De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 7 november pagina 12

7 november 1915 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 7 Nov. 15. No. 2002 Eene der eerste handelingen van den President der Nederlandsche Bmk na het uitbreken van de crisis tengevolge van den oorlogstoestand was, zijne bemiüdeling aan te bieden om een overzicht van den toestand der prolongatiemarkt te verkrijgen. Reeds den Uden Augustus 1914 richtte hij een schrijven aan het Bestuur van de Vereeniging voor den Effectenhandel, waarin hij dat Bestuur verzoen', zijne medewerking te verleenen tot het verkrijgen van het voor dat doel noodige materiaal. Aan dat verzoek werd door het Bestuur met bekwamen spoed voldaan en reeds acht dagen later werden aan de leden der Vereeniging lijsten met een begeleidend schrijven gezonden waarop de voor het onderzoek gevorderde gegevens moesten ingevuld worden. Ook aan deze uitnoodiging werd bijna algemeen voldaan, zoodat de President der Nederlandsche Bank in zijn rapport van 9 October daaraanvol gende kon verklaren, de hoop te hebben, aat het uit de gegevens verkregen over zicht eene genoegzame mate van betrouw baarheid heeft verkregen om daaruit con clusies te trekken". Het spreekt van zelf, dat de verzameling en verwerking van het enorm cijfermateriaal niet door den Presi dent persoonlijk kon geschieden en daarbij van de medewerking van een daartoe door hem uitgenoodigd bureau van neutrale en absoluut betrouwbare personen gebruikge maakt is. Daaraan is het dan ook te danken, dat reeds zeven weken later het resultaat van dezen omvangrijken arbeid kon bekend gemaakt worden. In ronde cijfers wees het onderzoek aan, dat er aan leeningen op fondsen (prolon gatie, call, leenposten en voorschotten in rekening-courant) door leden van de Ver eeniging voor den Effectenhandel een be drag van f460 millioen opgenomen en weder uitgezet was. Daaronder was begrepen een bedrag van f 135 millioen door leden der Vereeniging onderling genomen en gegeven, zoodat per saldo een bedrag van f325 millioen geld van buiten de beurs op het tijdstip van het onderzoek in de beurs geplaatst was. Alhoewel de in het rapport gemaakte onder scheiding mij niet geheel duidelijk is, schijnt toch uit de verdere bewoordingen van het rapport te mogen afgeleid worden, dat ter beoordeelihg van den omvang der toen loopende posten moet rekening gehouden worden met het grootere der bovengenoemde cijfers, nl. f 46U millioen. Ofschoon zich verder bereid verklarende mede te werken tot hei beramen van midde len om tot eene oplossing van de toen heerschende stagnatie in de prolongatiemarkt te komen, merkte de President in zijn rapport op, dat nu intusschen door de Regee ring eene Commissie van drie RegeeringsCommissarissen is aangesteld, en door de Regeering tevens eene groote Commissie van Advies is benoemd" het beramen van die middelen niet op zijn weg lag. Zooals algemeen bekend mag geacht wor den is intusschen door de omstandigheid, dat een groot deel der toen uitstaande posten geleidelijk zonder verlies en zelfs met winst kon geliquideerd worden, de stagnatie in de Prolongatie-markt geëindigd, al blijft nug altijd het ruimere, meer principieele Pro longatie-vraagstuk op eene definitieve rege ling wachten. Omtrent den juisten omvang van de vermindering der tijdens de crisis uitstaande posten verkeerde men tot nu toe echter in onzekerheid. Wel waren er ter beurze gissingen in omloop die vrij sterk uiteenliepen, al naar gelang van hetgeen ieder in eigen omgeving hadjwaargenomen, maar juiste cijfers waren niet bekend. Toch is het van groote waarde ter beoor deeling van den oogenblikkelijken toestand tot een zooveel mogelijk betrouwbaar beeld te komen van dien toestand. Daarom was het Traagheid De vertegenwoordigers van de Russische Boeren hebben wel wat heel erg bij voorbaat, als ik het zoo zeggen mag ver zocht om het absolute woaki-verbod ook na het einde van den oorlog te bestendigen. Zij hebben nu tot hun verrassing ont waard, dat de mensen zonder wodki kan leven, zelfs beter leven dan mét wodki en zoo redeneeren zij met een gezond ver stand als men ons van Russische boeren nooit heeft leeren vermoeden nu de wodki toch eenmaal weg is, nu het moeilijke, het onmogelijk gewaande, toch eenmaal geschied is, laat het nu maar zoo blijven, men weet al niet beter, of het hoort zoo, enz. enz. Wanneer de hier ter stede gehouden Anti-Alcohol-Tentoonstelling gelijk heeft met haar op alle wijzen verkondigde stelling, dat alcohol erger is dan oorlog", dan zouden de Russische wodki-drinkers ten slofte nog bij den oorlog hebben gewonnen, ook al verliest Rusland op het slagveld. Wat mij dit aangaat? Of ik ook zooveel wodki drink? Neen. Maar ik heb tal van andere on deugden, die het mij gemakkelijk maken, mij in de plaats te denken van den geen-wodkimeer-drinkenden Rus. Des morgens verloopt geruime tijd tusschen het tijdstip, waarop ik in beginsel besluit, op te staan en het oogenblik waarop mijn horizontale houding werkelijk voor de vertikale wordt prijsgegeven. Hoe lang die tijd vaak is, behoef, noch durf ik te zeggen. Het is een harde tijd van innerlijken kamp tusschen mij en mijn luiheid: want al zeg ik het zelf, ik mag gerust van mijzelven verklaren, dat ik voor het opstaan ben, zelfs voor het zeer vroeg opstaan, mijn luiheid alleen wil anders en verlamt mijn wilskracht. Maar nu en dan krijgt mijn wilskracht plotseling opdagende hulptroepen, die heel den strijd een andere wending geven en dien ten gunste van mij en mijn wilskracht be slissen. Daar komt een telephonische oproep of een op antwoord wachtende boodschapper en binnen een halve minuut ben ik over den rand van mijn bed, die zoo moeilijk te ovt rschrijden grens tusschen de zorgeloosheid en het harde leven. Die grens eenmaal over, zie ik alle moeilijkheid verdwijnen -en maak ik mij -schier -zonder verderen tweestrijd gereed voor den anderen strijd, goed gezien van de Commissie van Bijstand voor de uitvoering van de Beurswet 1914 een nader onderzoek in te stellen naar de per l Ociober 19i5 nog loopende leeningen tegen onderpand van fondsen van vór 29 Juli 1914. Het resultaat van dit onderzoek is in eene mededeeling aan de bladen van 28 October jl gepubliceerd. Daaruit blijkt, dat voor zooverre uit de ingekomen opgaven kan afgeleid worden per saldo nog een bedrag van i 77 millioen aan van vór 29 Juli 1914 loopende posten uitstaat. Hiervan waren / 41.312.000. - geblokkeerd, 27.923.000. niet-geblokkeerd, terwijl daarbij nog gevoegd moet worden een bedrag van 7.790.000. aan gelden door leden van een der drie Vereenigingen opgenomen voor eigen zaken of reeds in nieuwe leeningen omgezet. Intus«chen merkt de Commissie daarbij uitdrukkelijk op, dat aangezien een aantal kantoren geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om opgaven te doen, het totaal in werkelijkheid nog belangrijk hooger moet zijn. Ofschoon de Commissie zich terecht onthoudt van het geven eener raming van hetgeen het totaal in werkelijkheid moet zijn, schijnt men in wei-ingelichte kringen van meening te zijn, dat dit op ongeveer ? 100 millioen mag geschat worden. Uit eene vergelijking van het in 1914 door den President van de Nederlandsche Bank ingesteld onderzoek en dat thans door de Commissie van Bijstand gedaan volgt dus, dat van de vór 29 Juli 1914 loopende posten ad 460 millioen ca. i 360 millioen of ca. 78 pCt. afgewikkeld zijn. Ongetwijfeld een zeer belangrijk bedrag, maar dat toch nog niet medevalt, in aanmerking nemende de zeer aanzienlijke koersverbetering in specu latieve waarden, die juist zulk een groot deel uitmaken van in het beursverkeer be leende fondsen. Natuurlijk beteekent de afwikkeling van zulk een groot bedrag aan oude posten nog niet, dat al dat geld weder vrijgekomen is. Sedert de heropening van de beurzen zijn weder nieuwe bedragen aan prolongatiën enz. gesloten, waarvan het bedrag ook niet bij benadering is vast te stellen. Intusschen schijnt echter zooveel vast te staan, dat deze bedragen in de verste verte niet op wegen tegen de uit afwikkeling van oude posten vrijgekomen gelden en daaraan is het ook voor een deel toe te schrijven, dat ondanks de voortdurend aanzienlijke be dragen, die door het Rijk, de gemeenten en groote spoorwegmaatschappijen aan de markt onttrokken worden, geld nog altijd ruim blijft. Toch ontbreekt het niet aan verschijnselen, die de verwachting wettigen, dat het met dien grooten overvloed spoedig gedaan zal zijn. Opmerking verdient in dit opzicht, dat de particuliere rekening-saldo's bij de Neder landsche Bank, die in Maart nog ruim ?60 millioen bedroegen, blijkens den weekstaat van 31 October tot y 13 millioen geslonken zijn. J. D. SANTILHANO lilumiiiiMMMiiim Wie gelooft, die en sal niet haesten Het was in den tijd, dat er nog vreemdelingen naar Amtserdam reisden als touristen; menschen die niet kwamen om Hollandsche poederchocolade te koopen en ge malen dakpannen thuis gestuurd te krijgen, maar lie den die MooiNederland en zijn schilderachtige steden wilden zien. Het was kort voor het uit breken van den ooriog en ik had het voorrecht een buitenlandsch kunstenaar door iiiiHNiiHiiimiiiimimiiMimiiiiiii die aan deze zijde van den bedrand moet worden gestreden ik ben er eenmaal uit en het is niet zoo moeilijk meer, er uit te blijven. maar zonder het accident, het acute, dadelijk te bezweren gevaar, komende in den telefonischen oproep, de aankloppende dienstbode, zou ik nog langen tijd hebben gesuft en ter neer gelegen. De ruk doet het. En nu: wat dit den Groene-lezer aangaat? Of hij soms ook niet uit zijn bed en den dommel kan? Neen, de lezer kan dat natuurlijk wel. Maar aan ons aller slaapkamerdeur is ge klopt op den Sisten Juli 1914 en Nederland tuimelde ook hals over kop uit de rust en den dommtl en de apathie en deed in n oogwenk, waartoe het in jaren, niet kon komen, waartegen het opzag als tegen e n berg, zólang had opgezien, dat de berg al grooter en grooter werd en men niet meer geloofde aan de mogelijkheid er ooit nog overheen te komen. Duizenden, die geen oogenblik konden uitbreken", al tien jaar een bezoek schuldig waren, m nar geen mogelijkheid", geen de minste kans" zagen, lieten alles in den steek en waren binnen een paar uur aan de grens en de dubbeltjes omkeerende Kamer voteerde in een vloek en zuch', neen zonder vloeken en zuchten, vijftig millioen en nog eens vijftig miliioen