De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 7 november pagina 13

7 november 1915 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

7 Nov. '15. No. 2002 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Cort's Kiesrechtherziening of Treub's Belastingontwerpen (Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek) Nadruk verboden Gibraltar (Lustige Blaffer) Zij, die de orde bewaart (Weltspiegel) Half drie ... nu dat moestJde mijne Het oogenblik is gekomen dat de ? mij eens lappen! Spanjaard zich den doorn uit den voet kan trekken. WIE ZAL VOORGAAN ? De Uniform in ons Leger (Uniform = een of gelijkvormig) (M. J. Koenen&Handwoordenboek der Nederlandse/ie Taal) Welke variaties de teekenaar Joan Collette opmerkte in n troep Miiiiiiiiiimiiiiiii Querido's Kunst Geachte Redactie, Niet wijl het de waarde van Querido's Kunst, in dit geval zijn werk De Jordaan" zou doen stijgen indien hij wél, of zou dotn dalen indien hij niet, jaren achtereen en onafgebroken, om zich documenteel voor zijn arbeid te onderleggen, in de Jordaan zou hebben gewoond, geleefd en gezworven, vraag ik U verlof te mogen opkomen tegen de kleine, geniepige, m >ar vooral onware beschuldiging door den heer W. van Nes gedaan in zijn artikel Querido's Kunst"; die luidt: terwijl men meent, dat Querido wel eens in de Jordaan geweest is op Hartjesdag!" Het een is niet altijd het nood zakelijk gevolg van het andere. Maar ter wille van de waarheid verzoek ik U, Geachte Redactie, mij in Uw blad de gelegenheid te willen geven, bij wijze van protest tegenover de onwaarheid door den heer van Nes verkondigd, te mogen ver klaren dat ik, jaren achtereen en week-aanweek, mijn vriend Is. Querido op zijn zwerf tochten door de Jordaan heb vergezeld; hem vele malen in zijn verschillende wo ningen aldaar heb bezocht en met hem heb meegeleefd het leven der Jordaan-bewoner?. Indien de heer van Nes Querido in die dagen zou zijn genaderd, genaderd met ge voelens van welwillendheid, en niet, zorals hij thans doet, voor een niet onbela> grijk deel uit onkunde geboren, met schijn van wetenschappelijkheid, hakkelend en onzuiver van bedoelen, dan zou hem uit den omgang met den schrijver zijn duidelijk geworden dat iemand die zódiep het leven der Jordaners in al zijn nuanceeringen door zich heen heeft laten gaan en zich daarmede vereenzelvigen kon alsof hij een der hunnen was, niet slechts . . . wel eens in de Jor daan geweest is ... op Hartjesdag!" . . . En dan zou de Heer van Nes thans niet tot deze insinueerende beschuldiging aan het adres van den bouwer van De Jordaan" zijn gekomen, die hemzelf en niet Querido treft en hem bovendien in staat van ver denking stelt ten opzichte van zijn goede trouw en eerlijk bedoelen. U, geachte Redactie, dankend voor de verleende plaatsruimte, heb ik de eer te zijn ALEX BOOLEMAN * * ? Madeleine Aan de Redactie van De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland Hooggeachte Redactie Door middel van uw veelgelezen blad kwam ik in kennis met het zeer belang wekkend stuk dat de heer Borel geschreven heeft over Madeleine". Wij zijn den heer Borel daarvoor grooten dank verschuldigd want, nog nimmer heeft een bekwaam auteur, zóhelder in het licht gesteld hoe de tekst eener opera (Lyrisch drama) behoort te zijn wil een componist daarin aanleiding vinden deze in muziek te verklanken. Zeer terecht gaat hij daarbij van de stelling uit dat de namen der personen hoofdzaak zijn en merkt hij zeer ter snede op, b.v. dat in Nederland alle inwoners Nederlandsche namen moeten dragen. Wie b.v. noemt zich in Nederland Madeleine"? Griet, Mietje, Bet, Koos, Janus, enz. enz., dat zijn echte Hollandsche namen. Nog duidelijker heeft hij aangetoond, dat de tooneeliaal geheel iets anders moet zijn dan boekentaal, waar tegen al zoo lang strijd wordt gevoerd. Met zijn groote kennis van het tooneel heeft hij uit het tekstboek van Madeleine gevoeld, dat dit werk als opera-libretto bedoeld, bepaald indruk moet maken. Helder heeft hij in het licht gesteld, dat sommige uit drukkingen op het tooneel geheel anders klinken dan gelezen in een boek. Hoe juist heeft hij den staf gebroken over alle opera-libretti, tot zelfs die van Wagner incluis, die eigenlijk nit-ts meer zijn dan een aanleiding om er muziek op te maken, en alle onletterkundiee producten zijn. Inderdaad bewijst hij dat de grootste meesterwerken op miserabele teksten zijn geschreven: het geen niet belet dat het wereld-opera's zijn geworden: Tooverfluit", Troubadour", Hugenoten", Africaine''. enz. enz. Ten slotte hoe spreekt hij met kennis van zaken over de geheime roerselen van een jong meisjeshart, dat tijdelijk bedwelmd is door den kunstenaar-zelf op een zekeren leeftijd. Waarlijk hij blijkt doorvoeld te hebben zooals een schrijver alleen dat weet te analyseeren. Door dit alles mijnheer Borel, hebt gij den dank verdiend van allen die het met de Nederlandsche kunst wel meenen en ook van uw vriend SAM. SCHUIJER * * * REPLIEK De heer Sam. Schuijer blijkt niet al te best te begrijpen waar het om gaat. Ik heb geschreven, dat een speciaal Nederlandsche opera slechts dan reden van bestaan heeft, wanneer die een harmonische cé'iheid schept tu schen het Nederlandsche woord en de muziek van een Ncderlandsch componist. Men is bezig, allerlei chauvinistiesche argumen ten aan te voeren om een Nederlandsche opera er door te krijgen en,, misleid door dat nationaal geschreeuw, hebben thans allerlei menschen zich laten overhalen, in een comitéte zitten dat zich ten doel stelt de Nederlandsche opera Madeleine" te doen opvoeren. Onder die comiié-leden waren er die noch den ickst gelezen, noch de muziek gehoord hebben, naar zij mij zelf verklaarden, maar die enkel door het nationale" waren verleid. Ook ik vind het idee mooi van eene opera, op het schoone Nederlandsche woord ge zongen, en dus nationaal Nederlandsen, maar juist daarom moet ik waarschuwen tegen een tekst, waarin onze Nederlandsche taal op de jammerlijkste manier tot een paskwil gemaakt is. De door den heer Schuijer genoemde wereld-opera's" hebben met dezen gedachtengang niets te maken. Zij hebben succes gehad ondanks den slechten tekst, en enkel om de muzikale waarde, niet om de kunsténheid van taal n muziek. Dat de heer Schuijer dit niet snapt is omdat hij geen besef blijkt te hebben van die n heid en dus van het wezen eener speciaal Nederlandsche opera. Het is hem enkel om de muziek te dom. Van harte hoop ik voor dezen musicus dat hij bij vijfvoeters als Mijn adellijke naam verplichtte mij Een aad'lijk man te geven hand en hart" of bij een regel als Privaat zaak is de liefde bovenal" en niet te vergeten bij Jouw onschuld, gottogot, jou onschuld" hartroerende muziek zal maken, die over de heele wereld tranen zal doen vloeien, en die op alle draaiorgels van New-York tot Amsterdam gezet zal worden. Zelfs indien dit zoo ware (we zullen 't afwachten 1) dan nog ware van Veen's tekst een opeenhoping van banaliteiten in ridicule taal, waar een 5e klas Hoogere Burger zich voor zou moeten schamen. Over de geheime roerselen van een meisjeshart, dat tijdelijk (nota bene: de heer van Veen zegt zelf acht jaar!!) bedwelmd is door een kunstenaar op een zekeren leef tijd", zal ik 't maar niet nader hebben. Ook niet over de geheime roerselen" der firma van Veen-Schuijer, waarom deze bespottelijke tekst, door de muzitk van Schuijer tot een opera verheven, met alle geweld voor het voetlicht moet komen en waarbij dan de nationale leus N e d e r1 a n d s c h e" opera dienen moet om het publiek warm te maken vór er nog een noot gespeeld is. H. B. Redacteur: Dr. A. G. OLLAND Predikheerenkerkhof l, Utrecht Allebenchten,dezerurinekbetrefiende,gelieve men te adresseeren aan bovenstaand adres. De volgende levendige partij is uit den match mr. Oskam?te Kolsté, dezen zomer gespeeld in de Scheveningsche Schaaksocieteit. De match ging om vier gewonnen partijen. De stand 3, 3, 4 toont, dat de spelers aan elkaar gewaagd zijn. Behoudens enkele interessante partijen, viel het spel niet te roemen. Te Kuiste speelde bovt-ndien eenige malen veel te lang doorjn een totaal verloren positie. Tweede match-partij. SPAANSCHE PARTIJ Wit Zwart J. W. te Kolstémr. G. C. A. Oskam 1. e2?e4 e7-e5 2. Pgl-f3 Pb8-c6 3. Lfl-b5 Pg8-f6 Gelijk men weet was deze zet langen tijd in de mode ; zoo verklaarde Tarrasch nog in 1908: Mij schijnt deze verdediging beter dan iedere andere." In de laatste jaren is men echter algemeen 3... a6 voor sterker gaan houden, vooral, doordat telkens weer verbeteringen werden ontdekt in de speelwijzen, welke van 3... a6 htt gevolg kunnen zijn. Onlangs nog werd aangetoond door R. Bier te Krakau, dat ook 4. Lc6: zwart niet meer behoeft terug te houden van 3... a6, immers na 4... dc6: 5. d4 kan zwart zich uitstekend verdedigen door 5... Pf6! bijv. 6. Pe5, c5! (niet 6... Pe4: wegens 7. De2! Dd4: 8. Pf3, Db4f 9. Pfd2, Lc5, 10. f3, enz.) 7. c3, cd4: 8. ed4: Pe4: 9. 0-0, Le7 enz. (Zie D. Schachzeitung, September 1915). 4. 0-0! Pf6ve4 De moderne meesters geven de voorkeur aan 4... Le7 en 4... d6, doch ook deze zetten laten wit het beste spel. 5. d2-d4 e5Xd4 De gebruikelijke zet is 5... Le7, waarop 6. De2, Pd6, 7. Lc6: bc6: 8. de5: Pb7, 9. Pc3, 0-0, 10. Tel, Pc5, 11. Pd4, Pe6, 12. Le3, Pd4: 13. Ld4, c5! (de z.g.n. Braziliaansche verdediging) volgen kan en wit iets in het voordtel blijft. Door den tekstzet komt zwart in de z.g.n. Riga'sche variant der Spaansche partij. Beter is echter 3... a6 aan Pf6 te laten voorafgaan (zie de opmerking bij zet 9). Tot 1906 gold de tekstzet voor bepaald slecht wegens 6. Tel, f5, 7. Pd4: Dd4, 8. g3, Df6, 9. Lc6: bc6: 10. f3, Lc5, 11. c3, 0?0 12. fe4 fe4: 13. Le3 enz. doch Riga toonde in een corres pondentiepartij met Berlijn aan (1906?1907) dat de zet speelbaar is en zwart althans goede remise kansen geeft. 6. Tfl?el d7?d5! Deze en de volgende zet zijn het ken merkende van de Riga'sche verdediging. 7. Pf3*d4 Berger, die in 1908 en 1909 de Riga'sche speelwijze uitvoerig analyseerde in de D. Schachzeitung, toonde aan, dat wit door 7. Lg5 terstond in beslissend voordeel kan komen. Op 7... fo volgt 8. Pd4: op 7... Le7 volgt 8. Le7: en op 7... Dd6 volgt 8. c4! Een partij Loman?Pape, onlangs g<-speeld, had het volgende verloop (na 1. e4, e5, 2. Pf3, Pc7, 3. Lb5, a6, 4. La4, Pf6. 5.0-0, Pe4: 6. d4, ed4: 7. Tel, d5) 8. Lg5! f6? 9. Pd4: Kf7? (beter Ld7) 10 Pc6: Dd6: 11. Tel:? (11. Lf4 moest geschieden) de4: 12. Lb3f Le6? (beter Kg6) 13. Dd6: Ld6: 14. Le6:f Ke6 15. Pd4f en wit won. De tekstzet is intusschen ook voldoende om wit het beste spel te laten behouden. 7 Lf8?d6 8. Pd4Xc6 Ld6xh2 9. Kgl?fl? De juiste zet is 9. Khl. Berger toonde reeds in 1909 aan, dat zwart dan moet ver liezen, bijv. 9... Dh4! 20. Te4:f de4: 11. Dd8: 12. Pd8;f Kd8: 13. Kn2: Le6, 14. Pd2, c6, 15, Lc4 (nu zwart nagelaten heeft door 3... a6 den looper naar a4 te drijven, kan deze veel werk/amer optreden en is wit in staat te winnen, wat, indien de looper op a4 staat, niet zoo gemakkelijk, ofschoon wel mogelijk is*), Lc4: 16. Pc4: Ke7, 17. Lf4, Thd8, 18. Tel, Td4, 19. Pd2, fó, 20. f3, Tad8,2'.Te2! enz. (D. Schachzeitung, pag.192) Speelt wit 9. Kh2: dan kan zwart, en meer is er voor hem uit deze opening niet te halen, door 9... Dh4f 10. Kgl, ll.Df2:f renrse maken. De tekstzet geeft zwart winstkansen. 9 Dd8?h4 10. TelXe4f? De juiste zet is 10. Pd4f bijv. 10... c6, 11. Le3, cb5: 12. Pf3, Dh5, 13. Ph2: Dh2: 14. Dd5: met ongeveer gelijke kansen. 10 d5Ae4 11. Pc6«'a7? Wit moest hetzij Dd5, hetzij Pe5 spelen, ofschoon ook dan zwart in het voordeel komt. Na den tekstzet echter is het witte spel hopeloos. 11 c7-c6 12. Pa7Vc6 b7xC6?? Het is duidelijk, dat zwart door 12. ..O?O snel had moeten winnen. 13. Lb5xc6f Ke8?e7 14. Ddl?d5! Op 14. La8: zou volgen 14... La6:f 15. Kei, Lf4 enz. De tekstzet dreigt met Lg5f. 14 f7?f5! 15. Lel?e3 Ook nu zou La8: niet goed zijn wegens Td8! 15 Lc8?e6 16. Dd5?d2 h7?h6! Niet goed is 16... Lf4 waarop wit door 17. Lf4: Dhlf 18. Ke2, Lc4f 19. Ke3. Tad8, 20. Db4f Kfri, 21. Dc3f Kg6, 22. Pd2. Dal: 23. Dc4: Delf 24.., De2: De2: 25. Ke2: in het voordeel komt. 17. Lc6Xa8 Th8-d8! Op 17... Ta8: zou 28. Db4f kunnen volgen (niet 18. Pa3 wegens 18. Ld6! en wint). 18. Dd2-b4 Lh2?d6 19. Le3?c5 Dh4-hlf 20. Kfl?e2 Ld6Xc5 2 . Db4 < c5f Ke7-f7 22. Pbl-c3 Om het dreigende schaak op dl te pareeren moet wit zijn toren offeren. 22 DhlXal Waarmee zwart nog geen gewonnen spel heeft. 23. La8?d5 DalXb2 24. Dc5?c7f Kf7?e8 25. Ld5-c6f? 25. Le6: dan natuurlijk 25... Dc2:f en wint. Na den tekstzet moet wit verliezen. Wit had twee goede zetten n.l. 25. Dc6\ bijv. 25... Kf8! 26. De6: Dc2 f 27. Kfl! Delf 28. Ke2, Dc2f enz. en 25. De5 bijv. 25. . Dc2 f 26. Kfl (26. Kei! Td6! 27. Dd6:? Dc3:f enz.) Delf 27. Ke2 enz. 25 Le6 -d7 26. Dc7?e5f Ke8-f8 27. De5?d6f Kf8-e8? De winnende zet is Kg8! 2«. Dd6-g6f? Ke8?f8 Wit kon door 28. Pd5 remise maken. Na 29. Dd6f Ke8? 30. De5f Kf8, 31.Dd6f Ke8 32. Dg6f Kf8 33. Dd6f Ke8? 34. De5f Kf8, 35. Ddtif Ke8? werd de partij in onder staande stelling afgebroken. EINDSPELSTUD1E No. 26 ZWART *) Capablanca won in Mei j.l tegen Ed. Lasker door 14. Kh2: Le6, 15. Le3, f5, 16. Pc3 enz. in het eindspel. f g a b c d e WIT Wit berekende nu thuis (verkeerd) dat hij de partij moest winnen door De6f, bood echter bij het hervatten der partij remise aan, omdat hij de winnende voortzetting niet gevonden had tijdens het spelen der partij. Een ridderlijkheid, die bij schaakspelers ongewoon is. Zwart wilde echter waar schijnlijk voor wit niet onderdoen en nam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl