Historisch Archief 1877-1940
7 Nov. '15. No. 2002
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De dagen van weleer
De goede oude tijd, zoo heet het, en wij
kinderen van de tegenwoordige aera, ne
men het aan en zeggen het als klanken na.
De goede, oude tijd!
Waren die dagen werkelijk zoo hoog aan
te schrijven, of is de herinnering de wel
doende fee, die met een stralenkrans om
geeft, al wat in het duister is weggezonken,
opdat al wat daar goeds is in een
menschenleven, of in een tijdperk, niet voor
eeuwig ten doode zal zijn overgegaan, maar
zijn waarmerk zal dragen lang nadien?
Wij houden den goeden, ouden tijd hoog.
Gretig luisterden wij als kind naar vader's
en moeder's jeugdverhalen; de antieken, wij
herstellen ze zooveel mogelijk in eere, en
retrospectieve lectuur heeft zeker voor velen
de belangstelling, die zij verdient.
Wij maken vergelijkingen tusschen het
verleden en het heden, loven in vele op
zichten ons tijdperk van grooten vooruit
gang; om wellicht toch te eindigen met de
woorden: die goede oude tijd!
Over dien goeden ouden tijd op 't gebied
van de vrouw weet Mej. Dr. H. C. H.
Moquette ons weder te verhalen in het tweede
gedeelte van haar boekwerk: De Viouw",
Deel III
derNederlandscheKultuurgeschiedkundige Monographieën, uitgave van H.
Meulenhoff, Amsterdam.
In het eerste gedeelte, eenige maanden
geleden verschenen, besprak Dr. Moquette
het huiselijk leven der vrouw over een dui
zendjarig tijdvak. Thans wordt ons over dien
tijd een blik gegund, op de plaats die de
vrouw in het maatschappelijk leven innam.
Wel is de ontwikkeling van het vrouwen
vraagstuk in den loop der tijden al grooter
van beteekenis geworden, gezien de literatuur
onzer dagen over dit onderwerp en het boek
dat in een kleine 150 bladzijden een zoo
uitgestrekt tijdperk behandelt.
Leggen wij naast elkaar dit boek der
eeuwen van Dr. Moquette en het thans in
talrijke afleveringen verschijnend, breed op
gezette handboek: de Vrouw, de Vrou
wenbeweging en het Vrouwenvraagstuk."dan
treedt de groote verandering in het leven
en werken der vrouw, terstond aan 't licht.
En na dit laatste werk zal wederom een
volgend verschijnen en wederom een vol
gend, want de vrouwenbeweging zal zich
met langzamen tred blijven ontwikkelen.
Zij heeft haar laatste woord nog niet ge
sproken.
Doch in het licht van het heden, is het
verleden leerzaam, wij waardeeren het, en
't is daarom dat het werk van dr. Moquette
ons zoo aantrekkelijk en belangrijk voorkomt.
Een waardin, eind 18de eeuw
Illustr. uit De Vrouw". Dl. H.
Waternoot
Als de grenstollenaar zijn plantkunde beter
had gekend zou hij ze niet doorgelaten hebben.
Nu mompelde hij wat van sonderbare
Sachen" en liet ze verder ongemoeid, niet
wetende dat hij een kilogram uitmuntend
voedzaam zetmeel uit het hongerend
Vaterland liet uitvoeren naar Holland, dat in weelde
baadt. Had zijn verbeelding wat levendiger
gewerkt, dan zou hij in de zonderling mooie
voorwerpjes ook wel een soort van oorlogs
tuig gezien kunnen hebben, want men zou
ze best voor voetangels kunnen gebruiken.
't Zijn vruchten van een plant, die de
ouden om het vinnig uiterlijk van zijn vruchten
werkelijk Calcitrapa, voetangel, hebben ge
noemd. Die naam is thans verkort tot Trapa,
en wij kennen in de botanie Trapa natans
onder den Hollandschen naam van
Waternoot, 't Is een van de allermerkwaardigste
waterplanten ter wereld en wij moeten het
ten zeerste betreuren dat zij uit
MiddenEuropa gaandeweg verdwijnt.
Het heet, dat de waternoot vroeger veel
in ons land groeide en wij hebben wel ge
loofd, dat hij verdrongen is door de
waterpest, maar ik ben thans van meening, dat
hij hier al zoo goed als verdwenen was,
voordat de waterpest zijn veroveringstocht
ging beginnen. Intusschen wanneer wij thans
zien hoe de nieuwe indringer het Roode
kroos Azolla, haast alle slooten en vaarten
in Holland en zelfs reeds daar buiten vol
komen bedekt, dan lijkt het niet onmogelijk
dat door zoo'n avontuur de oorspronkelijke
planten in het gedrang moeten raken. Maar
indien de waternoot, laat ons zeggen drie
kwart eeuw geleden nog algemeen in ons
Kleinkinderschool in 1781
Illustr. uit De Vrouw" Dl. II.
Bracht het eerste deel ons het gezinsleven,
waar het specifiek vrouwelijke zoo ten volle
kan worden uitgeleefd, waar de vrouw, be
wust van haar mooie taak, ten zegen kan
zijn van de haren als echtgenoot en moeder,
het tweede deel brengt ons het sociale
leven, en Mej. Moquette deelt ons, aan de
hand van betrouwbare bronnen mede, hoe
de vrouw zich verhield tot den godsdienst,
hoe zij werkte in dienst der barmhartigheid,
hoe zij beoefende wetenschap en kunst, hoe
zij streed om het bestaan, haar positie in
zaken van staat en oorlog, om het laatste
hoofdstuk te wijden aan den rechtstoestand
van de vrouw.
En dat alles wordt ons verhaald op een
voudige, onderhoudende wijze, als resultaten
van streng-wetenschappelijk onderzoek.
De zeden dier dagen kantten zich tegen
betaalden arbeid van vrouwen binnens- en
buitenshuis, 't Was moeilijk voor de vrouw
zich door arbeid een bestaan te verzekeren.
Veel meer dan schoolhouden mocht zij niet.
Het werd haar echter toegestaan als een
gunst daarbij nog een ander beroep waar
te nemen. Zoo was er de school van
Naentje de bleekster", en werden er onder
de schoolmatressen veel naaisters gevonden.
Toch mag als curiosa gelden, dat in 1590
Pieter de nayster" dit vrouwelijk werk ver
richtte en in het Rotterdamsche weeshuis
in dienzelfden tijd een breymeester" was
aangesteld. ?? -J ? {
In zaken van staat en oorlog ging 't der
vrouw al even betreurenswaardig als tegen
woordig. In den jare 1359 toen de
Kabeljauwsche stad Delft zich op genade en on
genade aan hertog Aelbrecht moest over
geven, behoorde het tot het oorlogsrecht, zoo
lezen wij, dat mede met 1000 burgers, 500
vrouwen blootshoofds met hangende haren
en in haar beste kleeren vergiffenis gaan
afsmeeken. In 1572 werden bij de inneming
der steden Zutfen en Naarden onschuldige
vrouwen noch haar schuldelooze kinderen
door den wreeden vijand gespaard.
Bij onze 17de eeuwsche geschiedschrijvers
duiken ook telkens verhalen op van vrouwen
die als soldaat of matroos een rang in
't leger of op de vloot innamen. Margaretha,
een friesche amazone, zou begin 17e eeuw
7 jaar de Staten hebben gediend o. a. bij
het beleg van Ostende, eerst met den piek
gewapend, daarna met het musket en pron
kende met de witte veer op haar hoed.
Geertruyd ten Bruggen diende als dragon
der in den Spaanschen successie-oorlog. Anna
Jans, marsklimmer en Adriana la Noy,matroos,
dienden in den eersten Engelschen oorlog op
's lands vloot, Willemtje Gerrits had het van
haar 13de tot 19de jaar in Nederlandschen
dienst tot busschieter gebracht en Aagt de
tamboer, later waardin, had als reclame
boven haar deur staan :
Hier woont Aagt de Tamboer, die 't nog als
de beste wel zou klaren (nl. 't trommelen)
Sy heeft tweemaal met Tromp voor matroos
gevaren;
Sy is van leden gesont en fris
En kan swemmen als een vis.
Gelyk zy nog onlangs een kint uit 't water
verlosten
Die er wil sien heeft het maar een glas bier
te kosten."
land voorkwam, dan moesten er exemplaren
van te vinden zijn in herbariën en de
Prodromus vermeldt er geen enkele. Het ver
dwijnen van de waternoot moet dus nog wel
andere oorzaken hebben en de achteruitgang
van deze plant in Midden-Europa dateert
stellig al van vroeger tijd, dan 't eerste voor
komen van de waterpest.
De vruchten, die ik hier afbeeld, zijn
afkomIGeertruyt ten Bruggen als dragonder in
den Spaanschen successie-oorlog
Illustr. uit De Vrouw". Dl. II
Moge in den tweeden druk, dien wij 't
werk van dr. Moquette gaarne toewenschen,
in een uitgave zoo verzorgd als deze het
onheil van losse opgeplakte platen worde
voorkomen.
ELIS M. ROGGE.
De Grondwetswijziging
Aan de spanning waarmede de voorstellen
tot wijziging van de Grondwet werden te
gemoet gezien is een einde gekomen door
de openbaarmaking van die voorstellen
betreffende het kiesrecht.
We wisten dat deze voorstellen, gebonden
vijver hier te zaaien, maar daar is niets van
terecht gekomen. Wellicht lukt het met deze
Duitschers beter, die zijn misschien door
hun verblijf in 't Noorden al ietwat gehard.
Intusschen vind ik vermeld, dat ze in Dessau
verhandeld worden als varkensvoer, en nu
zou ik wel eens willen weten of dat nu die
geïmporteerde zijn uit het Anhaltscheof nog
oorspronkelijke bewoners. Want verder naar
Vrucht van de waternoot; abnormale
vorm met twee stekels
stig van meren en moerassen in
hetAnhaltsche. De waternoot komt daar plaat
selijk zeer algemeen voor, zoo zelfs, dat
hij op de manier van de waterpest zelf,
een hindernis oplevert voor de scheep
vaart. Er helpt geen baggeren aan en
de menschen daar verwenschen van
harte de onvoorzichtige liefhebber, die daar
de noten heeft uitgezaaid. Men vertelt daar,
dat de een of andere gravin ze had mee
gebracht uit Australië maar dat zal wel Italië
moeten wezen. In Noord Italië groeit Trapa
natans nog zeer algemeen, in Lugano koop
je snoeren van de vruchten bij wijze van
snuisterijtjes; ook worden ze er gegeten en
in Venetië zijn ze bekend onder den naam
van Jezuïte-noten. Ik heb vroeger al eens ge
probeerd, waternoten uit Lugano in een
Vrucht van de'waternoot.
het Oosten, vooral in Silezië schijnt de
waternoot heel veel te groeien en op de
markt te Breslau komt hij voorals menschelijk
voedsel. Nog verder naar het Oosten, in Cen
traal Azië vormen de vruchten van andere
waternootsoorten zelfs het hoofdvoedsel voor
de bevolking. In Japan groe ien zeook, ge
vindt de waternoot dikwijls 'genoeg afge
beeld op Japansche vogel- of bloemeprenten.
als de Regeering was door den uitslag der
stembus in 1913 ten gunste van de begin
selen, neergelegd in het z.g. concentratie
program, zouden brengen algemeen kiesrecht
voor mannen. De groote vraag was, hoe
zij zouden luiden ten opzichte van het
vrouwenkiesrecht.
Het concentratieprogram eischte
wegneming van de beletselen uit de Grondwet,
teneinde te kunnen komen tot toekenning
van kiesrecht aan de vrouwen, onder voor
waarde dat geen eischen van
maatschappelijken welstand zouden worden gesteld voor
toelating tot de stembus. Bij het aanvaar
den van de Regeering sprak Minister Cort
van der Linden zich ook in dien geest uit,
en het was te verwachten dat dit minimum
ten opzichte van het vrouwenkiesrecht in
de Grondwetsvoorstellen zou te vinden zijn.
Laat ons zien hoe het er in de Grond
wetsvoorstellen voor het vrouwenkiesrecht
uitziet.
De regeering stelt voor om in de nieuwe
Grondwet art. 80 aldus te formuleeren:
Het recht om de leden der Tweede
Kamer te kiezen, wordt toegekend aan
de mannelijke ingezetenen, tevens Ne
derlanders of door de wet als
Nederlandsche onderdanen erkend, die den
door de wet te stellen leeftijd, welke
niet beneden drie en twintig jaar mag
zijn, hebben bereikt en aan de vrou
welijke ingezetenen, die aan gelijke
voorwaarden voldoen, voor zoover de
wet haar daartoe uit hoofde van niet
aan het bezit van maatschappelijken
welstand ontleende redenen bevoegd
verklaart."
Dit wat betreft het actieve kiesrecht voor
de Tweede Kamer. Art. 127 en 143 die
bepalen wie kiesrecht zullen bezitten voor
de Provinciale Staten en voor de Gemeen
teraden, zijn op dezelfde wijze geredigeerd.
We zien hier dus het algemeen kiesrecht
voor de mannelijke ingezetenen zoowel voor
de Tweede Kamer als voor Provinciale
Staten en Gemeenteraden grondwettelijk
vastgelegd.
Dit geschiedt nog niet ten opzichte van
de vrouwen; voor haar luidt het nog: voor
zoover de wet haar daartoe uit hoofde van
niet aan het bezit van maatschappelijken
welstand ontleende redenen bevoegd ver
klaart." De gewone wetgever heeft dus te
bepalen welke vrouwen tot de stembus
zullen worden toegelaten. Deze heeft het
recht om, behoudens de in de Grondwet
genoemde beperking wat den welstand be
treft, aan eenige categoriën van vrouwen
het kiesrecht te verleenen of hij kan het
geven aan alle vrouwen die voldoen aan de
voorwaarden welke ook voor de manne
lijke ingezetenen zijn gesteld.
Grondwettelijke gelijkstelling voor man
en vrouw brengen de nieuwe artikelen 80,
127 en 143 dus nog niet. Evenwel moet
erkend worden dat de Regeering thans iets
verder gaat dan de eischen van het Concen
tratieprogram, en ook dan aanvankelijk in
's Ministers bedoeling lag bij het optreden
van het tegenwoordige Kabinet. Daar toch
klonken de eischen ten opzichte van het
vrouwenkiesrecht enkel negatief; er was
slechts sprake van het wegnemen der be
letselen uit de Grondwet, en de rest werd
overgelaten aan den gewonen wetgever.
Was deze niet genegen om aan de vrouwen
het kiesrecht te verleenen, zoo kon hij het
jaren uitstellen, zonder met de Grondwet in
conflict te komen. Alleen werd hem, indien
hij er toe zou overgaan om ook vrouwen
tot de stembus toe te laten, de beperkende
bepaling opgelegd, dat nimmer maatschap
pelijke welstand een der kenmerken van
geschiktheid mocht zijn om tot de uitoefening
van het kiesrecht te worden toegelaten.
De nieuwe artikelen in de Grondwet
hebben althans dit positieve, dat zij wel
degelijk er van spreken dat de leden der
Tweede Kamer zullen worden gekozen door
de mannelijke ingezetenen enz. enz. en door
de vrouwelijke die de wet zal aanwijzen.
Het wordt dus thans niet meer aan het
believen van den gewonen wetgever over
gelaten of hij de vrouwen tot de stembus
wil toelaten, want dat er vrouwen zullen
meekiezen is volgens de nieuwe artt. 80 enz.
een uitgemaakte zaak; hij heeft slechts
te bepalen of het in de naaste toekomst zal
zijn een algemeen of een beperkt vrouwen
kiesrecht.
Dit wat het actieve kiesrecht betreft.
Voor het passieve kiesrecht, d. i. het recht
om gekozen te worden, is in de nieuwe
Grondwetsvoorstellen alle verschil tusschen
De vier zeer harde en scherpe, gekromde
punten, die de vrucht vertoont, zijn niet
anders dan de vergroeide en verhoute kelk
slippen, 't Moet zeer onaangenaam zijn, bij
het baden op die dingen te trappen. Als ze
op den bodem liggen, steekt er altijd een van
de vier omhoog. In der tijd. toen men alles
aan de planten en dieren doelmatig meende
te moeten vinden, heette het, dat deze punten
dienen om de vrucht in den bodem te ver
ankeren. Dat lijkt mij echter op den
moddergrond van stilstaande plassen vrij wel
overbodig en als 't er op aankomt, zou ik
eerder denken dat die vruchten door hun
punten beschermd zijn tegen vraat van
visschen of watervogels, die er anders een
lekker hapje aan zouden hebben.
De harde zwarte schil is vrij dun en als
ge die doorsnijdt blijkt de vrucht geheel en
al opgevuld te zijn met een groot blinkend
wit zaad, bekleed met een mooi zilvergrijs
huidje en zeer rijk aan zetmeel. Rauw smaakt
dat zaad al tamelijk goed, gekookt vormt
het een voortreffelijk voedsel en als die
dingen maar smakelijk te pellen waren, zou
het nog wel eens de moeite kunnen loonen
waardelooze plassen en doode rivierarmen
met waternoot te beplanten. De ondervinding,
daar in Anhalt opgedaan, leert, dat de cul
tuur vrij gemakkelijk is en overvloedige
oogsten kan geven. Daarbij komt nog, dat
de witte bloempjes geen kruisbestuiving
noodig hebben om vrucht te zetten, dus 't
gaat alles zoo gemakkelijk mogelijk. We
hebben nu al de rehabilitatie beleefd van de
eikels en beukennootjes, waarom ook niet
die van de waternoot. De vroegere bewo
ners van Europa hebben er zich ook mee
gevoed, getuige de stekelige vruchthulsels
die bij menigte zijn aangetroffen en het afval
der paalwoningen.
Als 't zaad ontkiemt, komt uit den top van
de vrucht, uit die aardige straalsgewijze
figuur een lange steel te voorschijn, die
hoogerop een wortel produceert en dan
omhoog groeit naar de oppervlakte. Eerst
ontstaan draadvormige blaadjes, maar nabij
de beide seksen opgeheven. De desbetref
fende artikelen spreken voor het verkiesbaar
zijn als lid van de Tweede Kamer, de Pro
vinciale Staten of de Gemeenteraden slechts
van Nederlanders. Art. 84, dat de verkies
baarheid tot lid van de Tweede Kamer
bepaalt, luidt:
Om lid van de Tweede Kamer te
kunnen zijn, wordt alleen vereischt, dat
men Nederlander of door de wet als
Nederlandsch onderdaan erkend zij, niet
krachtens rechterlijke uitspraak wegens
krankzinnigheid of zwakheid van ver
mogens, de beschikking of het beheer
over zijn goederen hebbe verloren, noch
van de verkiesbaarheid ontzet zij en
den ouderdom van derjig jaren vervuld
hebbe."
Hier is dus volkomen grondwettelijke ge
lijkstelling van man en vrouw, en wanneer
de Grondwetsvoorstellen worden aangeno
men kunnen vrouwen zitting nemen in
Gemeenteraden, Provinciale Staten en in de
Tweedeen EerstejKamer der Staten-Generaal.
Zonder twijfel beteekenen de
regeeringsvoorstellen betreffende het kiesrecht voor
de vrouwen een groote stap voorwaarts.
Het zal er nu echter op aankomen op de
Regeering den noodigen aandrang uit te
oefenen, opdat ook ten opzichte van het
actieve kiesrecht grondwettelijke gelijkstel
ling worde verkregen.
Dit zal noodig zijn om verschillende
redenen. Vooreerst is tegenover de vrouwen
die met ernst wenschen aan de besturen
van stad en land deel te nemen geen vol
komen rechtvaardigheid betracht, zoolang
haar staatsburgerlijke rechten minder zijn
dan die welke aan de mannelijke ingezete
nen worden verleend. Maar bovendien wordt
het bezit van het passieve kiesrecht ver
kleind, wanneer daarmede niet gepaard gaat
een volledig actief kiesrecht. Het recht om
te kiezen legt nog meer gewicht in de
schaal, dan het recht om gekozen te worden.
En ten slotte zou, door bij deze Grond
wetsherziening geen volkomen gelijkstel
ling te betrachten ten opzichte van de
seksen, de kiesrechtstrijd die reeds zooveel
jaren duurde en die de werkkracht en
energie vorderde van velen die zoo nuttig
op ander gebied konden werkzaam zijn, niet
als geëindigd kunnen worden beschouwd.
Vooral waar tegenwoordig op allerlei gebied
zooveel werkkracht vereischt wordt, kan
men niet straffeloos verwaarloozen wat be
schikbaar is ten bate van het algemeen
welzijn.
Het is te hopen dat men bij de beraad
slagingen in de Kamers het voorbeeld zal
volgen van Denemarken waar men zonder
eenig voorbehoud aan mannen en vrouwen
gelijke politieke rechten toestond. Zou men
in Nederland minder vertrouwen hebben in
de vrouwen van het land dan daar?
F. S. VAN BALEN?KLAAR
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
IMIMIIMIIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlll Illlll Illlllllllllllllll
KONINGSPLEIN
AMSTERDAM
DOOR TIJDIGENEÏ*
YOORDEELIGEN INKOOP
TOT
NIET VERHOOGDE
PRIJZEN
de oppervlakte komen grootere, breede blaad
jes te voorschijn, die gezwollen steeltjes
hebben. Deze doen den dienst van drijforgaan
en zoo kan de plant dan met zijn bladro
zetten de oppervlakte van het water bedek
ken. De stelen groeien dan zoo, dat de ruit
vormige bladeren allemaal hun plaatsje aan
de zon kunnen krijgen en dan is daar op
zoo'n plek geen gelegenheid meer voor
andere waterplanten, tenzij die zooals de
waterlelies doen: hun bladeren eerst een eind
boven het water verheffen en ze dan eerst
ontplooien om dan neer te dalen op hun
concurrenten. Ook de wateraloë of
krabbeschaar handelt min of meer op die manier,
die komt als een groot rozet uit den
slijkbodem omhoog en steekt dan een decimeter
of zoo boven het water uit, geen ruimte
latend voor de planten, wier bladeren aan
de oppervlakte van het wa}er drijven. Wie
nu die waterlelies, plompen en krabbescharen
weelderig ziet tieren in onze plassen en
rivierarmen ziet gemakkelijk in, dat het niet
eens noodig is om de waterpest uit Amerika
te laten komen, om de waternoot te ver
drijven.
Wij weten van de geschiedenis onzer
flora nog maar zeer weinig. Er is in vroeger
tijd niet veel van te boek gesteld, maar de
mogelijkheid bestaat dat wij door de zaak
van den geologischen kant aan te vatten,
door 't onderzoek van diep liggende
veenmodderlagen en kleibeddingen nog eens te
weten komen hoe algemeen vroeger de
waternoot in ons land is geweest en wie
hem heeft verdrongen, ik houd het heusch
op de waterlelies en krabbescharen.
JAC. P. THIJSSE
*