en nog eens en alles kon en alles ging dadelijk en de handel en de industrie en het verkeer, die geen uur konden zonder dit, geen dag zonder dat, hadden maanden lang noch dit, noch dat en tallooze conditiones sine qua non voor de welvaart, voor den geregelden gang van zaken, voor de in stand houding van de samenleving bleven onvervuld en de welvaart vlood niet, de gang van zaken was geregeld, de maatschappij werd in stand gehouden. We hadden den oorlogstijd noodig om te zien, hoeveel we in vredestijd konden missen va het onontbeerlijk gewaande Zoo leeren we eerst inzien hoe veel over bodige dingen we den ganschen da? zeggen, als we in een land zijn, waarvan we de taal niet vlot spreken. Wij verwonderen ons dan met hoe weinig woorden we kunnen volstaan om alles te zeggen, wat we zeggen moeten. De Hagenaar heeft den oorlogstoestand al heel manmoedig gedragen, heeft een stoïcijnsche koelbloedigheid bewaard, die de bewondering van gansch het land, van heel Europa wekt, althans behoorde te wekken en ook zou wekken, wanneer de menschen ons land naar mijn geliefde vaderstad aan het Y te mogen leiden. Wij kwamen uit het Gooi, en zooals gewoonlijk stopte de trein, om vooral niet pp tijd binnen Ie komen, voor het Oostelijk Viaduct. Dit is een goede gewoonte en het is wenschelijk, dat er door lichamen als de Vereenig ng tot Bevordering van het Vreemdelingenver keer, Het Koggeschip e. a. bij de Holland sche Ijzeren Spoorweg-Maatschappij op aangedrongen wordt, de treinvertragingen op dit punt te bestendigen. Mooier kan men Amsterdam niet zien, dan vanaf dien Spoorwegdijk aan het Oosterdok. In den lichten morgennevel, waardoor de zon stroomen goud goot, lag als uit paarlmoer opgebouwd, de Groote Stad en levendig herinner ik mij het in oprechte bewondering uitgesproken woord: grandioos! van mijnen kunstzinnigen vriend. Er klonk verrukking uit zijn stem. Maar even levendig herinner ik mij den matten toon, waarop hij mij een kwartier later (wij stonden voor Hotel Polen en bekeken het Rokin i gedesillusioneerd vroeg: is dit nu zoo'n beroemde Amsttrdamsche gracht ? Ik zocht eenigszins onthutst en beschaamd naar een antwoord, toen, gelukkig, een sla gersjongen aan den overkant op zijn rijwiel te water reed. Ik mocht het antwoord schuldig blij ven. 't Was een blanke knaap met een !helder-witte kiel aan die daar in de ondiepte verdween en een gevlekt negerkind in donker-gu'jze plunje dat boven kwam, door behulp zame handen op den wal gesjord. Ook het rijwiel haalde men uit ren pikzwarte] breiachtige massa op het droge. Ros en ruiter verspreidden ondrage lijke geuren. Het Rokin, al ligt het in de onmiddel lijke nabij heid van ons Koninklijk pa leis, bevat geen Eau de la Reine, het stinkt en de kwalijkriekendheid van dit drabbige hartwater van de Hoofdstad desRijks wordt bovendien verhoogd door dedirectecom municatie van het misvorm de, kale, boomlooze grachtje met de (men vergeve mij de eigenaardige hollandsche uitdrukking) beste"' kamers der RokinBewoners. Het nuttige systeem van Liernur is in het hart van de stad nog steeds niet in toepassing gebracht. Hoeveel malen door de bewoners van het Rokin, met den meest verschuldigden eer bied aan Burgemeesters en Wethouders en met niet minaer verschuldigden eerbied aan den Raad der Gemeente Amsterdam, is ge vraagd om demping van het Rokin, ik weet het niet. Wel weet ik, dat reeds voor vijfen twintig jaren, door eigenaren en bewo ners van perceelen aan het Rokin, op goed gemotiveerde gronden is aangedrongen op verbetering van dit belangrijk stadsgedeelte. Toen waren de neuzen der Amsterdammers minder verwend. Toen stelde het verkeer minder hooge eischen dan thans. Toen was de zoogenaamde Stille Zijde", waar naast het heerlijke rumoerige Vosje" (Nosjungit tegenwoordig niet te veel aan hun eigen zaken dachten. Manmoedig verdroeg hij den stilstand van het Rotterdamsche h venbedrijf, dood-kalm bleef hij jegens de sluiting van-en de slapte op de Am-.terdamsche beurs, gelaten hoorde hij van de malaise in deTwentsche nijverheid. Ging de oorlogstoestand dan aan hem voorbij zonder hem te deren ? Geenszins. Eén ontbering legt de oorlog op, die zelfs hij niet draeen kan zonder klacht, zonder wrevel, zonder moeilijk beheerschte opstandigheid en morren tegen de besluiten van het gezag. Hoor eens, mijnheer, ik ben niet onre delijk, ik weet heel goed: die oorlog, jawel die oorlog, dat is zeker een onaangename zaak, men moet veel voor lief nemen, veel verkroppen, ik ontken het niet, die minis ers ze hebben extra besognes, veel besognes. Maar men kan alles overdrijven. De Regeering moet toch consideratie gebruiken. Ge bruiken wij geen consideratie met de Regee ring? Men mag toch den menschen hun rechten niet onthouden? Is het waar of niet mijnheer? Ben ik onredelijk? Zeg ik wat van de mobilisatie? Laat ze mobiliseeren, heb ik dadelijk gezegd, laat ze de beurs sluiten, laat ze uitvoer verbieden, ik zal er niet van kikken, ik heb het gezag hoog ge houden, altijd, onder alle omstandigheden, onder gewone, onder buitengewone; onder zeeërs, bovenzeeërs, als het van mij afhangt, sta ik alles toe: Maar ik zeg en blijf zeggen: aan alles is een grens, er zijn van die dingen, waaraan men niet raken moet. Weet u nu, hoe lang het geleden is sedert de laatste ridderorde werd verleend? Het zal vijftien maanden worden, vijftien maanden, mijnheer, vijfiien maanden! Ik vraag: waarvoor is het noodig? Weet u wel, dat ik menschen ken, die al vór een jaar gedecoreerd moesten zijn en die nóg zoo maar rundloopen ? Zoo maar rondloopen, zeg ik u, zoo maar rondloopen. Als ze nu eens sterven vórdat de oorlog gedaan is, wat dan ? Ik vraag maar: wat dan? En wat zal de minister daaraan doen? Kan hij hun het eeuwige leven geven ? Neen, mijnheer, zeg wat je wil, er zijn van die dingen, waaraan men niet raakt, niet raken moet, niet raken mag, niet raken kan zonder de menschen te ontstemmen. Wat mij be tref?, och, mij kan het niet schelen, U kent mij, niet waar, u weet, hoe ik over die dingen denk. Zoo'n lintje, nonsens, natuurlijk, de grootste idioten, de stomste ezels, de gemeenAmicitia!) de sinistere groene en andere paleizen-van-ontucht stonden, nog niet door den bederfwerenden invloed van den tahakshandel verzedelijkt en verfatsoenlijkt. Toen reden er nog geen razende auto's en snorde er geen electrische trams langs den wallekant, maar het primitieve overhaalpontje dreef er als thans, een dobberend symbool van het langzaam aan dan breekt de lijn niet", een der fraaie leuzen van ons be dachtzaam voortvarend volk en deszelfs vroede vaderen. Waar wij in de vorige eeuw reeds gelezen hebben : dat de argumenten voor de demping van het Rokin niet zijn weerlegd, integendeel door Burgemeester en Wethouders zijn beaamd in hunne voordracht No. 873 d d 18 November 1*97, luidende o a. dat reeds meermalen in den Rnad besprekingen plaats hadden over de wcnsclieüjkhdd om het Rokin geheel of gedeeltelijk te dempen en hoewel daartoe vooralsnog niet besloten werd, het plan niet opgegeven is, daartoe te eeniger tijd over te gaan", behoeft het ons niet te verwonderen thans, wij schrijven November 1915 in de Memorie van Beantwoording der Gemeentebegrooting de mededeeling 'e vinden: om trent de demping van het Rokin zal binnen kort een uitspraak van den Raad worden gevraagd". Wie gelooft, die en sal niet haesten; maar hy krijght eyndelick die salige uytkomste, die hy met gedult verwacht heeft. Zullen onze kleinkindskinderen het Rokin gedempt zien? B. I. STOURI :' Teekeningen van Henri van de Velde) ilDlllMHIIiiminlIllllllimiJIIHIIIIiiiiifilllliiiimilllliliHt ?illllllinirritt, Inhoud van de November Tijdschriften: Di' ««»'<?;/""/' Alhert Verwey, Tle Nederlandsen piio/ie van Y""r ''M van na ISKO: Onderscheid t'n over eenstemming. A. de i!t ar<mnior. 11 rinneringen J. .l;r-. Th'im-en. Vt'iv.en. J. i. van den iirandeler, <>eder-[.ic'<l[c«. Vulker, Vox Amantis. .l:in van NijliMi, Gedi.-htOM. Jui-oh Ni-üfl d- Haan. Taal- en ]iechtsweteii<irhHp. Paul ('rnnheiin. Ken Hul axlsrlie K-chtsgi'leerde en ilen om-log. Ail/crl \'pr\vev, Bot-ken. Mensdien en Strnoming<'n - R ekhesprekiiigen. ft' Nii'niiv. Gi'ls- Herman Middendorp, Clarinde. G. van Hulzen. Aan 't Lichtende Strand.?.1. Rietema, Vit il*n (;rijzen Viicirtijil. Frons V.renx !)-? Ham-lok. 1MII III l II IIIIIIIIMMM IIIIIMMII llllllllllminlIIIIIH Jac. van Lqoy, Nieuwe bijlagen (Da verjaring) Andr de Ridder, Een letterkundig cenakel van de XMie eeuw. Maurits Wagenvoort, De vreemdelingen in hetRococogezelschap te Rome. Corn. Veth, Een biografie van Gustave D ré. Martin Greif, Tutenfrühliog. Franco! Pauwels, Da Stem der Parken. Hein Boeken, Aanteekeuingen over Kunst en Werken. Willem Kloos, Literaire Kroniek. J«-anne Kloos-Reyncke van Stuwe, Literaire Kroniek Bibliographie. Chr. Nuys, Buitenlandsche Staatkundige Kroniek. Groot-Nederland: Louis Carbin, Idyllische Minnehandel, Peter van Maan, Feesten. Andréde Ridder, Fransche Vrouwen in de XVII eeuw. Clara VersteegBi'andon, Verzen. Willem Schniidt, Aan het einde. Sam. Ooudsmit, Literatuur. Hendrik van der Wal, Dram. Literatuur. Dr J. L. Walch. Dram. Overzicht. Onze Keuu'; Gerard van Eckeren, De van Beemste. s. W. E. van Dam van Isselt, De herziening van de Wet op het Militaire Onderwijs. Prof. P. D. Chantepie de la Saussaye, Göthe-Lectuur. J. Mathijs Acket, De Sei.satie i'n de Moderne Literatuur. Economische Kroniek. Dr. J. D, Bierens de Haan, De ontwaking van Epimenides. Willemine G. A. Labberton, Sunnetten. ('. K. Elout, Biunenlandsch Overzicht. Buitenland. Leestafel. Vragen des Tgcls. Prof. G. W. Kernkamp, De Europeesctie Oorlog Dankbaar maar niet voldaan. Mr. R. Kranenburg, Democratie en Volkenrecht. Mevr. W. van Itallie. Van Embden, Peinzen over: De taak van de vrouw na den oorlog. Stemmen <les Tijds: Mr. A Anema, Augustinus' Rechts- en Staatsleer I. L ., Cliristoph Be'nard van Galen. J. n. Snoeok Henckemans, Sociale Maat regelen in Oorlopsnood. Dr. B. Wielenga, Hei. Mili tairisme van Nietschze. J. Jac. Thomson, Over Guidt (ieselle L. i . Diehl, Verzen. H. L. Baarb?-, Buiteolandsche Kroniek. Leestafel. Elseu'er's Geïllustreerd Maandschrift: JacobBacker, .Iniigensportret. W. Martin, Het detern,ineeren van oude Hollandsche schilderijen. J R. van Stuwe Hzn., Tijl Hiemenschneider. J. G. Sinia, Herinneringen van liali. P. Ottnn, In het klare schemerduister. Liedje. Helene Swarth, Herfstblad. Karel vao de Woesteijoe, )e vijf zinnen. T. I. van Steeuen. 'n Decennium. Kroniek. F. Hart Nibbrig f De Schwartze Ten toonstelling. Piet Mondriaan. Wetenschappelijke Bladen: De nieuwe overeenkomst tusschen China en Japan. Hoe zien de dieren da kleuren .' De rol van het water in den eeredie st der oude godsdiensten. Hoe lang is Groot Bnttanje een eiland.' Dost"jews!ds denkbeelden omtrent gods dienst. ifet eerste licht der nieuwe maan. Over het Shake.;peare Baconvraag.stnk. Mededelingen en beschouwingen over krankzinnigheid in Kngeland. De Tijdspiegel: Balthasar Verhagen, Marsyas III. Ds. J. D. l) jniela Nieuwenhuis Nijegaard. De geschied kundige n:-men der Vlaamsche Nederlanden. L. C. T. Bigot, Enkele opmerkingen over het vraagstuk deiCo^! ncatie. A. Bernurd. Gedichten. Agnes vau der M"cr. Gedichten. Mr. H. Verkouteren' Aphorisrnen. Onze Leestafel. Tijdschriften. Boeken. Vraijen van u'en LM g: Dr. H. Blink. De Bulgaren en hun land. S. Bartstra, De inlander in Nederlandsen. Indiü, beschouwd als onderdaan en psychisch wezen. IJ. M. D. Kentie, Een Duitscher over steden en wonin gen in Nederland. Dr. Georg Brandes, Napoleon Bonaparte, Kunstmatige vorming van steenkolen. Bihlingraphie. Nederland: Henrie van Dooven. Uit den Oorlog. Erica. Armoedraaiers. Felicia Jehn, De bom die ver keerd sprong. B. /.., Teruggekomen. Oorlogstijd. Johanna Stekptee, De huisbewaarders. Kroniek. Willem H. van Wijk, Woudleven. De Gids: Mr. C. Th. van Deventer, als Gids-redacteur herdacht. A Roland Holst, Verzen. J de Meester, Cairn^n. Jos. Loopuit, Jean Jaurès. Frans Erens, De dingen die naderen. Mr. H. Binnerts. Het voedkundig element in de straf. J. Everts, De achtste" dag. Carel Scharten, Overzicht der Nederlandsche letteren. Dr Jan V th. F. Hart Nibbrig. Buitenl. Overzicht. Bibliographie. o/, da Hcoi/lc .ihr Mr. G. I.. .M. H. Ruys de Beerenbroi.ch. C. J. Strüer, Het water. amp. A. F. J. Portieljn. De nieawe aanbouw in Artis Joseph M. G rad y Ken bezoek aan Mevrouw Katherine Tingley. Gosriieiden. S. Kalff. Amstelveld herinneringen. A. Th. Hartkamp. R. W. A. de Vries Jr. Nieuw Kinderspeelgoed. - \Y. Garsjin, Episode uit den oor log (1H77). J. H. lüissing, Van en op de plan'en. De I.ei'endi' Natuur: B. K. Bouwman, De \*egw spen en hun parasiet Leunard A Springer, Pronus Padus L. G. A. Posthuma, Enkele zoetwaterbewoners. Ken aardig avontuur. I. M.. Planten tusschen de str.i.it.steeoen. Vragen en korte mededeelingen. MiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiniiiiMimllMH! DEK HAAQ.rJooRDEiWD£202 ste schelmen hebben ze. Ik weet het natuurlijk wel. Mij hebben ze ouk niet mooi behan deld. Een Oranje-Nassau hebben ze gege ven, maar ik weet ztker, dat ik den leeuw had gekregen, wanneer ze niet hadden gentrigueerd, de rakkers, enfin, ik heb het aangenomen, maar tegen mijn vrouw heb ik gezegd, dat ze kunnen doodvallen, dat heb ik gezegd, mijnheer, en mijn vrouw was het volkomen met mij eens. Wat heb je aan een Oranje Nassau, die iedereen heeft ? Zoodat, ik wil maar zeggen, ik sta daarboven, u staat er ook boven, maar de menschen in het algemeen, daar komt het op aan, en de menschen zijn menschen, mijnheer, dat mag men nooit uit het oog verliezen. Ik kan u ambtenaren noemen, die in hoogen rang zijn gepensionneerd en die geen lintje kregen en menschen, die in lageren rang gepensioneerd zijn, het wel kregen alleen omdat de hoogere in den oorlogstijd gepensionneerd is Ik vraag u nu toch in gemoede : waar moet dat heen, zijn dat toestanden, kunnen zij helpen, dat er oorlog is? Keizer Wilhelm gaat maar zijn gang, die is binnen. Wie neemt hém zijn lintje af? Anarchist zou je worden! Die kerels op het ministerie je zou ze toch alle maal.. ." Ik ga nu weer over mij zelven en over mijn levée spreken. Wanneer het onmiddellijk dreigende ge vaar mij des morgens mobiliseert, dan heb ik na bezwering van dat gevaar wel eens een kleine schermutseling met de neiging mij nogmaals neer te leugen. Verlies ik die schermutseling, dan ben ik voor langen tijd verloren en dan zegeviert mijn traag heid (ook in de beteekenis, die de natuur kunde aan dat woord hecht) maar zooals gezegd: die schermutseling is veel, veel lichter dan de voorafgegane zware strijd Uiterst zelden verlies ik. Het is hond en staart. Welnu dan : Rusland heeft zich met een ruk gespeend van de wodki, de strijd tegen de neiging om terug te vallen zal niet zwaar zijn, wan neer het dien na het sluiten van den vrede zal hebben te strijden. Nederland is nu in de periode waarin Rusland dun zal wezen. De buitengewone omstandigheden" het-Un geëindigd, althans de staatkundige Godsvrede wordt opgezegd. Heel verstandig van de Regeering. Er zou anders kans zijn, dat er feitelijk oorlog was in de politiek, terwijl officieel het bestand voortduurde. Maar zoo noodig, moest het bestand nog even voortduren ten aanzien van al het andere, waarvan we ons sedert Juli 1914 met een forschen ruk losmaakten en waar van we in vredestijd getuigden: als het er niet eenmaal was, zou geen verstandig mensch er aan denken, het in te voeren." En althans dat mag ik gelukkig zeg gen, nu de godsvrede in den politieken Strijd uit is althans geen vrijzinnige! Voor hem geldt van zooveel, dat hij het handhaaft omdat hem de veerkracht ont breekt het met n ruk ver weg te slingeren. maar tegen de invoering waarvan hij zich met hand en tand zou verzetten. Voor de vrijzinnigen geldt, dat ieder afzon derlijk opziet tegen den strijd met de dom heid der menschen", terwijl de domme mensch zelf zich zózorgvuldig blijft ver bergen, dat men zich afvraagt of hij wel bestaat. Zij spreken over het historisch gewordene", wel niet met den diepen ernst van den erkenden conservatief, maar met een glimlachende indulgentie, van die het his torisch gewordene ten minste even veilig behoedt. Welnu, het is gebleken, dat veel historisch geworden kan zijn en toch vergaan zonder dat de aardt mede vergaat. En ziet: we maken een linfjesloozen tijd door van anderhalf jaar en wij zijn gezond en wil. Ik heb mijn Hagenaar slechts spre kend ingevoerd om te waarschuwen tegen de neiging, weer in bed te kruipen, de neiging bestaat. Laten we haar, nu we in het voor deel zijn, bestrijden. Liggen we eenmaal weer, dan blijven we weer lang liggen. Zeker, ik heb een van de minst belang rijke euvelen genoemd, waarvan we nnze samenleving konden bevrijden, nu, in dezen voor ons althans en in dat opzicht, gezegenden tijd. Maar het belang van dit euvel wordt onder schat, ik hoop dit nader aan te toonen bij een volgende gelegenheid en dan nog eenige andere in vredestijd onaantastbare monu menten van algemeen erkende dwaasheid voor opruiming aan te bevelen van hen, die Daartoe gehouden zijn uit krachte van hun titel en op straffe en gevaar, dien titel, al lang betwist, voor goed te verliezen, den titel, den schoenen titel van vrijzinnige". 's-Gravenhage. EEN BLAUWE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl