-c6
10. Lfl-e2 f7-f5
Dit is weer een mijlpaal in deze opening.
Het is meestal zeer moeilijk te zeggen of
zwart met 56 dan wel met f5 moet vervolgen
en wannér hij zulks moet doen. En voor
wit kon het moeilijk zijn de vraag te be
antwoorden of hij den f-pion moet slaan of
niet. Naar gelang van de beantwoording
dezer vragen neemt de partij telkens een
geheel verschillend karakter aan.
11. 0?0 0?0
12. Pc3-dl c5Xd4
Anders zou wit met c3 het centrum-blok
kunnen handhaven.
13. Pf3<d4 Pc6Xd4
14. Dd2Xd4 Pd7?c5
15. Pdl?e3 Lc8?d7
16. g2-g4
M. i. moest wit hier of bij een der eerst
volgende beurten c4 gespeeld hebben om
voor zwart de beteekenis van het veld e4
te verzwakken ; zie zet 20 van zwart.
16 ....... g7?g6
17. Kgl?hl Kg8-h8
18. g4Xf5
19. Le2-f3
Nu dreigt 20. Pd5: ed5: 21. e6 met winst
van een pion.
19 ....... Ld7?b5
(Stand der partij na 23. a2?a4)
ZWART
d e
WIT
en voortgaat: (deze) is zelf een uitdrukking
der overdenking" is dat dan niet zijn over
denking? en alweer voortgaat: en staat in
betrekking tot het onderscheid van het be
middelde. Zoo waar mogelijk uitgedrukt is
dus deze eenvoudige onmiddelijkheid het
zuivere zijn", is dat dan niet wederom Hegel's
Uitdrukking van Hegel's overdenking? Moet
Pen zich verwonderen dat ten deze zijn
speerworp geen effect heeft?
Maar nu eindelijk wordt de aanval van nabij.
Na een korte doorbraak door het praeludium
van het Collegium Logicum (p. 73?75) ge
makkelijke prooi omdat dit stuk in 't bijzonder
zich ook zelf niet als systematisch aankon
digt de luidruchtige oppositie tegen
Bolland's behandeling van het begin als 't
begiu der logica. Hegel keurt zóbeginnen
af, verzekert Pen ten onrechte (p. 79); nu
doet B. het toch; wat doet hij dan nog in
de behandeling fout? Het begin (zegt
Bolland^ moet onmiddelijk zijn. Ik heb het
onmiddelijk.,. zegt maar gerust: ik bén 't
onmiddelijk." Haakjes-zin van Pen: (Dit zegt
maar gerust" dat hier het hebben van 't zijn
en het zijn van het zijn gelijkstelt, dat het
objectieve en 't subjectieve (zijn) in een
heid wil hebben, ,dit zegt maar gerust"
moet op onbegrepen wijze ons door middel
van een verzekering van Bolland die een
heid leveren, waarvoor Hegel de
Phaenomenologie nopdig achtte te geven. Op
onbegrepen wijze? Begrijpt Pen dan niet
dat ik, het begin oumiddelijk hebbende,
nader bedacht, zelf het begin bén (van dat
hebben). En dat ik die bemiddeling van het
hebben afwijzende gerust zeg: ik ben onmid
delijk 't begin? Of begrijpt hij dat wél en
is alleen de wijze van 't begrijpen fouti?
Omdat er geen heele Phaenomenologie
voorafgaat ?
Maakt Pen ons hier wijs dat Hegel's zoo
getiteld werk zijn beteekenis aan het resul
taat het leveren vaneen eenheid" ontleent?
Waartoe dan al die vroegere citaten om te
bewijzen dat het werk zelf zijn;beteekenis is?
De aangehaakte zin geeft geen vertrouwen
in de redelijke denkwijze van den aanvaller.
Voor de verdere kritiek op Bolland's begin
laat ik daar of het eerlijk is uit Bolland's
bladzijden 206?215 een paar zinnen te
citeeren en er n bladzij den draak mee
te steken. Wie Bolland zelf leest zal iets
anders vernemen. De eerlijkheid van vol
ledige behandeling had Pen intusschen
kunnen betrachten en toch zou het hem
niets geholpen hebben: hij verstaat niet
het spe:en van het begrip met zichzelf
(Bolland Coll. Log p. 212 bovenaan) en
begrijpt niet dat de gedachten-beweging in
't Collegium Logicum een andere moet zijn
dan bij Hegel. Hegel brengt een uitgewerkt
diktaat in de collegezaal mee dat hij verder
uitlegt; Bolland voert voor een aandachtig
volgend gehoor, dat nog ontwikkeld moet
worden, het begrippenspel op, als met vele
variaties op eenzelfde thema neerkomend.
Pen vat dat varieeren op als een wanhopige
verlegenheid om het eerst onbeviedigende
zeggen beter of anders over te doen. En
20. Tfl-gl Pc5?e4!
21. Tgl-g2
Ten gevolge van het niet tijdig spelen
van c4 en door de verzwakking van pion
f4 welke verzwakking" de voortzetting
16. g4 enz. met zich bracht staat wit
minder goed. De witte dame kan op d4
alleen haar kracht ontwikkelen in het geval
dat de witte e-pion in beweging komt. Op
21. Pg2 zou Db4 volgen, op 21. c4 dc4:
22. Le4: fe4: staat zwart beter. Het meest
in aanmerking kwam misschien 21. a4 Lc6
22. Taf l maar zwart kan dan zeer sterk met
b5 voortzetten.
21 De7?h4
22. Lf3Xe4 d5Xe4
Indien fe4: dan 23. f5 ef5:(?) 24. Pd5: en
het zou met zwart gedaan zijn.
23. a2-a4
c4 zou slecht zijn wegens de beteekenis
die het veld d3 dan voor zwart zou krijgen.
23 Lb5-e8!
Zeer sterk was ook 23... Lc6. Na 24. Tfl,
Tg8, 25. Tff2 (de speelwijze 25. PI5: Dh3,
26. Tg8.f Tg8: 27. Pe3, Dfl:f 28. Pfl: e3f
met volgend mat geeft een beeld van den
inhoud der stelling), Tad8, 26. Dc4? wint
zwart door 26. ..Tdlf (27. Pdl: e3, 28. Pe3:
Df2: enz.) 27. Tfi, Tg2: 28. Pg2: e3! 29.
Tdl: Lg2f 30. Kg2: Dg4f 31. Khl, Ddhf
32. Kg2, e2 enz.
Ook na andere zetten (inplaats van 26.
Dc4) behoudt zwart steeds de beste stelling,
bijv. 26. Dbfi, Tg2: 27. Tg2: De7! enz.
24. Tg2-g3
Er dreigt Lh5?f3; wit maakt daarom op
g2 plaats voor het paard. Maar ook de ge
speelde zet is niet voldoende om gelijk spel
te krijgen. De ongunstige stand van de witte
dame doet zich nu gelden.
24 Le8-h5
Met Df4: kon zwart nu in 't voordeel zijn
gekomen. De hieruit voortvloeiende
speelwijzen zijn interessant. Er kon volgen 25.
Tfl (25. Pd5 Dh4 25. Pf6 of Pc7-Lc6 ge
volgd door f4 enz.) Dh4. En nu blijkt de
beteekenis van de diagonaal d4?h8 voor
wit niet groot genoeg. Want na 26. Pf5:
(zeer aardig is ook Tf5: ef5: 27. Pd5 Lg6
28. e6f KgH 29. Th3(?) Delf 30. Kg2 De2f
31. Kgl Tae8) Dd8 (ef5: 27. e6f Df6 zou
zwart wegens 28. Tfó: berouwen) 27. Dd8:
Td8: 28. Pe3 Tfl: 29. Pfl: Tdl 30. Kg2 La4:
blijft zwart in het voordeel.
25. Pe3-g2 Dh4?e7
Want op Lf3 iou 26. Tf3: volgen.
26. Dd4-f2 Ta8-d8
27. Ph2?h4?
Wat dr. Olland zelden doet, namelijk het
maken van groote blunders, deed hij in deze
partij en in de daaraan voorafgaande. Hij
overzag hier zeker, dat na 27... Dh4 28.
Tn8t Tg8: 29. Dh4: zwart door Lf3f mat
geeft. Zwart stond echter nog steeds iets beter.
27 De7xh4
28. Tal-gl Dh4-e7
I. D. T.
12e Jaargang 24 October 1915
Redacteur: K. C. DE JONGE
Van Woustraat 112°, Amsterdam
CORRESPONDENTIE
C. de N. te 's H.; M. E. te N. Partijen in
daarbij gebeurt het hem, dat hij, fouten
zoekende, niet eens de woorden van zijn
meester goed vat; zoo in zijn kritiek op
het zijn" pg. 83' Bolland zegt: Ik laat van
het zijn zonder meer" het zonder meer"
nu weg en zeg: het zijn is niet u weet
het wel een zijn zonder meer."
Hij waarschuwt in tusschenspraak de
hoorders ertegen bij het zijn" de bijge
dachten der menigte te voegen. Hieruit Pen:
De eene truc' om van zijn tot niet te
komen, zit ten slotte dus hierin, dat Bol
land van de menigte" de bijgedachten bij
het zijn noodig heeft om te kunnen zeggen:
het zijn (met bijgedachten) is niet... een
zijn zonder meer (pg. 84). Waarlijk? Ik lees
op Bolland's bladzij 215 dat het zijn zonder
meer als bepaaldheid van zuivere onbepaald
heid de stelbaarheid kondigt van iets dat
niets is, dat het zijn zonder meer dus een
tweede stelbaarheid kondigt, een zijn van
niets en dat te besluiten is dat het zijn
zonder meer of het zijn tout court
niet een zijn zonder meer is, maar (voeg
ik erbij) een door afwijzing bepaald zijn,
iets anders dan zichzelf, ja het tegengestelde
van zichzelf. Waar blijft de truc"? Ziet
hoe de tweede speer als een boemerang
terugschiet!
Pen zal nog meer voorbeelden geven hoe
Bolland zélf een kategorie met den beken
den handgreep voor onze oogen den hals
omdraait in plaats van ze haren natuurlijken
dood te laten sterven (p. 85). Met de kate
gorie vrees ik voor mijn eigen natuurlijken
dood (der verveling) mét die des lezers als
ik Pen's kritiek verder volgde. Reeds te
stoffig begin ik mij te voelen door het ver
standelijk nagaan van het verstand.
Pen die zelf nzijdig een letter van Hegel
volgt (pg. 82. We vernamen uit Hegel's
woorden dat iets als negatie der negatie,
als eenvoudig zijnde
betrekking-op-zichzelf... niets afweert en dus aan eigen kant
of ommezijde ander zijn niet als
lets-anderszijn onthult" dat gaat tegen Bolland;
alsof 't bij Hegel bij die eenzijdige aan
vankelijkheid van de iets-bepaling blijft),
Pen die denkt een methode te wraken, geeft
zich moeite om... fouten te zoeken. Hij
moest weten dat wie de Leer verkondigt,
geen fouten maakt. Omdat hij ook geen
juistheden maakt. Uit de fouten schept hij
het ware of liever de ware fouten, het
negatieve, scheppen zelf het ware; de anderen
schenken wij Bolland even graag als aan
Pen zijn verdere juistheden.
Ik keer tot mijn aanhef terug; bij Ovidius
staat nog meer te lezen. Als alle speeren
tevergeefsch zijn gaat Achilles, door woede
vervoerd Cycnus zelf te lijf; die wijkt terug
en struikelt in 't wijken en Achilles over
valt en worgt zijn vijand
Bolland staat nog overeind. Wij voor ons
zullen met onverholen belangstelling Pen's
nadere pogingen zien om zijn meester voor
goed af te maken. (Voorbericht p. VII).
Dr. J. M. FRAENKEL
dank ontvangen.
J. L. te G. Ja. Ik had ze reeds van u
ontvangen.
J. K. te B. Remise!
A. J. O. te U. Met uwe correspondentie
partijen vooral goed uitkijken!
Hermes". In dank ontving ik uw probleem,
dat voor opname geschikt is. Uw naam mag
bij plaatsing toch zeker wel vermeld worden?
C. J. O. te A. Het door u bedoelde is geen
bij-oplossing. Mooi is het echter niet en
vermindert de waarde van het product
ontegenzeggelijk. Wilt u mij nog melden in
welke klasse u speelt.
P. D. te B. Zie bij C. J. O. te A. Wij
zullen uw aanwijzing in overweging nemen.
Aan alle inzenders van problemen ver
zoeken wij beleefd nog wat geduld te hebben.
Alle ingezonden problemen worden geplaatst,
behalve die, welke wij terugzonden als zijnde
voor plaatsing niet geschikt.
AUTEURSOPLOSSING PROBLEEM No. 58
Motto Gevangen"
Stand. Zwart: 7/10, 12, 14/16, 18, 25.
Stand. Wit: 20, 21, 23, 24, 27, 28, 31, 33,
45, 47, 48.
jWit: 45-40. 48-43. _27-22, 22:4, 4_^7_!
ZwarT: 18 : 3871l8T497~49 : 17, 15 : 24
Van probleem No. 57 ontvingen wij nog
de navolgende ontleding, die echter niet wint:
Wit; 12-R. 39-33, 37-3T. 31-27^ 26:6!
~
aTTJ, 29: lbj"233232~:21
Indien zwart nu speelt 20-24 dan wit 6-1,
zwart 10-15 wit 1-6 of ? Zwart 18-22, wit
6:24 zwart 15:25 en wij kunnen hierin
geen winst bespeuren.
PROBLEEM No. 61
Motto De Kampioen"
No. IX van den wedstrijd
Zwart (8 schijven)
l
c
11
IC
21
26
31
36
41
46
5
10
15
2Q
25
30
35
40
45
50
Wit (8 scnijven)
Stand. Zwart: 6, 10/12, 14, 17, 19, 24.
Stand. Wit: 27, 28, 30, 32/36.
AUTEURSOPLOSSING PROBLEEM No. 59
Motto 10 en 11"
Stand. Zwart: 8, 12, 14, 15, 17, 18, 20,
22, 23, 28.
Stand. Wit: 21, 27, 30, 31, 34, 35, 39, 43, 47/49.
Wit:_30-25, 34-30, 30-24,_48-42, 39-34, 35:2!
ZwartTl7:37, 2131, 20:29," 37:48, 48:30
De navolgende ontleding werd nog inge
zonden:
Wit: 43-38, 49-41 39-33. 3R-32 30-24, 35:2!
De Fransche Ambulance
Naar aanleiding van eene opmerking over
het materiaal van de Nederlandsche Ambu
lance voor Frankrijk schrijft een lezer ons
dat de heele uitrusting van de ambulance
in handen van drie Nederlandsche firma's
was, en wel de firma N.V. voorheen
Utermöhlen & Co. voor de verbandstoffen; de
firma Brocades en Stheeman voor
apotheekbenoodigdheden; de firma Martin Loth voor
het instrumentarium.
Dr. Bierens de Haan heeft uitdrukkelijk
de wensch geuit, geen duitsche instrumenten
te kiezen en, waar dit door speciale model
len niet anders kon, deze te doen vervangen
door nederlandsch fabrikaat of instrumenten
uit neutrale landen. Men lette dus wél:
d'ze conditie is reeds bij aangaan der op
dracht gesteld.
Het instrumentarium bestond dus hoofd
zakelijk uit instrumenten van Nederlandsch
fabrikaat en werd verder aangevuld met
Fransche, Russische, Zweedsche, Zwitsersche
en Amerikaansche instrumenten; er is dus
alles gedaan, om onaangenaamheden met
de oorlogvoerende landen te voorkomen.
ui i mini n i iiiimiiniiiiimii u
Onze Puzzle
De zwijnen-puzzle geeft tot oplossing de
volgende drie combinatiën:
Willem-Claer
Klaas?Katrijn
Jaap-Marye
Voorwaar een edel drie-dubbel-tal.
Deze puzzle heeft ook twee inzenders tot
een berijmde oplossing geïnspireerd, waar
van wij n oplossing hieronder doen volgen:
Het aantal guldens (611, dit laat zich verwachten,
Kan worden beschouwd als het verschil van 3 paren en
tweede machten.
Om nu verder het antwoord op te sporen,
Ontbindt men dat getal in stellen van twee factoren.
Dat is niet moeilijk: men vindt alleen:
9 X "l, 21 X 3 en 63 X
lDe aantallen varkens en de prijzen per zwijn
Zullen dus 8 en l, 12 en 9, 32 en 31 zijn.
Gemakkelijk vindt men: Willem kocht 32enTrijn negen,
Terwijl Klaas en Mary 12 en l kregen.
8 waren van Jaap en 31 van Claer.
Zie nier nu de namen van ieder paar.
Willem en Claer; Klaas en Trijn,
Jaap en Mary. Is dat niet fijn?
U. S.
Goede oplossingen werden ook nog inge
zonden door: B. L. Vogel G.; Zaaier te U;
B. Renooy te H. v. H.; M. J. Hage te N.;
W. te Z. B.; A. Don Jr. te V.; Joh. Gerrit
sen te U.; E. D. Kalis te S.: H. J. Kist te
A.; W. Hoekstra te W; M. B. te H. en C.
Wafelbakker te W.
Bij loting viel de prijs, een boekwerk, ten
deel aan C. Wafelbakker te W.
De animo was dit keer niet bijzonder
groot. Wij misten vele trouwe inzenders.
Betert U.
Correspondentie:
B. L. Vogel te G. Uw aardige berijmde
oplossing konden wij tot ons leedwezen
wegens plaatsgebrek niet plaatsen.
39:19! Een andere inzender gaf aan dat
wanneer op 19 een zwarte schijf stond
bovenstaande ontleding wel mogelijk zou
zijn. Dit is volkomen juist daar zwart dan
zou moeten slaan 20:401
PROBLEEM No. 62
Motto Melior"
No. X van den wedstrijd
Zwart (13 schijven)
l
6
11
16
21
26
31
36
41
46
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Wit (13 schijven)
Stand. Zwart: 2, 4, 7/9, 13, 14, 16, 18, 20,
22/24.
Stand. Wit: 21, 25, 27, 29, 31/34, 38, 42,
45, 46, 50.
Oplossingen in te zenden vór 6 November
aan bovenstaand adres.
Goede oplossingen ontvangen van
Blijdenstein" No. 21 van A. A. Snijders, Fort a/d.
St. Aagtendijk; M. Boom, I. Heertje, D. S,
Nerden, C. J. Ouwens, M. van Praag, S.
Serlui, H. Vos, allen te A'dam; W. B. J.
Heertje, Goirle; J. Luteijn, Groede; D. A.
v. Abs, Haarlem ; C. de Nie en J. de Nie,
's Gravenhage; A. J. Oskam, Utrecht; C.
Moeyes, Weebosch.
L OKZET
uitgevoerd door den heer J. Luteyn, Groede
Zwart (10 schijven)
l
6
11
16
21
2C
31
36
41
46
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Zwart: 17:37, 22:31, 28:39, 37:28, 20:40
Deze oplossing gaat evenwel niet op
omdat zwart bij den 5en zet kan slaan
Wit (10 schijven)
Stand. Zwart: 6, 11, 13, 15, 18, 19, 22, 23,
28, 32.
Stand. Wit: 26, 34, 37, 39/42, 45, 47, 48.
Wit is aan zet en speelt
34-30
nu vervolgt zwart met
15-20
om 30-24 en 39-33 te beletten.
26-21 de lokzet! 11-16?
de foutzet.
30-25 16:27
25:14 19:10
39-33 28:39
37:8 en wint.
Niet diep, maar wel aardig!