Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
7 Nov. 15. No. 2002
Eene der eerste handelingen van den
President der Nederlandsche Bmk na het
uitbreken van de crisis tengevolge van den
oorlogstoestand was, zijne bemiüdeling aan
te bieden om een overzicht van den toestand
der prolongatiemarkt te verkrijgen. Reeds
den Uden Augustus 1914 richtte hij een
schrijven aan het Bestuur van de Vereeniging
voor den Effectenhandel, waarin hij dat
Bestuur verzoen', zijne medewerking te
verleenen tot het verkrijgen van het voor dat
doel noodige materiaal. Aan dat verzoek
werd door het Bestuur met bekwamen spoed
voldaan en reeds acht dagen later werden
aan de leden der Vereeniging lijsten met
een begeleidend schrijven gezonden waarop
de voor het onderzoek gevorderde gegevens
moesten ingevuld worden. Ook aan deze
uitnoodiging werd bijna algemeen voldaan,
zoodat de President der Nederlandsche Bank
in zijn rapport van 9 October daaraanvol
gende kon verklaren, de hoop te hebben,
aat het uit de gegevens verkregen over
zicht eene genoegzame mate van betrouw
baarheid heeft verkregen om daaruit con
clusies te trekken". Het spreekt van zelf,
dat de verzameling en verwerking van het
enorm cijfermateriaal niet door den Presi
dent persoonlijk kon geschieden en daarbij
van de medewerking van een daartoe door
hem uitgenoodigd bureau van neutrale en
absoluut betrouwbare personen gebruikge
maakt is. Daaraan is het dan ook te danken,
dat reeds zeven weken later het resultaat
van dezen omvangrijken arbeid kon bekend
gemaakt worden.
In ronde cijfers wees het onderzoek aan,
dat er aan leeningen op fondsen (prolon
gatie, call, leenposten en voorschotten in
rekening-courant) door leden van de Ver
eeniging voor den Effectenhandel een be
drag van f460 millioen opgenomen en
weder uitgezet was. Daaronder was begrepen
een bedrag van f 135 millioen door leden der
Vereeniging onderling genomen en gegeven,
zoodat per saldo een bedrag van f325 millioen
geld van buiten de beurs op het tijdstip van
het onderzoek in de beurs geplaatst was.
Alhoewel de in het rapport gemaakte onder
scheiding mij niet geheel duidelijk is, schijnt
toch uit de verdere bewoordingen van het
rapport te mogen afgeleid worden, dat ter
beoordeelihg van den omvang der toen loopende
posten moet rekening gehouden worden met
het grootere der bovengenoemde cijfers, nl.
f 46U millioen.
Ofschoon zich verder bereid verklarende
mede te werken tot hei beramen van midde
len om tot eene oplossing van de toen
heerschende stagnatie in de
prolongatiemarkt te komen, merkte de President in zijn
rapport op, dat nu intusschen door de Regee
ring eene Commissie van drie
RegeeringsCommissarissen is aangesteld, en door de
Regeering tevens eene groote Commissie
van Advies is benoemd" het beramen van
die middelen niet op zijn weg lag.
Zooals algemeen bekend mag geacht wor
den is intusschen door de omstandigheid,
dat een groot deel der toen uitstaande posten
geleidelijk zonder verlies en zelfs met winst
kon geliquideerd worden, de stagnatie in de
Prolongatie-markt geëindigd, al blijft nug
altijd het ruimere, meer principieele Pro
longatie-vraagstuk op eene definitieve rege
ling wachten. Omtrent den juisten omvang
van de vermindering der tijdens de crisis
uitstaande posten verkeerde men tot nu toe
echter in onzekerheid. Wel waren er ter
beurze gissingen in omloop die vrij sterk
uiteenliepen, al naar gelang van hetgeen
ieder in eigen omgeving hadjwaargenomen,
maar juiste cijfers waren niet bekend.
Toch is het van groote waarde ter beoor
deeling van den oogenblikkelijken toestand
tot een zooveel mogelijk betrouwbaar beeld
te komen van dien toestand. Daarom was het
Traagheid
De vertegenwoordigers van de Russische
Boeren hebben wel wat heel erg bij
voorbaat, als ik het zoo zeggen mag ver
zocht om het absolute woaki-verbod ook na
het einde van den oorlog te bestendigen.
Zij hebben nu tot hun verrassing ont
waard, dat de mensen zonder wodki kan
leven, zelfs beter leven dan mét wodki en
zoo redeneeren zij met een gezond ver
stand als men ons van Russische boeren
nooit heeft leeren vermoeden nu de wodki
toch eenmaal weg is, nu het moeilijke, het
onmogelijk gewaande, toch eenmaal geschied
is, laat het nu maar zoo blijven, men weet
al niet beter, of het hoort zoo, enz. enz.
Wanneer de hier ter stede gehouden
Anti-Alcohol-Tentoonstelling gelijk heeft met
haar op alle wijzen verkondigde stelling, dat
alcohol erger is dan oorlog", dan zouden
de Russische wodki-drinkers ten slofte nog
bij den oorlog hebben gewonnen, ook al
verliest Rusland op het slagveld.
Wat mij dit aangaat? Of ik ook zooveel
wodki drink?
Neen. Maar ik heb tal van andere on
deugden, die het mij gemakkelijk maken, mij
in de plaats te denken van den
geen-wodkimeer-drinkenden Rus.
Des morgens verloopt geruime tijd
tusschen het tijdstip, waarop ik in beginsel
besluit, op te staan en het oogenblik waarop
mijn horizontale houding werkelijk voor de
vertikale wordt prijsgegeven.
Hoe lang die tijd vaak is, behoef, noch
durf ik te zeggen.
Het is een harde tijd van innerlijken kamp
tusschen mij en mijn luiheid: want al zeg
ik het zelf, ik mag gerust van mijzelven
verklaren, dat ik voor het opstaan ben, zelfs
voor het zeer vroeg opstaan, mijn luiheid
alleen wil anders en verlamt mijn wilskracht.
Maar nu en dan krijgt mijn wilskracht
plotseling opdagende hulptroepen, die heel
den strijd een andere wending geven en dien
ten gunste van mij en mijn wilskracht be
slissen.
Daar komt een telephonische oproep of
een op antwoord wachtende boodschapper
en binnen een halve minuut ben ik over den
rand van mijn bed, die zoo moeilijk te ovt
rschrijden grens tusschen de zorgeloosheid
en het harde leven. Die grens eenmaal
over, zie ik alle moeilijkheid verdwijnen
-en maak ik mij -schier -zonder verderen
tweestrijd gereed voor den anderen strijd,
goed gezien van de Commissie van Bijstand
voor de uitvoering van de Beurswet 1914
een nader onderzoek in te stellen naar de
per l Ociober 19i5 nog loopende leeningen
tegen onderpand van fondsen van vór
29 Juli 1914.
Het resultaat van dit onderzoek is in eene
mededeeling aan de bladen van 28 October
jl gepubliceerd. Daaruit blijkt, dat voor
zooverre uit de ingekomen opgaven kan
afgeleid worden per saldo nog een bedrag
van i 77 millioen aan van vór 29 Juli 1914
loopende posten uitstaat. Hiervan waren
/ 41.312.000. - geblokkeerd, 27.923.000.
niet-geblokkeerd, terwijl daarbij nog gevoegd
moet worden een bedrag van 7.790.000.
aan gelden door leden van een der drie
Vereenigingen opgenomen voor eigen zaken
of reeds in nieuwe leeningen omgezet.
Intus«chen merkt de Commissie daarbij
uitdrukkelijk op, dat aangezien een aantal
kantoren geen gevolg heeft gegeven aan het
verzoek om opgaven te doen, het totaal in
werkelijkheid nog belangrijk hooger moet
zijn. Ofschoon de Commissie zich terecht
onthoudt van het geven eener raming van
hetgeen het totaal in werkelijkheid moet
zijn, schijnt men in wei-ingelichte kringen
van meening te zijn, dat dit op ongeveer
? 100 millioen mag geschat worden.
Uit eene vergelijking van het in 1914 door
den President van de Nederlandsche Bank
ingesteld onderzoek en dat thans door de
Commissie van Bijstand gedaan volgt dus,
dat van de vór 29 Juli 1914 loopende posten
ad 460 millioen ca. i 360 millioen of ca.
78 pCt. afgewikkeld zijn. Ongetwijfeld een
zeer belangrijk bedrag, maar dat toch nog
niet medevalt, in aanmerking nemende de
zeer aanzienlijke koersverbetering in specu
latieve waarden, die juist zulk een groot
deel uitmaken van in het beursverkeer be
leende fondsen.
Natuurlijk beteekent de afwikkeling van
zulk een groot bedrag aan oude posten nog
niet, dat al dat geld weder vrijgekomen is.
Sedert de heropening van de beurzen zijn
weder nieuwe bedragen aan prolongatiën
enz. gesloten, waarvan het bedrag ook niet
bij benadering is vast te stellen. Intusschen
schijnt echter zooveel vast te staan, dat
deze bedragen in de verste verte niet op
wegen tegen de uit afwikkeling van oude
posten vrijgekomen gelden en daaraan is
het ook voor een deel toe te schrijven, dat
ondanks de voortdurend aanzienlijke be
dragen, die door het Rijk, de gemeenten
en groote spoorwegmaatschappijen aan de
markt onttrokken worden, geld nog altijd
ruim blijft. Toch ontbreekt het niet aan
verschijnselen, die de verwachting wettigen,
dat het met dien grooten overvloed spoedig
gedaan zal zijn.
Opmerking verdient in dit opzicht, dat de
particuliere rekening-saldo's bij de Neder
landsche Bank, die in Maart nog ruim ?60
millioen bedroegen, blijkens den weekstaat
van 31 October tot y 13 millioen geslonken
zijn. J. D. SANTILHANO
lilumiiiiMMMiiim
Wie gelooft, die en sal niet haesten
Het was in den
tijd, dat er nog
vreemdelingen
naar Amtserdam
reisden als
touristen; menschen
die niet kwamen
om Hollandsche
poederchocolade
te koopen en ge
malen dakpannen
thuis gestuurd te
krijgen, maar lie
den die
MooiNederland en zijn
schilderachtige
steden wilden
zien. Het was
kort voor het uit
breken van den
ooriog en ik had
het voorrecht een
buitenlandsch
kunstenaar door
iiiiHNiiHiiimiiiimimiiMimiiiiiii
die aan deze zijde van den bedrand moet
worden gestreden ik ben er eenmaal uit en
het is niet zoo moeilijk meer, er uit te blijven.
maar zonder het accident, het acute, dadelijk
te bezweren gevaar, komende in den
telefonischen oproep, de aankloppende dienstbode,
zou ik nog langen tijd hebben gesuft en ter
neer gelegen.
De ruk doet het.
En nu: wat dit den Groene-lezer aangaat?
Of hij soms ook niet uit zijn bed en den
dommel kan?
Neen, de lezer kan dat natuurlijk wel.
Maar aan ons aller slaapkamerdeur is ge
klopt op den Sisten Juli 1914 en Nederland
tuimelde ook hals over kop uit de rust en
den dommtl en de apathie en deed in n
oogwenk, waartoe het in jaren, niet kon
komen, waartegen het opzag als tegen e n
berg, zólang had opgezien, dat de berg
al grooter en grooter werd en men niet meer
geloofde aan de mogelijkheid er ooit nog
overheen te komen.
Duizenden, die geen oogenblik konden
uitbreken", al tien jaar een bezoek schuldig
waren, m nar geen mogelijkheid", geen de
minste kans" zagen, lieten alles in den steek
en waren binnen een paar uur aan de grens
en de dubbeltjes omkeerende Kamer voteerde
in een vloek en zuch', neen zonder vloeken
en zuchten, vijftig millioen en nog eens vijftig
miliioen en nog eens en alles kon en alles
ging dadelijk en de handel en de industrie
en het verkeer, die geen uur konden zonder
dit, geen dag zonder dat, hadden maanden
lang noch dit, noch dat en tallooze
conditiones sine qua non voor de welvaart, voor
den geregelden gang van zaken, voor de in
stand houding van de samenleving bleven
onvervuld en de welvaart vlood niet, de gang
van zaken was geregeld, de maatschappij
werd in stand gehouden.
We hadden den oorlogstijd noodig om te
zien, hoeveel we in vredestijd konden missen
va het onontbeerlijk gewaande
Zoo leeren we eerst inzien hoe veel over
bodige dingen we den ganschen da? zeggen,
als we in een land zijn, waarvan we de taal
niet vlot spreken. Wij verwonderen ons dan
met hoe weinig woorden we kunnen volstaan
om alles te zeggen, wat we zeggen moeten.
De Hagenaar heeft den oorlogstoestand
al heel manmoedig gedragen, heeft een
stoïcijnsche koelbloedigheid bewaard, die de
bewondering van gansch het land, van heel
Europa wekt, althans behoorde te wekken
en ook zou wekken, wanneer de menschen
ons land naar mijn geliefde vaderstad aan
het Y te mogen leiden. Wij kwamen uit
het Gooi, en zooals gewoonlijk stopte de
trein, om vooral niet pp tijd binnen Ie
komen, voor het Oostelijk Viaduct. Dit is
een goede gewoonte en het is wenschelijk,
dat er door lichamen als de Vereenig ng
tot Bevordering van het Vreemdelingenver
keer, Het Koggeschip e. a. bij de Holland
sche Ijzeren Spoorweg-Maatschappij op
aangedrongen wordt, de treinvertragingen
op dit punt te bestendigen. Mooier kan
men Amsterdam niet zien, dan vanaf dien
Spoorwegdijk aan het Oosterdok. In den
lichten morgennevel, waardoor de zon
stroomen goud goot, lag als uit paarlmoer
opgebouwd, de Groote Stad en levendig
herinner ik mij het in oprechte bewondering
uitgesproken woord: grandioos! van mijnen
kunstzinnigen vriend. Er klonk verrukking
uit zijn stem. Maar even levendig herinner
ik mij den matten toon, waarop hij mij een
kwartier later (wij stonden voor Hotel Polen
en bekeken het Rokin i gedesillusioneerd
vroeg: is dit nu zoo'n beroemde
Amsttrdamsche gracht ?
Ik zocht eenigszins onthutst en beschaamd
naar een antwoord, toen, gelukkig, een sla
gersjongen aan den overkant op zijn rijwiel
te water reed.
Ik mocht
het antwoord
schuldig blij
ven.
't Was een
blanke knaap
met een
!helder-witte kiel
aan die daar
in de ondiepte
verdween en
een gevlekt
negerkind in
donker-gu'jze
plunje dat
boven kwam,
door behulp
zame handen
op den wal
gesjord. Ook het rijwiel haalde men uit
ren pikzwarte] breiachtige massa op het
droge. Ros en ruiter verspreidden ondrage
lijke geuren.
Het Rokin,
al ligt het in
de onmiddel
lijke nabij
heid van ons
Koninklijk pa
leis, bevat
geen Eau de
la Reine, het
stinkt en de
kwalijkriekendheid van
dit drabbige
hartwater van
de Hoofdstad
desRijks wordt
bovendien
verhoogd door
dedirectecom
municatie van
het misvorm
de, kale, boomlooze grachtje met de (men
vergeve mij de eigenaardige hollandsche
uitdrukking) beste"' kamers der
RokinBewoners. Het nuttige systeem van
Liernur is in het hart van de stad nog steeds
niet in toepassing gebracht.
Hoeveel malen door de bewoners van het
Rokin, met den meest verschuldigden eer
bied aan Burgemeesters en Wethouders en
met niet minaer verschuldigden eerbied aan
den Raad der Gemeente Amsterdam, is ge
vraagd om demping van het Rokin, ik weet
het niet. Wel weet ik, dat reeds voor
vijfen twintig jaren, door eigenaren en bewo
ners van perceelen aan het Rokin, op goed
gemotiveerde gronden is aangedrongen op
verbetering van dit belangrijk stadsgedeelte.
Toen waren de neuzen der Amsterdammers
minder verwend. Toen stelde het verkeer
minder hooge eischen dan thans. Toen was
de zoogenaamde Stille Zijde", waar naast
het heerlijke rumoerige Vosje" (Nosjungit
tegenwoordig niet te veel aan hun eigen
zaken dachten.
Manmoedig verdroeg hij den stilstand van
het Rotterdamsche h venbedrijf, dood-kalm
bleef hij jegens de sluiting van-en de slapte
op de Am-.terdamsche beurs, gelaten hoorde
hij van de malaise in deTwentsche nijverheid.
Ging de oorlogstoestand dan aan hem
voorbij zonder hem te deren ?
Geenszins. Eén ontbering legt de oorlog
op, die zelfs hij niet draeen kan zonder
klacht, zonder wrevel, zonder moeilijk
beheerschte opstandigheid en morren tegen de
besluiten van het gezag.
Hoor eens, mijnheer, ik ben niet onre
delijk, ik weet heel goed: die oorlog, jawel
die oorlog, dat is zeker een onaangename
zaak, men moet veel voor lief nemen, veel
verkroppen, ik ontken het niet, die minis ers
ze hebben extra besognes, veel besognes.
Maar men kan alles overdrijven. De
Regeering moet toch consideratie gebruiken. Ge
bruiken wij geen consideratie met de Regee
ring? Men mag toch den menschen hun
rechten niet onthouden? Is het waar of niet
mijnheer? Ben ik onredelijk? Zeg ik wat
van de mobilisatie? Laat ze mobiliseeren,
heb ik dadelijk gezegd, laat ze de beurs
sluiten, laat ze uitvoer verbieden, ik zal er
niet van kikken, ik heb het gezag hoog ge
houden, altijd, onder alle omstandigheden,
onder gewone, onder buitengewone; onder
zeeërs, bovenzeeërs, als het van mij afhangt,
sta ik alles toe:
Maar ik zeg en blijf zeggen: aan alles is
een grens, er zijn van die dingen, waaraan
men niet raken moet. Weet u nu, hoe lang
het geleden is sedert de laatste ridderorde
werd verleend? Het zal vijftien maanden
worden, vijftien maanden, mijnheer, vijfiien
maanden! Ik vraag: waarvoor is het noodig?
Weet u wel, dat ik menschen ken, die al
vór een jaar gedecoreerd moesten zijn en
die nóg zoo maar rundloopen ? Zoo maar
rondloopen, zeg ik u, zoo maar rondloopen.
Als ze nu eens sterven vórdat de oorlog
gedaan is, wat dan ? Ik vraag maar: wat
dan? En wat zal de minister daaraan doen?
Kan hij hun het eeuwige leven geven ? Neen,
mijnheer, zeg wat je wil, er zijn van die
dingen, waaraan men niet raakt, niet raken
moet, niet raken mag, niet raken kan zonder
de menschen te ontstemmen. Wat mij be
tref?, och, mij kan het niet schelen, U kent
mij, niet waar, u weet, hoe ik over die dingen
denk. Zoo'n lintje, nonsens, natuurlijk, de
grootste idioten, de stomste ezels, de
gemeenAmicitia!) de sinistere groene en andere
paleizen-van-ontucht stonden, nog niet door
den bederfwerenden invloed van den
tahakshandel verzedelijkt en verfatsoenlijkt. Toen
reden er nog geen razende auto's en snorde
er geen electrische trams langs den
wallekant, maar het primitieve overhaalpontje
dreef er als thans, een dobberend symbool
van het langzaam aan dan breekt de lijn
niet", een der fraaie leuzen van ons be
dachtzaam voortvarend volk en deszelfs
vroede vaderen.
Waar wij in de vorige eeuw reeds gelezen
hebben : dat de argumenten voor de demping
van het Rokin niet zijn weerlegd, integendeel
door Burgemeester en Wethouders zijn beaamd
in hunne voordracht No. 873 d d 18 November
1*97, luidende o a. dat reeds meermalen in
den Rnad besprekingen plaats hadden over
de wcnsclieüjkhdd om het Rokin geheel of
gedeeltelijk te dempen en hoewel daartoe
vooralsnog niet besloten werd, het plan niet
opgegeven is, daartoe te eeniger tijd over te
gaan", behoeft het ons niet te verwonderen
thans, wij schrijven November 1915 in de
Memorie van Beantwoording der
Gemeentebegrooting de mededeeling 'e vinden: om
trent de demping van het Rokin zal binnen
kort een uitspraak van den Raad worden
gevraagd".
Wie gelooft, die en sal niet haesten; maar
hy krijght eyndelick die salige uytkomste,
die hy met gedult verwacht heeft.
Zullen onze kleinkindskinderen het Rokin
gedempt zien?
B. I. STOURI
:' Teekeningen van Henri van de Velde)
ilDlllMHIIiiminlIllllllimiJIIHIIIIiiiiifilllliiiimilllliliHt ?illllllinirritt,
Inhoud van de November Tijdschriften:
Di' ««»'<?;/""/' Alhert Verwey, Tle Nederlandsen
piio/ie van Y""r ''M van na ISKO: Onderscheid t'n over
eenstemming. A. de i!t ar<mnior. 11 rinneringen
J. .l;r-. Th'im-en. Vt'iv.en. J. i. van den iirandeler,
<>eder-[.ic'<l[c«. Vulker, Vox Amantis. .l:in van
NijliMi, Gedi.-htOM. Jui-oh Ni-üfl d- Haan. Taal- en
]iechtsweteii<irhHp. Paul ('rnnheiin. Ken Hul axlsrlie
K-chtsgi'leerde en ilen om-log. Ail/crl \'pr\vev,
Bot-ken. Mensdien en Strnoming<'n - R ekhesprekiiigen.
ft' Nii'niiv. Gi'ls- Herman Middendorp, Clarinde.
G. van Hulzen. Aan 't Lichtende Strand.?.1. Rietema,
Vit il*n (;rijzen Viicirtijil. Frons V.renx !)-? Ham-lok.
1MII III l II IIIIIIIIMMM IIIIIMMII llllllllllminlIIIIIH
Jac. van Lqoy, Nieuwe bijlagen (Da verjaring) Andr
de Ridder, Een letterkundig cenakel van de XMie eeuw.
Maurits Wagenvoort, De vreemdelingen in
hetRococogezelschap te Rome. Corn. Veth, Een biografie van
Gustave D ré. Martin Greif, Tutenfrühliog. Franco!
Pauwels, Da Stem der Parken. Hein Boeken,
Aanteekeuingen over Kunst en Werken. Willem Kloos,
Literaire Kroniek. J«-anne Kloos-Reyncke van Stuwe,
Literaire Kroniek Bibliographie. Chr. Nuys,
Buitenlandsche Staatkundige Kroniek.
Groot-Nederland: Louis Carbin, Idyllische
Minnehandel, Peter van Maan, Feesten. Andréde Ridder,
Fransche Vrouwen in de XVII eeuw. Clara
VersteegBi'andon, Verzen. Willem Schniidt, Aan het einde.
Sam. Ooudsmit, Literatuur. Hendrik van der Wal,
Dram. Literatuur. Dr J. L. Walch. Dram. Overzicht.
Onze Keuu'; Gerard van Eckeren, De van Beemste. s.
W. E. van Dam van Isselt, De herziening van de Wet
op het Militaire Onderwijs. Prof. P. D. Chantepie
de la Saussaye, Göthe-Lectuur. J. Mathijs Acket,
De Sei.satie i'n de Moderne Literatuur. Economische
Kroniek. Dr. J. D, Bierens de Haan, De ontwaking
van Epimenides. Willemine G. A. Labberton,
Sunnetten. ('. K. Elout, Biunenlandsch Overzicht.
Buitenland. Leestafel.
Vragen des Tgcls. Prof. G. W. Kernkamp, De
Europeesctie Oorlog Dankbaar maar niet voldaan.
Mr. R. Kranenburg, Democratie en Volkenrecht.
Mevr. W. van Itallie. Van Embden, Peinzen over:
De taak van de vrouw na den oorlog.
Stemmen <les Tijds: Mr. A Anema, Augustinus'
Rechts- en Staatsleer I. L ., Cliristoph Be'nard
van Galen. J. n. Snoeok Henckemans, Sociale Maat
regelen in Oorlopsnood. Dr. B. Wielenga, Hei. Mili
tairisme van Nietschze. J. Jac. Thomson, Over Guidt
(ieselle L. i . Diehl, Verzen. H. L. Baarb?-,
Buiteolandsche Kroniek. Leestafel.
Elseu'er's Geïllustreerd Maandschrift: JacobBacker,
.Iniigensportret. W. Martin, Het detern,ineeren van
oude Hollandsche schilderijen. J R. van Stuwe Hzn.,
Tijl Hiemenschneider. J. G. Sinia, Herinneringen van
liali. P. Ottnn, In het klare schemerduister. Liedje.
Helene Swarth, Herfstblad. Karel vao de Woesteijoe,
)e vijf zinnen. T. I. van Steeuen. 'n Decennium.
Kroniek. F. Hart Nibbrig f De Schwartze Ten
toonstelling. Piet Mondriaan.
Wetenschappelijke Bladen: De nieuwe overeenkomst
tusschen China en Japan. Hoe zien de dieren da
kleuren .' De rol van het water in den eeredie st
der oude godsdiensten. Hoe lang is Groot Bnttanje
een eiland.' Dost"jews!ds denkbeelden omtrent gods
dienst. ifet eerste licht der nieuwe maan. Over
het Shake.;peare Baconvraag.stnk. Mededelingen
en beschouwingen over krankzinnigheid in Kngeland.
De Tijdspiegel: Balthasar Verhagen, Marsyas III.
Ds. J. D. l) jniela Nieuwenhuis Nijegaard. De geschied
kundige n:-men der Vlaamsche Nederlanden. L. C.
T. Bigot, Enkele opmerkingen over het vraagstuk
deiCo^! ncatie. A. Bernurd. Gedichten. Agnes vau
der M"cr. Gedichten. Mr. H. Verkouteren'
Aphorisrnen. Onze Leestafel. Tijdschriften. Boeken.
Vraijen van u'en LM g: Dr. H. Blink. De Bulgaren en
hun land. S. Bartstra, De inlander in Nederlandsen.
Indiü, beschouwd als onderdaan en psychisch wezen.
IJ. M. D. Kentie, Een Duitscher over steden en wonin
gen in Nederland. Dr. Georg Brandes, Napoleon
Bonaparte, Kunstmatige vorming van steenkolen.
Bihlingraphie.
Nederland: Henrie van Dooven. Uit den Oorlog.
Erica. Armoedraaiers. Felicia Jehn, De bom die ver
keerd sprong. B. /.., Teruggekomen. Oorlogstijd.
Johanna Stekptee, De huisbewaarders. Kroniek.
Willem H. van Wijk, Woudleven.
De Gids: Mr. C. Th. van Deventer, als Gids-redacteur
herdacht. A Roland Holst, Verzen. J de Meester,
Cairn^n. Jos. Loopuit, Jean Jaurès. Frans Erens,
De dingen die naderen. Mr. H. Binnerts. Het
voedkundig element in de straf. J. Everts, De achtste"
dag. Carel Scharten, Overzicht der Nederlandsche
letteren. Dr Jan V th. F. Hart Nibbrig. Buitenl.
Overzicht. Bibliographie.
o/, da Hcoi/lc .ihr Mr. G. I.. .M. H. Ruys de
Beerenbroi.ch. C. J. Strüer, Het water. amp. A. F. J.
Portieljn. De nieawe aanbouw in Artis Joseph M.
G rad y Ken bezoek aan Mevrouw Katherine Tingley.
Gosriieiden. S. Kalff. Amstelveld herinneringen.
A. Th. Hartkamp. R. W. A. de Vries Jr. Nieuw
Kinderspeelgoed. - \Y. Garsjin, Episode uit den oor
log (1H77). J. H. lüissing, Van en op de plan'en.
De I.ei'endi' Natuur: B. K. Bouwman, De \*egw spen
en hun parasiet Leunard A Springer, Pronus Padus
L. G. A. Posthuma, Enkele zoetwaterbewoners.
Ken aardig avontuur. I. M.. Planten tusschen de
str.i.it.steeoen. Vragen en korte mededeelingen.
MiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiniiiiMimllMH!
DEK HAAQ.rJooRDEiWD£202
ste schelmen hebben ze. Ik weet het natuurlijk
wel. Mij hebben ze ouk niet mooi behan
deld. Een Oranje-Nassau hebben ze gege
ven, maar ik weet ztker, dat ik den leeuw
had gekregen, wanneer ze niet hadden
gentrigueerd, de rakkers, enfin, ik heb het
aangenomen, maar tegen mijn vrouw heb
ik gezegd, dat ze kunnen doodvallen, dat
heb ik gezegd, mijnheer, en mijn vrouw
was het volkomen met mij eens. Wat heb
je aan een Oranje Nassau, die iedereen
heeft ? Zoodat, ik wil maar zeggen, ik sta
daarboven, u staat er ook boven, maar de
menschen in het algemeen, daar komt het
op aan, en de menschen zijn menschen,
mijnheer, dat mag men nooit uit het oog
verliezen.
Ik kan u ambtenaren noemen, die in
hoogen rang zijn gepensionneerd en die
geen lintje kregen en menschen, die in
lageren rang gepensioneerd zijn, het wel kregen
alleen omdat de hoogere in den oorlogstijd
gepensionneerd is Ik vraag u nu toch in
gemoede : waar moet dat heen, zijn dat
toestanden, kunnen zij helpen, dat er oorlog
is? Keizer Wilhelm gaat maar zijn gang,
die is binnen. Wie neemt hém zijn lintje
af? Anarchist zou je worden! Die kerels
op het ministerie je zou ze toch alle
maal.. ."
Ik ga nu weer over mij zelven en over
mijn levée spreken.
Wanneer het onmiddellijk dreigende ge
vaar mij des morgens mobiliseert, dan heb
ik na bezwering van dat gevaar wel eens
een kleine schermutseling met de neiging
mij nogmaals neer te leugen. Verlies ik
die schermutseling, dan ben ik voor langen
tijd verloren en dan zegeviert mijn traag
heid (ook in de beteekenis, die de natuur
kunde aan dat woord hecht) maar zooals
gezegd: die schermutseling is veel, veel
lichter dan de voorafgegane zware strijd
Uiterst zelden verlies ik. Het is hond en
staart.
Welnu dan :
Rusland heeft zich met een ruk gespeend
van de wodki, de strijd tegen de neiging
om terug te vallen zal niet zwaar zijn, wan
neer het dien na het sluiten van den vrede
zal hebben te strijden.
Nederland is nu in de periode waarin
Rusland dun zal wezen. De buitengewone
omstandigheden" het-Un geëindigd, althans
de staatkundige Godsvrede wordt opgezegd.
Heel verstandig van de Regeering. Er zou
anders kans zijn, dat er feitelijk oorlog was
in de politiek, terwijl officieel het bestand
voortduurde.
Maar zoo noodig, moest het bestand nog
even voortduren ten aanzien van al het
andere, waarvan we ons sedert Juli 1914
met een forschen ruk losmaakten en waar
van we in vredestijd getuigden: als het
er niet eenmaal was, zou geen verstandig
mensch er aan denken, het in te voeren."
En althans dat mag ik gelukkig zeg
gen, nu de godsvrede in den politieken Strijd
uit is althans geen vrijzinnige!
Voor hem geldt van zooveel, dat hij het
handhaaft omdat hem de veerkracht ont
breekt het met n ruk ver weg te slingeren.
maar tegen de invoering waarvan hij zich
met hand en tand zou verzetten.
Voor de vrijzinnigen geldt, dat ieder afzon
derlijk opziet tegen den strijd met de dom
heid der menschen", terwijl de domme
mensch zelf zich zózorgvuldig blijft ver
bergen, dat men zich afvraagt of hij wel
bestaat.
Zij spreken over het historisch
gewordene", wel niet met den diepen ernst van
den erkenden conservatief, maar met een
glimlachende indulgentie, van die het his
torisch gewordene ten minste even veilig
behoedt.
Welnu, het is gebleken, dat veel historisch
geworden kan zijn en toch vergaan zonder
dat de aardt mede vergaat.
En ziet: we maken een linfjesloozen tijd
door van anderhalf jaar en wij zijn gezond
en wil. Ik heb mijn Hagenaar slechts spre
kend ingevoerd om te waarschuwen tegen
de neiging, weer in bed te kruipen, de neiging
bestaat. Laten we haar, nu we in het voor
deel zijn, bestrijden. Liggen we eenmaal
weer, dan blijven we weer lang liggen.
Zeker, ik heb een van de minst belang
rijke euvelen genoemd, waarvan we nnze
samenleving konden bevrijden, nu, in dezen
voor ons althans en in dat opzicht,
gezegenden tijd.
Maar het belang van dit euvel wordt onder
schat, ik hoop dit nader aan te toonen bij
een volgende gelegenheid en dan nog eenige
andere in vredestijd onaantastbare monu
menten van algemeen erkende dwaasheid
voor opruiming aan te bevelen van hen, die
Daartoe gehouden zijn uit krachte van hun
titel en op straffe en gevaar, dien titel, al
lang betwist, voor goed te verliezen, den
titel, den schoenen titel van vrijzinnige".
's-Gravenhage.
EEN BLAUWE