De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 24 oktober pagina 23

24 oktober 1915 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

24 Oct. '15. No. 2000 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 Pen contra Bolland Wij zijn getuige van een geweldigen aan val als van Achilles op Cycnus, waarvan we bij Ovidius lezen. De rappe krijger slingert zijn zwaren lans tegen het lichaam van den held, slingert raak, slingert ander maal en nogmaals en telkens raak;... de held staat alsof er niets gebeurd was en Achilles staat beteuterd. Hier beleven wij op 146 bladzijden een geduchten Hegelstorm van een welgewapend deskundige Pen den getroffene Bolland vinden we overeind' Hoe gaat dat in zijn werk? Pen zal aantoonen dat de geest van Bolland geen wijsheid gewekt heeft n dat hij niet is, wat hij wil zijn, de geest van Hegel. (pag. 24). Want Bolland's methode (denkgang) is niet die van Hegel. Hegel laat het begrip zijn gang gaan, ziet toe hoe het tegengestelde bepalingen bevat tot strijd en zelfopnefhng in 't meer voltooide; Bolland knoopt, om vooruit te komen" uit eigen vernuft aan het begrip opmerkingen vast, die bedacht en niet bedacht kunnen worden.. Ja, voor Hegel wordt dit gezegde getuigd op de eerste O) bladzijden, die overigens nog verdere nuttige wenken in Hegelcitaten bevatten, Wat zouden deze bladzijden Bol land hinderen ? Begint de in-gebrekë-stelline op pag. 41, bedoelt Pen dat Bolland fout' zegt: Al het eindige is dit, als het onware aan zijn einde te komen om over te gaan m het volgende andere"? Bolland zegthet ware aan de eindigheid is aan haar end te komen" - dat zegt't begrip eindigheid" om te beginnen n après tout, aan haar grens te komen, er te komen om te zijn wat ze is, grens, die niet hier of daar maar oneindiglijk eindigheid stellende oneindigheid is. Pen heeft Bolland slecht gelezen als hij zijn aanval hier bedoelt te beginnen, wat mij n et duidelijk is. Ook elders in deze bladzijden is de aanval te zeer gedekt. Na Hegel's werk is daarom het maken van een Collegium Logicum meer een naïveteit dan een heksentoer" haakt Pen op pag. 58 aan een bij Hegel geopperd plan van een zui vere Aristotelische logica. Als dat bedoeld is tegen Bolland dan is het voorwaar een grove miskenning van de waarde van Bol land's Collegium LogiCum. wat jiad Bolland moeten doen? Had hij te Leiden voor zijn hoorders, zooals een middeleeuwer zijn beetje Aristoteles uitdijt, zoo in angstige verstandigheid Hegel's letter moeten vertalen ? Andermaal zeggen wat in 't Duitsch geschreven stond en deels door hem zelf uitgegeven was? Toen hij de daad deed, die ook Pen het geestelijk leven heeft geschonken, toen hij Hegel's geest opwekte, die eigenlijk nog nooit buiten Redacteur: Dr. A. G. OLLAND Pred'kheerenkerkhof l, Utrecht Alle berichten.deze rubi lek betreff ende.gelieve men te adresseeren aan bovenstaand adres. EINDSPELSTUDIE No. 25 VAN HENR1 RINCK (Britisch Chess Magazine, 1915) ZWART f g h a b c d e WIT Wit: Kh8, Pf2, pionnen a6, d6 en h4. Zwart: Kh6, Ta4, Ldl, pion h7. Wit speelt en wint. Oplossing over 14 dagen. OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 24 VAN E. HOLM TE IJSTAD Wit: Kgl, Pa2, pionnen a5, c5 en e5. Zwart: Ke7, Lb3, pionnen d? en f6. 1. c5?c6, d7Xc6! 2. a5?a6, Lb3-d5, 3. Pa2-c3, Ld5-f3, 4. Kgl-f2. Lf3-hl, 5. Kf2-e3, f6?f5 (verhindert Pe4, na welken zet zwart niet meer kan beletten, dat de a-pion dam haalt) 6. Pc3?dof! LhlXdS (c6Xd5 dan 7. Ke3-d4 enz.) 7. Ke3-d4, Ld5?g2 8. Kd4?c5 en de a-pion haalt koningin en wint. Een bizonder aardig eindspel! Goede oplossing ontvingen we van J. S. te Zeist. WEDSTRIJD TE LEIDEN Deze wedstrijd, Zaterdagavond 16 en Zondag 17 October gehouden, ondervond slechts malige belangstelling. In de hoofd klasse speelden slechts vier deelnemers, n.l. de heeren Marchand van Amsterdan, mr. Oskam van Rotterdam, Van 't Veer van Den Haag en Bosscha van Leiden. De uitslag was: 1. Marchand met 2Vs punt, 2. Van 't Veer met IVs punt; mr. Oskam en Bosscha be haalden elk l punt. Het is wel een treurig verschijnsel, dat, terwijl Leiden gelegen is te midden van schaakcentra als: Den Haag, Rotterdam, Haarlem en Amsterdam, met tal van oudere en jongere hoofdklasse-spelers slechts vier, zegge vier! spelers de lust voelden aan Hegel en Gabler voorzoover ik weet zui ver gesproken had en die stellig sinds Hegel begraven lag, moest hij het toen niet anders doen dan Hegel in zijn tijd of zijn navolgers Rosenkranz, Michelet eiiz. ? Te meer, ja, vol strekt, omdat de Hollandsche taal zelf hem den weg wees, dien hij had te volgen om met het begrip te blijven niet minder dan wanneer Hegel met 't ingewikkeld ontwik kelen van het begrip zelf worstelt. Men moet echter Bolland redelijker lezen dan Pen doet: Bolland zal" aldus pg. 66 zich beroepen pp plaatsen, waar hij 't heeft over zelfbeweging, zelfverkeering enz. Nergens heeft hij laten zien dat die bij hem plaats vinden?" Hoe? Wanneer Pen in Bolland afkeurt de zin: we weten dat een bepaaldheid zonder meer nog niet het ware is" als een telkens terugkeerende Satz" of truc", heeft hij dan niet gezien dat dit geen stelling is, maar een noodwendige verkeering van de alomgeldigheid des Begrips tot de onhoudbaarheid van elk bijzonder begrip? En dat nog wel ter wijl hijzelf (pg. 65) citeert hoe de veeleenigheid van begrip en rede als zoodanig elke op zichzelf gestelde begripsverbijzondering tot een onhoudbaarheid maakt." Immers als het ware het Veeleenige Begrip is en de waarheid deszelfs Begrijpen, dan kan geen bizonder begrip daartegenover zijn zelfstan dige houdbaarheid handhaven, evenmin als een mensch of boom tegenover de Natuur kan blijven. Pen keurt af wij weten", wij beseffen" we zien al aankomen" van Bolland tegen over het nur Zusehen" dat Hegel den Den ker toekent. Wir haben nur das Zusehen" heet het een en andermaal in Hegel's Phaenomenologie. Hoe staat het eigenlijk met dat mij ietwat verbluffende woord? We moeten ons door het begrip zelf laten leiden, niets toevalligs van buiten toelaten, ons bedenken p het begrip en niets meer maar doen we dat door toe te kijken als ossen? Dan is een oester de grootste phi.losoof; want een os brult nog van tijd tot tijd. Had Hegel alleen toegekeken en niet pedacht, dan hadden wij nog Hegel noch Bolland noch Pen gehad. In het begrip is de werk zaamheid van het Ik. van het menschelijk denken niet af te wijzen, niettegenstaande dat of juist omdat de werkzaamheid van liet Begrip het menschelijk denken mee brengt en het Is pedanterie van 't verstand te vallen over woorden als wij weten" wij beseffen" enz. (lees vooral p. 70 enz.). Ja zeker. Bij een vergelijking met wat Hegel DVer de methode heeft gezegd, treft het, doe onpersoonlijk Hegel de dialektiek geeft, toe hij niets van eigen denken in de dialek iek der zaak mengt; bij Bolland ziet en doet Bolland alles en zijn de begrippen'1 volstrekt lijdelijk." Maar komaan, als Bolland alles goed ziet en goed doet, dan wordt het toch even ?oed gedaan als door die begrippen zelf. En doet Hegel wel anders? Wanneer hij den aanvang der logica nlaakt met de enkelvoudige onmiddelijkheid' (Pen p. 77) dezen toch ernstig bedoelden wedstrijd deel te nemen. Mr. Oskam en Marchand, die in den laatsten tijd met echten schakers-animo bezield schijnen te zijn, verdienen een woord van lof voor hun ook nu weer op het appel zijn. Vijfde Match-partij, gespeeld l Juli 1915. FRANSCHE PARTIJ Wit Zwart Dr. A. G. Olland G. J. van Gelder e7?e6 d7?d5 Pg8?f6 Lf8-e7 Pf6?d7 Dd8Xe7 1. e2?e4 2. d2-d4 3. Pb l?c3 4. Lcl-g5 5. e4?e5 6. Lg5Xe7 7. Ddl?d2 Dit is m. i. beter dan Pb5. 7 ....... a7-a6 8. f2?f4 Wit moet m. i. in de Fransche opening trachten den pionnenstand in het midden te handhaven; daarom ware hier Pdl of Pe2 beter ; na c5 kon wit dan met c3 ver volgen. 8 ....... c7?c5 9. Pgl?f3 Pb8-c6 10. Lfl-e2 f7-f5 Dit is weer een mijlpaal in deze opening. Het is meestal zeer moeilijk te zeggen of zwart met 56 dan wel met f5 moet vervolgen en wannér hij zulks moet doen. En voor wit kon het moeilijk zijn de vraag te be antwoorden of hij den f-pion moet slaan of niet. Naar gelang van de beantwoording dezer vragen neemt de partij telkens een geheel verschillend karakter aan. 11. 0?0 0?0 12. Pc3-dl c5Xd4 Anders zou wit met c3 het centrum-blok kunnen handhaven. 13. Pf3<d4 Pc6Xd4 14. Dd2Xd4 Pd7?c5 15. Pdl?e3 Lc8?d7 16. g2-g4 M. i. moest wit hier of bij een der eerst volgende beurten c4 gespeeld hebben om voor zwart de beteekenis van het veld e4 te verzwakken ; zie zet 20 van zwart. 16 ....... g7?g6 17. Kgl?hl Kg8-h8 18. g4Xf5 19. Le2-f3 Nu dreigt 20. Pd5: ed5: 21. e6 met winst van een pion. 19 ....... Ld7?b5 (Stand der partij na 23. a2?a4) ZWART d e WIT en voortgaat: (deze) is zelf een uitdrukking der overdenking" is dat dan niet zijn over denking? en alweer voortgaat: en staat in betrekking tot het onderscheid van het be middelde. Zoo waar mogelijk uitgedrukt is dus deze eenvoudige onmiddelijkheid het zuivere zijn", is dat dan niet wederom Hegel's Uitdrukking van Hegel's overdenking? Moet Pen zich verwonderen dat ten deze zijn speerworp geen effect heeft? Maar nu eindelijk wordt de aanval van nabij. Na een korte doorbraak door het praeludium van het Collegium Logicum (p. 73?75) ge makkelijke prooi omdat dit stuk in 't bijzonder zich ook zelf niet als systematisch aankon digt de luidruchtige oppositie tegen Bolland's behandeling van het begin als 't begiu der logica. Hegel keurt zóbeginnen af, verzekert Pen ten onrechte (p. 79); nu doet B. het toch; wat doet hij dan nog in de behandeling fout? Het begin (zegt Bolland^ moet onmiddelijk zijn. Ik heb het onmiddelijk.,. zegt maar gerust: ik bén 't onmiddelijk." Haakjes-zin van Pen: (Dit zegt maar gerust" dat hier het hebben van 't zijn en het zijn van het zijn gelijkstelt, dat het objectieve en 't subjectieve (zijn) in een heid wil hebben, ,dit zegt maar gerust" moet op onbegrepen wijze ons door middel van een verzekering van Bolland die een heid leveren, waarvoor Hegel de Phaenomenologie nopdig achtte te geven. Op onbegrepen wijze? Begrijpt Pen dan niet dat ik, het begin oumiddelijk hebbende, nader bedacht, zelf het begin bén (van dat hebben). En dat ik die bemiddeling van het hebben afwijzende gerust zeg: ik ben onmid delijk 't begin? Of begrijpt hij dat wél en is alleen de wijze van 't begrijpen fouti? Omdat er geen heele Phaenomenologie voorafgaat ? Maakt Pen ons hier wijs dat Hegel's zoo getiteld werk zijn beteekenis aan het resul taat het leveren vaneen eenheid" ontleent? Waartoe dan al die vroegere citaten om te bewijzen dat het werk zelf zijn;beteekenis is? De aangehaakte zin geeft geen vertrouwen in de redelijke denkwijze van den aanvaller. Voor de verdere kritiek op Bolland's begin laat ik daar of het eerlijk is uit Bolland's bladzijden 206?215 een paar zinnen te citeeren en er n bladzij den draak mee te steken. Wie Bolland zelf leest zal iets anders vernemen. De eerlijkheid van vol ledige behandeling had Pen intusschen kunnen betrachten en toch zou het hem niets geholpen hebben: hij verstaat niet het spe:en van het begrip met zichzelf (Bolland Coll. Log p. 212 bovenaan) en begrijpt niet dat de gedachten-beweging in 't Collegium Logicum een andere moet zijn dan bij Hegel. Hegel brengt een uitgewerkt diktaat in de collegezaal mee dat hij verder uitlegt; Bolland voert voor een aandachtig volgend gehoor, dat nog ontwikkeld moet worden, het begrippenspel op, als met vele variaties op eenzelfde thema neerkomend. Pen vat dat varieeren op als een wanhopige verlegenheid om het eerst onbeviedigende zeggen beter of anders over te doen. En 20. Tfl-gl Pc5?e4! 21. Tgl-g2 Ten gevolge van het niet tijdig spelen van c4 en door de verzwakking van pion f4 welke verzwakking" de voortzetting 16. g4 enz. met zich bracht staat wit minder goed. De witte dame kan op d4 alleen haar kracht ontwikkelen in het geval dat de witte e-pion in beweging komt. Op 21. Pg2 zou Db4 volgen, op 21. c4 dc4: 22. Le4: fe4: staat zwart beter. Het meest in aanmerking kwam misschien 21. a4 Lc6 22. Taf l maar zwart kan dan zeer sterk met b5 voortzetten. 21 De7?h4 22. Lf3Xe4 d5Xe4 Indien fe4: dan 23. f5 ef5:(?) 24. Pd5: en het zou met zwart gedaan zijn. 23. a2-a4 c4 zou slecht zijn wegens de beteekenis die het veld d3 dan voor zwart zou krijgen. 23 Lb5-e8! Zeer sterk was ook 23... Lc6. Na 24. Tfl, Tg8, 25. Tff2 (de speelwijze 25. PI5: Dh3, 26. Tg8.f Tg8: 27. Pe3, Dfl:f 28. Pfl: e3f met volgend mat geeft een beeld van den inhoud der stelling), Tad8, 26. Dc4? wint zwart door 26. ..Tdlf (27. Pdl: e3, 28. Pe3: Df2: enz.) 27. Tfi, Tg2: 28. Pg2: e3! 29. Tdl: Lg2f 30. Kg2: Dg4f 31. Khl, Ddhf 32. Kg2, e2 enz. Ook na andere zetten (inplaats van 26. Dc4) behoudt zwart steeds de beste stelling, bijv. 26. Dbfi, Tg2: 27. Tg2: De7! enz. 24. Tg2-g3 Er dreigt Lh5?f3; wit maakt daarom op g2 plaats voor het paard. Maar ook de ge speelde zet is niet voldoende om gelijk spel te krijgen. De ongunstige stand van de witte dame doet zich nu gelden. 24 Le8-h5 Met Df4: kon zwart nu in 't voordeel zijn gekomen. De hieruit voortvloeiende speelwijzen zijn interessant. Er kon volgen 25. Tfl (25. Pd5 Dh4 25. Pf6 of Pc7-Lc6 ge volgd door f4 enz.) Dh4. En nu blijkt de beteekenis van de diagonaal d4?h8 voor wit niet groot genoeg. Want na 26. Pf5: (zeer aardig is ook Tf5: ef5: 27. Pd5 Lg6 28. e6f KgH 29. Th3(?) Delf 30. Kg2 De2f 31. Kgl Tae8) Dd8 (ef5: 27. e6f Df6 zou zwart wegens 28. Tfó: berouwen) 27. Dd8: Td8: 28. Pe3 Tfl: 29. Pfl: Tdl 30. Kg2 La4: blijft zwart in het voordeel. 25. Pe3-g2 Dh4?e7 Want op Lf3 iou 26. Tf3: volgen. 26. Dd4-f2 Ta8-d8 27. Ph2?h4? Wat dr. Olland zelden doet, namelijk het maken van groote blunders, deed hij in deze partij en in de daaraan voorafgaande. Hij overzag hier zeker, dat na 27... Dh4 28. Tn8t Tg8: 29. Dh4: zwart door Lf3f mat geeft. Zwart stond echter nog steeds iets beter. 27 De7xh4 28. Tal-gl Dh4-e7 I. D. T. 12e Jaargang 24 October 1915 Redacteur: K. C. DE JONGE Van Woustraat 112°, Amsterdam CORRESPONDENTIE C. de N. te 's H.; M. E. te N. Partijen in daarbij gebeurt het hem, dat hij, fouten zoekende, niet eens de woorden van zijn meester goed vat; zoo in zijn kritiek op het zijn" pg. 83' Bolland zegt: Ik laat van het zijn zonder meer" het zonder meer" nu weg en zeg: het zijn is niet u weet het wel een zijn zonder meer." Hij waarschuwt in tusschenspraak de hoorders ertegen bij het zijn" de bijge dachten der menigte te voegen. Hieruit Pen: De eene truc' om van zijn tot niet te komen, zit ten slotte dus hierin, dat Bol land van de menigte" de bijgedachten bij het zijn noodig heeft om te kunnen zeggen: het zijn (met bijgedachten) is niet... een zijn zonder meer (pg. 84). Waarlijk? Ik lees op Bolland's bladzij 215 dat het zijn zonder meer als bepaaldheid van zuivere onbepaald heid de stelbaarheid kondigt van iets dat niets is, dat het zijn zonder meer dus een tweede stelbaarheid kondigt, een zijn van niets en dat te besluiten is dat het zijn zonder meer of het zijn tout court niet een zijn zonder meer is, maar (voeg ik erbij) een door afwijzing bepaald zijn, iets anders dan zichzelf, ja het tegengestelde van zichzelf. Waar blijft de truc"? Ziet hoe de tweede speer als een boemerang terugschiet! Pen zal nog meer voorbeelden geven hoe Bolland zélf een kategorie met den beken den handgreep voor onze oogen den hals omdraait in plaats van ze haren natuurlijken dood te laten sterven (p. 85). Met de kate gorie vrees ik voor mijn eigen natuurlijken dood (der verveling) mét die des lezers als ik Pen's kritiek verder volgde. Reeds te stoffig begin ik mij te voelen door het ver standelijk nagaan van het verstand. Pen die zelf nzijdig een letter van Hegel volgt (pg. 82. We vernamen uit Hegel's woorden dat iets als negatie der negatie, als eenvoudig zijnde betrekking-op-zichzelf... niets afweert en dus aan eigen kant of ommezijde ander zijn niet als lets-anderszijn onthult" dat gaat tegen Bolland; alsof 't bij Hegel bij die eenzijdige aan vankelijkheid van de iets-bepaling blijft), Pen die denkt een methode te wraken, geeft zich moeite om... fouten te zoeken. Hij moest weten dat wie de Leer verkondigt, geen fouten maakt. Omdat hij ook geen juistheden maakt. Uit de fouten schept hij het ware of liever de ware fouten, het negatieve, scheppen zelf het ware; de anderen schenken wij Bolland even graag als aan Pen zijn verdere juistheden. Ik keer tot mijn aanhef terug; bij Ovidius staat nog meer te lezen. Als alle speeren tevergeefsch zijn gaat Achilles, door woede vervoerd Cycnus zelf te lijf; die wijkt terug en struikelt in 't wijken en Achilles over valt en worgt zijn vijand Bolland staat nog overeind. Wij voor ons zullen met onverholen belangstelling Pen's nadere pogingen zien om zijn meester voor goed af te maken. (Voorbericht p. VII). Dr. J. M. FRAENKEL dank ontvangen. J. L. te G. Ja. Ik had ze reeds van u ontvangen. J. K. te B. Remise! A. J. O. te U. Met uwe correspondentie partijen vooral goed uitkijken! Hermes". In dank ontving ik uw probleem, dat voor opname geschikt is. Uw naam mag bij plaatsing toch zeker wel vermeld worden? C. J. O. te A. Het door u bedoelde is geen bij-oplossing. Mooi is het echter niet en vermindert de waarde van het product ontegenzeggelijk. Wilt u mij nog melden in welke klasse u speelt. P. D. te B. Zie bij C. J. O. te A. Wij zullen uw aanwijzing in overweging nemen. Aan alle inzenders van problemen ver zoeken wij beleefd nog wat geduld te hebben. Alle ingezonden problemen worden geplaatst, behalve die, welke wij terugzonden als zijnde voor plaatsing niet geschikt. AUTEURSOPLOSSING PROBLEEM No. 58 Motto Gevangen" Stand. Zwart: 7/10, 12, 14/16, 18, 25. Stand. Wit: 20, 21, 23, 24, 27, 28, 31, 33, 45, 47, 48. jWit: 45-40. 48-43. _27-22, 22:4, 4_^7_! ZwarT: 18 : 3871l8T497~49 : 17, 15 : 24 Van probleem No. 57 ontvingen wij nog de navolgende ontleding, die echter niet wint: Wit; 12-R. 39-33, 37-3T. 31-27^ 26:6! ~ aTTJ, 29: lbj"233232~:21 Indien zwart nu speelt 20-24 dan wit 6-1, zwart 10-15 wit 1-6 of ? Zwart 18-22, wit 6:24 zwart 15:25 en wij kunnen hierin geen winst bespeuren. PROBLEEM No. 61 Motto De Kampioen" No. IX van den wedstrijd Zwart (8 schijven) l c 11 IC 21 26 31 36 41 46 5 10 15 2Q 25 30 35 40 45 50 Wit (8 scnijven) Stand. Zwart: 6, 10/12, 14, 17, 19, 24. Stand. Wit: 27, 28, 30, 32/36. AUTEURSOPLOSSING PROBLEEM No. 59 Motto 10 en 11" Stand. Zwart: 8, 12, 14, 15, 17, 18, 20, 22, 23, 28. Stand. Wit: 21, 27, 30, 31, 34, 35, 39, 43, 47/49. Wit:_30-25, 34-30, 30-24,_48-42, 39-34, 35:2! ZwartTl7:37, 2131, 20:29," 37:48, 48:30 De navolgende ontleding werd nog inge zonden: Wit: 43-38, 49-41 39-33. 3R-32 30-24, 35:2! De Fransche Ambulance Naar aanleiding van eene opmerking over het materiaal van de Nederlandsche Ambu lance voor Frankrijk schrijft een lezer ons dat de heele uitrusting van de ambulance in handen van drie Nederlandsche firma's was, en wel de firma N.V. voorheen Utermöhlen & Co. voor de verbandstoffen; de firma Brocades en Stheeman voor apotheekbenoodigdheden; de firma Martin Loth voor het instrumentarium. Dr. Bierens de Haan heeft uitdrukkelijk de wensch geuit, geen duitsche instrumenten te kiezen en, waar dit door speciale model len niet anders kon, deze te doen vervangen door nederlandsch fabrikaat of instrumenten uit neutrale landen. Men lette dus wél: d'ze conditie is reeds bij aangaan der op dracht gesteld. Het instrumentarium bestond dus hoofd zakelijk uit instrumenten van Nederlandsch fabrikaat en werd verder aangevuld met Fransche, Russische, Zweedsche, Zwitsersche en Amerikaansche instrumenten; er is dus alles gedaan, om onaangenaamheden met de oorlogvoerende landen te voorkomen. ui i mini n i iiiimiiniiiiimii u Onze Puzzle De zwijnen-puzzle geeft tot oplossing de volgende drie combinatiën: Willem-Claer Klaas?Katrijn Jaap-Marye Voorwaar een edel drie-dubbel-tal. Deze puzzle heeft ook twee inzenders tot een berijmde oplossing geïnspireerd, waar van wij n oplossing hieronder doen volgen: Het aantal guldens (611, dit laat zich verwachten, Kan worden beschouwd als het verschil van 3 paren en tweede machten. Om nu verder het antwoord op te sporen, Ontbindt men dat getal in stellen van twee factoren. Dat is niet moeilijk: men vindt alleen: 9 X "l, 21 X 3 en 63 X lDe aantallen varkens en de prijzen per zwijn Zullen dus 8 en l, 12 en 9, 32 en 31 zijn. Gemakkelijk vindt men: Willem kocht 32enTrijn negen, Terwijl Klaas en Mary 12 en l kregen. 8 waren van Jaap en 31 van Claer. Zie nier nu de namen van ieder paar. Willem en Claer; Klaas en Trijn, Jaap en Mary. Is dat niet fijn? U. S. Goede oplossingen werden ook nog inge zonden door: B. L. Vogel G.; Zaaier te U; B. Renooy te H. v. H.; M. J. Hage te N.; W. te Z. B.; A. Don Jr. te V.; Joh. Gerrit sen te U.; E. D. Kalis te S.: H. J. Kist te A.; W. Hoekstra te W; M. B. te H. en C. Wafelbakker te W. Bij loting viel de prijs, een boekwerk, ten deel aan C. Wafelbakker te W. De animo was dit keer niet bijzonder groot. Wij misten vele trouwe inzenders. Betert U. Correspondentie: B. L. Vogel te G. Uw aardige berijmde oplossing konden wij tot ons leedwezen wegens plaatsgebrek niet plaatsen. 39:19! Een andere inzender gaf aan dat wanneer op 19 een zwarte schijf stond bovenstaande ontleding wel mogelijk zou zijn. Dit is volkomen juist daar zwart dan zou moeten slaan 20:401 PROBLEEM No. 62 Motto Melior" No. X van den wedstrijd Zwart (13 schijven) l 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Wit (13 schijven) Stand. Zwart: 2, 4, 7/9, 13, 14, 16, 18, 20, 22/24. Stand. Wit: 21, 25, 27, 29, 31/34, 38, 42, 45, 46, 50. Oplossingen in te zenden vór 6 November aan bovenstaand adres. Goede oplossingen ontvangen van Blijdenstein" No. 21 van A. A. Snijders, Fort a/d. St. Aagtendijk; M. Boom, I. Heertje, D. S, Nerden, C. J. Ouwens, M. van Praag, S. Serlui, H. Vos, allen te A'dam; W. B. J. Heertje, Goirle; J. Luteijn, Groede; D. A. v. Abs, Haarlem ; C. de Nie en J. de Nie, 's Gravenhage; A. J. Oskam, Utrecht; C. Moeyes, Weebosch. L OKZET uitgevoerd door den heer J. Luteyn, Groede Zwart (10 schijven) l 6 11 16 21 2C 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Zwart: 17:37, 22:31, 28:39, 37:28, 20:40 Deze oplossing gaat evenwel niet op omdat zwart bij den 5en zet kan slaan Wit (10 schijven) Stand. Zwart: 6, 11, 13, 15, 18, 19, 22, 23, 28, 32. Stand. Wit: 26, 34, 37, 39/42, 45, 47, 48. Wit is aan zet en speelt 34-30 nu vervolgt zwart met 15-20 om 30-24 en 39-33 te beletten. 26-21 de lokzet! 11-16? de foutzet. 30-25 16:27 25:14 19:10 39-33 28:39 37:8 en wint. Niet diep, maar wel aardig!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl