De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 31 oktober pagina 9

31 oktober 1915 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

31 Oct. '15. No. 2001 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Tentoonstelling van tDude Schilderijen te 's-Gravenhage Wij beelden hierbij twee schilderijen af van de ruim zestig, door de Amsterdamsche firma Goudstikker in de groote bovenlicht zaal van Pulchri Studio te 's Gravenhage tentoongesteld. De kwaliteit van het ten toongestelde is zeer verschillend: er zijn stukken bij die zeer de aandacht trekken, andere die als curiosa de moeite waard zijn, nog andere zooals men ze dagelijks ziet. Willen wij het voornaamste opsommen, dan dient in de eerste plaats het magistrale doek ANVLAANDEREN Het Groote Leed van Vlaanderen Als vór een spiegel is Vlaanderen ge plaatst vór zijn lot. Nooit heeft ons land tragischer uur beleefd: met België is het in den maalstroom van het Europëisch con flict medegesleept, en daar staat heel zijn toekomst op het spe!, de welvaart van zijn volk,1 (het voortbestaan van zijn cultuur. Bij den zwaren strijd naar binnen tegen het verdrukkend Fransch regiem, dat als een narrenkap op het eenvoudig hoofd van den Vlaamschen boer, den Vlaamschen burger en den Vlaamschen werkman prijkte en al hun streven verlamde heeft zich thans gevoegd, wreed en grievend, de strijd naar buiten, tegen het opslurpende Duitsch gegeweld. Nooit heeft Vlaanderen grooter leed gekend, wranger wee, naar den lijve en naar den geest. En naast het tragisch schouwspel van het geschonden land, met de smeulende dorpen, de platgebrande steden, de verwoeste kerken, de geplunderde huizen, en van de stukgereten lichamen zijner arme kinderen, blikken met nog droever oog en met krimpend hart de vrienden van Vlaanderen naar den anderen strijd die wordt gestreden: door de Vlamingen voor het Vlamingendom... Laten we niet trachten uit te maken of het flamingantisch verweer ten rechte of ten onrechte, op het geschikte oogenblik of ten onpas is aangebonden, vermits we thans het gedane toch niet meer onge daan kunnen maken. Als eens de teerling is geworpen... Het eenige wat we kunnen in tusschentijdis: wachten en hopen. De toekomst allén zal uitmaken wie van de Vlamingen gelijk hadden en wijs handelden: zij, die wilden zwijgen en den Godsvrede voor den taalstrijd hadden aanvaard, maar die in stilte hunne krachten sterkten en groeien lieten om na den oorlog, na de gehoopte bevrijding van het vaderland, den strijd met frissche begeestering, en heviger dan ooit, terug aan te vatten... of deze die gemeend hebben van het huidig oogenblik gebruik te moeten maken om het Vlaamsch belang op den voorgrond te dringen en met het oog op de herinrichting van Europa na den vrede en de herziening der nationaliteitenquestie reeds thans de Viaamsche eischen te bepleiten. In deze rubriek Van Vlaanderen zal geene bezondere tactiek op het voor plan worden gebracht, zullen de onder linge groepsgeschillen in zake Viaamsche politiek niet worden dórgedreven,zal geene haatzaaiende polemiek worden gevoerd. In de MIlmlIIIIIMIIMMIM JAN STEEN. Een geweldig krakeel" genoemd, dat het middenvak inneemt. Het stelt een jongen man en twee eveneens jeugdige vrouwen voor, buiten, te midden van een weelde van fruit en wild, en ver gezeld van twee jachthonden. De figuren verraden de vlotte, decoratieve hand van den Vlaam Jacob Jordaens, terwijl fruit, buit en honden klaarblijkelijk door zijn Vlaamschen kunstbroeder Jan Fijt zijn ge schilderd. De catalogus vermeldt, dat het stuk uit Windsor Castle afkomstig is. Koning George III zond het ter decoratie naar een zijner shooting boxes", waarmede het in -1800 overging in handen van Mr. tMSTEHÖAM_. gfr HAAS. IH<x>«M>N*e 202. huidige verdeeldheid van de Vlamingen schuilt een te dreigend gevaar voor de toe komst der Viaamsche Beweging zelf en voor zeker zal deze niets winnen bij de verdacht makingen, de geschillen, de splitsingen dezer laatste maanden. Het moet voorloopig de bezondere betrachting van de ware en hel derziende vrienden van de Viaamsche zaak zijn, de onderlinge twisten en veeten niet aan te wakkeren, de verdeeldheid uit het Viaamsche kamp te weren en al de menschen van goeden wil, de Vlamingen van de ver schillende partijen te vereenigen tot een eensgezind werk, voor eene grootsche taak. Dit werk zal niet polemisch zijn. Er is te veel in ons land platgebrand en neergeschoten, en ook in de geesten te veel vernield en ge schonden, in de gewetens te veel ontredderd en vertroebeld, om niet te pogen met alle kracht, met heel zuiver inzicht en toewijding en veel warme, trouwe liefde den her opbouw te beginnen. In die gemeenzame liefde voor Vlaanderen zullen, hopen we, al de medewerkers van deze rubriek putten, als uit een niet te rooven en niet te ver armen schat, om hier een brandpunt van geestelijk Vlaamsch leven te helpen stichten. In het vaderland is de pers schier tot zwij gen gebracht, verschijnen er geene tijdschrif ten mér, geene boeken. Hier wordt in den gastvrijen Amster dammer eene vrije tribune opgetimmerd voDr allen die spreken willen. Het aller eerste doel van hen, die zullen deel nemen aan dit werk van intellectualiteit, zal zijn: het esthetische en ethische leven van Vlaan deren, in heel zijn verscheidenheid, te be lichten en mér en mér voor het zoo ver scheidene geestesleven van ons Viaamsche land?vooronze literatuur.onze schilderkunst, onze beeldhouwkunst, onze muziek, ons tooneel, onzearchitectuur, onze wetenschap, voor de schoonheid van onze gebouwen en steden en dorpen, voor ons historisch verleden, voor ons volksleven, onze folklore enz. be langstelling en waardeering te vragen. Want in de nijpende ellende van de hui dige tijden, in al de bitterheid, de onrust van de verbijsterende tragedie, die we als een wervelwind over ons voelen gaan, is er n troost ons geboden geworden, een milde goede, innige troost: in den loop van dit ne jaar van oorlogssmart zijn de banden tusschen Vlaanderen en Nederland krachtiger bijeengesmeed dan in de twintig laatste jaren te samen. Op de noodzakelijkheid van een inniger verband tusschen Noord en Zuid, van een bewust en geordend Groot Nederlandsch stamleven zal meer dan eens in dit Vlaamsch hoekje worden gewezen. Op politisch en op economisch en voornamelijk op cultureel gebied hebben n Vlaanderen, n Holland belang bij eene onbeschroomde, flink-aangepakte, krachtig-doorgedreven toe toenadering. Maar tot vór enkele maanden waren de sympathieën tusschen de twee broedervolkeren niet innig, niet stevig genoeg. Vlaanderen kende Holland niet; en 't heeft het leeren kennen plotseling, in de droevigste beproeving, die het ooit te verduren heeft gekregen, en Holland, het milde Holland heeft zonder tellen brood en dak en veel liefde geschonken; later zullen we ons ge lasten met ook nog mér aan de nederiger Viaamsche menschen de schoone geestelijke werking van de Nederlandsche kunstenaars en geleerden te veropenbaren. Maar in Holland kende men ook Vlaanderen niet voldoende. Wel waren er literatorsen letterminnenden, die onze dichtkunst en ons proza heel hoog waardeerden, wel waren er hier enkele congressisten, die van het programma van de Viaamsche Beweging niet heelemaal onkundig waren, maar de grootere massa kende Vlaanderen, zijn taalstrijd, zijn litera tuur, zijn kunst niet; het Nederlandsche volk bezat slechts schaarsche en vage gegevens over ons volk en de uitingen van ons zede lijk en geestelijk bestaan. Doch met den oorlog zijn onze schrijvers hier gekomen en hebben Viaamsche bladeren gesticht, die Atkins of Bath, wiens kleinzoon de schilderij verkocht. Naast dit doek trekt de aandacht de be kende binnenplaats met figuren een door kijkje op een Amsterdamsche gracht", in 1677 door Pieter de Hooch geschilderd en afkomstig uit de verzameling Steengracht. Het wekt eigenaardige gevoelens op, deze schilderij, die jaren lang in de voorname afgeslotenheid van baron Steengracht van Duyvenvoorde's woning aan den Langen Vijverberg toefde, hier, op eenige minuten afstands van haar oud verblijf, onder zoo geheel andere omstandigheden" terug te MEINDERT HOBBEMA. De kleine watermolen" zien. Het stuk heeft door wegneming van hinderlijke retouches in de lucht veel gewon nen. Het verdraagt echter het bovenlicht minder goed, zooals trouwens met vele; oude Hollandsche schilderijen het geval is. Zij licht doet een doek als dit een meer ver rassend effect maken. Op een stander midden in de zaal is een kleine, vlotte studie naar een ouden jood tentoongesteld, een van de twee exemplaren, die men beschouwen kan als bauches voor den voorsten grijsaard op Rembrandt's Suzanna in het Bad" (1647) in het Museum te Berlijn. Rembrandt heeft tal van studies en schetsen geteekend en geschilderd voor de figuren van dit uiterst belangrijke doek, Daartoe behoort, naar onze meening (die ook door Dr. Bode en Dr. Hofstede de Groot wordt gedeeld) ook de studiekop in Pulchri, die vroe ger o.m. behoorde tot de bekende verzameling von Nemes te Boedapest. Op denzelfden stander boeide ons een klein, frisch landschapje van Hobbema (hierbij afgebeeld), aller schilderachtigst van compositie, het figuurtje hetgeen niet vaak het geval is van Hobbema's eigen hand, Het tweede door ons afgebeelde stukje is een der meest Brouwer-achtige Jan Steen's, die wij kennen. Het is in 1671 geschilderd, toen Steen een kroeg hield op de Langebrug in Leiden. Het ongemeen levendige gaat dus hoogstwaarschijnlijk onmiddellijk op eigen aanschouwing terug. De toon van dit schil derij is zeer aantrekkelijk, de compositie ongewoon bewegelijk. Het stuk was eenige jaren geleden op de Jan Steen-tentoonstelling te Londen en het verheugde ons, het hier weer te zien. Een kleine Frans Hals, portret van den jongen Hollandschen edelman Isaac Abra hamszoon Massa, een van Goyen met de rivier de Maas en het slot Loevestein, portretten van Terborch, Ferdinand Bol (mansportret, gemerkt en 1659 gedateerd, afkomstig uit de verzameling Weber te Hamburg); een zeer decoratief stuk van Hondecoeter, vechtende hanen voorstellend, werken van Aert van der Neer, Brekelenkam en Wijnants ziedaar een greep uit het voornaamste, dat de tentoonstelling biedt, waarbij wij nog zouden kunnen wijzen op een gesigneerd werk van den niet vaak voorkomenden Johan Ie Ducq (tafereel met een wilden stier, in 1655 geschilderd) en op een unicum: een stilleven van den Haarlemmer Vincent Lourensz. van der Vinne (1629-1702). W. MARTIN iimiiMiimiMimiMii ook door vele Nederlanders zijn gelezen, en onze kunstenaars hebben gezongen, onze looneelspelers zijn op de planken der schouwburgen van Amsterdam en Den Haag en elders opgetreden, onze redenaars hebben hun zoet en krachtig geluid laten hooren, onze schilders hebben hunne stijlvolle vol ken ten toon gesteld. In zijn voortreffelijken en ruimen lezers kring wil thans ook De Amsterdammer zich beijveren om steun voor de Groot-Nederlandsche idee te vinden en de kennis van het Viaamsche kunst- en gedachtenleven te verspreiden en vermits kennis liefde baart de harten van onze Noorderbroe ders te ontvlammen voor de jongere, zwak kere zuster van beneden de Schelde, aan de Leie en den Yser, den Rupel en den Dender, waar 't schoone land ligt van Vlaanderen, met zijn onvervalschte strijdende kracht, met zijn frissche bronnen van leven, zijn overmoed en zijn geestdrift, zijn dichter lijkheid en zijn idealisme. En in zijn groot leed, weet Vlaanderen heel, heel innig dank voor de gulle sym pathieën, die hier ia 't Noorden open gebloeid zijn, als in een witte Lente, en waarvan de loovers eens zullen ranken over de puinen, de bloemen groeien boven het wee, de vruchten worden geplokken in de weer blije, rustige, vredige toekomst, door Noord en door Zuid gezamenlijk, in even rijke mate. ANDRÉDE RIDDER Elegie De roode eik vlamt ett'rig in uw lanen en rijpt van pijn 'lijk een verkoortst kwetsuur; de weien, 't land, de wegen en de banen zijn ros-begruisd van blaêren; 't avonduur nijgt blauwigals een druif op bosch en kruinen, o Vlaanderen, en uw land smookt als een vochtig vuur... Uw bosschen storten stuk in roest en puinen... Het smoorend veld is koel en guur. Het bloedend eikloof waait op al uw wegen lijk afgekorste rooven, ruig en rood ; het braamgeblaert gloeit schaamvol en verlegen en 't is n drupp'ling bloeds aan kant en sloot; een lauwe mist waait droomend in de boomen die duist'ren in hun eigen stervensnood; uw lijkwa is gereed, uw dooden komen, o Vlaand'ren, Vlaand'ren, stil en groot. Ginds geelt het kwijnend en verouderd loover in d'halfverlichte zalen van uw bosch, dat er een gulden schijn vol zon gaat over de scheem'ring van het weeke, riekend mos en er een gloed van stoffelooze stralen 't geblaért verblijdt dat raakt van de aarde los. Begon de lijkdienst in de kathedralen, o Vlaand'ren, van uw stervend bosch ? Want de avondmist gaat als een wierook smoken aan al de welfsels van uw blond geblaért en uw verbronsde kruinen dof berooken wijl vreemde kaarsgloed door de loovers waart; ik nijg mijn hoofd aan uw bemoste boomen en zie uw sterf uur van God's licht beklaard; uw lijkwa. is bezaaid tot aan de zoomen van gouden tranen, bloed en aard'. Dan vallen droef uit uw beziekte dreven de blaêren, n na n, de takken af als naamt gij schreiend afscheid van uw leven aan de eeuw'ge boorden van uw eigen graf; dan kreunt de herfstwind door de kranke twijgen als zuchtte uw hart bij zooveel leed en straf; gij geeft terug, in snikken en in hijgen, Hem wat Hij als een vader gaf. Maar weer de eik vlamt krank'rig in uw lanen en rijpt van koorts 'lijk een dogdgrood kwetsuur; zijn wonde zijpt op wegen, weien, banen; de rooven rijzen oovral waar ik tuur ... Zoo waaien leeg de doodsvermoeide kruinen; o Vlaand'ren, maar uw land is schoon in 't stervensuur... Uw bosschen storten stuk in roest en puinen en 't klam geblaêrte is geel en guur. KAREL VAN DEN OEVER B aar n, 14 Oct. 1915 Allerzielen (Tcekening voor de Amsterdammer" van Georgc van Raemdonck)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl