De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 7 november pagina 1

7 november 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 2002 Zondag 7 November A°. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10. Afzonderlijke Numtners aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12* UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels/ 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . , ?0.25 . . .0.30 040 INHOUD) Bladz. l: De .G., Al te fraai, en Vreemd bloed, door v. H. Mr. L,.H. W. Regout f, door mr. Th. Heemskerk. Confetti. 2: Buitenlandsch Ovei zicht, door G. W. Kernkamp. Portret ten van den aftredenden en den nieuw benoemden Gouverneur-Generaal. Feuilleton Het Eind e van den Oorlog, door Marbopas. De Overbingging van het Y, door Keiler. 3: Het Joodsch m Ne derland II, door Izak Prins. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Bogge. Uit de Natnnr, door Jae. P. Thflsse. 6: Het Museum der Ver. Oud Goreum, door W. J. Dingfmans. Boekbespreking, door d. Cl. J. Jelgerhuis, door dr. M. B. Mendes da Costa. Augaste Le Gras, door O. W. H. Verster. Iets over Muziek, door Henri Borel. 7: Bik Wouters, door Plasschaert. - Ned. Monumenten van Geschiedenis en Kunst, door X. Y. Het Kindeke Jezus, door Peeike den Belg. Een Delftsch Gezicht uit den 18en Eeuw, door mr. L. G. N. Bonrieiüs. 9: De Strijd om Heuvel 13, teekening van George van Raemdouck. Aller zielen in Vlaanderen, door Job. Demaegt. De Vlaamsche Zaak en het Ned. Verbond, door mr. W. J. L. van Es. Technische Eubriek, door v. O. 10: Het Daghet..., door W. P. Hubeit van Biyenbnrgh. Nabetrachting, door Friso. 12: Financieele en Economische Kroniek, door J. D. Santilhano. Traagheid, door Een Blanwe. 13: Schaakspel, red. dr. A. G. Olland, 14: Daminbriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De benoeming van Graaf van Limburg Stirum tot Gouverneur-Generaal van NederlandschIndië, teel^ening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiitiiiiniii BERICHT In gemeenschappelijk overleg kwamen de dag- en weekbladen overeen den volgenden maatregel in te voeren: Het innen der abonnementsgelden zal voortaan aan het begin van het halfjaar geschieden. Ten einde een gelijdelijken overgang te bewerken zal de inning telkens een paar maanden vervroegd worden tot het gewenschte resultaat verkregen is. Over het abonnementsgeld van het tweede halfjaar 1915 (l Juli?31 Dec.) zal in Novem ber beschikt worden. Wij verzoeken onzen abonné's beleefd doch dringend hiermede rekening te houden. De Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF AL TE FRAAI Men wordt algemeen opgevorderd, om voor den Minister van Financiën Treub, wegens de door hem ingediende belas tingplannen, diep den hoed af te nemen. Wij zijn ten volle bereid dit te doen... zoodra er iets van zal zijn tot stand gekomen! Tot zoolang houdt ons de vrees vast, dat hier de verbeteringen de dood van de verbeteringen zullen zijn. Dit wil zeggen, dat de Minister zoozeer heeft toegegeven aan de zucht om de /aak breed aan te vatten, dat er met het bescheiden en gemoedelijke wetgevend vermogen ten onzent, nauwelijks resultaat vanbeteekenis te verwachten is. En toch is het hierom: om spoedige en degelijke overbrugging van de financieele gapingen voor onze voeten, te doen. Wat nu geeft het, of al de minister zich hier zou hebben gesticht een monumentum aere perennius, gelijk een geestdriftig oppositieblad hem reeds heeft toegejuicht, een eerezuil voor alle tijden"; indien genoemde eerezuil in de Haagsche archieven blijft staan als een prachtig plan, en als eene belangrijke toelichting, waarom zich weldra nog tal rijke ranken van dagblad- en tijdschrift artikelen en kamerstukken zullen slin geren ? In vermanend gezelschap van dr. Kuiper's Wetboek voor den Arbeid"; en naast de ettelijke doorwrochte ont werpen tot algemeene grondwetsherzie ning, waartoe sommigen zoowaar nu ook weer deze regeering zouden willen ver lokken ? Er moet nu eenmaal worden onder scheiden tusschen geleerden arbeid en staatkunde. En was het nu wel nuttig en noodig, met een zoo breed en aca demisch, deels theoretisch-economisch complex op eenmaal aan te komen, dat de werkelijkheid allicht niet aankan? Ja, indien al het parlement zich z weet aan te grijpen en te beheerschen, dat men door den rijstenbrijberg heenen komt, hoeveel omslag, en hoeveel jaren zullen er dan nog verloopen, eer alles op dreef is; eer, om eenige voor beelden te noemen, alle schattingen voor de verhoogde grondbelasting weer zullen zijn geschied, of eer het nieuwe corps van inspecteurs achter het naadje van de kous der beursnota's komt? Men roept als vergelijking den geest van Qogel op, die n in 1805 en in 1820 voor ons land een nieuw, algemeen be lastingstelsel heeft gebaard. Doch men vergeet, dat daarom nu niemand den heer Treub heeft gevraagd, om de eenvoudige reden, dat wij nu reeds bezitten, waaraan het toen juist telkens ten eenenmale schortte: een geldend, vrij behoorlijk belastingstelsel. Dit zoo zijnde, ware het vermoedelijk voor onze financieele toekomst geluk kiger, indien de minister zichzelve iets minder hadde begoocheld"; en op min der monumentale wijze het bestaande stelsel had aangegrepen, b.v. alvast de inkomstenbelasting en de successie belasting progessief verhoogd. Want dat de rijksinkomsten, en dus de betalingen, sterk zullen moeten worden vermeerderd, beseft een ieder toch. Nu zitten wij nog steeds met: de hef fing, die, op grond van zeer diep op gehaalde crisis-theoretische" leerstellin gen in den band werd gedaan; met de oorlogswinstbelasting, waaraan een ge heel sanhedrin bezig is te sludeeren; en thans met een historisch-critisch sys teem van belastingherziening, waarop eindelooze beschouwingen kunnen en zullen neerstrijken. Doch met dit al nog zonder veel zoden aan den dijk, En zonder veel blijk van bezuiniging bovendien. Het is niet onaardig, ter vergelijking eens de korte redevoering te lezen, waarmee juist op l November 11. de mini sterpresident van Denemarken een inzicht heeft gegeven over de wijze waarop men daar, door eenige uitbreidingen, reeds aanstonds de uit 'tevenwicht geraakte begrooting weer in orde heeft weten te brengen. Ook ten onzent zou minder, wellicht mér zijn geweest. * * * DE G.-G. Van den nieuwbenoemden Gouverneur-Geneiaal van Nederlandscti-Indië weet elkeen die hem kent, twee dingen te vermelden. Dat hij een zér bijzonder begaafd en knap man is. En : zér bij zonder hoog in de kuif. Het eerste is een uitnemend voordeel, waarvoor de grief van velen, dat het iemand moest zijn die Indië kent", in de schaduw valt. Wij hechten nog ge noeg aan het oud-hollandsch idee, dat men vierkante mannen ook in ronde gaten steken kan, en dat wie de leidersgaven heeft, ook zonder als specialiteit" te zijn groot geworden, leiden kan, om in zulk eene benoeming wel per spectief te zien. Er wordt ten onzent al meer dan vol doende in afgebakende deskundigheden, carrières en aktes geloofd, om niet ook nog vertrouwen in iets anders te be houden. Voor een wereldrijk als Insulinde moet trouwens bijna elke specialiteit slechts zeer ten deele blijven; en schijnt zij niet zelden van grooter beteekenis, dan zij is. Gezocht lijkt het daarom ook, deze benoeming te loven als: van eenen di plomaat; nog wel een bekend met de mahomedaansche zaken door Konstantinopel, en met de aziatische door Peking. Want ook door 't verblijf gedurende een aantal maanden aldaar, wordt men in de ondergronden van de oostersche politiek zeker nog allerminst specialiteit". Dus is in deze benoeming waarschijn lijk te zoeken die van een man; en van een meneer. 't Geen goeds beloven kan. Wanneer intusschen de nieuwe landvoogd naar Indië mocht komen met een sterk volgehouden neiging tegen proleten, dan zal dit, wat de inlanders betreft, wel geen bezwaar opleveren; maar, ja, loopt hij overigens alle kans, zeer vereenzaamd te blijven staan! Want het zijn meeren deels maar doodgewone, koloniale Ne derlanders, die hij er vinden zal. En waarmee hij verkeeren moet, wil hij buiten den kring van enkele elite-hoofd ambtenaren de menschen en dingen in Indië doorzien. Het gevaar van isolement op den troon te Buitenzorg is ongemeen groot. Het heeft iets eigenaardigs, er den opperbestuurder gevestigd te zien, vér van de werkende wereld te Batavia ; vér ook van de bestuursdepartementen, van hunne dirigeerende ambtenaren, van den raad van Indië; vér van eenig brandpunt. Omgeven door de weelderige rust van ettelijke uren het binnenland in, en.... door de algemeene secretarie. De afzondering is tot systeem gemaakt. En onderwijl kan men in EngelschIndië de onderkoning op de club zien komen; en met de anderen zijn partijtjes golf spelen. Zoo zal Indië het uit verschillenden hoofde den nieuwen landvoogd zeker niet gemakkelijk maken ; en mogen hem het open oog en de toegankelijke per soonlijkheid worden toegewenscht, waar door gaven en ambitie in de goede voren kiemen kunnen. VREEMD BLOED Er is een wetsontwerp ingediend, om 26 heeren, die dit hebben gevraagd, tot Nederlanders te naturaliseer en. No. l van hen is geheeten Joseph Jacob Warndorff; no. 26 Karl Christian Friedrich Ludwig Krull. De anderen in denzelfden toon: Windstosser, Zumpolle, en natuurlijk ook Meier en Schmidt. Omtrent hen allen wordt eene ver klaring overgelegd, dat het staatsburger schap van hun Duitsch geboorteland is beëindigd. Andere motiveering is er blijkbaar niet, dan dat het den heeren aangenaam zal zijn. Maar nu mag toch wel gevraagd, of de regeering blijk van wijsheid geeft, door thans met zulke voorstellen te komen. Ons dienen zij nergens toe. En genoemde heeren kunnen beste, rus tige menschen zijn, die Nederland bemin nen en vreedzaam op onzen bodem leven. Wie heeft tegen hen persoonlijk iets? Er zijn hier te lande vele lieden van Duitschen oorsprong, en ieder onzer heeft daarbij zeker ook, met wie hij gaarne als vrienden verkeert. Maar iets anders is, zonder eenige noodzaak of aanleiding, op dit oogenblik een aantal personen nog met de Nederlandsche nationaliteit te gaan bekleeden. Dit wil zeggen: hen onder alle omstan digheden als landgenooten over te nemen. De ervaring heeft geleerd, hoeveel bedenkelijks zulke naturaliseeiingen in kunnen hebben. Het is immers maar theorie, dat wie wettelijk Nederlander wordt, het ook vanzelf in hart en nieren is. Heeft België niet heel wat ongeluks beleefd aan de Duitschers, in Antwerpen en elders, die 't gastvrij had genaturali seerd? Klaagt Amerika niet bitter over de German-Americans", de Hongaren, enz., die tot 't burgerschap der Vereenigde Staten waren toegelaten, en tijdens den oorlog aan on- en anti-amerikaansche bewegingen zijn gaan deelnemen? En zweeft Nederlands toekomst dan zólos en luchtig boven den kwaadaardigen strijd der natiën heen, dat wij maar naïef hebben door te leven, als ging ons niets aan? Sommige politiebureau's beschikken toch thans over lijstjes van vreemde lingen, die men liever vandaag dan morgen over onze grenzen zou zien verdwijnen. En eenë regeering zou toch van een verder reikenden blik bewijs geven, wan neer zij mi op het oogenblik de gewone routine van de naturaliseeringen maar had stop gezet. De tijd is er naar, dat men zich toch als Nederlanders onderling wat krachtiger de hand gaat reiken; wat duidelijker luistert naar de stem van het eigen bloed ; en wat nauwlettender staat tegenover het vreemde, dat immers zoo vaak blijft kruipen waar't niet gaan kan. Men kan de vreemdelingenvrees stellig overdrijven. Zoo bereikten ons zelfs stemmen, die de benoeming van den gouverneur-generaal in verband wilden zien gebracht met eenige Duilsche ten densen voor onze koloniën! Dit lijkt werkelijk een voorbeeld van zenuwprik keling, waartegen openlijk behoort ge rustgesteld. Maar op 't huidige oogenblik te komen met dergelijke naïeve naturalisatie-voor stellen, dit lijkt eene even bedenke lijke zenuw-verslapping, waartegen niet minder sterk behoort geprotesteerd ! Al te goed, is buurman's gek. v. H. * * Mr. L. H. W. Regout f door mr. TH. HEEMSKERK Uit Rome kwam het smartelijk bericht, dat mr. Louis Regout, den 27sten October, op zijn 54sten verjaardag, is over leden. De hoop, dat hij als tijdelijk gezant bij het Vaticaan, ten dage als men van vrede zal mogen spreken, zijne talenten ten nutte van het vaderland en wellicht ten gunste van den vrede zelven zou kunnen aanwenden, is daarmede ver vlogen. Zoo wij ook, te midden van het ontzettend leed, dat in deze tijden de aarde vervult, den moed niet ver liezen, toch stemt reeds daarom deze tijding ons tot weemoed. Maar dit heengaan is oorzaak van meer rouw, niet slechts voor zijne gade en zijne kinderen, zijne verwanten en vrienden, ook voor het vaderland. Het is hem in zijn betrekkelijk zoo kort leven vergund geweest veel te doen, en goed te doen. Men mocht nog op meer dan een gebied zooveel van hem ver wachten. Zijne groote gaven hadden zich ontplooid; hij was vol van opge wekt, bedrijvig leven ; hij was een op wekkend element in zijne omgeving; hij scheen nog in staat zooveel te onder nemen en tot een goed einde te brengen. Het is thans, voor het aardsche leven, afgesneden. Wat achterblijft is de her innering en een gemis. Voor mij persoonlijk is het een gemis. Vier en een half jaar heb ik hem als medewerker en ambtgenoot aan mijne zijde mogen hebben, in letterlijken zin als tijdelijk Secretaris in den Minister raad. En al jaagt de stroom der gebeur tenissen een afgetreden Kabinet uiteen, als men jarenlang schouder aan schouder heeft gestreden ' om den juisten marsch koers te bewaren en den bestrijder voor en achter van zich af te houden, blijft er, als het tusschen de ambtgenooten goed was, eene kameraadschap bestaan, een band, die niet licht is te verbreken. Maar hij is door den dood ons ontrukt, hij en zijn broeder Robert Regout. Juist die twee broeders, die in de volle kracht van hun leven te zamen zitting hebben gehad in een Kabinet, en bijna plotseling zijn afgeroepen. Louis Regout kwam als Minister van Waterstaat, in Januari 1909, als opvolger van mr. Bevers, die nog sneller, in n oogenblik, was weggenomen. Minister Regout trad op in Juni 1910, toen mr. Nelissen om gezondheidsredenen zich gedwongen zag zijn ontslag als Minister van Justitie aan te vragen. Toen wij mr. Bevers moesten betreuren, waren wij wel aanstonds overtuigd, dat mr. Louis Regout de man moest zijn, en bij het aftreden van mr. Nelissen was het ook al zeer spoedig duidelijk, dat mr. Robert Regout de aangewezen man was. Toch was er toen begrijpelijke aar zeling. Zou het gaan: Twee broeders in n Kabinet? Kabinetsformateurs en Mi nisters loopen meestal niet vrij van critiek. Zou dit samentreffen van twee zoo aan elkaar verwante Ministers niet tot stem ming maken tegen het Kabinet en tegen hen persoonlijk aanleiding geven? Wij hebben gemeend het te mogen wagen, en het heeft ons niet berouwd. Hieraan is geen grief ontleend. Beiden waren persoonlijkheden, die hun ambt niet slechts vervulden, maar het vulden, en het goed recht van hun optreden is steeds erkend. Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confettr. Uit het jaarverslag der Vereeniging Ons Leger": Met het oog op de kosten, die de uitgaaf van ons Maandblad meebracht, was het wenschelijk, dat wij allereerst zuiver wisten, hoe groot ons ledental was, om te voorkomen, dat het aantal te drukken exemplaren niet noodeloos overschreden werd en om te komen tot de zekerheid van onze inkomsten en contributies van onze leden. Daartoe werd eene circulaire gericht aan alle leden, met de bedoeling, dat alleen zij, die hierop antwoordden, als lid aange merkt werden. Op deze wijze verkregen wij spoedig een zuiver overzicht." Andere vereenigtngen plegen het leden aantal uit de ledenlijst op te maken, maar deze manier is voor de legeradministratie" blijkbaar te weinig omslachtig. Het Leven wijst er op, dat ook naar Nederland de uitvoer van Californisch fruit toeneemt en staaft deze bewering met het feit dat speciaal Kaapsche peren en pruimen hier ingang vinden. Wij onzerzijds zouden als bewijs willen toevoegen dat de haring vangst dit jaar zeer voordeelig schijnt te zijn. * Doch om tot de Balkankwestie zelf te komen, in de eerste plaats is in de afgeloopen week de aandacht gevallen op het nieuwe offensief der verbondenen tegen de Serviërs, dat de inname van Budapest tengevolge had. Deze passage uit de Alg. Rotterdammer is vermeldenswaard door de origineele wijze waarop het oude vraagstuk nog eens wordt toegelicht. * Een lezer van het N. v. d. D. vraagt een middel om de speelschheid zijner kanarie tegen te gaan. Wij kennen hiervoor een probaat recept: een paar korrels rattekruid, onder het eten gemengd, en het beestje speelt niet meer! * In zijne Algemecne Geschiedenis, uitgave gebr. Cohen, schrijft de heer Kollewijn (Deel IV, pag. 291): Daar koning Christiaan VIII en zijn zoon Frederik beide kinderloos waren ... enz. Aldus het droevig vraagstuk opwerpend van den kinderloozen vader. Bij de overeenkomst, die de gemeenschaps des bloeds medebracht, was er veel verschil tusschen de broeders. Robert Regout was impulsief, die in de vurigheid van zijn geloof en zijne over tuiging steeds in zekere mate propagan dist is gebleven, en ik heb mij wel eens verbaasd, dat hij desniettemin niet slechts bij de rechterzijde maar ook bij de lin kerzijde zoo bemiud was. Ik denk, men voelt de echtheid van zijn gehalte, zijne hartelijkheid en welwillendheid, en ook, dat hij als jurist wist, hoe ver hij mocht en moest gaan. Mr. Louis Regout, als hij zich uitsprak, had eerst van te voren alles rustig over wogen; de lijn, die zijn beginsel hem gebood te volgen, had hij zorgvuldig getrokken; propagandist was hij niet, ook in de politieke actie had de zakelijke kant van het vraagstuk steeds het aller meest zijne aandacht; tot medewerker aan 's lands regecring was hij geroepen; regeerder was hij. Hij handhaafde het gezag, maar met een helderen blik op ieders recht en de behoeften der tijd. Zijne gave was om met zoo gering mogelijke middelen een zoo groot mo gelijk nuttig resultaat te bereiken. In zijn Ministerschap werden op opmerkelijke wijze daarin de vruchten zijner oplei ding geplukt. De Minister van Water staat heeft een technisch departement en staat aan het hoofd van het groote staatsbedrijf, Posterijen en Telegrafie. Zijne opleiding is allereerst geweest technisch en commercieel, en eerst toen dit gedeelte zijner opleiding voltooid was, heeft hij zich den doctorsgraad in de rechten verworven, en daarmede zijne veelzijdigheid bezegeld. Het technisch en commercieel begrip is door hem ongetwijfeld in de groote industrieele zaak, die hij heeft beheerd, op gelukkige wijze toegepast, echter niet, zonder dat hij de sociale eisenen, die daarbij te vervullen waren, in het oog hield. Het bleef hem als Minister bij. Hij moest altijd, gelijk trouwens (behalve de Minister van Financiën indien hij alleen Minister van Financiën is)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl